‘Verbergt de verdrevenen en meldt den omzwervende niet’. Deze tekst (Jesaja 16:3) gebruikten verschillende dominees aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Hiermee werden de gemeenteleden opgeroepen een bijdrage te leveren aan het helpen van mensen op de vlucht voor het Naziregime. En met succes: op een gegeven moment was één op de vijf inwoners van Aalten een onderduiker, relatief meer dan waar ook in Nederland.
De inwoners van Aalten speelden een belangrijke rol bij het beschermen van onderduikers tijdens de oorlog. Hun moed en vastberadenheid hebben het leven van velen gered. De kerkelijke betrokkenheid, hechte familiebanden en de landelijke ligging worden wel gezien als redenen voor de grote bereidheid hulp te bieden. Op een afgelegen boerenerf is het relatief eenvoudiger mensen te verstoppen dan in een stad. Maar ondanks dat heeft het helpen van onderduikers en andere vluchtelingen veel moed gevraagd en soms levens gekost.
Onderduik en Verzet
Gedurende de oorlogsjaren waren er verschillende redenen waarom mensen ervoor kozen om onder te duiken. Joden probeerden bijvoorbeeld te ontsnappen aan deportatie naar concentratiekampen. Daarnaast waren er mensen die de Arbeitseinsatz wilden ontlopen of die zich wilden verzetten tegen de Duitse bezetter.
Heleen Kuipers-Rietberg uit Winterswijk, beter bekend als tante Riek, zorgde voor schuilplaatsen voor veel werkweigeraars en Joden. Samen met Ome Jan Wikkerink, een aannemer uit Aalten en leider van de plaatselijke verzetsorganisatie, en met dominee Slomp stond zij aan de wieg van de Landelijke Onderduikorganisatie (LO).
Onderduikers werden vaak verstopt op zolders, in schuren, in geheime kamers of op afgelegen plekken in het landschap. Hoewel er altijd een risico bestond op verraad en arrestatie, zijn er relatief weinig onderduikers in Aalten ontdekt door de Duitse bezetters. De lokale bevolking had een sterke onderlinge solidariteit en het verzet was goed georganiseerd. Bovendien was er een actief netwerk dat onderduikers hielp om de grens over te steken naar veiliger gebieden in het buitenland.
In 1947 schonken oud-onderduikers de Aaltense bevolking een monument als dankbetuiging voor hun gastvrijheid en aan de verzetsmensen die de stuwende kracht waren bij het onderbrengen van de onderduikers. Het monument bevindt zich in de Stationsstraat, tegenover het treinstation.
Op 9 juni 1945 schreef Dagblad Trouw:
Aalten een record?
Zeer vermoedelijk is het mooie dorp in den Gelderschen Achterhoek Aalten het plaatsje geweest dat verhoudingsgewijze de meeste onderduikers heeft geherbergd in den oorlogstijd. Het dorp heeft slechts 11.000 inwoners en er waren niet minder dan 2500 onderduikers geplaatst. Voorloopig zullen wij wel mogen aannemen dat dit een record is in Nederland.
Aalten’s taak is hiermede niet af geweest. Boven dit getal zijn er nog honderden kinderen, vooral uit Rotterdam en omgeving, geweest die daar hun zomervacantie hebben doorgebracht. We overdrijven verder niet dat duizenden in den lande in den voedselnood geprofiteerd hebben van de honderdduizenden roggebrooden, zakjes meel en havermout, spek en eieren, die vanuit dit dorp het land zijn ingezonden. De directeur van het Aaltensche postkantoor droeg den naam onder zijn collega’s van roggebrood-directeur.
Wij zullen Aalten voor deze oorlogsactiviteit dankbaar blijven. De 2500 onderduikers zijn dat ook. Ze hebben een request aan H.M. de Koningin gezonden en Haar verzocht bij een tocht door bevrijd Nederland ook Aalten te bezoeken. Wij hopen van harte dat het geschiedt. Aalten verdient het.
Bijna een kwart eeuw na de bevrijding, op 14 maart 1970, schreef Dagblad Trouw in een artikel over een geplande reünie van voormalig onderduikers en oud-strijders:
Er was in de jaren, dat de Duitsers Nederland bezet hadden, in het kleine, agrarische Aalten, bijna geen huis waarin zich geen onderduikers bevonden. Het volk, dat daar woont, is van nature gesloten. De Hagenaar en de Amsterdammer, die er onder water gingen, moesten er wel aan wennen. De Duitsers trouwens ook, en eens sprak een SD-officier in woede van ‘abscheuliche Leute’ en hij voegde er aan toe: ‘Wir sind Luft, Luft!’ De zwijgzaamheid van de Aaltenaar is echter menige onderduiker ten goede gekomen.
In de oorlogsjaren stonden in Aalten ds. J. Klijn (van De Open Deur), ds. P. Kuyper en ds. J. van Dijken resp. als hervormd, gereformeerd en christelijk-gereformeerd predikant. Op een avond kwamen twee boeren, die er een verre fietstocht voor hadden gemaakt, bij een van de drie pastorieën aan. Het doet er weinig toe welke. Zij vertelden de predikant over een naober, die onwillig was onderduikers op te nemen. In sommige huizen zitten er acht, waarom wil hij er niet één herbergen? Kan dominee niet eens met die man gaan praten en hem op zijn verantwoordelijkheid wijzen? Ze krijgen de toezegging van de predikant dat hij met de bewuste broeder een hartig woordje zal wisselen. Het bleek niet nodig. Op de dag dat de geallieerde tanks Aalten binnen dreunen, staat de boer, waarover geklaagd is, lachend en wuivend voor zijn stee. Hij staat er met zijn vrouw en zijn gezin, maar ook met een stel joden. Hij herbergde hen, zonder dat ook de naaste buren er enig vermoeden van hadden.
