Tag: Aalten Achteruit

  • De Hessenwegen in Aalten en Bredevoort

    De Hessenwegen in Aalten en Bredevoort

    Oude handelsroutes als levensaders van de Achterhoek

    De Hessenwegen in de Achterhoek en de Veluwe

    Eeuwenlang trokken Duitse kooplieden met hun zware karren door de Achterhoek over de zogenaamde Hessenwegen: oude handelsroutes die de regio verbonden met Duitsland en de Hollandse handelssteden. Eén van deze wegen liep vanuit Bocholt over Aalten richting Zutphen en Doesburg. De Hessenwegen waren van groot belang voor de vroegmoderne handel in deze regio.

    De term Hessenweg wordt vanaf de 17e eeuw gebruikt. De traditionele verklaring verwijst naar de kooplieden die afkomstig waren uit het Landgraafschap Hessen-Kassel en omgeving. Binnen de etymologie wordt de naam echter anders verklaard: het zou een verbastering zijn van hers, dat paard betekent. Deze wegen liepen meestal over hoge, droge zandgronden en langs heuvelruggen.

    Door de Achterhoek liepen vier grote Hessenwegen. Drie ervan volgden een noordelijke route, vanuit Vreden en Ammeloe via onder andere Groenlo, Rekken en Neede naar Deventer of Zutphen.

    In de zuidelijke Achterhoek liep een Hessenweg langs Aalten. Vanuit Bocholt kwam deze route bij de Kesenbulte de tegenwoordige grens over, en vervolgde zich via onder meer de Bodendijk, Dijkstraat, Landstraat, Berkenhovestraat en de Romienendiek naar De Radstake. Vandaar liep de weg verder langs Zutphen en Barneveld, met een aftakking tussen Halle en Zelhem richting Doesburg.

    Vanuit de IJsselsteden gingen de Hessenwegen dwars over de Veluwe, kwamen samen in het Gooi en liepen door naar Amsterdam. De Hessenwegen hadden talloze vertakkingen. Eén daarvan liep bij Aalten vanaf de Romienendiek, via de Koningsweg, Hessenweg, langs het Walfort, via Bredevoort en Winterswijk naar Vreden.

    De Hessen overnachtten in herbergen langs de weg, zoals De Radstake en de Slikkertap. In Aalten waren logementen als De Leeuw, De Roskam, De Landman en Stad Munster. In Bredevoort waren De Zwaan en, net buiten het stadje, De Leste Stuver bekende pleisterplaatsen.

    Hessenkeerls, pottenkeerls, muzikanten en hannekemaaiers

    Voor wie in de 19e eeuw langs een Hessenweg woonde, was de komst van de Hessenkeerls een hele gebeurtenis. Aan de windzijde van de stoet liepen mannen met zware knuppels, gekleed in hun kenmerkende blauwe Hessenkiel: een hemd van fijn linnen, gesloten met koperen haakjes in de vorm van leeuwenkopjes en drie kleine knoopjes van been. Op borst en schouders waren versierde belegstukken aangebracht.

    Op de weg sloften ezels door het mulle zand, met aan weerszijden een mand van gevlochten wilgentenen vol handelswaar. Eenmaal aangekomen in een dorp bonden de mannen hun ezels vast bij een herberg of op het dorpsplein. De dieren werden gevoerd en gedrenkt, terwijl de mannen zich verfristen bij de dorpspomp.

    Daarna werden de manden geopend en gingen de Hessen langs de huizen venten. Hun koopwaar bestond onder meer uit licht glaswerk en slappe stroohoeden. Deze hoeden waren gewild: zodra de Hessen arriveerden, wachtten klanten hen al op om een nieuwe zomerhoed te kopen. De hoeden waren elastisch en pasten vrijwel altijd. Na enkele uren trokken de Hessen verder.

    Naast de Hessenkeerls verschenen er ook pottenkeerls over de Hessenwegen. Zij gebruikten zware, hoog op de wielen staande huifkarren, de zogeheten Hessenkaoren, getrokken door forse Holsteiner paarden. De karren zaten vol met Keuls aardewerk: grijze of geelbruine potten met blauwe decoratie. De paarden droegen rijk versierde tuigen, beslagen en behangen met koperen decoraties, zodat hun komst al van verre te horen was.

