„Jong talent op ronkende motoren”, onder dit motto is Maandagmiddag te Aalten de tweede bromfietsmoto-cross verreden. Het succes was enorm, want niet alleen het aantal deelnemers was verdubbeld, maar ook het aantal belangstellenden overtrof de stoutste verwachtingen. Het waren er plm. 3500 die de verrichtingen van de veelal jeugdige crossers hebben gadegeslagen. Voor de stichting Sportevenementen, die vorig jaar begon met deze cross te organiseren, ongetwijfeld een stimulans om op de ingeslagen weg voort te gaan.
De winnaars van de Aaltense groep, v.l.n.r. E. Wamelink (derde), D. Winkelhorst (eerste.) en H. Neerhof (tweede).
Het nieuwe circuit „’t Landsbulten” bleek een bij uitstek geschikt terrein, goed geaccidenteerd en op de meest gunstige plaatsen voorzien van valkuilen en springschansen. Organisatorisch en technisch zal er voor de volgende cross op enkele punten speciaal moeten worden gelet. Met de kaartverkoop liep het nl. maandag lelijk mis, terwijl aan de start vaak een te groot aantal crossers verscheen, nl. de plaatselijke jeugd en de „buitenlanders”, crossers uit andere gemeenten.
Spannende eindstrijd
De plaatselijke rijders reden in twee manches en een herkansingsronde. Hieruit kwamen negen rijders die zich plaatsten in de finale. Dicki Winkelhorst nam direct bij de start een kleine voorsprong, die hij fel moest verdedigen. Hardnekkige pogingen om zijn grote rivaal Henk Neerhof, van zich af te schudden, hadden weinig succes. Een twintigtal meters voor de eindstreep leek het er zelfs nog op dat Neerhof zou zegevieren. Pas op de eindstreep kon Winkelhorst de zege veilig stellen door een zeer kleine voorsprong te nemen in deze wiel aan wielrace. Eef Wamelink slaagde er in om, overigens niet zonder moeite, de derde plaats te bezetten.
„Buitenlanders”
Voor de „buitenlanders” waren er drie manches en twee herkansingsronden. Hierin reden ook twee Aaltenaren mee, t.w. G. Meyerman en G. Tervoert. Meyerman won vorig jaar de beker voor de „binnenlanders”, doch om zijn rijderskwaliteiten wilde hij deze niet meer in genoemde klasse verdedigen. Evenals zijn rivaal Tervoert was hij zo sportief om zich bij de hoger geklasseerde „buitenlanders” te voegen. Hij maakte bij deze groep bepaald geen slechte beurt door op de tweede plaatste eindigen. Derde werd W. Notten uit Hengelo en eerste A. Ridderhof uit Doetinchem. Laatstgenoemde was wel veruit de beste. Hij bereikte nl. de eindstreep met een halve ronde voor op zijn rivalen.
Een bijzondere attractie was de cross van 150 cc motoren waaraan 13 „buitenlanders” deelnamen. Winnaar werd Jan Masselink uit Steenderen; Tweede en derde respectievelijk H. Schotman, Steenderen en J. Nieuwenhuis, Keyenborg.
De heer H. Schaafs, voorzitter der stichting, reikte na afloop de prijzen uit.
Achterste rij v.l.n.r.: Henny ter Haar, Gert Magis, Hemmy ten Barge, Dick Jansink en Hans Monasso. Voorste rij v.l.n.r.: Bertie Kuiperij, Freek Toebes, Tonny Rave, Hemmie Aalbers, René Toebes, Maud Handenhove en Gert ter Haar.
Midden jaren vijftig van de vorige eeuw ontstond in Nederland een nieuw fenomeen: de nozem. Het woord betekent zoiets als ‘opstandige jongere’ of ‘rebel’. Het was een van de eerste voorbeelden van wat we nu zien als jongerencultuur. Nozems stonden bekend om hun vetkuiven, leren jacks, spijkerbroeken en brommers, en hielden er een andere moraal op na dan oudere generaties.
De nozemcultuur bereikte ook tot de Aaltense jeugd. Begin jaren zestig scheurden de leden van de ‘Black Zorro Club’ door de straten op hun opgevoerde Kreidlers of Zündapps. Met aan het stuur een wapperende vossenstaart. Zo tartten ze het ordelijk gezag, tot ergenis van de brave Aaltense burgerij.
De nozems waren vaak te vinden bij de plaatselijke café’s, de cafetaria van bakkerij Knippenborg aan Plein Zuid of in hun clubhuis aan de Peperstraat, in de voormalige hoedenwinkel van Breekveldt.
Soms hadden er ook confrontaties plaats met rivaliserende groepen nozems uit naburige plaatsen als Doetinchem, Winterswijk en Bocholt. Deze laatste groep nozems noemden zich de ‘Halbstarken’. Zij kwamen op hun mopeds naar Aalten om de boel onveilig te maken. Dit zorgde voor wild-west-achtige taferelen in het vrome dorpje Aalten!
Bron o.a.: Aalten in Roerige Jaren – deel 1, Hans de Beukelaer, Leo van der Linde & Aad Schepers
De nonnen van het St. Elisabethklooster
Sinds het einde van de 19e eeuw gaven de nonnen van het St. Elisabethklooster onderwijs aan de katholieke schooljeugd van Aalten. Hier was tevens de ‘naai- en breischool’ van de zusters gevestigd.
Niet iedereen bewaarde prettige herinneringen aan de nonnen. En dat is waarschijnlijk het enige dat ze gemeen hadden met de nozems.
Oldtimer-Brommerclub
Sinds 2015 is er een oldtimer-brommerclub actief in Aalten en omgeving onder de illustere naam ‘De Nozems en de Nonnen‘. Zij maken toertochten door de Achterhoek en hun credo is “Gin brommers kieken, moar d’r van genieten“.
In Aalten was een voorbeeld nodig. Boer dreef zaak op de spits.
Onder toezicht en bescherming van vier man rijkspolitie hebben gisteren werklieden van de dienst gemeentewerken te Aalten op het erf van de landbouwer G.J. Neerhofin de buurtschap Dale een varkensschuur afgebroken, welke deze daar enkele maanden geleden zonder gemeentelijke vergunning had gebouwd en die hij ondanks herhaalde lastgevingen had geweigerd te slopen.
Daarmee is dan (voorlopig) het laatste woord gezegd in een van die onvermijdelijke geschillen, welke voortvloeien uit de botsing van wat de enkeling zijn persoonlijke vrijheid noemt en een complex van ambtelijke maatregelen, die weliswaar democratisch tot stand zijn gekomen maar bepaald niet steeds als zodanig worden gewaardeerd.
Dat conflict loopt al van het begin van dit jaar. De heer Neerhof wilde op zijn grond een kippenhok bouwen met een varkensschuur. De vergunning werd hem door b. en w. geweigerd, omdat op die plek volgens het uitbreidingsplan van de gemeente de bestemming „bos” was gelegd.
Noabers plaatsten schimpscheuten
Neerhof lapte die hem onjuist en onlogisch lijkende bepaling aan z’n klompen en bouwde toch. Dat is in Aalten op zich zelf bepaald niet revolutionair, want in heel de gemeente zijn wel bouwsels verrezen waarvan de competente ambtenaren echt geen weet hebben. Neerhof deed wat vele anderen voor hem hadden gedaan met dit verschil dat hij zo netjes was wel eerst een vergunning te vragen. Zijn „geval” was dus op het gemeentehuis bekend, het werd geleidelijk zelfs berucht.
Neerhof probeerde de raad mee te krijgen. Maar dit college had zich in een moeilijke positie gemanoeuvreerd doordat het indertijd het uitbreidingsplan met die bos-bestemming op de grond van Neerhof had goedgekeurd. Heel de raad zag dat later als onjuist en voor de betrokken boer nadelig. Maar men kon niet meer terug: de planologische dienst te Arnhem vond die bestemming namelijk wel juist en er restte de raadsleden niets anders dan zuchtend te berusten.
Neerhof’s bezwaarschrift werd ongegrond verklaard. Hij kreeg aanzegging het bouwsel af te breken. Neerhof sloeg haar in de wind. Als om de zaak op de spits te drijven bouwde hij bij het clandestiene kippenhok ook nog een varkensschuur.
Het varken moet verhuizen; het heeft al te lang zonder vergunning gewoond
Tezelfdertijd richtte hij zich in een adres tot de gemeenteraad, die inmiddels al te kennen had gegeven het uitbreidingsplan in voor Neerhof gunstige zin te willen herzien. Maar de raad vergat dat hij al niet meer het laatste woord had, dat lag bij gedeputeerde staten in Arnhem.
