Tag: Aalten Achteruit

  • Oorsprong van de plaatsnaam Aalten

    Oorsprong van de plaatsnaam Aalten

    Over de oorsprong van de naam Aalten doen verschillende theorieën de ronde. Maar waarop zijn deze gebaseerd en hoe geloofwaardig zijn ze? Oud Aalten dook in de geschiedenis om hierover meer te ontdekken.

    We beginnen met de oudste historische vermeldingen van Aalten, omdat deze mogelijk aanwijzingen bevatten over de oorsprong van de naam. Vervolgens bekijken we wat de toponymie (plaatsnaamkunde) ons hierover kan leren. Daarna behandelen we enkele theorieën over de herkomst en betekenis van de naam Aalten en sluiten we af met onze conclusie.

    Vroegste vermeldingen

    Er zijn verschillende middeleeuwse documenten die een verwijzing naar Aalten bevatten, waarbij de schrijfwijze varieert. De bekendste vermeldingen zijn Aladna en Aladon, waar de Aladnaweg en een school naar zijn vernoemd. Hieronder volgt een overzicht van historische vermeldingen, inclusief een verwijzing naar de oudst bekende bron.

    828

    Een oorkonde uit 828 beschrijft hoe een zekere Geroward op 7 februari van dat jaar al zijn bezittingen, waaronder die in Aladna, schonk aan de Sint-Martinuskerk in Utrecht. Over de identiteit van Geroward is weinig bekend, maar vermoedelijk was hij een Frankische edelman in dienst van de Karolingische keizer Lodewijk de Vrome, zoon van Karel de Grote.1

    1138/
    1139

    In 1138 of 1139 sluit Godschalk van Versnevelde (Varsseveld), met instemming van zijn broer graaf Gerhard (II) van Lohn, een ruilovereenkomst met de kanunniken van de Mariakerk in Rees. Hij draagt een landgoed in Megchelen bij Gendringen over, inclusief bijbehorende jachtrechten, twee akkers, een weide en negen horigen van beide kunne. In ruil ontvangt hij een goed in Alethnin, met alle opbrengsten en zeven horigen.2

    1152

    In 1152 trof graaf Godschalk (II) van Lohn, zoon van Gerhard II, een regeling met bisschop Frederik II van Münster. Godschalk claimde het bestuur over de kerspelen Lon, Winethereswik, Aladon, Versnevelde, Selehem en Hengelo op basis van zijn grafelijke titel. De bisschop zag dit anders, waarna werd vastgelegd dat Godschalk deze gebieden niet in eigen bezit had, maar als leenman van de bisschop moest beheren.3

    1188

    In 1188, tijdens de regering van de Roomse keizer Frederik I, stelde priester Everhardus, kapelaan van graaf Hendrik van Dalen en Diepenheim, een inventaris op van Hendriks feodale (leenhorige) en allodiale (vrije) bezittingen. De feodale goederen werden genoteerd onder de parochies waartoe ze behoorden, waaronder Ecberghe, Gronlo, Winterswic, Nehde, Ghesterne, Lochem, Almen, Dotinchem, Zelhem en Althen.4

    1234

    In 1234 ging graaf Herman (I) van Lohn, heer van Bredevoort, samen met zijn broers Hendrik, proost van Zutphen, en Otto, kanunnik van St. Gereon te Keulen, benevens zijn zwagers Werner van Herden, Sweder van Ringelberg, Herman Werecen, Herman van Munster en hun echtgenoten, en al hun verdere erfgenamen, een ruil aan met het klooster Bethlehem. Daarbij krijgt het klooster van de graaf onder andere: duabus warandiis, una in marchia Alethim et altera in marchia Silvolden (twee jachtgebieden; één in de marke van Aalten en de andere in de marke van Silvolde). Getuigen zijn onder andere de pastoors Johannes uit Bocholte, Conradus uit Alethim, Ernestus uit Winterswic, en Johannes uit Versevelde.5

    1254

    In 1254 wordt melding gedaan van de “curtis Grevinkhof sita in parochia Alethe (het hof Grevinkhof, gelegen in de parochie Aalten): Gotscalco de Reme ontfangt van Otto van Loon in burgleen de curtis Grevinkhof te Aalten, met den molen en wat er verder toebehoort, met uitzondering van het holtgericht. Hierby present Gerardus Canoninicus „frater domini G. de Reme”.6

    1313

    In een register van de tot het bisdom Münster behorende kerken uit het jaar 1313 worden de volgende, tegenwoordig in Nederland gelegen parochies vermeld: Alten, Dinxperle, Eiberghe, Gheesteren, Grolle, Hengelo, Neede, Seelfwalde, Selehem, Versevelde en Wynterswik.7

    1386

    Derich Willemssoen van Lyntloe beleend met Varenvelde in kerspel Alten, sabbato na Briccii ep. (17 november) 1386.8

    1409

    Derk van Linteloe en zijn kinderen Derk en Herman, verklaren verkocht te hebben aan Johan Rensynck het goed ten Nygenhues, gelegen in de buurschap Lynteloe onder Aelten en leenroerig aan de heerlijkheid Borkeloe, 1409 juli 24 (in vigilia beati Jacobi apostoli maioris).9

    Toponymie en klankontwikkeling

    Toponymie, ofwel plaatsnaamkunde, is een tak van de taalkunde die plaatsnamen bestudeert en hun oorsprong tracht te verklaren.10 Een algemeen aanvaard principe binnen de toponymie is dat de klankontwikkeling van een naam betrouwbaarder is dan de spelling, aangezien schriftelijke vermeldingen in premoderne tijden inconsistent waren en beïnvloed werden door schrijvers, dialecten en tijdgebonden conventies. De klank van een naam blijft daarentegen doorgaans consistenter en biedt daarom een beter inzicht in de oorspronkelijke uitspraak en betekenis.

    Nu zijn wij geen plaatsnaamkundigen, maar wanneer we de klankontwikkeling van de vroegste vermeldingen van Aalten chronologisch bekijken, menen wij een patroon te herkennen:

    Aladna → Alethnin → Aladon → Althen → Alethim → Alethe → Alten → Aelten → Aalten

    Deze vermeldingen bestaan gedurende een periode van vier eeuwen (9e-13e eeuw) uit drie lettergrepen, beginnend met ‘ala’ of ‘ale’, gevolgd door een d of t, en in de meeste gevallen eindigend op een n. Hoewel de spelling varieert, blijft de klankstructuur grotendeels consistent. Vanaf de 13e/14e eeuw zien we dat de tweede lettergreep langzamerhand verdwijnt en dat de naam verbastert tot Althen/Alten/Aelten/Aalten.

    Theorieën over herkomst en betekenis

    Hieronder behandelen we de bekendste theorieën over de herkomst en betekenis van de naam Aalten.

    Plaats op een heuvel

    Een veelgenoemde theorie stelt dat de naam Aalten zou zijn afgeleid van het Latijnse altus, dat ‘hoogte’ betekent. Deze verklaring lijkt voornamelijk gebaseerd op het feit dat Aalten op een heuvel is ontstaan en de klankovereenkomst tussen altus en Aalten. Er is echter geen historisch of taalkundig bewijs voor deze theorie. Bovendien houdt deze verklaring geen rekening met de klankontwikkeling in de oudst bekende vermeldingen van de naam.