    Een afbeelding van een voerman met zijn Hessenkar uit ongeveer 1830, afkomstig uit de collectie Volksprenten van Museum ’t Oude Slot in Veldhoven, met daarop de tekst:

    De Blaauw gekielde Hes, reist uit de Bovenlanden,
    En stuurt zijn lang gespan bij ’t Hu en Hot en Haar.
    Zijn hoog beladen kar brengt velerhande waar,
    Die ’t Hollandsch schip weer voert naar Noord en Zuiden stranden.

    In het voorjaar trokken groepen Duitse muzikanten over de Hessenwegen naar Nederland. Sommige korpsen waren in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zeer bekend. Hoewel zij vermoedelijk uit dezelfde streek kwamen, werden ze geen Hessen genoemd, omdat ze geen Hessenkiel droegen.

    Daarnaast kwamen in de zomer de hannekemaaiers langs: seizoenarbeiders uit Westfalen die in Holland hielpen met het maaien van gras en bij de oogst. Vrouwen en kinderen bleven thuis achter om op het land te werken, terwijl de mannen elders geld verdienden voor de winter.

    Het einde van de Hessenwegen

    In de loop van de 19e eeuw nam de betekenis van de Hessenwegen af. In 1875 werden bij Zelhem de laatste Hessen gezien, een schamel troepje vergeleken met vroeger. De Frans-Duitse Oorlog van 1870 en de daaropvolgende industriële bloei in het Ruhrgebied boden de Duitsers een broodwinning dichter bij huis. Zelfs veel Achterhoekse jongelui trokken die kant op om goed geld te verdienen. Daarmee hadden de Hessenwegen afgedaan.

    Oudere oorsprong

    Hoewel de term Hessenweg vanaf de 17e eeuw werd gebruikt, wijzen archeologische vondsten langs deze wegen erop dat ze al veel langer in gebruik waren. Zo zijn in Aalten, op De Hoven vlakbij de Landstraat, sporen gevonden van een nederzetting uit de 8e eeuw, waaronder resten van hutkommen, afvalputten en spinsteentjes. Dit is een sterke indicatie dat de latere Hessenwegen voortbouwden op veel oudere verkeersroutes, de zogenaamde volkerenwegen.

    Het ligt daarmee voor de hand te veronderstellen dat het dorp Aalten zijn oorsprong mede dankt aan deze oude volkerenweg. De Hoven was een gunstige plek: te midden van het woeste landschap van bos, heide en moerassen lag hier een heuvel, hoog en droog, direct aan een doorgaande weg. Onderaan de heuvel stroomde een beek die zorgde voor vers water.

    Hessentocht

    De herinnering aan de Hessen leeft nog voort. In 2011 werd in de omgeving van Bredevoort en Aalten voor de tweede keer een Hessentocht georganiseerd. Tijdens deze tocht, waarin een historische karavaan werd nagebootst, reed een indrukwekkende ossenwagen mee: 2,60 meter breed, zes meter lang en vier meter hoog. Daarnaast namen drie wagens deel, elk voortgetrokken door drie paarden. Jan Oberink legde de tocht vast op film en maakte onderstaande sfeerimpressie.

    Verantwoording

    De inhoud van dit artikel is grotendeels gebaseerd op het artikel van G.J. Klokman (Zelhem, 1864), gepubliceerd in 1937. Er bestaan tal van andere publicaties over Hessenwegen die op sommige punten een afwijkend beeld schetsen. Voor dit artikel is vooral gekozen voor Klokmans beschrijving, omdat zijn herinneringen en observaties specifiek betrekking hebben op de Hessenweg bij Zelhem, dezelfde route die ook door Aalten liep.