Urenlang boomde de raad op 21 september j.l. over de kwestie en daarbij werden soms harde woorden gericht aan het adres van b. en w. Maar de raad kon niet anders dan b. & w. volgen in hun advies om met Neerhof vele anderen in de gemeente nu eindelijk eens te laten zien dat democratisch tot stand gekomen wetten en verordeningen dienen te worden nageleefd.
Wat deed Neerhof? Hij verving het kippenhok door verscheidene verplaatsbare hokjes, waarvoor geen vergunning nodig is. Maar het varkenshok liet hij staan, ondanks een nieuwe gemeentelijke lastgeving, dat het moest worden afgebroken.
Koffie
Het sloopwerk vordert gestaag
Neerhof keek dan ook heus niet vreemd op, toen gistermorgen een viertal gemeentewerklieden, een paar ambtenaren en twee mannen van de rijkspolitie zijn erf opkwamen om recht en wet hun loop te doen hebben. In de noaberschap was het nieuws al gauw bekend geworden en naarmate het slopen vorderde werd de kring van mopperende en schimpscheuten plaatsende buurtgenoten rond dat trieste tafereel groter. Misschien was dat de oorzaak dat het aantal politiemannen in de loop van de morgen verdubbelde. Hetgeen een der boeren sarcastisch deed opmerken: „Wat verwachten jullie eigenlijk? Wi’j bunt geen Koekoekboeren!”
Zo nuchter zagen de boeren de zaak overigens nog wel dat ze de politie niets verweten. Maar zonder een blad voor de mond te nemen zeiden ze hoe ze dachten over de burgemeester („Woarum is dèn noo neet hier!”) en de ambtenaren van gemeentewerken. En dat was bepaald niet vleiend.
Pas helemaal op het laatst, toen het hok al niet meer bestond, verloor een huisgenote van Neerhof, die met een kan koffie kwam aan dragen, haar zelfbeheersing. Luidkeels slingerde zij de ambtenaren, die zich juist opmaakten te vertrekken, verwijten en verwensingen naar het hoofd. Daarna schonk ze, kennelijk opgelucht, alle omstanders een kop warme koffie in. Neerhof bood ook de politiemannen koffie aan, maar die bedankten beleefd. De werklieden, die het hok hadden afgebroken, moesten of ze wilden of niet, hun gereedschap even aan de kant leggen, om ook een slok te drinken. Die waren per slot van rekening ook niet voor de lol gekomen, vonden de boeren.
„Kwestie Neerhof”
De eerste gemeenteraadsvergadering in het nieuwe jaar, op 16 januari 1962, was voor een groot deel gewijd aan de zo langzamerhand overbekend geworden „kwestie Neerhof”. Zoals bekend, heeft de heer Neerhof zonder vergunning kippenhokken gebouwd op een perceel grond, waarop de bestemming „bos” ligt. Drie keer heeft de raad zich reeds bezig gehouden met dit geval, maar een voor beide partijen bevredigende oplossing werd niet gevonden. Ter tafel was ditmaal een voorstel van de heer H.A.J. Luiten (A.R.). mede ondertekend door zijn fractiegenoten G.J. Luiten en G.J. Navis, tot partiële herziening van het uitbreidingsplan in hoofdzaak.
Het college van b. en w. was van mening dit voorstel ten sterkste te moeten ontraden, aangezien de onrechtmatige daad van Neerhof, welke niet alleen door de voorsteller maar door de overgrote meerderheid van de raad meermalen ten zeerste was afgekeurd, door de bedoelde wijziging van het uitbreidingsplan zou worden gesanctioneerd. Tevens zou het de indruk vestigen, dat de raad er toe meewerkt, dat de overtreder van de door hem vastgestelde voorschriften, in strijd met alle rechtsbegrip, toch in het gelijk wordt gesteld.
Over deze mening heerste nogal verdeeldheid. De heer H.A.J. Luiten was van mening, dat het pre-advies erg getrokken is in het persoonlijke vlak en van weinig zakelijke aard is. Spr. wees op de fout, die indertijd is gemaakt bij de goedkeuring van het uitbreidingsplan en vroeg zich voorts af of Neerhof op deze manier gestraft moet worden door de toen gemaakte fout te laten voortbestaan. De C.H.U.-fractie stelde zich bij monde van de heer H.L. Obbink achter het advies van b. en w.
„Wettig maken”
De heer B. Huinink erkende de fout van Neerhof. Nu echter de zaak zo ligt vroeg hij zich af of het niet anders kan, door b.v. van de onwettige een wettige daad te maken. Neerhof is volgens hem al voldoende gestraft (afbraak varkensschuur) en voor de gevolgen bij de aanvaarding van het voorstel zei spr. niet bang te zijn. „Na al deze „trammelant”, zo stelde spr. vast, „zal niemand het meer gemakkelijk in zijn hoofd halen een dergelijk geval op touw te zetten”. Bovendien was hij van mening dat door het uitblijven van maatregelen van de zijde van ’t college de verwachting is gewekt dat het nog wel in orde zou komen.
Nog lang werd van gedachten gewisseld over deze zaak waarbij veelal, zoals voorheen, de bosbestemming „onrechtmatig” werd genoemd. Zo voerde de heer H.W. Luimes nog aan dat zowel de raad bij de goedkeuring van het uitbreidingsplan als de heer Neerhof met de bouw van de kippenhokken volkomen te goeder trouw hebben gehandeld.
In zijn antwoord merkte de heer Van Veen op niet veel lust meer te hebben hierover nog eens weer langdurig te debatteren. Nog steeds zei hij er van overtuigd te zijn dat het bewuste perceel grond rechtmatig de bestemming „bos” heeft gekregen. Derhalve ziet spr. dan ook geen andere oplossing dan een volledige wijziging tezijnertijd van het uitbreidingsplan in hoofdzaak. Hierna werd het voorstel tot partiële herziening in stemming gebracht; het werd met acht tegen zes stemmen aangenomen.
Precies drie weken nadat in Aalten de Vaags-reünie is gehouden komen in deze gemeente nazaten van een andere typisch Aaltense familie bijeen: de Te Gussinklo’s. De opzet van deze familiereünie is enigszins anders dan bij die van maandag j.l. Toen immers waren er in Aalten slechts Vaagsen of daarmee getrouwden aanwezig. Bij de Te Gussinklo-reünie is er evenwel sprake van de nazaten van één bepaalde tak, maar die is voor deze gelegenheid dan ook bij wijze van spreken helemaal afgebladerd, zodat er ook familieleden met heel andere namen present zullen zijn.
Stamboom reikt tot jaar 1562
De basis voor deze reünie is gelegd door wijlen de heer K.B. te Gussinklo in Scheveningen, een man die al jong met pensioen uit Ned. Indië terugkwam en die toen heel veel van zijn ruim beschikbare vrije tijd heeft besteed aan het nasnuffelen van oude archieven, doopboeken e.d. om een stamboom van de familie Te Gussinklo te kunnen opzetten.
De oorsprong van deze stamboom gaat terug tot het jaar 1562, toen een zekere Goeken ten Gussinkloe werd geboren in de toenmalige heerlijkheid Lintelo. In die heerlijkheid lag zoiets als een oud kasteel (later zijn daar ook restanten van blootgelegd) dat de Te Gussinklo’s, zoals ze gingen heten, tot woonstee heeft gediend. Deze stamboom kon worden samengesteld uit de zgn. Volontaire Protocollen der Stadt Breedevoort, zoals die zich bevinden in het rijksarchief te Arnhem, en voor de periode van 1665 tot 1811 uit het „reghister van houwelijcken in den Kerspele van de Heerlijkheid Aalten”. Voor de gegevens van de laatste anderhalve eeuw kon uiteraard een beroep worden gedaan op de gemeentelijke archieven.
Stamvader
Deze stamboom telde zes takken. Voor de komende reünie is maar een van die takken grondig nagezocht. Men is daarbij uitgegaan van de in 1807 geboren Willem te Gussinklo, die op de Markt te Aalten heeft gewoond en die gehuwd was met Josina Aleida Mierdink. Uit dit huwelijk zijn zes kinderen geboren. Nagegaan is nu welke nazaten van deze kinderen met hun aanverwanten nog in leven zijn. Van hen bleek een honderdtal te achterhalen en die zijn uitgenodigd op Tweede Pinksterdag in Irene te Aalten te komen kennismaken of de kennismaking te hernieuwen.
Vast staat nu reeds dat velen elkaar zelfs niet van naam kennen, laat staan weten dat zij familie van elkaar zijn. Zij zullen komen uit alle delen des lands, want hoewel de Te Gussinklo’s in wezen een oer-Gelders geslacht zijn, hebben vele telgen blijk gegeven van grote reis- en ondernemingslust. Tot de genodigden behoren afstammelingen van wat men zou kunnen noemen de landbouwerstak, de horlogemakerstak, de ondememerstak, maar ook de nazaten van twee naar Amerika geëmigreerde Te Gussinklo’s, die daar carrière hebben gemaakt; of de laatsten zullen verschijnen op de reunie is overigens twijfelachtig.