    Erf bij het altaar

    Een andere theorie suggereert dat Aalten rond 150 v. Chr. werd bewoond door Angelen uit het gebied dat nu Berkelland is. Volgens deze verklaring zou de naam zijn afgeleid van het Anglische ael (altaar, offerplaats) en thun (tuin, omheind erf). Dit zou leiden tot Aelthun, oftewel ‘erf bij het altaar.’11 Ook deze verklaring is speculatief en past niet bij het klankpatroon van de middeleeuwse vermeldingen van de naam.

    Plant- of boomnaam

    In Gelderse plaatsnamen verklaard stelt Gerald van Berkel dat de naam Aalten mogelijk verband houdt met een plant- of boomnaam en verwijst hierbij naar het Oudnoorse alað (voeding, spijs), aldin (eetbare boomvrucht) of alda (vruchtdragende eik).12 Hoewel er geen direct bewijs is voor deze verklaring, past ze wel bij het klankpatroon van de middeleeuwse vermeldingen.

    Plaats aan het water

    In Prehistorische waternamen suggereert Maurits Gysseling dat de naam Aalten is afgeleid van het Indo-Europese Alatanā, met de betekenis “gelegen in een bocht van een beek”.13 In het geval van Aalten zou dat verwijzen naar de Slingebeek. Van Berkel noemt deze theorie in Gelderse plaatsnamen verklaard echter vergezocht.

    Plaatsnaamonderzoeker Bas Kloens is het daar niet mee eens. In zijn studie over plaatsnamen en hun oorsprong, Valkuilen in de Plaatsnaamkunde, stelt hij dat het juist “overduidelijk” is dat Aalten, net als veel andere soortgelijke plaatsnamen, haar naam te danken heeft aan de ligging aan een waterloop of beek.14

    Conclusie

    Geen enkele theorie over de herkomst van de plaatsnaam Aalten is met hard bewijs te staven of volledig uit te sluiten. Het blijft dus voor een groot deel speculeren. Desondanks neigen wij naar de theorieën van Gysseling en Kloens, die stellen dat Aalten haar naam dankt aan de ligging aan een waterloop, oftewel de Slingebeek.

    Bovendien lijkt ons, ondanks de scepsis van Van Berkel, een verband met het Indo-Europese Alatanâ, dat toch best veel lijkt op Aladna, plausibel.

    Kortom, hoewel niet wetenschappelijk bewezen, gaat onze nominatie voor meest aannemelijke verklaring voor de oorsprong en betekenis van de naam Aalten naar Plaats aan het water / gelegen in een bocht van een beek.

  • Sporen van 1100 jaar oude nederzetting in Aalten

    Sporen van 1100 jaar oude nederzetting in Aalten

    In augustus 2024 werd op een terrein op De Hoven in Aalten archeologisch onderzoek uitgevoerd, kort voordat er appartementen worden gebouwd. Dit onderzoek, uitgevoerd door leden van de oudheidkundige vereniging ADW onder leiding van archeoloog Willem Doodeheefver, leverde waardevolle inzichten op over de vroegmiddeleeuwse geschiedenis van Aalten.

    De vondsten, waaronder resten van hutkommen, afvalputten en metalen objecten, bieden een unieke inkijk in het leven rond het jaar 900 na Christus. Bij eerdere opgravingen in dit gebied, in 1982 en 1892, waren al sporen gevonden van een zogenaamde Frankisch-Merovingische nederzetting.

    Hutkommen

    De meest opvallende vondsten tijdens de opgravingen in 2024 zijn de resten van enkele hutkommen, die zichtbaar werden door donkere verkleuringen in de bodem. Een hutkom was een half ingegraven, rechthoekig gebouwtje, ongeveer drie meter breed en vier meter lang. De kuil was 0,5 tot 1 meter diep en had geen bovengrondse wanden; de dakconstructie rustte gedeeltelijk op het maaiveld. Deze bouwmethode bood beschutting tegen de zomerse hitte en zorgde voor relatieve warmte in de winter.

    Hutkommen deden dienst als ambachtsruimtes, meestal op een boerenerf. Ze werden gebruikt voor activiteiten zoals weven, houtbewerking, metaalbewerking of het bewerken van bot. Bij één van de gevonden hutkommen op De Hoven werden slakken aangetroffen, restanten van gesmolten gesteente. Dit kan erop wijzen dat de hut mogelijk als smederij heeft gediend.

    Afvalputten

    Verspreid over het terrein zijn verschillende afvalputten gevonden. Het afval dat de bewoners destijds achterlieten, biedt waardevolle informatie over hun dagelijkse leven, gebruiksvoorwerpen en de datering van de hutkommen. In de afvalputten zijn onder andere scherven van aardewerk gevonden, gedateerd rond het jaar 900 na Christus.

    1100 jaar bewoning

    De vondsten geven een beeld van het landschap zoals het er meer dan 1100 jaar geleden uitzag. Een gunstige omstandigheid is dat de bodem van De Hoven gedurende de afgelopen duizend jaar grotendeels onaangetast is gebleven. De naam ‘De Hoven’ verwijst naar de tuinen die hier eeuwenlang lagen, en het gebied is tot op heden grotendeels onbebouwd gebleven.

    Deze en eerdere archeologische vondsten op De Hoven, maar ook aan de Damstraat, bevestigen dat er 1100 jaar geleden al mensen in Aalten woonden, hoewel die naam toen vermoedelijk nog niet bestond (een vermelding van de naam ‘Alladna’ uit 828 is omstreden).

    Waarom deze plek?

    De keuze voor deze woonplek in de vroege middeleeuwen is goed te verklaren. Aalten ligt op zeven glooiingen die zijn gevormd in de ijstijd. De Hoven zich op één van de hoger gelegen, droge en veilige delen bevindt. Voor de bewoners was het slechts een korte wandeling naar de Slingebeek, waar ze water konden halen en vissen. De Hoven ligt bovendien op steenworp afstand van de Landstraat. Mogelijk was dit ook toen al een belangrijke verkeersroute in de Achterhoek, een gebied dat destijds nog vrij leeg en grotendeels onontgonnen was.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Bibliotheek Aalten

    Bibliotheek Aalten

    Hofstraat, Hogestraat & Lage Blik, Aalten

    Beschrijving

    De geschiedenis van de bibliotheek in Aalten begint in 1894. In dat jaar begon de Aaltense afdeling van het christelijk werkliedenverbond Patrimonium al met het uitlenen van boeken aan leden. Het was dus nog geen openbare bibliotheek. In Nederland werden destijds in meerdere plaatsen bibliotheken en leeszalen opgericht, meestal ingedeeld volgens de toen heersende sociale en religieuze levensovertuigingen.

    In 1922 stichtte de Coop. Boerenleenbank te Aalten een Landbouwbibliotheek voor leden van de bank en de landbouwvereniging. Het doel was om het landbouwende deel der Aaltense bevolking in de gelegenheid te stellen haar kennis te vergroten. Hoe lang deze bibliotheek heeft bestaan en waar haar collectie is gebleven is ons vooralsnog onbekend.

    In 1926 werd de eerste steen gelegd voor gebouw Patrimonium aan de Hofstraat. Achterin dat gebouw was de chr. volksbibliotheek gevestigd.

    Op 6 december 1960 berichtte Dagblad Tubantia:

    Op 10 december zal de nieuwe en naar de eisen des tijds ingerichte christelijke bibliotheek te Aalten officieel in gebruik worden genomen en zal kennis kunnen worden gemaakt met de nieuwe opzet van uitlening, onder leiding van gediplomeerde bibliotheektechnische krachten. Dit betekent afsluiten van een tijdperk, waarin hard is gewerkt om Aalten te helpen aan goede bibliotheekvoorziening.