    Bronnen

    1. G.J. Klokman, De Hessenwegen, in: Eigen Volk. Algemeen tijdschrift voor volkskunde (folklore) en dialect, 1937. Koninklijke Bibliotheek
    2. G.J. Klokman, De Achterhoekers, in: De Nederlandse volkskarakters, 1938. DBNL
    3. Wikipedia, Hessenweg
    4. Hummelo.nl, Hessenwegen, Hanzewegen en Koningswegen (RdH004-27-2-2007). Hummelo Geschiedenis
    5. De Veluwenaar, Hessenwegen
    6. Oud Aalten, Sporen van 1100 jaar oude nederzetting in Aalten
    7. YouTube, Hessentocht trekt door de gemeente Aalten, 2011
  • Oorsprong van de plaatsnaam Aalten

    Oorsprong van de plaatsnaam Aalten

    Over de oorsprong van de naam Aalten doen verschillende theorieën de ronde. Maar waarop zijn deze gebaseerd en hoe geloofwaardig zijn ze? Oud Aalten dook in de geschiedenis om hierover meer te ontdekken.

    We beginnen met de oudste historische vermeldingen van Aalten, omdat deze mogelijk aanwijzingen bevatten over de oorsprong van de naam. Vervolgens bekijken we wat de toponymie (plaatsnaamkunde) ons hierover kan leren. Daarna behandelen we enkele theorieën over de herkomst en betekenis van de naam Aalten en sluiten we af met onze conclusie.

    Vroegste vermeldingen

    Er zijn verschillende middeleeuwse documenten die een verwijzing naar Aalten bevatten, waarbij de schrijfwijze varieert. De bekendste vermeldingen zijn Aladna en Aladon, waar de Aladnaweg en een school naar zijn vernoemd. Hieronder volgt een overzicht van historische vermeldingen, inclusief een verwijzing naar de oudst bekende bron.

    828

    Een oorkonde uit 828 beschrijft hoe een zekere Geroward op 7 februari van dat jaar al zijn bezittingen, waaronder die in Aladna, schonk aan de Sint-Martinuskerk in Utrecht. Over de identiteit van Geroward is weinig bekend, maar vermoedelijk was hij een Frankische edelman in dienst van de Karolingische keizer Lodewijk de Vrome, zoon van Karel de Grote.1

    1138/
    1139

    In 1138 of 1139 sluit Godschalk van Versnevelde (Varsseveld), met instemming van zijn broer graaf Gerhard (II) van Lohn, een ruilovereenkomst met de kanunniken van de Mariakerk in Rees. Hij draagt een landgoed in Megchelen bij Gendringen over, inclusief bijbehorende jachtrechten, twee akkers, een weide en negen horigen van beide kunne. In ruil ontvangt hij een goed in Alethnin, met alle opbrengsten en zeven horigen.2

    1152

    In 1152 trof graaf Godschalk (II) van Lohn, zoon van Gerhard II, een regeling met bisschop Frederik II van Münster. Godschalk claimde het bestuur over de kerspelen Lon, Winethereswik, Aladon, Versnevelde, Selehem en Hengelo op basis van zijn grafelijke titel. De bisschop zag dit anders, waarna werd vastgelegd dat Godschalk deze gebieden niet in eigen bezit had, maar als leenman van de bisschop moest beheren.3

    1188

    In 1188, tijdens de regering van de Roomse keizer Frederik I, stelde priester Everhardus, kapelaan van graaf Hendrik van Dalen en Diepenheim, een inventaris op van Hendriks feodale (leenhorige) en allodiale (vrije) bezittingen. De feodale goederen werden genoteerd onder de parochies waartoe ze behoorden, waaronder Ecberghe, Gronlo, Winterswic, Nehde, Ghesterne, Lochem, Almen, Dotinchem, Zelhem en Althen.4

    1234

    In 1234 ging graaf Herman (I) van Lohn, heer van Bredevoort, samen met zijn broers Hendrik, proost van Zutphen, en Otto, kanunnik van St. Gereon te Keulen, benevens zijn zwagers Werner van Herden, Sweder van Ringelberg, Herman Werecen, Herman van Munster en hun echtgenoten, en al hun verdere erfgenamen, een ruil aan met het klooster Bethlehem. Daarbij krijgt het klooster van de graaf onder andere: duabus warandiis, una in marchia Alethim et altera in marchia Silvolden (twee jachtgebieden; één in de marke van Aalten en de andere in de marke van Silvolde). Getuigen zijn onder andere de pastoors Johannes uit Bocholte, Conradus uit Alethim, Ernestus uit Winterswic, en Johannes uit Versevelde.5

