Categorie: Bestuur & Rechtspraak

  • Liberale Gifte van 1748

    Liberale Gifte van 1748

    De Liberale Gifte was een eenmalige belasting die in september 1747 in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd ingevoerd ter bestrijding van de uit de hand gelopen defensiekosten, veroorzaakt door de oorlog met Frankrijk.

    Achtergrond

    Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) was de Republiek betrokken bij een conflict tegen Frankrijk en Spanje, als bondgenoot van Groot-Brittannië en Oostenrijk. De militaire dreiging nam in 1747 fors toe toen Franse troepen grote delen van de Zuidelijke Nederlanden en zelfs delen van de Republiek bezetten, waaronder Zeeland en Maastricht.

    De Republiek was slecht voorbereid op een grootschalige oorlog en verkeerde in een diepe financiële crisis. Om de militaire uitgaven te bekostigen, werd een eenmalige belasting ingesteld: de Liberale Gifte, ook wel bekend als de vijftigste penning.

    Wat was de Liberale Gifte?

    De belasting werd ‘liberale’ oftewel ‘vrijwillige’ gifte genoemd, maar was in de praktijk niet geheel vrijblijvend. Ieder huishouden – zowel arm als rijk – werd geacht een bijdrage te leveren. Welgestelden moesten twee procent over hun vermogen betalen (vandaar de naam vijftigste penning). Wie minder dan 500 gulden bezat, mocht zelf bepalen hoeveel hij of zij ‘furneerde’ (gaf). Inwoners moesten onder ede verklaren hoeveel zij bezaten. De bijdrage aan de Liberale Gifte kon vervolgens in vier termijnen worden voldaan.

    Registratie van de Liberale Gifte in Aalten en Bredevoort

    De inning van de Liberale Gifte vond plaats in 1748 en werd nauwkeurig bijgehouden in speciale registers (kohieren). In het kerspel Aalten werd de registratie ingedeeld naar dorp en buurtschappen, en verder onderverdeeld per rot (wijk). Het kohier voor de stad Bredevoort is eveneens onderverdeeld per rot.

    In de kohieren werd per huis informatie genoteerd, zoals:

    • Namen van de bewoners
    • (Soms) de boerderijnaam
    • Aantal inwonende kinderen (boven en onder de 16 jaar)
    • Vermogen (meer of minder dan 500 gulden)
    • Of zij iets betaalden en in welke termijnen dit werd voldaan

    Scans van de kohieren voor de inning van de Liberale Gifte in de heerlijkheid Bredevoort kunt u hier raadplegen.

    Historische waarde

    Dankzij deze gedetailleerde registratie biedt de Liberale Gifte een uniek inzicht in de samenstelling van huishoudens en de welvaartssituatie van oud-Aaltenaren in 1748. Het laat niet alleen zien waar mensen woonden – tot op wijk- of boerderijniveau – maar geeft ook een indruk van de economische omstandigheden binnen de gemeenschap.

  • Heerlijkheid Bredevoort

    Heerlijkheid Bredevoort

    Deze pagina is nog ‘onder constructie’…

    Graafschap Lohn

    De voormalige heerlijkheid Bredevoort maakte oorspronkelijk deel uit van het graafschap Lohn, dat vermoedelijk in de 11e eeuw is ontstaan. Dit graafschap omvatte in 1152 de kerspelen Lohn, Winterswijk, Aalten, Varsseveld, Zelhem en Hengelo (G). In hun streven naar onafhankelijkheid kwamen de graven van Lohn in conflict met de bisschop van Münster, wiens leenheerschappij zij in 1152 tenslotte moesten erkennen. De burcht Bredevoort was in 1246 voor de helft eigendom van graaf Herman van Lohn, die in dat jaar zijn deel in leen opdroeg aan graaf Otto van Gelre.

    Bij de dood van de laatste graaf van Lohn in 1316 viel diens gebied uiteen. De kerspelen Varsseveld en Silvolde kwamen aan de heer van Wisch, de kerspelen Zelhem en Hengelo waren al eerder aan Gelre verkocht. De bisschop van Münster kocht in 1316 van Otto van Ahaus, één van de erfgenamen, de helft van de burcht Bredevoort met diens aandeel in de Lohnse rechten. De andere helft van de burcht was al bisschoppelijk bezit sedert 1284.

    Graafschap Gelre

    Uit deze aankoop ontstond een geschil tussen Münster en Gelre, tengevolge waarvan in 1324 een oorlog uitbrak. Graaf Reinald van Gelre viel het bisdom Münster binnen en werd bij Coesfeld verslagen, maar had echter Bredevoort al veroverd. Bij de vrede, die in 1326 te Wesel werd gesloten, behield Reinald Bredevoort en kreeg hij de gerichten van de omringende kerspelen Aalten, Dinxperlo en Winterswijk in pand. De bisschop van Münster zou dit pand ten allen tijde voor 3500 goudmarken mogen inlossen, hetgeen echter nooit is gebeurd. Vanaf 1326 is er derhalve sprake van een zelfstandig gebied, dat werd bestuurd door een hertogelijk ambtenaar.