    De Christelijke Volksbibliotheek „Patrimonium” heeft zich vele jaren bezig gehouden op dit terrein en heeft deze arbeid zien uitgroeien tot een belangrijke culturele bijdrage aan de gemeenschap te Aalten De boekuitleningen. van 1951 tot 1960 oplopend van respectievelijk 8.400 tot rond 30.000 spreken in deze duidelijke taal. Het stichtingsbestuur had een open oog voor deze ontwikkeling en zag in dat de bestaande voorziening onvoldoende was geworden om aan de steeds toenemende belangstelling tegemoet te komen. Het bestuur wendde zich tot de Centrale Plattelandsbibliotheek voor Gelderland.

    De C.P.G. heeft het coördinerende werk verricht en kon de bibliotheek, nadat het bestuur van „Patrimonium” had besloten een nieuw gebouw te doen verrijzen, inrichten naar de eisen die de Rijkssubsidievoorwaarden aangeven. Doordat de bibliotheek nu met haar nieuwe opzet geheel kan voldoen aan de gestelde eisen, kan zij gebruik maken van de diensten van de Centrale Plattelandsbibllotheek.

    Verhuizingen

    Begin jaren 90 van de vorige eeuw verhuisde de Aaltense bibliotheek naar een nieuw pand aan de Hogestraat 10. Boven de bibliotheek was supermarkt Albert Heijn gevestigd. De hoogteverschillen in het Aaltense centrum maakten het mogelijk dat zowel de bibliotheek als de daarboven gelegen supermarkt beide hun ingang op de begane grond hadden, de laatste aan het hoger gelegen De Hoven. In 2021 verhuisde de bibliotheek opnieuw. Ditmaal van de Hogestraat naar een pand aan het Lage Blik, waar voorheen supermarkt Aldi was gevestigd.

    Krantenberichten

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Kenmerken

    FunctieBibliotheek
    Oprichting1894

    Bronnen

  • Botermarkt

    Botermarkt

    Aalten

    Aalten kende ooit een botermarkt. Deze bevond zich achter het gemeentehuis.

    In 1937 beschreef G.H. Rots in een serie artikelen hoe het er in vroeger tijden in Aalten aan toeging. Hij schreef het volgende over de botermarkt in Aalten:

    “Het geheele landbouwersbedrijf was natuurlijk primitief … Boterfabrieken waren er niet, de melk werd in roompotten gezuurd en zelf gekarnd. Op sommige boerderijen liet men dat karwei door een hond doen. De karnhond moest in een groot rad loopen, waardoor dit in beweging werd gebracht, hetwelk met een asverbinding de karninrichting in beweging bracht. De gekneede boter werd aan ‘welters’ gemaakt, en dan ging de huisvrouw er mee naar de markt. In Aalten was de botermarkt achter ’t Gemeentehuis.

    Deze heeft echter geen bloeiende periode gehad, want de winkelier was ook een willig kooper. Met een gesloten beurs kon men dan kruidenierswaren koopen, en groote leveranciers kregen er contanten bij. Ook de eieren brachten wat geld op, maar zooals gezegd, de productie was niet zoo groot.”

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen

    • ‘Uit Aalten’s verleden’, door G.H. Rots, Aaltensche Courant, 12 & 19 november 1937, deel III (Delpher)

    Krantenberichten

  • Noord-Zuidlijn

    Noord-Zuidlijn

    Aalten ligt aan de spoorlijn Arnhem-Winterswijk, die de gemeente doorkruist van west naar oost (of andersom, zo u wilt). In de tweede helft van de 19e eeuw waren er echter ook diverse plannen voor de aanleg van andere tracés in (min of meer) noord/zuidelijke richting.

    Hieronder volgt enige informatie over deze plannen. Het is wellicht overbodig om te vermelden dat geen van die projecten tot uitvoer is gekomen.

    Zutphen–Aalten

    Midden 19e eeuw waren er nog geen spoorwegen in de Achterhoek. In 1865 werden er echter plannen gemaakt om een spoorlijn aan te leggen van Zutphen naar de ‘pruisische grenzen’. De lijn zou lopen via Vorden, Hengelo, Zelhem en Aalten. Dit traject zou het kortst zijn en bovendien als voordelen hebben dat de grond ‘vast, effen en weinig kostbaar is en geene groote kunstwerken noodig zullen zijn’. Waarom deze plannen niet zijn uitgevoerd is ons onbekend.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen

    • Arnhemsche Courant, 8 september 1865 (via Delpher)
    • Zutphensche Courant, 18 april 1872 (via Delpher)
    • Graafschapbode, 25-04-1885 (via Delpher)
    • Zutphensche Courant, 5 juni 1885 (via Delpher)
    • Graafschapbode, 12 december 1885 (via Delpher)
    • Wikipedia

    Gelsenkirchen–Aalten–Zutphen

    In het voorjaar van 1872 meldde een ingenieur van de Duitse Eisenbahn-gesellschaft uit Berlijn zich op het Aaltense gemeentehuis om informatie in te winnen voor de mogelijke aanleg van een spoorlijn van Gelsenkirchen, via Bocholt en Aalten, naar Zutphen. Blijkens nevenstaand krantartikel waren er op hetzelfde moment ook al plannen voor een spoorlijn van Winterswijk in westelijke richting, langs Aalten.

    „Komt een dezer lijnen tot stand, dan zal dit dorp, een der grootste van het graafschap, zeer spoedig een hoogen trap van bloei bereiken, vooral omdat hier bij de kern van ’t volk een ongeëvenaarde zucht naar vooruitgng op elk gebied wordt waargenomen.”

    Echter, deze plannen kwamen niet tot uitvoer. Dit had er wellicht mee te maken dat op dat moment zojuist de Nederlandsch-Westfaalsche Spoorweg-Maatschappij (NWS) was opgericht, welke op 27 maart al de concessie had gekregen om de spoorlijn Zutphen–Winterswijk aan te leggen. Een jaar later kreeg de Bergisch-Märkische Eisenbahn Gesellschaft de concessie voor de spoorlijn Winterswijk–Borken–Gelsenkirchen, die zou aansluiten op de Nederlandse lijn.

    Rees–Aalten

    In 1885 was er wederom sprake van de mogelijke aanleg van een spoorlijn die Aalten in noord-zuidelijke richting zou passeren. Ditmaal liep het geplande tracé van Rees, via Isselburg en Dinxperlo naar Aalten. Later vonden we ook Groenlo nog aan dit lijstje toegevoegd. Het zou overigens ook een stoomtram kunnen worden. Aan het eind van het jaar meldt de Graafschapbode echter dat de voorbereidende werkzaamheden zijn gestaakt wegens onenigheid tussen Duitse en Nederlandse zijde over de plaats van het station Dinxperlo-Suderwick.

  • Rookwedstrijden

    Rookwedstrijden

    We kunnen het ons tegenwoordig nauwelijks meer voorstellen, maar in de vorige eeuw werden er wedstrijden georganiseerd waarbij deelnemers het tegen elkaar opnamen in diverse disciplines op het gebied van het roken van sigaren en sigaretten.