    1254

    In 1254 wordt melding gedaan van de “curtis Grevinkhof sita in parochia Alethe (het hof Grevinkhof, gelegen in de parochie Aalten): Gotscalco de Reme ontfangt van Otto van Loon in burgleen de curtis Grevinkhof te Aalten, met den molen en wat er verder toebehoort, met uitzondering van het holtgericht. Hierby present Gerardus Canoninicus „frater domini G. de Reme”.6

    1313

    In een register van de tot het bisdom Münster behorende kerken uit het jaar 1313 worden de volgende, tegenwoordig in Nederland gelegen parochies vermeld: Alten, Dinxperle, Eiberghe, Gheesteren, Grolle, Hengelo, Neede, Seelfwalde, Selehem, Versevelde en Wynterswik.7

    1386

    Derich Willemssoen van Lyntloe beleend met Varenvelde in kerspel Alten, sabbato na Briccii ep. (17 november) 1386.8

    1409

    Derk van Linteloe en zijn kinderen Derk en Herman, verklaren verkocht te hebben aan Johan Rensynck het goed ten Nygenhues, gelegen in de buurschap Lynteloe onder Aelten en leenroerig aan de heerlijkheid Borkeloe, 1409 juli 24 (in vigilia beati Jacobi apostoli maioris).9

    Toponymie en klankontwikkeling

    Toponymie, ofwel plaatsnaamkunde, is een tak van de taalkunde die plaatsnamen bestudeert en hun oorsprong tracht te verklaren.10 Een algemeen aanvaard principe binnen de toponymie is dat de klankontwikkeling van een naam betrouwbaarder is dan de spelling, aangezien schriftelijke vermeldingen in premoderne tijden inconsistent waren en beïnvloed werden door schrijvers, dialecten en tijdgebonden conventies. De klank van een naam blijft daarentegen doorgaans consistenter en biedt daarom een beter inzicht in de oorspronkelijke uitspraak en betekenis.

    Nu zijn wij geen plaatsnaamkundigen, maar wanneer we de klankontwikkeling van de vroegste vermeldingen van Aalten chronologisch bekijken, menen wij een patroon te herkennen:

    Aladna → Alethnin → Aladon → Althen → Alethim → Alethe → Alten → Aelten → Aalten

    Deze vermeldingen bestaan gedurende een periode van vier eeuwen (9e-13e eeuw) uit drie lettergrepen, beginnend met ‘ala’ of ‘ale’, gevolgd door een d of t, en in de meeste gevallen eindigend op een n. Hoewel de spelling varieert, blijft de klankstructuur grotendeels consistent. Vanaf de 13e/14e eeuw zien we dat de tweede lettergreep langzamerhand verdwijnt en dat de naam verbastert tot Althen/Alten/Aelten/Aalten.

    Theorieën over herkomst en betekenis

    Hieronder behandelen we de bekendste theorieën over de herkomst en betekenis van de naam Aalten.

    Plaats op een heuvel

    Een veelgenoemde theorie stelt dat de naam Aalten zou zijn afgeleid van het Latijnse altus, dat ‘hoogte’ betekent. Deze verklaring lijkt voornamelijk gebaseerd op het feit dat Aalten op een heuvel is ontstaan en de klankovereenkomst tussen altus en Aalten. Er is echter geen historisch of taalkundig bewijs voor deze theorie. Bovendien houdt deze verklaring geen rekening met de klankontwikkeling in de oudst bekende vermeldingen van de naam.

    Erf bij het altaar

    Een andere theorie suggereert dat Aalten rond 150 v. Chr. werd bewoond door Angelen uit het gebied dat nu Berkelland is. Volgens deze verklaring zou de naam zijn afgeleid van het Anglische ael (altaar, offerplaats) en thun (tuin, omheind erf). Dit zou leiden tot Aelthun, oftewel ‘erf bij het altaar.’11 Ook deze verklaring is speculatief en past niet bij het klankpatroon van de middeleeuwse vermeldingen van de naam.