    Gemense en Steinfurtse pandschap (1388-1526)

    In 1388 gaf Willem van Gulik, als hertog van Gelre, zijn kasteel, stad en Ambt Bredevoort met de drie kerspelen in onderpand aan heer Hendrik III van Gemen voor een kapitale lening. Opeenvolgende generaties van dit geslacht bleven pandheer van de heerlijkheid tot 1492, toen het pandschap vererfde op diens erfgenamen en naderhand aan de graven van Bentheim-Steinfurt kwam. Eerst in 1526 loste hertog Karel van Gelre de pandsom in en nam de heerlijkheid weer in eigen beheer. In 1534 gaf hij Bredevoort in bewaring aan zijn veldheer Marten van Rossum, die de heerlijkheid in 1545 in pandschap kreeg van keizer Karel V als rechtsopvolger van de Gelderse hertogen.

    Anholter pandschap (1562-1612)

    Toen Van Rossum stierf in 1555, vererfde het pandschap via Johan van Isendoorn op Hendrik van Isendoorn à Blois, die in 1562 de pandsom terugkreeg. Koning Philips II van Spanje gaf vervolgens als hertog van Gelre de heerlijkheid voor 50.000 Vlaamse schilden in pand aan zijn vazal Dietrich van Bronckhorst-Batenburg, heer van het naburige Anholt in Westfalen, die reeds veel goederen en rechten in de heerlijkheid Bredevoort bezat.

    Na de Reformatie bleven de heren van Anholt rooms-katholiek en aan Spaanse zijde. Dientengevolge werd Bredevoort in 1597 belegerd en veroverd door prins Maurits van Nassau. Vrouwe Gertrud von Milendonck, de weduwe van Jacob van Bronckhorst-Batenburg, kreeg de heerlijkheid in 1602 van de Republiek terug, maar het pandschap werd door de Staten van Gelderland in 1612 ingelost en vervolgens overgenomen door prins Maurits.

    Over de periode 1526-1612 bevinden zich vele archiefstukken in het Bestand Bredevort in het Fürstlich Salm-Salmsches Archiv op de Wasserburg Anholt bij Isselburg (D). Oudere stukken van vóór 1562 zijn wsch. destijds in opdracht van de Anholtse pandheren overgebracht naar hun huisarchief als bewijsstukken van hun rechten. Na de beëindiging van het

    Pandstad der Oranjes

    In 1697 werd Bredevoort als vrije heerlijkheid opgedragen aan Koning-Stadhouder Willem III, wiens erfgenamen haar bezaten tot 1795.

    Van het Rijksarchief in Friesland werd in 1986 uit de collectie van het Fries Genootschap ontvangen het reglement voor de poortwachters te Bredevoort van 1726.

    In het huisarchief van de voormalige herberg De Leste Stuver te Bredevoort, berustend te Aalten, bevindt zich o.a. een almanak, gebruikt door de Stadhouder of de Landschrijver als zakagenda in de periode 1737/38.

    In 1646 werd het kasteel te Bredevoort verwoest tengevolge van blikseminslag in de kruittoren. Het duurde ruim 50 jaar, eer nieuwe huisvesting werd gerealiseerd. In 1699 verrees aan de Landstraat te Bredevoort een nieuwe kanselarij, het Ambthuis.

    Ambt Bredevoort (1795-1811)

    Na de Bataafsche Omwenteling in 1795 werden de bezittingen der Oranjes verbeurd verklaard en werd de heerlijkheid Bredevoort onder burgerlijk bestuur gesteld. Anno 1798 werden de heerlijkheden officieel opgeheven. De voormalige municipaliteiten van Aalten, Bredevoort, Dinxperlo en Winterswijk werden ingesteld in 1795 en opgeheven in 1798. De voormalige municipaliteit van Lichtenvoorde werd ingevolge de opheffing der heerlijkheden in 1798 bij het Ambt Bredevoort gevoegd en daarvan weer afgescheiden in 1802.

    Drs. G.J.H. Krosenbrink te Winterswijk schonk in 1994 een rapport inzake de bestuurlijke organisatie van het oude Ambt, opgemaakt ten behoeve van het nieuwe Ambtsbestuur in de periode 1798-1802, afkomstig van het toenmalig ambtsbestuurslid H. Willink Azn. te Winterswijk.

    Het Ambt Bredevoort bleef als bestuurlijke eenheid in stand tot de Franse overheersing en werd in de jaren 1811 en 1812 opgedeeld in de Mairieën Aalten, Bredevoort, Dinxperlo en Winterswijk.

    Het archief van het Ambt werd bewaard op de kanselarij, het Ambthuis te Bredevoort. In 1795 werd het op last van het Provisioneel Bewind in beslag genomen en geïnventariseerd, waarna het onder het beheer werd gesteld van de secretaris van de Municipaliteit van Aalten. Na de Franse overheersing werden bij het herstel van het Nederlands bestuur bescheiden uit het archief gelicht en overgedragen aan de nieuwe gemeenten Aalten, Dinxperlo en Winterswijk. Ook de voormalige rentmeester J.B. Roelvink van de Nassause Domeinen behield het kanselarij-archief onder zich, dat in 1985 helaas door een rechtsopvolger werd vernietigd.