    De Arnhemsche Courant schreef op 6 maart 1908:

    In den katholiekenkring te Aalten is een rookwedstrijd gehouden in het langzaam en snel rooken. De heer J. Betting kreeg den eersten prijs met snel rooken en rookte zijn sigaar in 7 minuten op en in het langzaam rooken werd de 1e prijs behaald door H. Weijkamp, die over zijn pijp tabak een uur en 45 minuten deed. Ook een nuttige tijdpasseering!

    In de jaren 60 organiseerde Dick Fries rookwedstrijden in Aalten. Rechts ziet u een foto van het onderdeel “Peuk in de lucht gooien en met de mond opvangen”.

    Op 21 maart 1961 schreef Dagblad Tubantia:

    Aalten heeft weer een rookkampioen

    De heer E. Jentink, Lintelo 67, is maandagavond, voorlopig voor een jaar, kampioen-sigarenroker van Aalten geworden. Hij veroverde deze titel tijdens de in de Sociëteit aan de Hofstraat gehouden jaarlijkse rookwedstrijd. Zoals bekend gaat het bij deze wedstrijd om de langste askegel op een sigaar van 110 mm. De heer Jentink wist er een te produceren van maar liefst 104 mm, echter 1 mm korter dan de kampioen van vorig jaar.

    De belangstelling voor dit rookfestijn wordt elk jaar groter en was gisteren reeds uitgegroeid tot ruim 200 deelnemers. Het sprak dan ook vanzelf dat, toen omstreeks half negen het commando „vuur” werd gegeven en in de ruim 200 sigaren gelijktijdig de brand werd gestoken, allen weldra in dichte nevelen werden gehuld.

    Het kostte de deelnemers moeite om te zien hoever zijn buurman met de askegel vorderde. Het duurde echter niet zo lang voor de uitroepen van „o, wat jammer, ik bun ’m kwiet” door de zaal klonken.

    Na ongeveer een uur zaten er nog slechts enkelen die voor het kampioenschap in aanmerking konden komen. Heel voorzichtig werd dan nog geprobeerd een laatste haaltje te doen om zodoende nog een millimeter te rekken. Het resultaat was echter meestal een paar „gloeiende” vingers en een lawine van as over de kleding.

    Toen de laatste kegel was gesneuveld en de balans kon worden opgemaakt, bleek dan de heer Jentink met 104 mm kampioen te zijn geworden. De heer A. Pokhuizen bezette de tweede plaats met een kegel van 103 mm. Voor de derde prijs waren twee kandidaten, t.w. de heren A. Driessen en W. Winkelhorst, met elk een kegel van 102 mm.

    Na deze strijd werden de deelnemers onthaald op een wat „luchtiger” programma, n.l. met het optreden van Rudi Carell en Dick Harris.

    Bronnen


    Dagblad Tubantia, 9 maart 1965:

    Rookwedstrijd werd succes

    Met een askegel van precies 100 mm. is de heer A. Driessen maandagavond winnaar geworden van de jaarlijkse en 12e rookwedstrijd, die onder grote belangstelling in de sociëteit is gehouden. Toen om kwart voor acht het startsein werd gegeven werd in ruim 200 forse sigaren tegelijk de brand gestoken.

    Binnen enkele minuten was de rook te snijden en konden de deelnemers nauwelijks hun buurman onderscheiden. Uiteraard was dat ook niet nodig omdat ieder genoeg aan zich zelf had. Vooral als de askegel in lengte toeneemt, en dan vaak ook nog neigingen krijgt om scheef te gaan trekken, heeft niemand er behoefte aan om zich met buurmans rokerskunst te bemoeien.

    Anders wordt het als met een half uur de eerste „slachtoffers” met een gezicht van „och, wat jammer”, hun askegel in diggelen hebben zien vallen. Dan scharen de uitvallers zich in grote getale om de overblijvenden die, vaak ten koste van een brandblaar en zich in allerlei bochten wringend, proberen door nog enkele haaltjes een paar millimeter aan de wankele kegel toe te voegen. Muisstil wordt het dan in de zaal en de spanning is op de gezichten te lezen.

    Zo ook gisteravond toen aller aandacht werd gericht op de rokerskunst van de heer Driessen, die er tenslotte in slaagde om als winnaar uit het rookgordijn te voorschijn te komen. Vorig jaar won hij ook de 1e prijs. Slaagt hij er ook volgend jaar in om het kampioenschap te behalen dan wordt hij definitief eigenaar van de wisselbeker.

    Op de tweede plaats eindigde de heer H. Arentsen met een kegel van 99½ mm. De heer J. Pluimers, kwam met een kegel van 99 mm op de derde plaats.

    Nadat het rookgordijn enigszins was opgetrokken werden de deelnemers getrakteerd op een vrolijk programma, verzorgd door een cabaretgezelschap uit Apeldoorn, onder het motto: „Lachen is troef”.

  • Schutterij Bredevoort

    Schutterij Bredevoort

    Bredevoort had als garnizoensstad sinds de middeleeuwen een schutterij. Schutterijen werden destijds opgericht als plaatselijke militie die de orde en veiligheid van de burgers moest garanderen. Nadat de schutterijen in 1901 officieel werden opgeheven, ontstonden in veel plaatsen vrijwillige schutterijen. Deze hadden een meer folkloristisch karakter en organiseerden onder meer schuttersfeesten, de kermis en het koningsschieten. Ook hebben veel schutterijen een fanfareorkest en/of vendeliers.

    Schutterij Wilhelmina

    Tegenwoordig kent Bredevoort nog steeds een schutterij, namelijk Schutterij Wilhelmina. De eerste schriftelijke vermelding waarin deze schutterij met naam wordt genoemd vonden we in de Aaltensche Courant van 25 oktober 1905. Men neemt aan dat de vereniging dan reeds langer bestaat. In diezelfde tijd blijkt Bredevoort zelfs twee schutterijen te hebben.

    Mogelijk dankt de vereniging haar stichting in het jaar 1898 als het kroningsfeest van koningin Wilhelmina uitbundig wordt gevierd. In Bredevoort werd ter gelegenheid van dit feest een bestuur opgericht dat diverse feestelijkheden organiseerde. Deze bestonden uit een kermis en optocht van ruiters met banieren. Tevens werd op de Markt een zogenaamde Wilhelminaboom geplant ter ere van Wilhelmina’s verjaardag. Na afloop vond een schuttersfeest plaats met als hoofdonderdeel het koningsschieten. Deze traditie wordt nog altijd in leven gehouden tijdens het jaarlijkse volks- en schuttersfeest dat in juni wordt gehouden.

    Doorstart

    In de tweede wereldoorlog is de vereniging verboden en werden de vaandels vernield door de bezetters. Onmiddellijk na de oorlog in 1945 werd Schutterij Wilhelmina Bredevoort officieel (her)opgericht. In 2020 bestond de schutterij 75 jaar.

    Op de vaandels van Schutterij Wilhelmina prijkt een hanenpoot, het familiewapen van de familie Satink. Benjamin Satink (1704–1769) was in de 18e eeuw verwalter-drost van de Heerlijkheid Bredevoort, commies van des lands magazijnen en auditeur-militair.

    Schutterij Wilhelmina speelt een actieve rol in de Bredevoortse samenleving. De vendeliers van de schutterij brengen serenades bij jubilea van de leden en organiseren de reveille, vroeg in de ochtend, en het koningsschieten bij de jaarlijkse kermis. Het ‘hoofdkwartier’ is het schuttershuis aan de Boterstraat.