Een driemanschap, bestaande uit de heren W. te Gussinklo, de senior van de onderhavige tak, G.B.K. Peters en T.M. Schelling te Delden is al maanden doende deze bijeenkomst voor te bereiden. Dat zij zo kort na de Vaags-reünie wordt gehouden is louter toeval.
De reünisten worden Pinkstermaandag tussen 10 en 11 uur in Irene verwacht, waarna zij gezamenlijk zullen aanzitten aan een Gelderse koffietafel. Daar zal de heer W. te Gussinklo uiteenzetten hoe de familiedag tot stand gekomen is en daarna zal er uiteraard ruimschoots gelegenheid zijn na te gaan in hoeverre wie van wie familie is. ’s Middags zal er een rondrit door Aalten worden gemaakt o.m. langs hofsteden die in de historie der Te Gussinklo’s een rol hebben gespeeld. Een diner zal deze familiedag besluiten.
Maandag komt in de sociëteit te Aalten een gezelschap dames en heren bijeen, die, hoewel volslagen onbekend zijn voor elkaar en uit diverse windstreken van het land komend, zich niet aan elkaar behoeven voor te stellen. Om de eenvoudige reden dat hun namen gelijkluidend zijn. Kort en goed: Vaags. Na jarenlang sibbekundig speurwerk en maanden van administratieve voorbereiding zal dan namelijk eindelijk de Vaags-reünie een feit kunnen worden. En waar zou die beter gehouden kunnen worden dan in Aalten, waar de stamvader aller Vaagsen het levenslicht aanschouwde?
Geleense scheikundige zette stamboom op
Dat is inmiddels een kleine tweehonderd vijftig jaar geleden. We mogen dat aannemen op gezag van iemand, die het allemaal haarfijn heeft uitgezocht. Een Vaags, uiteraard. En wel een zekere P.B. Vaags uit Geleen, een 35-jarige scheikundige bij de staatsmijnen. Deze Limburgse Vaags heeft bij de opbouw van een familiestamboom dankbaar gebruik kunnen maken van de oudste gegevens, zoals die in het begin van de laatste oorlog waren verzameld door wijlen de heer A.A. Vreede, wiens dochter thans woonachtig is in Dinslaken.
Hij is er jarenlang druk mee geweest, heeft in binnen- en buitenland navraag gedaan, heeft officiële gegevens voor zover aanwezig van gemeentesecretarieën verkregen en verwerkt, ging eens een praatje maken met deze en gene. En zo is geleidelijk een boekwerkje ontstaan, dat niet alleen voor de Vaagsen interessant is. Een in het kort beschreven familiegeschiedenis, die eeuwen terugreikt.
Stamvader Voogedes
De stamvader aller Vaagsen woonde oorspronkelijk in Bocholt, waar hij op 8 april 1693 werd geboren. Na zijn huwelijk met de Aaltense schone Hanna Degenaar vestigde het paar zich in Aalten. Die stamvader heette overigens Voogedes. Hun op 23 januari 1718 geboren Jannes Petrus ging uiteindelijk na naamswijzigingen in Voegts, Vaegts e.d. Vaags heten. Van deze latere assessor en kerkmeester stammen alle nu levende Vaagsen af.
Van deze Nederlandse stamvader en zijn huwelijk met Berendina Lankhof leiden zeven takken door de eeuwen heen naar de huidige generatie. Twee ervan zijn al afgevallen. Er zijn er derhalve nog vijf over. Maar daarvan zal er naar menselijke berekening op korte termijn weer een verdwijnen, daar de laatste telg van de zgn. G-tak een ongehuwd man in Den Haag is.
Dan resten nog de P-tak, de H-tak, de J-tak en de B-tak. Uit die takken is blijkens het onderzoek van de heer Vaags uit Geleen een respectabel aantal takken of twijgjes voortgekomen. Thans zijn er nog 232 levende Vaagsen, van wie er 153 in Gelderland wonen (voor 63,4 pct in de Achterhoek) en de rest verspreid over alle delen des lands, alsmede nog 14 in Canada, 7 in Rhodesia, 4 in Noorwegen en 1 in Zuid-Afrika. Het zijn mensen uit alle rangen en standen.
Bomen planten
Zeer gemêleerd zal zeker ook ’t gezelschap reünisten zijn, dat maandag a.s. om 11 uur ’s morgens ter begroeting en kennismaking zal samenkomen. Uiteraard komen ze lang niet allemaal. Overdag zullen het er zo’n 90 zijn, ’s avonds ongeveer 120. Na een gezamenlijke koffietafel zullen er ’s middags op het landgoed ’t Walfort vier Vaagsen-bomen worden geplant, voor elke nog groei- en bloeikrachtige tak één: deze bomen zullen in onderhoud aan het gemeentebestuur worden overgedragen. Daarna zal er gelegenheid zijn om wat in Aalten rond te wandelen en bijvoorbeeld eens een kijkje te gaan nemen bij de oude „stamhuizen”, ’s Avonds is er dan een meer feestelijk samenzijn.
Wie de lust zou bekruipen om als buitenstaander via een simpel kennismakingsgemompel: „Vaags, aangenaam” in deze reünie binnen te dringen, die zij er op gewezen dat alle reünisten een keurig strikje dragen, verschillend in kleur al naar gelang de tak waartoe zij behoren. Bovendien heeft de heer Vaags uit Geleen nog zoiets als een code gevonden om de stamboom overzichtelijk te maken. En die code is werkelijk alleen te ontcijferen als je in het bezit bent van zo’n Vaagsen-familieboek. Maar daarvoor moet je natuurlijk een Vaags zijn.
Een week later schrijft Dagblad Tubantia over het verloop van de reünie:
Vaags-reünie werd een gezellig familiefeest
De reünie van de Vaags-familie in Aalten is gisteren geworden tot een blij en gezellig samenzijn. De meeste Vaagsen en semi-Vaagsen kenden elkaar vanwege hun diverse Achterhoekse woonplaatsen wel, doch er waren toch ook nog verscheidene stamverwanten van verre gekomen. Maar die waren al gauw na de ontvangst, gistermorgen om elf uur in de Sociëteit wat men noemt „en famille”. Honderd en een keer is bij de onderlinge kennismaking het woord „Vaags” gevallen. Dan was er wat gezoek en getast tussen het lover van de stamboom om uit te maken of men misschien nog rechtlijnig familie van elkaar was. De strikjes, die de reünisten droegen, in de kleuren oranje, rood, wit en blauw waren daarbij een puik werkend hulpmiddel.
Vier bomen geplant op ’t Walfort
Een van de vier Vaags-bomen, die van de oranje tak, wordt bij het restant van het kasteel ’t Walfort geplant.
Er is gisteren zo in onderlinge gesprekjes aan tafel of bij de borrel flink gegrasduind in de stamboom, die de animator van deze reünie, de heer P.B. Vaags uit Geleen, zo soliede heeft opgezet. Dat iedereen familie van iedereen was vermocht lang niet iedereen te bevredigen. Men wilde wel eens weten in hoeverre die stamverwantschap ging. En daarbij was het boekwerkje van de Limburgse Vaags met zijn handige codering onmisbaar.
Zeer terecht heeft de voorzitter van het werkcomité, de (Winterswijkse) heer J.B. Vaags, in zijn begroetingswoord de verdiensten van dat werk geschetst. En daarbij bleef het niet. Een der Aaltense reünisten had een keurig miniatuur-stamboompje geknutseld met de vier hoofdtakken in kleuren en dat werd de heer Vaags uit Geleen als een blijvend aandenken aan zijn werk en de reünie, die eruit voortvloeide, aangeboden.
Een bijzonder woord van welkom gold de heer en mevrouw Brinkmann-Greeve, het predikanten-echtpaar uit Dinslaken. De heer Greeve heeft namelijk in het begin van de oorlog de eerste genealogische gegevens over de familie Vaags verzameld en op deze gegevens heeft de heer Vaags uit Geleen bij zijn latere onderzoek voortgeborduurd. Mevr. Vreede zei in haar antwoord, mede namens haar man, het een hele eer te achten deze reünie te mogen bijwonen.
Daarmee was dan voorlopig het officiële gedeelte ten einde. Men praatte nog wat en ging toen aan de koffietafel.
In vier groepen
De middag begon met het tweede officiële gedeelte, het planten van vier Vaags-bomen op het landgoed ’t Walfort. Daarmee hopen de Vaagsen de herinnering aan hun reünie symbolisch gestalte te hebben gegeven voor zeer lange tijd. De ongeveer honderd reünisten begaven zich te voet, per bus of per auto naar het (nu) gemeentelijke landgoed. Een betere plaats had men moeilijk kunnen kiezen, per slot van rekening is de bewoner van wat er nog rest van het oude slot ook nog verwant aan de Vaagsen.