    Bestuur

    Bredevoort was oorspronkelijk een borgmansstadje naar Westfaals model. De adellijke verdedigers van het kasteel woonden in versterkte huizen op de voorburcht, die daardoor het karakter van een vesting kreeg. In het naburige bisdom Münster oefenden dergelijke borgmannen gezag en rechtspraak uit over hun personeel en de horige bewoners van de door hen beheerde burchtkomplexen te Horstmar en Nienborg.

    Bij de overdracht van Bredevoort in 1326 ontsloeg de bisschop van Münster zijn Bredevoortse borgmannen van hun eed, zodat zij konden overgaan in Gelderse dienst. In 1503 verkregen de Bredevoortse borgmannen vergelijkbare privileges van de toenmalige pandheer, Everwijn van Steinfurt. Stadsrechten zijn echter van Bredevoort niet overgeleverd. De militaire en bestuurlijke rol van de borgmannen was uitgespeeld, nadat in de loop van de 16e eeuw de verdediging werd opgedragen aan een garnizoen.

    Het dagelijks bestuur van de heerlijkheid Bredevoort berustte bij de Drost. Na de Münsterse bezetting tijdens de oorlogsjaren 1672-1674, bestond binnen de muren korte tijd een afzonderlijk stedelijk bestuur van stadhouder en regenten der stad Bredevoort. De Drost fungeerde vaak tevens als Richter. De rechtspraak werd verzorgd door de Richter met twee keurnoten. Het gericht werd eens per twee weken gehouden in Aalten, Bredevoort en Winterswijk. De gerichtsdagen voor Dinxperlo werden te Aalten gehouden. De rechtspraak in de stad Bredevoort werd door de Richter van de heerlijkheid met twee keurnoten uitgeoefend, zoals in de overige kerspelen. Andere ambtenaren bij het gericht waren de Landschrijver (secretaris) en de Advocaat-fiscaal (openbare aanklager). De Landschrijver fungeerde ook als secretaris van de Drost. Aangezien deze laatste meestal niet in de heerlijkheid woonde, was de Landschrijver vaak tevens diens plaatsvervanger als verwalter-Drost of Stadhouder. Bredevoort had een vestingcommandant, de “Commandeur der Forteresse”. Deze functie was vaak met die van verwalter-Drost in één persoon verenigd. Verder waren er nog een hele reeks lagere ambtenaren, waaronder een ijker, een scharenslijper, een landmeter en armenjagers (veldwachters).

    Ten gevolge van het feit, dat leden van de adellijke familie van Pallandt en de aanverwante geslachten van Lintelo en van Coeverden lange tijd de functie van Drost van Bredevoort hebben bekleed, bevinden zich ook in het archief van het Huis Keppel een groot aantal stukken betreffende Bredevoortse zaken uit de periode 1638-1796, eveneens berustend in het Gelders Archief te Arnhem.

    De laatste Drost van het Ambt Bredevoort, sedert de Bataafse Omwenteling in 1795, was de Winterswijkse burger W. Paschen Gzn. te Winterswijk. Diens rekening over de periode 1808 aug – 1811 mrt werd op 4 september 1812 door de gezamenlijke maires van Aalten, Bredevoort, Dinxperlo en Winterswijk te Winterswijk afgehoord en aldaar gedeponeerd. Reeds in 1811 verzocht Paschen als tijdelijk maire van Winterswijk aan de voormalige Landschrijver om overdracht van bescheiden betreffende Winterswijkse aangelegenheden. Blijkens een schrijven in het archief van de Gemeente Winterswijk werd in 1813 een kist met archivalia per kruiwagen van Aalten naar Winterswijk overgebracht. Bij de selectie is men destijds tamelijk willekeurig te werk gegaan, zodat ook andere Bredevoortse bescheiden te Winterswijk geraakten. Ook Rentmeester J.B. Roelvink droeg in 1815 Bredevoortse stukken over aan de Burgemeester van Winterswijk. Overigens maakte Lichtenvoorde slechts deel uit van het Ambt gedurende de jaren 1798-1802.

    Sedert 1612 werden de ambtenaren benoemd door de Nassause Domeinraad. Voor aanstellingsgegevens zie het zg. Ambtboek, berustend in het archief van genoemde Domeinraad in het Nationaal Archief in Den Haag. Gegevens van aanstellingen in het Ambt Bredevoort zijn voorts te vinden in het archief van Drost en Geërfden, inv.nrs. 22-33, en in het archiefbestand Plaatselijk bestuur Winterswijk, inv. nr. 14. Via de Drosten zijn ook veel personeelsbescheiden beland in het huisarchief Keppel, berustend in het Gelders Archief te Arnhem.

    Behalve de stad Bredevoort bestond de heerlijkheid uit drie gerechtsdistricten, die samenvielen met de drie kerspelen Aalten, Dinxperlo en Winterswijk. In elk kerspel waren een voogd en één of twee ondervoogden aangesteld, die als tussenpersonen fungeerden tussen de inwoners van de kerspelen en het bestuur in Bredevoort. Ieder kerspel bestond uit een dorp en een aantal buurtschappen, gilden genoemd, die in rotten waren verdeeld. Aan het hoofd daarvan stonden rot- en gildemeesters, die moesten zorgen voor de verdere verspreiding van berichten en de uitvoering van bevelen. Tevens had iedere buurschap een bode, welk ambt verbonden was aan een bepaalde boerderij.