    40-jarig jubileum

    In 1985 vierde Schutterij Wilhelmina in Bredevoort haar 40-jarig jubileum (na de heroprichting):

    De Schutterij Wilhelmina neemt in de Bredevoortse gemeenschap een bijzondere plaats in en is niet weg te denken bij bijzondere gebeurtenissen in het oude stadje. Op 12 oktober viert de schutterij haar 40-jarig bestaan. In werkelijkheid kent Bredevoort al veel langer een schutterij. Dat blijkt onder meer uit vier oude vaandels die nog steeds in ere worden gehouden en die dateren uit het eind van de vorige eeuw.

    „Een buitenstaander zou er geen cent voor geven en de hele zaak bij de lompen gooien. Maar voor de leden van de schutterij zijn ze goud waard”, vertelt de huidige voorzitter van de schutterij Hans Wensink uit de Boterstraat in Bredevoort. Deze 58-jarige Bredevoorter is al 30 jaar voorzitter en heeft de oprichting in 1945 ook meegemaakt. „Misschien moeten we praten van een heroprichting. Het was na de Tweede Wereldoorlog en in de oorlog is de schutterij opgeheven. Op 17 oktober 1945 werd echter de schutterij opnieuw een feit”.

    Hans Wensink weet nog goed, dat Hendrik Frenken de eerste commandant was. Een man met een prachtige commandeerstem. „Als hij het commando: „bataljon voorwaarts” gaf, dan rolden de rrr’s er zo mooi uit”, weet Hans Wensink nog. Ook dat Frenken tijdens schuttersfeesten niet toestond dat hij gewoon met zijn naam werd aangesproken. Dan moest je kapitein tegen hem zeggen, hoe goed je hem ook kende. „Dat was de sfeer bij de schutterij. Nadat de periode Frenken was afgesloten nam J. van Merkenstein het commando over en nu is het D. Dibbets die de bevelen geeft.

    Vaste kern
    De schutterij heeft altijd een vaste kern gehad. Na de oorlog waren er alleen de oude vaandels. Die zijn later vervangen omdat het jammer was deze nog langer te gebruiken. Ook kwamen later pas de uniformen. In 1959 kwam een eind aan het traditionele schuttersfeest, toen werd besloten samen te werken met Volksfeest om te komen tot een gezamenlijk feest.

    Van schuttershuis is men wel eens veranderd, maar nu is men weer op het oude honk, café Munsterbrug, terug. De vaandels worden echter door moeder Wensink „onderhouden”. Zij ziet er nauwgezet op toe, dat alles goed wordt behandeld. De 90-jarige is een enthousiast aanhangster van de schutterij. Zij weet ook te vertellen over de schutterij die aan het begin van deze eeuw in Bredevoort actief was. Haar in 1938 reeds overleden man, was in 1913 al adjudant bij de schutterij en reed dan te paard bij de groep. In die tijd werden rangen bij de schutterij gekocht. Van heinde en verre kwamen de mensen naar de schutterij in Bredevoort. Mevrouw Wensink weet ook dat het oudste vaandel uit 1898 dateert en werd gezwaaid door Wubbels sr. die ook nog drie zoons had die vendelier waren.

    „Moe” Wensink zorgt bij het vogelschieten er ook voor dat de schutters op tijd hun koffie met brood krijgen. In de afgelopen 40 jaar is het zeven keer gebeurd dat het schutterskoningschap bij de familie Wensink terecht komt. „Dan is het pas echt schuttersfeest, dan laat ik alles staan en ga naar het schuttershuis”, aldus de bejaarde Bredevoortse.

    Viering
    De schutterij heeft 160 leden, waarvan 40 „werkende”. Het dagelijks bestuur bestaat uit: Hans Wensink voorzitter, Hans Piek secretaris, Engelbert Ebbers penningmeester. Zaterdag 12 oktober zal aandacht wroden geschonken aan het 40-jarig bestaan.
    Van 15-17 uur wordt in het schuttershuis Munsterbrug een receptie gehouden en ’s avonds is er feest voor de leden. „Wat er in de komende jaren ook zal veranderen, de schutterij moeten ze in ere houden. Dit is iets, dat door onze voorouders is begonnen. Dat moeten we niet afbreken. We moeten zuinig zijn op de tradities en gebruiken”, aldus Hans Wensink.

    Schutterij Wilhelmina, Bredevoort
    Schutterij Wilhelmina Bredevoort
    Kermis en Schuttersfeest Bredevoort - Aaltensche Courant, 12-10-1901
    Aaltensche Courant, 12 oktober 1901

    In 2022 verscheen er een jubileumboek, getiteld ‘Schutterij Wilhelmina Bredevoort’, geschreven door Jos Wessels.

    Lees ook: Schutterij Aalten

  • Volksfeest / Kermis

    Volksfeest / Kermis

    Het Aaltense Volksfeest is een evenement waar vele Aaltenaren ieder jaar weer naar toeleven. Tegenwoordig wordt het gevierd in het derde weekend van september. In vroeger jaren werd het ook op andere data gevierd. Het volksfeest wordt ook vaak ‘kermis’ genoemd. De eigenlijke kermis, dat wil zeggen de attracties, noemt men tegenwoordig echter ‘lunapark’.

    Vele decennialang waren het koningsschieten en de kermis op het terrein bij het Feestgebouw / ‘De Pol’. Tegenwoordig vinden deze activiteiten echter plaats in het centrum, voornamelijk op de Markt en het Hoge Blik.1

    De oudste vermelding over de kermis in Aalten dateert uit 1835. Dat jaar vermeldde de ‘Geldersche Volks-almanak’ dat de kermis in Aalten op 19 oktober zou plaatsvinden.2

    In het ‘Elfde verslag van den toestand en de verrigtingen der Nederlandsche vereeniging tot afschaffing van sterken drank’, gepubliceerd in 1855, schrijft men: “de kermis te Aalten is onbeduidend, meest kindervreugd”.3

    Volksfeest 1876 – zilveren penning

    Penningen zijn vaak een materiële herinnering aan een gebeurtenis in het verleden. Dat geldt ook voor het hier afgebeelde penninkje:

    De penning bestaat uit een zilveren plaatje met een diameter van 22 mm, waaraan een oogje is gesoldeerd. De voorzijde is gegraveerd met de tekst: AALTENS VOLKSFEEST, met een lint omgeven door een rand van strepen. Op de keerzijde staat de datum 16 Aug 1876, binnen een rand van streepjes en strepen. De rand van de penning is gekarteld; het plaatje is vermoedelijk een afgeslepen muntstuk. Opvallend is dat de gravering vrij amateuristisch is uitgevoerd.

    Over de aanleiding voor het volksfeest bericht de Zutphensche Courant van 12 augustus 1876: de opening van het Telegraafkantoor in Aalten. De precieze reden voor de vervaardiging van het penninkje is onbekend, mogelijk werd het uitgereikt als prijs bij het sterschieten.4

    Stichting Volksfeest Aalten

    In september 1973 werd een ‘Comité Volksfeest’ opgericht, ontstaan door samenvoeging van het Feestgebouw, de Schuttersvereniging en het Kermiscomité. Later werd dit de ‘Stichting Volksfeest Aalten’. Tien jaar later verschijnen Wout Delleman (1927), Jan Willem Bilderbeek (1920) en Johan Diederik Beskers (1918) voor notaris Obbink voor de oprichting van Stichting Volksfeest Aalten (SVA).