Daar hebben dan de van een oranje, rood, wit of blauw strik voorziene boompjes (voor elke nog levenskrachtige tak van de familie één) hun bestemming gekregen, omgeven door de bijbehorende stamgenoten. Voor even viel het grote Vaags-gezin in vier groepen uiteen. Maar nadat burgemeester Van Veen de boompjes met enkele vriendelijke woorden had geaccepteerd in de gemeentelijke hoede, was de eenheid weer snel hersteld. Men heeft daarna nog gezellig in Aalten rondgewandeld, is hier en daar een oud „stamhuis” gaan bezoeken en gezamenlijk gaan eten. En ’s avonds hebben de Heikneuters de toen nog wat talrijker geworden familie met een liedje, een praatje en wat muziek een paar uur prettig geamuseerd.
„Een kleine moeite, dacht ik….”
P.B. Vaags uit Geleen
De man, die in wezen de reünie van de Vaags-familie heeft mogelijk gemaakt door zijn sibbekundig speurwerk, de heer P. B. Vaags, woont weliswaar in het Limburgse Geleen maar is van huis uit een echte Achterhoeker. Zijn grootvader was Aaltenaar, zijn vader en hijzelf komen uit Eibergen.
„De naam Vaags heeft me al lang geïntrigeerd, vooral omdat je hem elders in het land vrijwel niet tegenkomt. Ik dacht dat ’t een kleine moeite zou zijn om alle familieleden na te speuren. Maar daar heb ik me toch op verkeken. Ik begon met eenvoudig een serie oude giro- en telefoonboeken op de naam Vaags te onderzoeken – je moet toch ergens beginnen – en toen bleek al gauw dat de boom al dikker en dikker werd. Ik heb deze en gene geschreven, ben in Aalten eens met bakker Vaags gaan praten en toen ik eenmaal zover was wilde het werk me niet meer loslaten”.
Het heeft al met al een anderhalf jaar in beslag genomen voor de stamboom, compleet met alle takken en twijgjes, kloek overeind stond. Toen kon het organisatorische werk voor de reünie beginnen. Maar daarmee heeft de Geleense Vaags zich niet bemoeid. Dat is meer het werk geweest van de in dat soort zaken zeer bedreven VVV-secretaris.
Zaterdagmiddag heeft de padvinderij te Aalten de beschikking gekregen over een eigen gloednieuw clubhuis. Hiermede is een einde gekomen aan een jarenlange worsteling van dit gilde om een eigen bescheiden, doch degelijk onderdak te krijgen.
Verschillende behuizingen heeft de Aaltense padvinderij gekend, doch meestal waren het „krotten” die na enige tijd alleen nog voor afbraak in aanmerking kwamen, met het gevolg dat dit stuk jeugdwerk herhaaldelijk „op straat stond”. De meisjes en jongens in het bekende uniform gaven echter de moed niet op. Vastberaden ging hun werk voort, met uiteindelijk als resultaat, dat dankzij veler medewerking nu een eigen home kon worden betrokken.
Weg ging niet over rozen
Half verscholen in het Veldhuisbosje aan de Haartsestraat staat een gebouwtje waar menige jeugdclub jaloers op zou worden. Dat de weg naar de totstandkoming van het clubhuis echter niet altijd over rozen heeft geleid, bleek overduidelijk uit de openingstoespraak van de voorzitter van het stichtingsbestuur, de heer B. Garretsen.
Zeer veel moeilijkheden moesten overwonnen worden, doch, zo stelde de heer Garretsen het, is dit niet bij alle gebouwen die door particulier initiatief tot stand komen hetzelfde? Het zou echter verschrikkelijk jammer zijn geweest, zo vervolgde de voorzitter, dat we deze 80 jongens en meisjes geen onderdak konden geven, want zonder dit gebouw zou de gehele padvinderij van het N.P.V. en N.P.G. in Aalten opgedoekt moeten worden.
Er moest dus iets gebeuren, en er is iets gebeurd. Het gebouw staat er, het ziet er keurig uit, maar er wordt nog veel gemist, zoals water en licht, terwijl voorts de binnenbeschildering nog veel te wensen overlaat. Het bestuur staat echter op het standpunt dat men eerst uit de schulden moet voor er verder gewerkt wordt. Zover het gebouw er nu staat heeft het ƒ 7000 gekost. Er zal dan ook op verscheidene portemonnaies nog een beroep worden gedaan.
Medewerking van velen
Van de vele prettige dingen noemde de heer Garretsen de medewerking van het gemeentebestuur. Dank bracht hij deze voor de beschikbaarstelling van het terrein en het bedrag van ƒ 2500. Dank bracht hij voorts aan de directeur van de Chr. Technische school te Aalten, de leer S.J. v.d. Oever, die het gebouw heeft ontworpen en laten uitvoeren door de leraren Schuijtemaker en v.d. Woestijne met een aantal 15-jarige leerlingen.
Met het overhandigen van de sleutels aan hopman W. Prinsen droeg de heer Garretsen tenslotte het gebouw over aan de padvinders. Hierna voerden verschillende sprekers het woord. Burgemeester E.S. van Veen die met beide wethouders aanwezig was, feliciteerde namens het gemeentebestuur, mevr. Hartsuiker namens het hoofdkwartier van het Ned. Padvindsters Gilde, districtscommandant Bosman namens ’t district Winterswijk, Akela Strating te te Borculo, assistente van het hoofdkwartier, en verder vertegenwoordigers van de Aaltense geestelijkheid. Voorts waren aanwezig padvindersgroepen uit omliggende gemeenten zoals Doetinchem, Neede, Ruurlo, Varsseveld, Eibergen, enz. De Enschedese Padvinders Marsband verzorgde de muzikale omlijsting, en gaf zaterdagavond nog een taptoe op het Marktplein.
Rest zij nog vermeld dat de officiële openingsplechtigheid werd verricht door burgemeester E.S. van Veen. Hiertoe hadden de „Burchtlanciers”, zoals de groep Aalten heet, voor het gebouw een ophaalbrug gebouwd. Nadat deze was neergelaten, begaven de heer van Veen en de talrijke genodigden zich over de brug naar het gebouw.
Terrein bij boerderij De Kamp waar in 1959 resten van een urnenveld uit de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd zijn aangetroffen. Het urnenveld is in 2003 aangemerkt als rijksmonument.
De Arnhemsche Courant meldde op 11 maart 1959:
“Bij de landbouwer A.J. te Paske, op de boerderij De Kamp te Barloo, gemeente Aalten, is gisteren bij graafwerkzaamheden een aantal urnen gevonden. Op een diepte van plm. 40 tot 50 centimeter ontdekte men in de morgenuren de eerste urn, die nog vrijwel onbeschadigd was en waarin zich beenderresten bevonden.
Burgemeester E.S van Veen werd direct van deze vondst in kennis gesteld, waarna gemeentewerklieden met de afgraving verder gingen. Op een terrein van enkele vierkante meters werden in de loop van de dag nog vier urnen blootgelegd. Op ongeveer honderd meter van dit terrein waren enkele jaren terug ook reeds urnen aangetroffen.”
Zutphens Dagblad, 11 februari 1953
Zutphens Dagblad, 22 oktober 1957
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Christelijk Nationaal Weekblad De Spiegel, 16 november 1957
Langzaam en voorzichtig werd ze uit de ziekenauto getild. Sterke mannenarmen droegen de brancard stapje voor stapje over het erf, waar wat dorre bladeren door de frissen najaarswind voortgejaagd werden tot ze in hun vaart gestuit werden door het gaas, dat rond de kippenloop gespannen stond. Stapje voor stapje gingen de mannen verder, voorbij de mensen, die wat beschutting voor de wind gezocht hadden onder het dak van de open schuur. En Annie lachte tegen al die mensen, want het was voor haar wel een bijzonder blijde dag. Vandaag kreeg ze haar nieuwe, eigen kamertje! En daar hadden deze mensen en nog een heleboel meer voor gezorgd.
De brancard werd neergezet. Annie keek opzij en toen… toen zat er opeens een traan in haar oog, die ze haastig wegveegde. Maar er kwam er nog één en nog één… O, dit – nee, dit had ze na haar afwezigheid niet verwacht! Een heel nieuw huisje met twee openslaande tuindeuren waardoor ze een nieuw tafeltje zag staan – en stoelen – en haar radiootje stond naast haar ledikant op een gloednieuw boekenkastje en dan een mooie lamp – en… en… opnieuw werd haar de ontroering te machtig en terwijl ze naar binnen gedragen werd, liet ze haar tranen van blijdschap en dankbaarheid de vrije loop…
Zou er geen oplossing zijn!