    Financiële zaken werden per kerspel door de plaatselijke geërfden behandeld. Deze vertegenwoordigers van de bevolking werden per dorp en buurtschap afgevaardigd en waren verantwoording verschuldigd aan de Drost. Het stadje Bredevoort had een eigen Rentmeester, die optrad namens de plaatselijke geërfden. Ieder kerspel had een eigen ontvanger der verponding. In Bredevoort traden soms de rotmeesters gezamenlijk als ontvangers der verponding op. De kerkmeesters in elk kerspel, belast met het beheer van kapitaal en bezit van de plaatselijke kerk, werden gekozen uit de geërfden en moesten voor de Drost en hun medegeërfden rekening en verantwoording afleggen. Naast de diaconie als kerkelijke instelling bestond er voor de armenzorg ook een wereldlijke instelling, de provisorie. Evenals de kerkmeesters werden provisoren gekozen uit de geërfden en moesten op dezelfde wijze verantwoording afleggen.

    Bronnen


  • Rotten in IJzerlo

    Rotten in IJzerlo

    Aalten, Bredevoort en buurtschappen waren vroeger verdeeld in wijken, die ‘rotten’ werden genoemd. Voor elke wijk was een rotmeester aangesteld. Zij hadden tot taak om officiële berichten en andere opdrachten van het centrale bestuur in Bredevoort over te brengen aan de wijkbewoners. Wij hebben overzichten gevonden van de rotten in IJzerlo in de jaren 1748 en 1784.

    In de archiefstukken van de Liberale Gifte van 1748 worden alle huizen in IJzerlo vermeld per rot, inclusief bewoners. De Liberale Gifte was een speciale heffing ten bedrage van 2% van het vermogen ter bestrijding van de extra defensiekosten t.g.v. een Franse inval in de Zuidelijke Nederlanden in de periode 1745-1747. Wie minder bezat dan 500 gulden, betaalde niet de heffing, maar was vrij om iets te geven, vandaar de naam.

    In 1784 is er voor iedere buurtschap een lijst opgesteld met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, per rot. Het lijkt erop dat de indeling van de rotten in de periode tussen 1748 en 1784 blijkbaar enigszins is aangepast, en ook de volgorde waarin ze werden genummerd.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    1748 • Liberale Gifte

    1784 • Weerbare mannen

    Bron: Lijst met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, wonend in de buurtschap IJzerlo, in het jaar 1784, per rot. Erachter, tussen haakjes, de boerderij waar deze persoon woonde, voor zover bekend en onder voorbehoud van fouten. Transcriptie: Remco Neerhof.

    Eerste rot

    Tweede rot

    Derde rot

    Vierde rot

  • Rotten in Haart

    Rotten in Haart

    Aalten, Bredevoort en buurtschappen waren vroeger verdeeld in wijken, die ‘rotten’ werden genoemd. Voor elke wijk was een rotmeester aangesteld. Zij hadden tot taak om officiële berichten en andere opdrachten van het centrale bestuur in Bredevoort over te brengen aan de wijkbewoners. Wij hebben overzichten gevonden van de rotten in de Haart in de jaren 1748 en 1784.

    In de archiefstukken van de Liberale Gifte van 1748 worden alle huizen in de Haart vermeld per rot, inclusief bewoners. De Liberale Gifte was een speciale heffing ten bedrage van 2% van het vermogen ter bestrijding van de extra defensiekosten t.g.v. een Franse inval in de Zuidelijke Nederlanden in de periode 1745-1747. Wie minder bezat dan 500 gulden, betaalde niet de heffing, maar was vrij om iets te geven, vandaar de naam.

    In 1784 is er voor iedere buurtschap een lijst opgesteld met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, per rot. Het lijkt erop dat de indeling van de rotten in de periode tussen 1748 en 1784 blijkbaar enigszins is aangepast, en ook de volgorde waarin ze werden genummerd.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    1748 • Liberale Gifte

    1784 • Weerbare mannen

    Bron: Lijst met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, wonend in de buurtschap Haart, in het jaar 1784, per rot. Erachter, tussen haakjes, de boerderij waar deze persoon woonde, voor zover bekend en onder voorbehoud van fouten. Transcriptie: Remco Neerhof.

    Eerste rot

    Tweede rot

    Derde rot

  • Rotten in Heurne

    Rotten in Heurne

    Aalten, Bredevoort en buurtschappen waren vroeger verdeeld in wijken, die ‘rotten’ werden genoemd. Voor elke wijk was een rotmeester aangesteld. Zij hadden tot taak om officiële berichten en andere opdrachten van het centrale bestuur in Bredevoort over te brengen aan de wijkbewoners. Wij hebben overzichten gevonden van de rotten in de Aaltense buurtschap Heurne in de jaren 1748 en 1784.

    In de archiefstukken van de Liberale Gifte van 1748 worden alle huizen in Heurne vermeld per rot, inclusief bewoners. De Liberale Gifte was een speciale heffing ten bedrage van 2% van het vermogen ter bestrijding van de extra defensiekosten t.g.v. een Franse inval in de Zuidelijke Nederlanden in de periode 1745-1747. Wie minder bezat dan 500 gulden, betaalde niet de heffing, maar was vrij om iets te geven, vandaar de naam.