    De kernactiviteiten van Stichting Volksfeest zijn in 50 jaar nauwelijks veranderd. Ook lang voordat SVA in het leven werd geroepen werd elk jaar een feest, destijds kermis genoemd, georganiseerd. Kinderspelen, lampionoptocht, koningsschieten en de Allegorische optocht zijn traditiegetrouw onderdeel van het ‘feest voor iedereen’. De locaties zijn een aantal malen veranderd, ook is het Volksfeest van juni naar het derde weekend van september verhuisd.

    Voorheen werd het Volksfeest van donderdag tot en met zaterdag gehouden. Sinds 2014 is de zondag aan het programma toegevoegd met het Frühshoppen.

    Koningsschieten

    Een traditioneel onderdeel van het volksfeest is het koningsschieten of vogelschieten. Koningsschieten is een oud gebruik dat voorkomt in grote delen van Europa. Het koningsschieten komt voort uit het schuttersfeest, het jaarlijks terugkerende feestelijk volksvermaak van de plaatselijke schutterij.

    De traditie van het koningsschieten is in Aalten al sinds ver in de vorige eeuw bekend. Naast het koningsschieten, heeft Aalten ook het fladder- en schijfschieten gehad en het vogelknuppelen voor dames. Daarnaast kon men begin vorige eeuw ook deelnemen aan het ringrijden te paard of rijwiel.

    De winnaars van de schietwedstrijden op vrijdag mogen zich een jaar lang koning, koningin en jeugdkoning(in) van Aalten noemen. De volgende dag worden zij tijdens de allegorische optocht rondgereden in een koets of cabrio om het publiek te kunnen begroeten. Daarna volgt op de Markt de vaandelhulde door de vendeliers van St. Helena.

    Krantenberichten

    (klik om te vergroten) 5

  • Schutterij Aalten

    Schutterij Aalten

    Schutterijen werden in de middeleeuwen opgericht als plaatselijke militie die de orde en veiligheid van de burgers moest garanderen. In 1815 volgde een wet waarin werd bepaald dat drie procent van de mannen tussen 18 en 50 jaar schutter-plichtig was. In 1827 werd dat veranderd naar twee procent van de mannen tussen 25 en 34 jaar.

    In 1901 werden de schutterijen officieel opgeheven en vervangen door een landweer, die bestond uit dienstplichtigen en vrijwilligers. Later ontstonden in veel plaatsen vrijwillige schutterijen waarvan iedereen lid kon worden.

    In 1906 stond de schuttersvereniging te Aalten aan de wieg van het Feestgebouw. In de decennia erna konden we op online krantenarchief Delpher geen vermeldingen van de Aaltense schutterij vinden. Pas begin jaren 50 vonden we weer diverse vermeldingen, van Schutterij St. Helena.

    Echter in 1957 verscheen er ook een bericht over de oprichting van een schutterij, door de NV Feestgebouw te Aalten, die ‘De Eendracht’ zou gaan heten. Hoe dit allemaal precies zit, is ons vooralsnog onduidelijk.

    In september 1973 werd een ‘Comité Volksfeest’ opgericht, ontstaan door samenvoeging van het Feestgebouw, de Schuttersvereniging en het Kermiscomité. Later werd dit de ‘Stichting Volksfeest Aalten‘.

    Deze pagina bevat onder meer een aantal foto’s en krantartikelen van en over de Aaltense schutterij die wij de afgelopen jaren verzameld hebben. Wij hopen op meer informatie om nog eens een meer volledige geschiedenis van de Aaltense schutterij te kunnen schrijven.

    Krantenberichten en foto’s

    (klik om te vergroten)

    Volksfeest te Aalten, 1936
    Volksfeest te Aalten, 1936

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Woonwagens

    Woonwagens

    Aanvulling gewenst! Graag zouden wij meer (historische) informatie en foto’s ontvangen over woonwagens, families, standplaatsen en dergelijke in de gemeente Aalten. Kunt u ons helpen? Reageer dan hieronder of stuur ons een bericht!

    In 1928 publiceerde de gemeente Aalten een ‘Verordening op Woonwagens’. Hierin werd een terrein aan de Tolhuisweg aangewezen als enige locatie waar woonwagens mochten staan.

    Wereldreizigers te Bredevoort

    De Graafschapbode, 22 febuari 1935:

    “Onze Geld. Achterhoek geniet momenteel de eer van het bezoek van een tweetal „Wereldreizigers”, die gehuisvest zijn in de afgebeelde zeer practisch en doelmatig ingerichte woonwagen. In het voorste gedeelte is de slaapplaats van het tweetal geborgen, zooals begrijpelijk is primitief van opzet, doch net voldoende. Zij voorzien in hun levensonderhoud door het verkoopen van prentbriefkaarten.

    Uit een praatje met de reizigers bleek ons, dat hun afkomst stamt uit Zuid-Slavië, één der Balkanstaten. Reeds vanaf 1928 zijn zij bezig hun „Reis om de Wereld” te volbrengen. Een groot gedeelte van de vaste landen van het Europeesche Contingent werden reeds „afgepletterd”, terwijl momenteel de Hollandsche in casu Achterhoeksche bodem het doel van het bezoek geldt.

    Het woonvertrek in de wagen bevat het „meubilair” van zegge en schrijve een tafel en twee stoelen. De wandversiering bestaat uit een uitgebreide en alleszins bezienswaardige verzameling prentbriefkaarten van vrijwel de meeste landen en grootere plaatsen van Europa. Op de vraag: „Hoe is het reizen hier in Holland?” kregen we in gebroken Nederlandsch ten antwoord dat dit hier verre te verkiezen is boven de meeste andere landen. Er komt ’s nachts wel eens een politieman bij je aan ’t bed, maar last van overvallen van baldadige jeugd of zooals soms gebeurd is van bandieten die hun slag trachten te slaan, hebben zij hier vrijwel niet gehad. Wij vernamen nog dat nog een viertal jaartjes noodig zullen zijn, alvorens de tocht als geheel beëindigd te beschouwen is.”

    Wat te doen met woonwagenbewoners?

    Standplaats woonwagens Bredevoort - Graafschapbode, 15-10-1937
    Graafschapbode, 15 oktober 1937
    Wat te doen met woonwagenbewoners - Nieuwe Winterswijksche Courant, 21-10-1964
    Nieuwe Winterswijksche Courant, 21 oktober 1964

    Woonwagenwet 1968

    In 1968 verbood de Rijksoverheid het rondtrekken van woonwagenbewoners als uitvloeisel van een nieuwe woonwagenwet. Zij werden gedwongen in grote, regionale, woonwagencentra te gaan wonen. Op 1 mei 1970 werd het regionale kamp Dennenoord in Winterswijk geopend.

    Alle woonwagenbewoners, van Winterswijk tot Zevenaar, werden verplicht op dit kamp te wonen. Het kamp beschikte over een lagere school, een clubgebouw en een sloopterrein. Er waren verharde wegen en iedere woonwagen had zijn eigen wc.

    Door afschaffing van de woonwagenwet in 1999 zijn woonwagenbewoners qua woonbeleid afhankelijk geworden van de gemeenten. In de gemeente Aalten zijn tegenwoordig nog slechts enkele standplaatsen voor woonwagens aan de Singelweg.