Het zal ongeveer een half jaar geleden zijn, dat Hendrik Arentsen, manufacturier te Aalten voor de zoveelste keer een bezoek bracht bij Annie Smees, die al zo lang, zo heel lang – al wel vijftien jaar – ziek te bed lag en waarvoor menselijkerwijs gesproken geen genezing meer mogelijk was. Arentsen keek eens rond. De kamer waar het ziekbed stond, was aardig wat de ruimte betrof, maar hij wist, dat het er vochtig was en dat ’s morgens om tien uur de zon voor die dag afscheid van Annie nam.
Het verhaal van Annie Smees en Actie Zonneschijn in De Spiegel, 16 november 1957
Zonneschijn had het meisje nodig en dat ontving ze niet in deze kamer.
Wat jammer eigenlijk, dacht de manufacturier, dat dit meisje, dat toch al zo weinig ziet van de buitenwereld, nu ook niet wat meer zonneschijn kan ontvangen. Zou daar nu geen oplossing voor te vinden zijn? Zou er niet een andere kamer voor te vinden zijn? Zou er niet een andere kamer voor het meisje beschikbaar wezen? – Hij praatte er eens over met vader en moeder Smees, maar deze bejaarde mensen wisten het ook niet. Het was immers al zo veel jaren goed gegaan? Drie maanden van elk jaar had Annie in het kleine tuinhuisje gelegen en de rest van elk jaar lag ze in deze kamer.
Was er dan helemaal geen andere plaats in de boerderij, waardoor Annie’s ledikant op het zuiden kon staan? „Onze slaapkamer”, zei moeder Smees, „maar daar zit weer geen raam in, dat op het zuiden uitkijkt.” Tja, dat werd moeilijker. Vooral omdat de boerderij geen eigendom van het gezin Smees is. Toch bleef de heer Arentsen erover nadenken. Zonneschijn moest Annie hebben. Konden hij en al die vrienden, familie en bekenden, die haar regelmatig bezochten haar dàt maar geven! Het moest toch op de een of andere manier kunnen.
Giften stroomden binnen
En het lukte! Het lukte veel beter dan Annie’s vrienden hadden verwacht. Want toen de toestemming gegeven was om de kamer van vader en moeder met die van Annie om te wisselen en als een gezellig ziekenverblijf in te richten met een groot raam, met een schoorsteen, met behang en vloerbedekking, toen stroomden de giften binnen.
Op verjaardagen en bruiloften, van particulieren en zakenmensen, iedereen, die tot Annie’s familie, vrienden en bekenden behoorde was direct bereid om op de oproep van Arentsen te reageren en een steentje (of soms ook wel een grote steen) bij te dragen in de kosten, welke gemaakt moesten worden. Zo ontstond de actie „Zonneschijn” en het bedrag van duizend gulden, dat met de verbetering en aankleding van de kamer gemoeid was, werd al spoedig overschreden en groeide aan tot twéé duizend gulden!
Maar dàt was geweldig! Waarom, zo dacht Annie’s vrienden, zouden we het nu niet ineens helemààl goed doen? Laten we haar een heel nieuw kamertje cadeau geven! En al pratend kwam men ten slotte op het idee om een uitneembaar, verplaatsbaar en dubbelwandig houten huisje te laten maken. Ten slotte was moeder, de enige, die haar dag en nacht verzorgde, al bijna negen en zestig jaar en àls Annie nog eens bij iemand anders verpleegd zou moeten worden, dan kon ze haar huisje prachtig meenemen.
Zo werd er dus besloten en zo gebeurde het ook. Het huisje werd gebouwd en de inrichting ervan verzorgd. Meisjes van de Chr. Landbouwhuishoudshool van Aalten kochten en maakten van hun bijeengespaarde geld de gordijnen, de onderwijzeressen voorzagen ze van handbedrukte motieven, het Oranje-Groene Kruis schonk het vloerkleed, de firma Luimes gaf nààst een geldelijke bijdrage het mooie boekenkastje, waarop het moderne radiotoestelletje kon staan, dat Annie al eerder van een Spiegellezer ontvangen had, nadat er een oproepje voor prentbriefkaarten in ons blad gestaan had en deze mensen Annie persoonlijk bezocht hadden.
Verder waren er nog geschenken en giften van… ach nee, laten we geen namen meer noemen, want anders zouden we misschien iemand overslaan en het is trouwens helemaal de bedóéling niet van al Annie’s vrienden dat hun namen bekend gemaakt worden. Deze gaven, dit brengen van zonneschijn aan een meisje, dat al vanaf har elfde, twaalfde jaar sukkelt met haar rug door een ongelukkige val bij het spelen, waarbij operatief ingrijpen geen bat mocht hebben, al deze onbaatzuchtige liefde en dit tastbaar medeleven was haar geschonken, omdat men van haar houdt, omdat men de door de Here Jezus bevolen naastenliefde in praktijk wilde brengen.
Ontroerende naastenliefde
Zo moet men deze reportage dan ook zien. Temidden van al die narigheid, welke op deze wereld te vinden is, het elkaar vereten door jaloezie of haatgevoelens, het geschreeuw van „dat laat ik niet op me zitten!”, het… enfin, al dat lelijke en nare dat zoveel mensen hun naaste aandoen, temidden daarvan gebeurt dan opeens in de Gelderse Achterhoek dit mooie, dit geven van ontroerende naastenliefde.
Toen de burgemeester van Aalten en de heer Arentsen het woord voerden, stond het kamertje vol met familie en vrienden.
„Het is in geen geval de bedoeling om geld van U los te kloppen,” schreef mevrouw Te Loo uit Bredevoort ons, „maar wij vonden dit spontane medeleven met de zieke Annie Smees zo leuk en zo hartverwarmend, dat we dachten: dit moeten we eens naar De Spiegel schrijven. Het zou een voorbeeld kunnen zijn voor anderen.” En dat is het inderdaad!
Voordat Annie met de ziekenauto aankwam, hebben we eens rondgekeken. We zagen haar vorige ziekenvertrek, waar bijna geen zon komt en van waaruit ze ook praktisch niets zag van de weg. De weg, die tóch al een heel eind van de boerderij vandaan ligt. Ook ligt de kamer helemaal aan de andere kant van het huis, zodat Annie ook niets zag van de werkzaamheden, die door haar ouders, broer en zus rond de boerderij verricht worden, en waardoor ze dus ook weinig contact met haar huisgenoten had.
We hebben ook haar „zomerhuisje” bekeken, dat in de tuin staat. Het is niet groter dan een prieel. Stond haar ledikant erin, dan kon er met moeite één stoel bij. Bovendien viel het voor haar moeder ook niet mee om gedurende de drie maanden, dat Annie daar lag, iedere nacht een keer naar buiten te moeten.
Onbezwaard eigendom
Nee, dan is haar nieuwe kamer in alle opzichten beter. Door een deur is het huisje regelrecht verbonden met de slaapkamer van haar ouders, Annie heeft een beter uitzicht op de weg en op het erf en de zon kan ongehinderd van ’s morgens tot ver in de middag naar binnen schijnen.
Toen ze binnen gedragen werd – we schreven het al – stonden daar verschillende familieleden en vrienden om bij de overdracht aanwezig te zijn. We zagen de burgemeester van Aalten, haar geneesheer, dokter H. Knol met zijn echtgenote, wethouder Te Roele, de voorzitster van het Rode Kruis, afd. Aalten, mevr. Van Egmond en nog veel meer. Allemaal kwamen ze Annie gelukwensen met haar nieuwe verblijf en luisteren naar de oorkonde, die burgemeester Van Veen voorlas en aan haar overhandigde. Er stond het volgende in:
„Op heden, de eerste nov. 1957, werd door de Edelachtbare Heer („ja, dat ben ik, Annie, hoe vind je dat?” lachte de burgervader) E.S. van Veen, burgemeester van de gemeente Aalten aan Mej. Annie Smees, Heurne 4, eveneens gem. Aalten in onbezwaard eigendom overgedragen een dubbelwandig en met pannen gedekt houten gebouw, groot ruim drie bij vier meter, met dubbele ramen, schoorsteenmantel, asbestschoorsteen, tegelterras, elektra aanleg met bijbehoren, balatum, karpet met twee kleedjes, stoeltje, bank, tafeltje, boekenmeubel, lamp, oliehaard met 200 liter tank. Een en ander is het resultaat van een actie gevoerd onder vrienden, familie en belangstellenden onder het motto „Actie Zonneschijn”.
Ook moeder Smees moest vele handen drukken en gelukwensen ontvangen.
Velen tot zegen geweest
Annie Smees in haar nieuwe kamertje, rechts de heer H. Arentsen.