    In 1784 is er voor iedere buurtschap een lijst opgesteld met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, per rot. Het lijkt erop dat de indeling van de rotten in de periode tussen 1748 en 1784 blijkbaar enigszins is aangepast, en ook de volgorde waarin ze werden genummerd.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    1748 • Liberale Gifte

    1784 • Weerbare mannen

    Bron: Lijst met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, wonend in de buurtschap Heurne, in het jaar 1784, per rot. Erachter, tussen haakjes, de boerderij waar deze persoon woonde, voor zover bekend en onder voorbehoud van fouten. Transcriptie: Remco Neerhof.

    Eerste rot

    Tweede rot

  • Rotten in Lintelo

    Rotten in Lintelo

    Aalten, Bredevoort en buurtschappen waren vroeger verdeeld in wijken, die ‘rotten’ werden genoemd. Voor elke wijk was een rotmeester aangesteld. Zij hadden tot taak om officiële berichten en andere opdrachten van het centrale bestuur in Bredevoort over te brengen aan de wijkbewoners. Wij hebben overzichten gevonden van de rotten in Lintelo in de jaren 1748 en 1784.

    In de archiefstukken van de Liberale Gifte van 1748 worden alle huizen in Lintelo vermeld per rot, inclusief bewoners. De Liberale Gifte was een speciale heffing ten bedrage van 2% van het vermogen ter bestrijding van de extra defensiekosten t.g.v. een Franse inval in de Zuidelijke Nederlanden in de periode 1745-1747. Wie minder bezat dan 500 gulden, betaalde niet de heffing, maar was vrij om iets te geven, vandaar de naam.

    In 1784 is er voor iedere buurtschap een lijst opgesteld met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, per rot. Het lijkt erop dat de indeling van de rotten in de periode tussen 1748 en 1784 blijkbaar enigszins is aangepast, en ook de volgorde waarin ze werden genummerd.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    1748 • Liberale Gifte

    1784 • Weerbare mannen

    Bron: Lijst met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, wonend in de buurtschap Lintelo, in het jaar 1784, per rot. Erachter, tussen haakjes, de boerderij waar deze persoon vermoedelijk woonde, voor zover bekend en onder voorbehoud van fouten. Transcriptie: Remco Neerhof.

    Eerste rot

    1. Rijnder op den Heuvel (De Heuvel), rotmeester
    2. Garrijan Hoepman (Hoopman)
    3. Hyendryk Scholten (Scholten)
    4. Geert ter Harst (Horst)
    5. Hyendryk Schoppers (De Schoppert)
    6. Tuenes Ebbers (Ebbers)
    7. Warender Scholten ()
    8. Reyender te Boske (’t Boske)

    Tweede rot

    1. Willem Sonder (), rotmeester

    Derde rot

    1. Derrik Marrode (Marode), rotmeester
    2. Roelof Koop
    3. Jan an den Koop
    4. Rynd Wyssynk
    5. Derrik J. ter Beest
    6. Hyndrik Jan Hengevelt (Groot Hengeveld)
    7. Gerrit Fukkers (Groot Fukkink)
    8. Beerent Lense (Lens)
    9. Arent Groteman (Grooteman)
    10. Jan in de Heege (Hegge)

    Vierde rot

    1. Beerent Hendrik Navis (), rotmeester
    2. Jan Hengevelt
    3. Jan Brussen
    4. Jan Hengevelt op de Brusse
    5. Beerent Hengevelt
    6. Wander Klast
    7. Beerent Hynderik Ebbers
    8. Evert Hengevelt
    9. Hyndrik Wyssynk
    10. Derryk Fukkynk
    11. Beerent Hyndrik Rutgers
    12. Alof op de Brake

    Vijfde rot

    1. Jan Wolterink (), rotmeester
    2. Harmen en Gartijan Schrurs
    3. Arent Ruyters
    4. Wessel Kleyn Wolterink
    5. Derk Woltrink
    6. Arent en Geert Schrurs
    7. Hyndrik en Vredrik Gussenklo
    8. Jan Bulsink in Bunkmaat
    9. Derk in Brok
    10. Derk Bruggers

    Zesde rot

    1. Roelof Oberink (Oberink), rotmeester
    2. Gartian op het Hegt
    3. Gartian Vervelde op de Stroet
    4. Gart te Stoet
    5. Derck Willem Stronks op de Wierkamp
    6. Willem Bulsink
    7. Berent Buelsink
    8. Klein Verers
    9. Soerens
    10. Derck Verers
    11. Rosier
    12. Oberink

    Zevende rot

    1. Jan Liesen (), rotmeester
    2. Tunes Paters
    3. Lubbert Paters
    4. Jan Seins
    5. Willem ter Horst
    6. Engelbart Goosen
    7. Jan Goosen
    8. Tonij Wevers
    9. Willem Bullenst
    10. Derk Willem Pas
    11. Stronks Barent
    12. Lammert Buenk en de knegt Tonij Meinen
    13. Schuerenk knegt Jan Hondarp
    14. Harmen Jan Bommeister
    15. Derk Wiellem Bommeister
    16. Hendrik Jan Bomeister
    17. Barent Krieger
    18. Jan Krieger
    19. Derk Hendrik Krieger
    20. Gart Jan Klein Gussenkloo
    21. Willem Klein Gussenkloo
    22. Willem Gussenkloo
    23. Jan Hengeveld
    24. Arent Brussen
    25. Jan Barnekamp