    Krantenknipsels

    Als woonwagenbewoners in het Aaltense nieuws werden genoemd, was het vaak in een negatieve context. Een zoektocht op Delpher leverde onder andere de volgende berichten op:

  • Verscholen in Aalten

    Verscholen in Aalten

    Tekst: Ad Ermstrang

    Tijdens de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog vonden veel onderduikers een schuilplaats in de Achterhoek. Aalten spande de kroon met naar schatting 2400 door de Duitsers opgejaagde mensen. „De inwoners waren niet alleen gelovig, maar koppelden dat ook aan het verlenen van onderdak aan verdrevenen.’”

    Hij woont nu in een keurig appartement, midden in Aalten. Pieter Schaap (84) en zijn bijna 80-jarige echtgenote kochten het pand een aantal jaren geleden. „We woonden iets verderop, maar het huis was te groot en we konden de tuin niet meer bijhouden.”

    Dat wil niet zeggen dat de Aaltenaar en zijn vrouw niet kras zijn. Regelmatig bezoekt het stel zijn kinderen in het westen en gaat het per vliegtuig naar een zoon in Noorwegen. Pieters vrouw vindt het jammer dat dat niet meer met de auto en de boot kan. „Dan zie je veel meer.”

    De met een forse grijze haardos getooide Aaltenaar rijdt in Nederland wel met de auto. Hij bezorgt onder meer maaltijden voor Tafeltje Dekje. „Maar de gebreken komen wel. Ik ben pas aan staar aan mijn ene oog geopereerd. En m’n handen trillen een beetje, ik kan niet meer fatsoenlijk schrijven. Ik denk erover om dit jaar met die maaltijden te stoppen.”

    Bedorven boter

    Vijfenzestig jaar geleden kwam Pieter Schaap voor de eerste maal naar de Achterhoek. De geboren en getogen Hagenaar moest zich eind 1942 in Winterswijk melden na een oproep van de Duitsers, die jongemannen dwongen om voor hen arbeid te verrichten. „Ik heb me netjes bij kamp Vosseveld gemeld. Het was er erg Duits, heel streng. Wel mochten we op zondag naar de kerk.”

    Schaap groeide op in een hervormd gezin, maar ging later over naar de gereformeerde kerk. „Na de dienst werden we door de dominee uitgenodigd op de koffie. We mochten regelmatig blijven eten. Ze dachten daar dat we in dat kamp verhongerden. Dat was niet zo, maar als jonge kerel lustte je wel wat extra.”

    Het beviel hem slecht. „We repareerden binnenwegen en vervingen stukken spoorlijn. Alles ging met de hand. Je had alleen een spa en een kruiwagen. Ondertussen werd je gedrild. We moesten allerlei nare liederen zingen. Het regiem beviel me niet. Ik had het daarover en toen zei de dominee: Waarom duik je niet onder? Hij kon wel een adres regelen. We werden echter goed in de gaten gehouden, er was voortdurend appèl, zodat je niet weg kon komen. Tot het moment aanbrak dat we bedorven boter te eten kregen. Dat was begin 1943, de datum weet ik niet meer. Bijna iedereen had diarree en er was geen appèl. Toen ben ik ertussenuit geglipt. Samen met Henk Bossemeijer, een jongen uit de omgeving van Alphen aan den Rijn.”

    Pieter en Henk verwisselden hun uniformen bij een familie in Winterswijk, trokken burgerkleren aan die voor hen waren klaargelegd en stapten op de trein naar Aalten. „De dominee had gezegd dat we zouden worden opgevangen. En inderdaad, we werden opgewacht door leden van het verzet. Via ome Jan, de leider in Aalten, kregen we ’s nachts onderdak. De volgende dag gingen we naar boerderij ’t Paske in de buurtschap Dale.”

    Al direct vond Schaap de aanwezigheid van hem en Bossemeijer te belastend voor de boerenfamilie. „De verantwoordelijkheid voor twee onderduikers was te groot. Weet je voor één van ons geen andere plek, heb ik gevraagd. Na een paar weken kon ik terecht op boerderij ’t Heegt in Lintelo, eveneens een buurtschap. Daar, bij de familie Rensink, ben ik tot het einde van de oorlog geweest.”

    Hol boven de paardenstal

    De westerling met een technische achtergrond werd er in korte tijd omgeschoold tot boer. Hij ploegde en egde het land met behulp van de paarden, maakte stallen schoon en voerde de koeien. „Ik leerde zelfs melken. Dankzij de oudste dochter van de familie, die net een cursus daarvoor had gevolgd.”

    In het begin sliep Schaap in de opkamer van de boerderij. Later arriveerde in Aalten een groep van 500 Scheveningers, door de Duitsers uit hun dorp verdreven in verband met de bouw van de Atlantikwall. Schaap herinnert het zich nog goed. „De gereformeerden gingen naar Aalten, de hervormde Scheveningers evacueerden naar Winterswijk. Dat was zo afgesproken met de plaatselijke kerken. Ook op ’t Heegt werd aan enkele Scheveningers onderdak geboden.”

    Hij sliep de rest van de oorlog in een hol boven de paardenstal. „Boven de zomp, waar de paarden uit aten. Als ik daarop ging staan kon ik precies bij een luikje dat je van beneden af niet kon zien. Ik had er een bed. Er viel door een glazen dakpan wat licht naar binnen.”

    Hij verbleef er niet vaak. Het grootste deel was Pieter op het land te vinden. Echt gevaarlijk vond de onderduiker het niet. „Van de Duitsers hadden we weinig last. Wel van landwachters, maar die werden in deze omgeving altijd ruim tevoren gesignaleerd. Ik ging dan meestal naar een stuk land verderop, enigszins verscholen achter de bomen. Of ik kroop weg. Ik bleef nooit op de boerderij als er problemen waren.”

    Wagen vol knäckebröd

    Hij bleef twee en een half jaar op ’t Heegt. Te midden van vele andere onderduikers. Aalten wemelde ervan. „Er kwamen er steeds meer. Ook de Duitsers kregen dat in de gaten en op 30 januari 1944 werd de Westerkerk tijdens een dienst omsingeld door SS-ers. Tevergeefs probeerde een aantal onderduikers langs het orgel te ontsnappen. De kerkgangers werden gecontroleerd, ze kregen een boete wanneer ze hun persoonsbewijs thuis hadden laten liggen.”

    Bekend is het verhaal van onderduiker Gerrit Hoopman (19), die van een Scheveningse in het gedrang werd voorzien van haar overrok, schouderdoek en hoofdijzer en op die manier uit het Godshuis wist te ontsnappen. Dat gold niet voor een grote groep andere onderduikers. Meer dan veertig mannen werden opgepakt.

    Schaap, een trouwe bezoeker van de Westerkerk, was er die dag niet. „We vonden het toch wel gevaarlijk worden en organiseerden die zondag voor een van de eerste keren een dienst op een geheime plek. We noemden dat de onderduikerskerk. We deden dat bij boeren, steeds weer op andere adressen. Vaak ging een van de jongens voor, soms hadden we een predikant.”

    Later werden op de boerderij Duitsers ingekwartierd. „Het waren jonge jongens, valschermjagers die geen vliegtuigen meer hadden en daarom bij de infanterie dienst moesten doen.” Hij had er weinig last van. „Voor hen behoorde ik bij de familie. Toen ze op een gegeven moment van de boer een paard en wagen vorderden en het commando Bauer mit gaven, ben ik op de bok gesprongen. We gingen richting Bocholt, maar tijdens een bombardement verdwenen mijn passagiers snel. Ze zochten op een andere plek dekking. Ik heb een tijdje gewacht totdat ik uit een grote loods in de omgeving boeren met paarden en wagens af en aan zag rijden. Ik ging er naar toe en zei dat ik was gestuurd om wat op te halen. Ik kreeg een wagen vol knäckebröd mee, ha, ha. Daar ben ik mee teruggereden.”