„Het heeft Anneke overweldigd,” zei haar wijkpredikant, Ds. R. Siertsema, „daarom kan zij ook geen woorden vinden om u allen te bedanken en heeft ze mij verzocht dit te willen doen.” „Laten we ook niet vergeten,” zei burgemeester E.S. van Veen wat later, „dat ofschóón Annie dit kruis te dragen heeft, zij tòch kans ziet om velen, die haar bezoeken, met een blij en dankbaar hart weer weg te laten gaan. Onbewust is zij veel mensen tot zegen geweest en ik weet zeker, dat zij dit zal blijven zijn.”
In- en ingelukkig lag Annie daar, de rode cyclamen bloeiden in de vensterbank, bloemen geurden door heel het kamertje en haar gevouwen handen lagen in het milde licht van de blij stralende najaarszon.
Het oorspronkelijke artikel is ook beschikbaar als pdf (klik hier).
Annie en haar zus Mina verhuisden in 1970 naar een aanleunwoning van de Cederhof, Hogestraat 80. Het ziekenkamertje heeft daarna nog enkele jaren dienst gedaan als berging.
Zondag 7 juli 1957 was een smoorhete dag. Veel inwoners van Aalten wilden daarom graag een verkoelende duik nemen in zwembad ’t Walfort. Het was destijds echter niet toegestaan het zwembad op zondag te openen. Honderden inwoners waren het daar niet mee eens en togen die middag naar het bad. De jeugd klom over de omheining en ouderen forceerden toegang tot het zwembad. Even later dook de menigte het verfrissende bad in, en de ijlings ontboden politie kon er niets tegen doen!
Stormloop op ’t Walfort
Nieuwe Winterswijksche Courant, 8 juli 1957
Aalten heeft een mooi natuurzwembad, ’t Walfort. Maar op zondag mag er niet gezwommen worden. De overwegend rechts-Christelijke gemeenteraad heeft met enkele stemmen meerderheid onlangs besloten, dat het zwembad op zondag gesloten moet blijven. Dit besluit heeft een groot deel der Aaltense bevolking, dat de motieven van dit besluit niet delen kan, zeer geprikkeld. Een geprikkeldheid, die zondag j.l. nog bevorderd werd door de enorme warmte, die deed snakken naar een verkoelend bad.
In grote getale trokken oud en jong zondagmiddag naar het Walfort, waar men aanvankelijk voor de gesloten poort bleef staan en protesteerde tegen het gemeentebestuur, dat het meer vrijzinnige protestantse volksdeel en ook de katholieken, joden enz. dit bad onthield, terwijl het smoorheet was. Al spoedig begon de jeugd over de omheining van het zwembad te klimmen en al spoedig waren er ouderen, die de houten schuttingen in trapten en zo de toegang tot het bad forceerden. En even later dook de hele menigte – ’t waren er vele honderden – het verfrissende bad in.
Toen de ijlings ontboden politie en enige bestuursleden van het Bad kwamen, stond men voor een voldongen feit! De politie kon weinig beginnen; er was voor haar geen doen aan, al die mensen uit het water te krijgen. Tenslotte heeft de A.R. wethouder Obbink een toespraak gehouden, die evenwel aan dovemans oren gericht was. Men dacht er nu eenmaal principieel anders over dan het gemeentebestuur en zwom rustig door.
De Volkskrant, 8 juli 1957
Na enkele uren zwemmen deed het zwembadbestuur nog eens een beroep op de zwemmers: ze hadden nu hun kans gehad en het bad moest toch weer gesloten worden. Dit beroep had succes: sportief verlieten allen het bad en even later was de zondagsrust in het zwembad hersteld. Maar het gemeentebestuur van Aalten zit met een probleem; het weet nu duidelijk dat, hoe men deze zaak principieel ook stelt, een groot deel van de bevolking het hiermede niet eens is en van oordeel is, dat de bemoeienis met haar vrijheid op zondag te ver gaat.
Natuurlijk heeft het gemeentebestuur zijn besluit, om het zwembad op zondag gesloten te houden, genomen op voor vele Raadsleden ernstige gronden. Maar wethouder Obbink beloofde deze kwestie „nog eens te zullen bezien” voor hen, die de principiële overwegingen van de Raad niet kunnen delen.
Zwembad Aalten blijft op zondagen gesloten
Tubantia, 9 juli 1957
Archieffoto zwembad ’t Walfort, ter illustratie
Op voorstel van B. en W. van Aalten heeft dit college vergaderd met het zwembadbestuur van „’t Walfort” ter bespreking van de incidenten van jl. zondag toen de jeugd van Aalten het zwembad heeft bestormd. Het zwembadbestuur heeft hierbij te kennen gegeven, het raadsbesluit om het zwembad op zondagen gesloten te doen zijn ten volle te eerbiedigen én dat het de actie van zondag afkeurt; dit laatste in tegenstelling tot geruchten, als zou het zwembadbestuur aan de demonstratie hebben meegewerkt.
Van gemeentewege zal in de loop van deze week ernstig worden gewaarschuwd tegen het betreden van het zwembad op zondag. De nodige maatregelen zullen worden getroffen. Naar we verder vernemen, zullen de raadsfracties van de K.V.P., P.v.d.A. en Gem. Belangen dit seizoen geen nieuw voorstel doen om „’t Walfort” op zondagen open te stellen. Daar uiteraard van andere zijde ook geen nieuw voorstel kan worden verwacht is het vrijwel zeker dat het bad dit seizoen op zondagen gesloten blijft.
Waarschuwing
Tubantia, 11 juli 1957
De loco-burgemeester van Aalten, wethouder W.B. Obbink, heeft naar aanleiding van de zondag op en om het zwembad plaats gevonden betoging bekend gemaakt dat bij herhaling van de ongeregeldheden niet zal worden geschroomd strafrechtelijke maatregelen te nemen. Deze publikatie werd uitgegeven in vervolg op een verklaring van het bestuur van ’t Walfort. Deze luidt als volgt: „Het bestuur van de bad- en zweminrichting „’t Walfort”, in vergadering bijeen op 8 juli 1957, heeft de ongeregeldheden, welke zich zondag jl. op en om het zwembad hebben voorgedaan, besproken. Het betreurt deze reactie op een besluit dat op volkomen wettige wijze is tot stand gekomen, ten zeerste en spreekt unaniem zijn afkeuring uit over dit gezagondermijnend optreden. Het dringt er bij de bevolking speciaal bij de jeugd, met klem op aan het Raadsbesluit te eerbiedigen, vernielingen na te laten en op sportieve wijze het besluit na te leven.”
Aaltense raad herziet besluit
Tubantia, 16 april 1958
De Aaltenaren kunnen de komende zomer op warme zondagen ’s middags vier uur gaan zwemmen in hun eigen zwembad ’t Walfort. De gemeenteraad heeft gisteravond namelijk besloten dat het bad op zomerse zondagen van 15 tot 19 uur geopend zal zijn. Een desbetreffend voorstel, ingediend namens de fracties van de de K.V.P. en Gemeentebelangen, werd na een rustig debat aangenomen met 9 tegen 6 stemmen.
Op zichzelf was dit besluit geen verrassing, wel verrassend was de vrij grote meerderheid die het voorstel kreeg. Anders dan vorig jaar juni, toen een soortgelijk voorstel werd verworpen met 8 tegen 7 stemmen, stemden nu alle drie ch-raadsleden voor. De A.R. bleef onwrikbaar tegen. Zoals bekend is vorig jaar zomer, enkele weken na het afwijzende raadsbesluit, ’t Walfort op een snikhete zondagmiddag door honderden Aaltenaren bestormd en daarna is er gedurende enkele uren gezwommen.
Verstoorde gemoedsrust brengt zondagsrust in gedrang
Het debat van gisteravond opende geen nieuwe gezichtspunten. Het werd vrijwel een herhaling in het kort van de argumenten, die op 30 juni van het vorig jaar uitvoerig en soms vurig ter tafel werden gebracht. Ditmaal was de raad er binnen een half uur over uitgepraat. De heer Luiten, fractievoorzitter van de A.R., noemde het weinig verheffend dat er nu al weer een voorstel komt om het zwembad op zomerse zondagen ’s middags te openen.
Als we nu een ander besluit zouden nemen zou men kunnen gaan denken dat wij toegeven aan de oppositie van de straat. Hij zette nog eens het pro en contra uiteen, moest weliswaar toegeven dat het massale zwemmen in de beek ontoelaatbare toestanden oproept, maar zei niet in te zien waarom in een gemeente als Aalten met haar rijkdom aan natuurschoon zondags ook nog het zwembad geopend moet zijn. Een stuk zondagsrust gaat er z.i. mee verloren.