    Achtste rot

    1. Gr. Loman (), rotmeester
    2. Henderik Jan Naves
    3. Wessel Naves
    4. Derk Jan Naves
    5. Gard Jan Rutgers
    6. Jakop Weevers
    7. Gart Jan Heijnen op Loo
    8. Gart Naves op Heemelmaat
    9. Willem Naves op Heemelmaat
    10. Hendrik Vreeman
    11. Beerent Henderik Freers an Matten
    12. Reinder te Ronde
    13. Gart Jan Loman
    14. Jan Willem Liesen
  • Rotten in Barlo

    Rotten in Barlo

    Aalten, Bredevoort en buurtschappen waren vroeger verdeeld in wijken, die ‘rotten’ werden genoemd. Voor elke wijk was een rotmeester aangesteld. Zij hadden tot taak om officiële berichten en andere opdrachten van het centrale bestuur in Bredevoort over te brengen aan de wijkbewoners. Wij hebben overzichten gevonden van de rotten in Barlo in de jaren 1748 en 1784.

    In de archiefstukken van de Liberale Gifte van 1748 worden alle huizen in Dale vermeld per rot, inclusief bewoners. De Liberale Gifte was een speciale heffing ten bedrage van 2% van het vermogen ter bestrijding van de extra defensiekosten t.g.v. een Franse inval in de Zuidelijke Nederlanden in de periode 1745-1747. Wie minder bezat dan 500 gulden, betaalde niet de heffing, maar was vrij om iets te geven, vandaar de naam.

    In 1784 is er voor iedere buurtschap een lijst opgesteld met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, per rot. Het lijkt erop dat de indeling van de rotten in de periode tussen 1748 en 1784 blijkbaar enigszins is aangepast, en ook de volgorde waarin ze werden genummerd.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    1748 • Liberale Gifte

    1784 • Weerbare mannen

    Bron: Lijst met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, wonend in de buurtschap Barlo, in het jaar 1784, per rot. Erachter, tussen haakjes, de boerderij waar deze persoon woonde, voor zover bekend en onder voorbehoud van fouten. Transcriptie: Remco Neerhof.

    Eerste rot

    1. Hinderk Winkelharst (), rotmeester
    2. Rolf Winkelharst
    3. Wilem Lankhof (Lankhof)
    4. IJan Switk (Swijtink)
    5. Derck Henderck Switk (Swijtink)
    6. Gritian Meinen (Meijnen)
    7. Hinderick Hikstege
    8. Gritian Luidbers (Lubbers)
    9. Wilem Luidbers
    10. Berenhinderck Maries (Maris)
    11. Gert Lelande (Leeland)
    12. Derck Guisckloe (Gandvoort)
    13. Berent Hinkkap (Gandvoort)
    14. Hinderck Slit (Sligte)
    15. IJan Slit
    16. Berent Slit
    17. Wilem Winkelharst (Hakstege)
    18. Gritian Slit (Hakstege)

    Tweede rot

    1. Hr. Jan te Bockel (), rotmeester
    2. en een knigt, Berent
    3. Tunnis te Kaveste
    4. Jan Willem Fucking
    5. G. Jan Oonk
    6. Jan Willem Oonk
    7. […?] op Boekelder Scheper
    8. 2 Knegts (Hoge Boekel)
    9. Barend Kok
    10. Wander Sturris en de knegt
    11. […?] Snider
    12. Jan Willem Tuppinp
    13. Toni Broekmans
    14. Jan Luebers
    15. Hr. Jan an de Waterkooij
    16. Gr. Jan Hatemink
    17. Wander Hunink, de bijde knegts
    18. Jan Freriks
    19. Hr. van Eerden, 3 knegts
    20. Jan Klumpers
    21. Jan an den Tucker
    22. Cobus an de Tente

    Derde rot

    1. Jan Nijhoff (), rotmeester
    2. W. Straks
    3. Derk Pakkebier
    4. H.r an Klein Wesselink
    5. W. op Bullens
    6. D. Duink
    7. H. Duink
    8. H.J. Wesselink
    9. G.H. op Onk
    10. Derk op Onk
    11. G.J. op Onk
    12. G. op Onk
    13. F. Lijgterijndink
    14. B. op Wolterink
    15. Weduwe Woeltrink
    16. Hendrik Markelink

    Vierde rot

    1. Dr. Jan te Boekel op te Neet
    2. De Keuper
    3. Kloms
    4. Oolthuis
    5. Tolkamp
    6. Hillen
    7. Grutink
    8. Den Gravenhof
    9. Lutten
    10. Lutten
    11. Nijlant
    12. Schutte
    13. Goorman
    14. Hoons
    15. Hoons
  • Rotten in Dale

    Rotten in Dale

    Aalten, Bredevoort en buurtschappen waren vroeger verdeeld in wijken, die ‘rotten’ werden genoemd. Voor elke wijk was een rotmeester aangesteld. Zij hadden tot taak om officiële berichten en andere opdrachten van het centrale bestuur in Bredevoort over te brengen aan de wijkbewoners. Wij hebben overzichten gevonden van de rotten in Dale in de jaren 1748 en 1784.