Niet alle joden, die in Aalten onderdak kregen, hebben de bezettingsjaren overleefd. Een aantal van hen werd ontdekt, naar Polen gestuurd en daar geliquideerd.
Kerkdiensten
Aalten zou Aalten niet zijn als het de onderduikers alleen maar materieel had verzorgd. De kerken hielden speciale onderduikers-kerkdiensten, meestal op afgelegen boerderijen, waar men in kleinere groepen bijeenkwam. De gemeente Gods ging hier als schuilkerk functioneren, ’s Zomers werden de diensten gehouden op de deel, ’s winters in de grote Achterhoekse keuken. Men ‘ging’ niet in grote aantallen ‘op’, maar kwam met twee of drie personen tegelijk. Er werden vaak wachtposten uitgezet om attent te zijn op onraad. Speciale onderduikers-catechisaties waren er ook. Zelfs aparte joden-catechisaties. Een aantal joden kwam tot het geloof in de Messias.
Begin ’44, tijdens een gewone dienst in de gereformeerde Westerkerk, omsingelden de Duitsers de kerk. Eén jongeman die in Scheveningse vrouwenkleren de kerk verliet, ontkwam. Hoe die knaap aan dat Scheveningse gewaad kwam? Tussen neus en lippen door had Aalten ook nog een flinke groep Scheveningers, die uit de kuststreek weg moesten, gastvrij opgenomen. 48 Onderduikers werden in een vrachtauto geladen en naar Amersfoort getransporteerd, en van daaruit voor een groot deel naar Duitsland. Ook werd de christelijke gereformeerde kerk op een zondag overvallen. Hierbij werd een dozijn onderduikers gepakt.
Sommige jongens keerden niet terug. ln een nummer van De Open Deur, dat het jaar daarop verscheen, vertelt ds. Klijn van een dienst die op kerstavond ’44 gehouden werd op een Aaltense boerderij. Wij citeren enkele passages: „Het Kerst-Evangelie is op vele wonderlijke plaatsen gelezen verleden jaar, in dien tijd van nood en ellende, van schuilplaatsen en onderkomens. Maar het was overval op zijn plaats. Ook hier in deze eenvoudige boerenkeuken met zijn internationale kring van verzetsstrijders, uit de hele wereld bijeengedreven; Achterhoeksche boerenjongens, zwaar gezochte illegalen, ondergedoken marinemensen en secretarie-personeel, en geallieerde piloten uit San Francisco en Florida. Brighton en Plato Sask, Canada. Het was stil als in een kerk, toen de vertrouwde woorden van Lukas 2 gelezen werden, eerst in het Nederlands en toen uit de Moffat-vertaling in het Engels. En er ging over sommige van die stoere koppen een schemer van ontroering, toen in hun eigen taal de oude Kerstboodschap tot hen kwam, hier, zo ver van huis, toch Kerstfeest, toch de Kerstboodschap: ‘Today you have a Saviour bom in the town of David, the Lord Messiah’. En aan hun harten, vervuld van oorlogsgedachten bij dag en bij nacht, klopte in de stilte van de Kerstnacht een andere vrede aan, dan waarvoor zij streden, den vrede, waarvan de Engelsen zongen: ‘Glory to God in high heaven, and peace on earth for men whom the favours!’ Bij raadselachtige prestatie had de ondergrondse uit den Achterhoek ook nog een paar Engelse kerkboeken bijeen gesnord en zo werden daar de Kerstliederen tweetalig gezongen: ‘Eere zij God, Nu sijt wellecome en het over de ganse wereld bekende Stille Nacht, Heilige Nacht…”
Nationaal Onderduikmuseum
Om de herinnering aan dit deel van de geschiedenis vast te leggen en levend te houden is in Aalten het Nationaal Onderduikmuseum opgericht. Het museum richt zich op het tonen en documenteren van de verhalen van onderduikers en de mensen die hen hielpen. Het laat zien hoe gewone mensen in buitengewone omstandigheden moed en medemenselijkheid kunnen tonen.
Het museum is deels gevestigd in een pand met een bijzondere onderduikgeschiedenis: Markt 12. Dit was indertijd het woonhuis van een gezin met kinderen, maar op zolder werden onderduikers (tijdelijk) verstopt en de kelder was de schuilplaats voor buurtbewoners tijdens bombardementen. Extra opmerkelijk: de grote woonkamer was door de bezetter gevorderd en in gebruik als ‘Ortskommandatur’.
Meer informatie over (een bezoek aan) het Nationaal Onderduikmuseum: nationaalonderduikmuseum.nl
Escape Room
Het Nationaal Onderduikmuseum heeft ook een escape room. Spelers worden geconfronteerd met vraagstukken en dilemma’s die iedereen zal tegenkomen wanneer men moet vluchten. Als je kiest om te vluchten uit jouw wereld moet je afstand doen van wat je kent en weet. Je zult alles op alles moeten zetten om je staande te houden in je nieuwe situatie.
Het komt er nu op aan dat je inzicht hebt in die nieuwe situatie, een scherp zicht hebt, zodat je tekens kan herkennen, besluiten durft te nemen en afstand neemt van wat je tot op heden wist. “Krijg je het voor elkaar om onder de radar te duiken, onzichtbaar te worden, onhoorbaar te worden voor de vijand?”
Meer informatie: escaperoom-aalten.nl
Plaats een reactie