De heer H.L. Obbink (C.H.) verduidelijkte waarom hij ditmaal een ander standpunt zou innemen dan vorig jaar. Het gebeurde van toen heeft bewezen dat de gemoedsrust van de bevolking zodanig kan worden verstoord als het zwembad gesloten zou blijven, dat de zondagsrust er door in het gedrang zou kunnen komen. Dit had hem doen besluiten zijn standpunt te herzien. De heer Huinink (arb.) kwam weer met het argument van zondagsarbeid in dienst van politie, spoorwegen e.d., die ook wel door anti-revolutionairen wordt verricht.
Archieffoto zwembad ’t Walfort, ter illustratie
(„Alleen noodzakelijke arbeid”, stipuleerde de heer Heinen), en noemde de houding van de A.R. typisch Aaltens. In een gemeente als Varsseveld ligt de situatie heel anders. Wat 50 jaar geleden werd verkondigd gaat nu niet meer op. De zondagsrust zal door de openstelling van het zwembad niet in het gedrang komen, meende hij.
Niet door verzet
De heer Wijkamp (K.V.P.) stelde dat niet de onregelmatigheden van vorig jaar zomer de aanleiding is geweest om het voorstel opnieuw aan de orde te stellen, toen stond direct al vast dat we nog voor het nieuwe badseizoen weer een poging zouden ondernemen.
Nadat de heer Brethouwer (C.H.) had uiteengezet waarom hij zou voorstemmen („het zwemmen in de beek te Lintelo komt de zondagsrust bepaald niet ten goede”), sprak de heer Heinen (A.R.) zijn bevreemding uit over de gewijzigde houding van de heer Obbink en vooral ook van de K.V.P., die enkele jaren geleden zelfs nog tegen het gemengd zwemmen was. De heer Lurvink (K.V.P.) antwoordde dat het zedelijk heil zeker zo belangrijk was als de zondagsheiliging. Na korte replieken, waarin heer Wijkamp een streng optreden van de politie vroeg tegen het zwemmen in de beek werd overgegaan tot stemming.
Nadat burgemeester Van Veen de uitslag had bekend gemaakt richtte de heer Ter Linde (P.v.d.A.) zich over de hoofden van de raad tot de bevolking met het verzoek van het zwembad een gepast gebruik te maken en geen excessen te laten voorkomen. B. en W. zullen ten aanzien van de uitvoering van het besluit nu nader in overleg treden met ’t zwembadbestuur.
Bronnen
Nieuwe Winterswijksche Courant, 8 juli 1957 (via delpher.nl)
In 2012 hebt in de Achterhookse Spreukenkalender 7 platte verhaaltjes estaone onder ’t pseudoniem Hollenbargs Jan, geboren en getogen op ’n Hollenbarg. Dit is ene van dee verhaaltjes waor ’t hele gedoo met begonnen is.
Ik slepe samen met mien ongetrouwde ome in ne beddestae. Wi’j hadden d’r gelukkig ook ne raempken an zodat ’t d’r neet al te benauwd was. Mien opa den sleep nog in ne helen dichte beddekaste met van dee deurkes d’r veur. Hee had ook nog stro as matrasse. As de rogge was edorst kreg e d’r ni’j stro in. Maor hee is wal zowat viefentachtig ewodden. In dee tied, ’t was denke ik zo in 1957 of ’58, werden wi’j allemaolle bange maakt dat de Russen wal ’s konnen kommen. Ze waarn Hongarije al binnenevallen en wee wet bunt ze zo deur Duutsland en dan bunne wi’j an de beurte. ’t Was de kolde oorlog, zo neumen ze dat.
Op ne zaoterdagmorgen, dat was zestien meert 1957 en wi’j slepen nog, begon ’t inens geweldig te knappen buten. Mien ome vlög naor baoven en reern: “daor komt de Russen an, noo zu’j ’t hebben”. Wat ’n spul. Ton wi’j van ’n eersten schrik bekommen waarn kekke wi’j uut ’t raempken en zaggen dat bi’j de buurn de schure in brand ston. Dat geknap kwam van de asbestplaten dee op ’t dak lagen. Deur de hitte van ’t vuur knappen ze uut mekare. Ton alles gebeurd was en de brandweer weg was hewwe de boel bekekken. Wat ne stinkeri’je. En no denk ik wal es, zol’n d’r neet asbestdeeltjes deur de locht waen egaone.
De poggen wee ne stuk asbest in de pokkel hadden ekreggen werden gauw eslacht deur Betsken ter Maot uut Aalten. ’t Vleis smaken good en geenene weet zich drok maken um de asbest. De leu wisten jo ook neet baeter. Maor ik wol nog wal effen zeggen: Wi’j hebt nooit gin Russen ezene, althans gin soldaoten. Later bunt d’r nog wal Russen en Russinnen in Aalten ewest. Op ’t festival van De Klepperklumpkes. Maor ton wazze wi’j d’r helemaole neet meer bange veur. Tieden verandert. Da’s maor good ook. Maor toch: de Rus begint weer kunsten te kriegen…
“Hollenbargs Jan” (Jan Oberink)
Brand bi-j Essink an de Beerninkweg, 16 meert 1957
Vooruitgang op de gebieden van ’t onderwijs, de sociale zorg en zelfs… de woningbouw.
Aalten vroeger
Een van de grotere gemeenten in de Gelderse Achterhoek is Aalten. Een gemeente, gevormd door twee plaatsen: Aalten en Bredevoort, met ruim 14000 inwoners. Aalten is ouder dan Bredevoort, lezen wij in het onlangs verschenen boekje over Bredevoort van Ds. H.A. Hauer, die op gezag van Dr. B.H. Slicher van Bath aanneemt dat Aalten vóór het jaar 600 en Bredevoort tussen de jaren 800 en 1000 ontstond.
In die oude tijden was Bredevoort belangrijker dan Aalten. De „gezagsdragers” uit die grijze oudheid woonden in Bredevoort. Daar stond een „kasteel”, waar omstreeks 1200 de heer Van Lohn de scepter zwaaide. En Bredevoort was vooral gevreesd, vanwege z’n veemgericht. Ergens tussen Aalten en Bredevoort, op het landgoed Walfort, bevond zich ’n openlucht-gerichtplaats, de veemstoel Slehegge.
Burgemeester E. S. van Veen.
De markt te Bredevoort met de Ned. Herv. Kerk waarvoor Koningin Juliana onlangs een bedrag van ƒ 500,— schonk ten behoeve van het restauratiefonds.
Wie zich aan heiligschennis, afval van het geloof, valsheid, meineed, mishandeling, moord of diefstal had schuldig gemaakt, kon voor dit gevreesde veemgericht worden gedaagd. De „indaging” werd met een dolk aan de deur van de beschuldigde vastgehecht. Verscheen de beschuldigde, na driemaal aldus gesommeerd te zijn, niet, dan werd hij voor schuldig gehouden. En dan wachtte hem de doodstraf, de „veemmoord”… En er schijnen harde heren in Bredevoort geheerst te hebben.
Wie nu het vredige kleine stadje Bredevoort doorwandelt, waarover nog de sfeer van vroegere tijden hangt, die ervaart, hoe deze tijden hun loop nemen en de omstandigheden veranderen. Bredevoort is niet meer het gevreesde centrum van een wijde omgeving, maar wel het aardige, vriendelijke stadje, dat – door de wegverbinding Aalten-Winterswijk – wat buiten het grote verkeer is komen te liggen, doch dat men vooral eens bezoeken moet: er is zo menig mooi plekje!
De gemeente Aalten – dus Aalten en Bredevoort, met de er omliggende Buurtschappen – is een vooruitstrevende gemeente. Dat is aan vele symptomen te merken: wie na gaat, wat er de laatste jaren tot stand is gekomen, wie ook de activiteiten van de industrie, de winkelstand, het boerenleven opmerkt, wie het florerende Verenigingsleven ziet: die weet, dat Aalten werkt en lééft! Burgemeester E.S. van Veen was zo vriendelijk ons een en ander te vertellen van de problemen en de plannen, waarvoor het gemeentebestuur van Aalten zich gesteld ziet.
Het onderwijs: veel vooruitgang!
„Om te beginnen met het onderwijs,” zo begon Burgemeester Van Veen het gesprek, „op dit gebied hebben we het laatste jaar goede vorderingen gemaakt. Daar is in de eerste plaats de mooie, de moderne en de grote Chr. Landbouwhuishoudschool, met heel wat meer lesruimte dan de oude school aan de Haartsestraat. Daar waren we uitgegroeid, temeer waar het Christelijk landbouwhuishoudonderwijs te Aalten van regionale betekenis is; uit de gehele omtrek komen de leerlingen; het zijn er op ’t ogenblik 409. Het nieuwe schoolgebouw is nog niet geheel gereed en dus nog niet officieel geopend, maar reeds zijn er enkele klassen ondergebracht.