    In de archiefstukken van de Liberale Gifte van 1748 worden alle huizen in Dale vermeld per rot, inclusief bewoners. De Liberale Gifte was een speciale heffing ten bedrage van 2% van het vermogen ter bestrijding van de extra defensiekosten t.g.v. een Franse inval in de Zuidelijke Nederlanden in de periode 1745-1747. Wie minder bezat dan 500 gulden, betaalde niet de heffing, maar was vrij om iets te geven, vandaar de naam.

    In 1784 is er voor iedere buurtschap een lijst opgesteld met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, per rot. Het lijkt erop dat de indeling van de rotten in de periode tussen 1748 en 1784 blijkbaar enigszins is aangepast, en ook de volgorde waarin ze werden genummerd.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    1748 • Liberale Gifte

    Dale, eerste rot, 1748

    Dale, tweede rot, 1748

    Dale, derde rot, 1748

    1784 • Weerbare mannen

    Lijst met alle ‘weerbare manspersonen’ in de leeftijd van 18-50 jaar, wonend in de buurtschap Dale, in het jaar 1784, per rot. Erachter, tussen haakjes, de boerderij waar deze persoon woonde, voor zover bekend en onder voorbehoud van fouten.

    Eerste Rot

    1. Rotmeester Jan Wijgers (Wiechers)
    2. Jan Rouhof (Ruwhof)
    3. Lambert te Kalstee (Kolstee)
    4. Hendrik te Kalstee (Kolstee)
    5. Wolter Tolkamp
    6. Garrijt Willem Maages
    7. Garritijan Penninks (Pennings)
    8. Harmen Penninks
    9. Geert Penninks
    10. Aarent Nienhuis
    11. Jan Nienhuis
    12. Jan Hofstee
    13. Willem Hofstee
    14. Hendrik Willem Puppink (’t Pöppink)
    15. Jan Huenink
    16. Hendrik Meijnen
    17. Jan Hendrik Oosterman (Oosterman)
    18. Barent Willem op het Grotenhuijs (Grotenhuis)
    19. Garrit Jan op Smees (’t Smees)
    20. Wessel Walvoorde
    21. Jan Eerden

    Tweede rot

    In het rot van den overleeden Geert Vervelde:

    1. Baarent Vervelde
    2. Baarent te Paske (’t Paske)
    3. Harmen Bengevoort (Boombeek)
    4. Garritjan Dunck
    5. Garrijt te Loo
    6. Garrijt te Hennepe (De Hennepe)
    7. Baarent Hendrik Goosen (Welink)
    8. Jan Baarent Wiltijnk
    9. Baarentnaedes Koenders (Brusse)
    10. Aarent Wijltink
    11. Jan Baarent te Katte
    12. Hendrik Weelijnk maar doof
    13. Garrijtjan Bruenijnk
    14. Deerk Neerhof (Neerhof)
    15. Hendrik Jan Neerhof (Neerhof)
    16. Hendrik Nonhof (Nonhof)
    17. Frederijk Roosijer
    18. Wijllem Eppink (Eppink)
    19. Hendrik Jan Kartschot

    Derde rot

    In het rot van het afgebrooken Bruenijnk:

    1. Baerent Baarentschot
    2. Antonij te Wijnkel
    3. Hendrik Jan te Riete (Riete)
    4. Hendrik Jan Wuebbels (Wubbels)
    5. Derk Bongen (Houwer)
    6. Garrijt Jan Houwers (’t Slat)
    7. Garrit Houwers (Vervelde)
    8. Waander te Kloese (De Kloeze)
    9. Baerent Looman (Lammers)
    10. Wessel Lammers
    11. Aarent Leijsen
    12. Jan Leijsen (Liezen)
    13. Jan Westendorp (Maas)
  • Willem Catharinus Krijgers Janzen

    Willem Catharinus Krijgers Janzen

    Notaris

    Willem Catharinus Janzen werd op 21 oktober 1899 geboren in Est en Opijnen (Gelderland), als zoon van Ernst Janzen en Catharina Krijgers. In 1929 liet hij zijn achternaam officieel wijzigen in Krijgers Janzen.

    Op 5 juni 1929 trouwde hij in Amsterdam met Gerria Noteboom uit Rhoon. Uit dit huwelijk werden, zover bekend, vier kinderen geboren, waarvan er één levenloos ter wereld kwam.

    Hij volgde in 1939 J.H.W. Mensink op als notaris in Aalten.

    Krijgers Janzen woonde met zijn gezin aan de Bredevoortsestraatweg 67 in Aalten.

    Hij overleed op 3 april 1991 en ligt begraven op begraafplaats Berkenhove.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen


  • John Bernard William Maitland

    John Bernard William Maitland

    Notaris, plaatsvervangend kantonrechter en lid Provinciale Staten

    John Bernard William Maitland (1826-1894) was onder andere notaris in Dinxperlo en van 1882 tot 1894 in Aalten. Daarnaast was hij plaatsvervangend kantonrechter en lid van de Provinciale Staten van Gelderland.