    Ook voor anderen was hij onderdeel van het boerengezin. „Al die jaren was ik Piet van ’t Heegt. Sommigen kennen me nu nog zo. Pas waren we op een bijeenkomst waar we een kennis uit die tijd ontmoetten. Die woont nu in Zeeland. Hé, daar heb je Piet van ’t Heegt, zei ze.”

    Honger heeft hij in de Achterhoek niet geleden. „Om de veertien dagen stuurde ik zelfs een groot roggebrood naar mijn ouders. De postbode werd bij hen de bakker genoemd. Hij deelde mee bij het verdelen van het brood.”

    Tot zijn pensionering werkte Schaap als technicus bij de Landmacht. Zijn vooroorlogse ideaal om scheepsmachinist te worden, ging als gevolg van de oorlog niet in vervulling. In de buurtschap ontmoette Pieter zijn latere vrouw. „Ze woonde enkele boerderijen verderop.” De verkering ging niet van een leien dakje, want haar vader vond haar te jong en na de bevrijding meldde Pieter zich aan als vrijwilliger voor Nederlands-Indië. Pas jaren later keerde hij terug naar Aalten, waar de boerendochter nog steeds op hem wachtte. „Nu zijn we al 56 jaar getrouwd. We waren echt voor elkaar bestemd.”

    [Bron: Terdege, 2 mei 2007]

    Pieter Schaap overleed op 11 oktober 2013.

    Meer informatie over de onderduik: Nationaal Onderduikmuseum, Aalten

  • Oud-Aaltense flessenhalzen

    Oud-Aaltense flessenhalzen

    Door de toename van het gemotoriseerde verkeer in de twintigste eeuw stonden diverse huizen in de oude dorpskern van Aalten op een gegeven moment – letterlijk en figuurlijk – ‘in de weg’. Op deze pagina hebben we een aantal van deze zogenaamde ‘flessenhalzen’ verzameld. Weet u er nog meer?

    Peperstraat

    De Graafschapbode, 5 januari 1934

    Een „Steen des Aanstoots” te Aalten, die zeer binnenkort gaat verdwijnen!

    Het 203 jaar oude woonhuis met smederij van den heer Buesink, te Aalten, gelegen aan den hoek en ingang der Peperstraat aldaar, stond reeds lang de verbreeding der drukke in het hartje van het dorp gelegen Peperstraat in den weg.

    In de laatste raadszitting is nu besloten, in overeenstemming met den eigenaar, dit pand te doen afbreken, waarbij aan den eigenaar een vergoeding van ƒ 2500 gegeven wordt, op voorwaarde, dat de straat aldaar 13 meter breedte verkrijgt en dat binnen 8 maand zijn nieuwe pand verrezen zal zijn.

    Hoewel het zeer prijzenswaardig is, dat de steeds zoo drukke maar aldaar zoo nauwe straat aanmerkelijk verbreed wordt en het nieuwe pand de omgeving en het plein aldaar zal verfraaien, is het tevens, uit oudheidkundig en uit een oogpunt van schilderachtig dorpsschoon beschouwd jammer, dat hier weer een der oudste en meest typische huizen uit het hartje van het dorp gaat verdwijnen ten behoeve van het moderne verkeer. Vermeld zij nog, dat de Peperstraat tot heden wegens haar nauwheid voor alle motorrijtuigen verboden was!

    Varsseveldsestraatweg, ‘Nauw van Calais’

    De Graafschapbode, 29 juli 1930

    Een moeilijk verkeersprobleem te Aalten

    Het schoone dorp Aalten, door vroegere geslachten op heuvelen gebouwd, heeft meerdere sterk hellende, vrij nauwe straten met scherpe bochten, waardoor het dorp als knooppunt in het verkeer vaak moeilijkheden biedt. Speciaal de samenvloeiing van Landstraat, Kerkhofstraat en Veemarktstraat kan als een „gevaarlijk kruispunt” worden” aangeduid, waar schier dagelijks botsingen en aanrijdingen plegen voor te komen en waar bij de ontwikkeling van het hedendaagsche snelverkeer oppassen en uitkijken in dubbele mate geboden is.

    Dit probleem heeft sinds jaar en dag de aandacht van de gemeentelijke overheid en ook de Vereen. „Plaatselijk Belang” en de K.N.A.C. zijn te dezen al vele jaren actief, zonder tastbaar resultaat evenwel. De juiste oplossing schijnt moeilijk te vinden te zijn, doch gezien het groot aantal ongelukken, dat om begrijpelijke redenen eer toe- dan afneemt, wordt het toch werkelijk meer dan tijd, dat hier door de betrokken overheid met kracht wordt ingegrepen, voor en aleer nog ernstiger ongevallen dan tot heden zich voordeden ertoe noodzaken het „dempen van den put” te bespoedigen.

    Oosterkerkstraat

    Dagblad Tubantia, 14 december 1949

    Aalten’s Raad zal oordelen over verkeersobstakel

    De raad van Aalten zal a.s. Donderdagmiddag om half drie in vergadering bijeen komen. De te behandelen agenda is allerminst onbelangrijk. Zo zal men hebben te beslissen over een voorstel van het college van B. en W. betreffende aankoop van het huis op de hoek Oosterkerkstraat—Lichtenvoordsestraat. Dit huis is een grote hindernis voor het verkeer en een doorn in het oog van alle automobilisten, die het ongeluk hebben van de Oosterkerkstraat naar de Lichtenvoordsestraat te moeten.

    De laatste tijd heeft men zelfs parkeersborden geplaatst, aangevende dat de laatste vijf meter van de Oosterkerkstraat verboden terrein is voor vierwielige voertuigen. Zo kan men nu bijna dagelijks zien dat auto’s, komende uit de Oosterkerkstraat clandestien over het verboden gedeelte van de weg naar de Lichtenvoordsestraat rijden. Meestal laat men dan vooraf een medepassagier even kijken of er soms een politieman in de buurt is. Het is te gek, zo oordeelt men, dat men de gehele Oosterkerkstraat, achteruit rijdende, want men kan in deze straat niet draaien, uit moet rijden om via een grote omweg op de Lichtenvoordsestraat te komen.

    De heer M. Meijerman, de tegenwoordige eigenaar van het huis dat de oorzaak van alle narigheid is, heeft zich bereid verklaard, het pand voor ƒ 4000 van de hand te willen doen en B. en W. grijpen de gelegenheid grif aan. De raad ongetwijfeld niet minder. Wij weten niet of B. en W. het verantwoord achten het huis binnen afzienbare tijd af te breken. Enerzijds spreekt de huidige woningnood een hartig woordje mee, doch anderzijds is het de vraag of het huis moet blijven staan totdat er, vooral nu het verkeer intensiever wordt, ongelukken gebeuren.

    Meer flessenhalzen

    Bredevoortsestraatweg 2Foto Hubers.

    Landstraat / HogestraatDe Haas manufacturen.

    Landstraat 26Café De Landman.

    Prinsenstraat 44 / VeemarktKoffiebranderij van D.W. Vaags.