Daarnaast kregen we een mooie nieuwe kleuterschool aan de Oosterkerkstraat en werd de restauratie van de R.K. lagere school te Bredevoort voltooid. Barlo stichtte voorts een eigen Chr. Kleuterschool. En dan hebben we onze Chr. HBS gekregen, ook een aanwinst van grote betekenis voor de gemeente. Voorlopig zitten we daarmee in de oude landbouwhuishoudschool, met twee dubbele klassen. Het volgend jaar komen we, wat de ruimte betreft, in de impasse. De gemeente heeft een pand aan de Markt te Aalten gekocht, waardoor een voorlopige uitbreiding dezer HBS mogelijk wordt, zij het dan ook zeer provisorisch, zeker zal er binnen afzienbare tijd een definitieve oplossing voor de huisvesting van de Chr. HBS moeten komen.
Er zijn nog meer verlangens op onderwijsgebied: er moeten een nieuwe openbare lagere school en een R.K. lagere school te Aalten en een Chr. Nationale school te Barlo komen; maar deze bouwplannen zijn nog niet voor elkaar. Ook is een bouwplan voor een nieuwe Chr. Lagere Landbouwschool ingediend bij ’t betreffende Departement; wij verwachten hiervan een spoedige beslissing. Dat wordt een belangrijke school voor onze landbouw uit de gehele omgeving.”
De nieuwe Chr. Landb. Huishoudschool aan de Oranjelaan te Aalten nadert haar voltooiing. Een gedeelte van de school werd reeds in gebruik genomen.
Chr. Technische School Aalten.
Woningbouw: méér bouwvolume gekregen
– „Hoe staat het met de woningbouw in Uw gemeente,” vroegen we, waarop Burgemeester Van Veen ten antwoord gaf:
– „Wij hebben, evenals vele andere Gelderse gemeenten in belangrijke mate voordeel gehad van de nieuwe regeling, die een aanvullend bouwvolume toestaat, wanneer een gemeente kan aantonen, dat ze nog voldoende arbeidscapaciteit over heeft, om meerdere woningen te bouwen. Ons gewone volume, dat we jaarlijks kregen, was ongeveer 50 à 55 woningen; dat hebben we in 1956, met een aanvullend bouwvolume, tot 90 woningen kunnen opvoeren. U begrijpt wel, dat we daar blij mee zijn: want de woningnood is ook in Aalten nog steeds de grote zorg.
Ons woningtekort is ook groot: er zijn 2904 woningen volgens de laatste woningtelling, terwijl de geregistreerde behoefte voor de al wonende gezinnen (dus de trouwlustigen en de nieuwkomers niet meegerekend!) 3431 woningen is. Dus een tekort van 527 woningen; trek van dit aantal af de z.g. traditionele samenwoningen (nl. zij, die toch samen blijven wonen, ook al konden ze een huis krijgen), dan is het nog duidelijk, dat ons woningtekort schromelijk is en het laatste jaar erger werd. Van ’t jaar krijgen we 82 nieuwe huizen klaar: 28 particuliere woningen, 16 duplexhuizen en 28 ééngezins-woningwetwoningen.
Sociaal werk
Op andere gebieden, aldus de Burgemeester, kunnen we optimistischer zijn. Neemt U b.v. de totstandkoming van het nieuwe gebouw der Werkinrichting te Aalten: een regionale stichting van de gemeenten Wisch, Dinxperlo en Aalten. Hier is zegenrijk werk tot stand gekomen voor onze minder valide medemensen. Ook bloeit het Mater Amabiliswerk, het R.K. vormingswerk voor jonge meisjes, terwijl daarnaast een Zonnebloem cursus voor het niet katholieke volksdeel is opgericht. Een en al lofwaardige en ook zo nodige activiteit op dit gebied!”
– „Een onderwerp van gemeentelijke zorg is ook het verkeers- en wegenvraagstuk: hoe staat het daarmede?” vroegen we.
Aan de Dinxperlosestraat verrees het nieuwe gebouw van de Sociale Werkinrichting te Aalten.
Wegenvraagstuk en verkeer
– „In 1956 hebben we 11 km. zandweg kunnen verharden, maar hier ligt een moeilijkheid, waarvoor in de toekomst toch ook een oplossing moet komen, nl. de kwestie van de financiering. De regeling is thans, dat de C.T.D. (Cultuur Technische Dienst van het Rijk) 40% der kosten betaalt, de gemeente 30% en de aanwonende boeren zelf ook 30%. Wanneer U nu bedenkt, dat één km. wegdek tegenwoordig rond 30.000 gulden kost, dan begrijpt U, dat deze last voor de boeren te bar begint te worden. De van belanghebbenden geëiste bijdrage ad 30% moet heel wat lager worden.
De stichting „Streekbelangen” heeft o.a. hierop onlangs nog aangedrongen. En men kan het werk van de verharding van zandwegen niet stilzetten; er zijn trouwens ook in onze gemeente, niettegenstaande het onderhoud met de wegschaaf veel verbeteringen heeft aangebracht, nog veel te veel wegen, die in de winter onbegaanbaar zijn. De intensivering van de landbouw eist voortgaande modernisering van ons wegennet. De verbindingswegen zijn over het algemeen in goede staat; de laatste jaren werden de Dinxperlose weg en de Sondernweg sterk verbeterd.
De Haartsestraat te Aalten ondergaat een belangrijke verbetering. De z.g. kinderkopjes moeten plaatsmaken voor een modern plaveisel in de vorm van klinkers, terwijl ook de straat aanmerkelijk wordt verbreed. Koortsachtig wordt er gewerkt om voor het invallen van de winter de straat weer vrij te kunnen geven voor het verkeer.
Maar toch zijn er nog een paar doorgaande wegen, die niet af zijn. Ik denk aan de weg Aalten-Varsseveld, die weliswaar recht getrokken werd en daardoor stellig verbeterd, maar die niet voltooid werd, terwijl evenmin rijwielpaden tot stand kwamen. Tevens is er een eindje weg, n.l. van de Dommen Aanleg in Barlo naar de grens Lichtenvoorde, dat – ook door het verdwijnen van de daarlangs gelegen trambaan – nodig gerestaureerd moet worden. De oorzaak, dat dit niet geschied is, ligt in het feit, dat het provinciaal subsidie in de voltooiing en restauratie niet ter beschikking is.
Gelijk U bekend, heeft het provinciaal bestuur alle aandacht geschonken aan vier provinciale hoofdverbindingswegen, die van het grootste belang worden geacht, maar die de provinciale middelen ook zodanig aanspreken, dat andere wegen op grondige verbetering zullen moeten wachten.
Verder zult U in het dorp Aalten zien, hoe we bezig zijn verschillende knelpunten voor het verkeer te verwijden. Wij zitten nog met het probleem, hoe we het veelvuldige en zware vrachtgoederenverkeer uit Bocholt buiten onze nauwe kom houden. Anderzijds hebben we er helemaal geen behoefte aan om een dode tak van ’t grote verkeer te worden; het personenverkeer in auto’s en op motoren en fietsen houden we, als het kan, natuurlijk graag in Aalten.”
Volop werkgelegenheid, maar meer eigen industrie nodig
– „Hoe staat het met de werkgelegenheid in uw gemeente?” vroegen we nog.
– „U weet het: we leven in de hoogconjunctuur, werkloosheid is er practisch niet. We hebben met behulp van de Cultuur Technische Dienst en met rijkssubsidie gepoogd de gracht om Bredevoort uit te diepen en circa 3 ha. grond op te hogen met het slijk uit de gracht. Daarvoor is voorwaarde: zo veel mogelijk mankracht inschakelen. Maar we hadden ze niet: het werk schoot niet op en is nu met zo weinig mogelijk arbeiders en zo veel mogelijk gemechaniseerde arbeid tot stand gekomen. Er is door dit werk goede, nieuwe cultuurgrond beschikbaar gekomen; ik hoop ook nog voor wat mooie beplanting hier en daar te kunnen zorgen, opdat Bredevoort er wederom een stukje natuurschoon vlak bij zijn gracht zal bij krijgen.
Maar al is er dan praktisch geen werkloosheid, wel moeten nog te veel mensen hun brood verdienen in nabij gelegen gemeenten. Daarom ben ik blij, dat er te Bredevoort in de opgeheven fabriek van Van Eijck & Co.’s Bontweverij een nieuw bedrijf gevestigd wordt, nl. de N.V. Delicatessenfabriek Aparta, die met 30 arbeidskrachten begint en hoopt te kunnen uitbreiden tot 50 arbeidskrachten.”
Tot zover de mededelingen van Burgemeester van Veen van Aalten, die met grote voortvarendheid de belangen van zijn gemeente verzorgt. Een mooie gemeente, waar het goed wonen en werken is!
De oude stadsgracht te Bredevoort. Steeds een geliefkoosd plekje voor wandelaars en vissers.