    John Bernard William Maitland werd op 7 mei 1826 geboren in Vorden, zoon van gepensioneerd kapitein John Maitland en Catharina Willemina Mellink. Hij trouwde op 28 oktober 1862 in Dinxperlo met Bernarda Aleida Schepers. Uit dit huwelijk werden drie zonen en een dochter geboren, allen in Dinxperlo.

    Alle drie de zonen overleden op jonge leeftijd, eveneens in Dinxperlo; één al na 15 dagen (Bernard), de andere twee werden slechts 8 (John) en 17 (Dirk) jaar oud. Alleen dochter Catharina Antoinette Bernarda werd volwassen, trouwde en kreeg zelf ook kinderen.

    Beroep en woonplaats

    Op 16 december 1859 werd Maitland bij koninklijk besluit benoemd tot notaris te Dinxperlo. Hij was tot dat moment nog kandidaat-notaris in Vorden. Twee maanden later, op 16 februari 1860, werd hij tevens benoemd tot plaatsvervangend kantonrechter te Aalten. Deze functie bekleedde hij tot het kantongerecht Aalten in 1877 werd opgeheven.

    Op 18 juli 1882 werd Maitland benoemd tot notaris te Aalten, als opvolger van notaris B.A. Roelvink, die eerder dat jaar was overleden. Samen met zijn vrouw en dochter neemt hij zijn intrek in het huis van wijlen notaris Roelvink aan de Gasthuisstraat (tegenwoordig Haartsestraat). Omstreeks 1886 verhuizen zij naar een statig huis in de Landstraat, wat tegenwoordig nummer 41 heeft.

    Maatschappelijke nevenfuncties

    Naast zijn werk was Maitland ook actief op maatschappelijk vlak. Zo is hij in Dinxperlo directeur geweest van zangvereniging ‘Aurora’. Van 1877 tot 1885 was Maitland lid van de Provinciale Staten van Gelderland namens het kiesdistrict Aalten.

    En in 1892 nodigde Maitland ‘een aantal ingezetenen’ van Aalten uit in de sociëteit, om van gedachten te wisselen over de oprichting van een plaatselijke VVV. Om dat doel te bereiken zouden “van de schoonste punten photographiën genomen worden en wandelkaarten gemaakt”. Wij hebben echter geen aanwijzingen kunnen vinden dat dit ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

    Overlijden

    John Bernard William Maitland overleed op 11 oktober 1894 in Aalten. Hij werd begraven op de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg.

    Hij werd opgevolgd door P. Losecaat Vermeer, die tot dan kandidaat-notaris was in Nijmegen.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen


    • ECAL
    • Wiewaswie.nl
    • Nederlandsche Staatscourant, 18 december 1859 (via Delpher)
    • Nederlandsche Staatscourant, 18 februari 1860 (via Delpher)
    • De Tijd, 25 mei 1877 (via Delpher)
    • De Graafschapbode, 26 april 1884 (via Delpher)
    • De Graafschapbode, 30 juli 1892 (via Delpher)
    • Nederlandsche Staatscourant, 21 juli 1882 (via Delpher)
  • Bernard Andries Roelvink

    Bernard Andries Roelvink

    Notaris

    Bernard Andries Roelvink werd op 22 november 1818 geboren in Bredevoort, als zoon van burgemeester Arnoldus Florentinus Roelvink en Elzabé Maria Theodora ten Cate.

    Van 1843 tot 1852 was Roelvink griffier van het kantongerecht te Aalten, daarvoor was hij substituut-officier van justitie bij de arrondissementsrechtbank te Zutphen. Op 6 april 1852 werd hij bij koninklijk besluit benoemd tot notaris in Aalten en volgde daarmee zijn vader op.

    Bernard Andries Roelvink bleef ongetrouwd en overleed op 17 april 1882 op nr. 385 te Aalten (Haartsestraat 10).

    Na zijn overlijden werd hij opgevolgd door J.B.W. Maitland, die tot dan notaris was in Dinxperlo.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Jan Hendrik Willem Mensink

    Jan Hendrik Willem Mensink

    Notaris

    Jan Hendrik Willem Mensink (1869-1943) was van 1909 tot 1939 notaris in Aalten.

    Jan Hendrik Willem Mensink werd geboren op 19 maart 1869 in Miste (Winterswijk), als zoon van landbouwer Hendrik Jan Mensink en Hanna Catharina Tenkink.

    Mensink trad op 21 oktober 1926 in Aalten, op 57-jarige leeftijd, in het huwelijk met de 11 jaar jongere Grada Gesina Wensink.

    Hij volgde in 1909 P. Losecaat Vermeer op als notaris in Aalten. Hij was toen al drie jaar waarnemend notaris, omdat Losecaat Vermeer ziek was. Mensink vroeg in 1938 ontslag aan, hij was toen 69 jaar oud. Hij werd in 1939 opgevolgd door W.C. Krijgers Janzen.

    Notaris Losecaat Vermeer woonde en werkte eerst aan de Hogestraat 2a (later bekend als het pand van zadelmaker Gerstmann) en vanaf ongeveer 1930 aan de Markt 18 (later ABN-AMRO).

    Jan Hendrik Willem Mensink overleed op 4 februari 1943 in Aalten. Hij werd begraven op begraafplaats Berkenhove.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.