    Plant- of boomnaam

    In Gelderse plaatsnamen verklaard stelt Gerald van Berkel dat de naam Aalten mogelijk verband houdt met een plant- of boomnaam en verwijst hierbij naar het Oudnoorse alað (voeding, spijs), aldin (eetbare boomvrucht) of alda (vruchtdragende eik).12 Hoewel er geen direct bewijs is voor deze verklaring, past ze wel bij het klankpatroon van de middeleeuwse vermeldingen.

    Plaats aan het water

    In Prehistorische waternamen suggereert Maurits Gysseling dat de naam Aalten is afgeleid van het Indo-Europese Alatanā, met de betekenis “gelegen in een bocht van een beek”.13 In het geval van Aalten zou dat verwijzen naar de Slingebeek. Van Berkel noemt deze theorie in Gelderse plaatsnamen verklaard echter vergezocht.

    Plaatsnaamonderzoeker Bas Kloens is het daar niet mee eens. In zijn studie over plaatsnamen en hun oorsprong, Valkuilen in de Plaatsnaamkunde, stelt hij dat het juist “overduidelijk” is dat Aalten, net als veel andere soortgelijke plaatsnamen, haar naam te danken heeft aan de ligging aan een waterloop of beek.14

    Conclusie

    Geen enkele theorie over de herkomst van de plaatsnaam Aalten is met hard bewijs te staven of volledig uit te sluiten. Het blijft dus voor een groot deel speculeren. Desondanks neigen wij naar de theorieën van Gysseling en Kloens, die stellen dat Aalten haar naam dankt aan de ligging aan een waterloop, oftewel de Slingebeek.

    Bovendien lijkt ons, ondanks de scepsis van Van Berkel, een verband met het Indo-Europese Alatanâ, dat toch best veel lijkt op Aladna, plausibel.

    Kortom, hoewel niet wetenschappelijk bewezen, gaat onze nominatie voor meest aannemelijke verklaring voor de oorsprong en betekenis van de naam Aalten naar Plaats aan het water / gelegen in een bocht van een beek.

    Aanvullingen en correcties zijn welkom, bij voorkeur met verwijzing naar een betrouwbare en verifieerbare bron.

  • Begraven in Aalten

    Begraven in Aalten

    Rond 800 na Christus

    Archeologische vondsten wijzen erop dat de vroege bewoners van Aalten al rond 800 na Christus hun doden begroeven in een grafveld aan de huidige Damstraat. Tijdens graafwerkzaamheden in de late 19e en vroege 20e eeuw werden daar sporen van een Merovingisch-Frankisch grafveld ontdekt. Opvallende vondsten, zoals speerpunten, stijgbeugels, een schildknop en zilveren gordelschakels, suggereren dat hier mogelijk een krijgsman begraven lag.

    Op De Hoven zijn sporen van bewoning uit dezelfde periode gevonden, bestaande uit diverse zogenoemde hutkommen – rechthoekige kuilen die dienden als werk- of opslagruimtes. Aardewerkfragmenten die hier werden gevonden, komen overeen met de vondsten van het grafveld aan de Damstraat.

    De kerstening van Aalten

    Na de onderwerping van de Saksen door Karel de Grote rond 785 begon de kerstening van Aalten en omgeving. Missionaris Liudger, later bisschop van Münster, speelde een belangrijke rol in de stichting van kerken in de regio, waaronder vermoedelijk de eerste kerk in Aalten.

    Deze kerk, oorspronkelijk waarschijnlijk een eenvoudige houten kapel, werd gesticht op een strategische en symbolische plek: de verhoogde locatie waar nu de huidige Oude Helenakerk staat. Deze plek werd het religieuze en sociale centrum van de gemeenschap.

    Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de bewoners van De Hoven die plek rond het jaar 1000 hebben verlaten. Mogelijk besloten zij, nadat zij waren bekeerd tot het Christendom, om dichterbij de recent gestichte kerk te gaan wonen, om de bescherming van het geloof te genieten. Ook werden de doden vanaf toen vermoedelijk in en rond de kerk begraven.

    Kerkhof

    Rond de kerk ontstond een kerkhof dat in de middeleeuwen een belangrijke rol speelde in het leven van de gemeenschap. Het kerkhof in Aalten was oorspronkelijk veel groter dan het huidige perceel rondom de Oude Helenakerk. Het diende niet alleen als begraafplaats, maar ook als plek voor sociale en religieuze bijeenkomsten. Mensen woonden in die tijd zelfs rondom of op het kerkhof, vaak functionarissen zoals kosters of geestelijken die direct betrokken waren bij de kerk.

    De afgelopen eeuwen zijn tijdens graafwerkzaamheden regelmatig botresten aangetroffen in de grond rondom de kerk, zoals op de Köstersbulte, het pad langs Elim, maar ook aan de Kerkstraat, waar nu bebouwing staat. De oorspronkelijke begraafplaats rondom de kerk was dus veel groter dan het huidige terrein waarop de kerk staat.

    Tot in de 19e eeuw werden doden voornamelijk in en rondom de kerk begraven. Het begraven in de kerk zelf was gereserveerd voor mensen van aanzien, zoals geestelijken, edelen en weldoeners. Men geloofde dat een graf in de kerk een betere positie in het hiernamaals garandeerde. De meeste mensen werden echter op het kerkhof rondom de kerk begraven. Individuele grafstenen waren in de middeleeuwen zeldzaam; veel mensen werden in naamloze graven begraven.

    Gezondheidsrisico’s

    Het begraven in de kerk bracht echter grote problemen met zich mee. Ruimtegebrek en de ontbinding van lichamen leidden tot gezondheidsrisico’s; kerkhoven raakten overvol, en de situatie werd onhoudbaar.

    Regelmatig ontstonden in de kerk verzakkingen in de vloer en bleven de eigenaren van de betreffende graven, wat het herstel betreft, in gebreke. De lijklucht was dan in de banken bij het betreffende gat soms wekenlang ondraaglijk, vooral tijdens de zomermaanden.

    Epidemieën zoals de pest verergerden dit probleem. Er kwam dan ook een regeling tot stand waarbij bepaald werd dat de kerkmeesters, in geval van nalatigheid, de nodige herstelwerkzaamheden mochten aanbesteden waarbij de betreffende plaats aan de kerk verviel.

    Ook op de begraafplaats rond de kerk was de toestand vaak slecht. Doordat lange tijd niet op genoegsame diepte begraven was kwamen regelmatig beenderen aan de oppervlakte. Een beenderoplezer verzamelde, voor twee schepel rogge per jaar, deze beenderen van tijd tot tijd en wierp ze in de beenhalle (ook wel knekelhuisje genoemd), een huisje op het kerkhof aan de Markt-zijde. Werd de voorraad te groot dan ruimde men deze op.

    Koninklijk Besluit van 1827

    In 1827 bepaalde Koning Willem I bij wet, dat vanaf 1829 de begraafplaatsen buiten de bebouwde kom moesten worden ingericht. Voor veel mensen was dit een grote stap, om te breken met alle tradities en de doden, buiten het dorp “zo maar ergens in de grond” achter te laten.

    De praktijk van begraven in en rondom de kerk symboliseerde een tijdperk waarin religie, dood en gemeenschap nauw met elkaar verweven waren. Het verbod daarop was een keerpunt dat niet alleen de volksgezondheid ten goede kwam, maar het markeerde ook een verschuiving in de omgang met de dood: individuele graven kregen meer ruimte, er kwamen meer grafmonumenten, en begraafplaatsen werden landschappelijk ingericht.

    Begraafplaatsen in Aalten

    Grafheuvel Nannielaantje

    Christiaan Caspar Stumph, sinds 1811 burgemeester van Aalten, ergerde zich aan het begraven binnen het dorp. In 1818 liet hij daarom voor zichzelf en zijn familie een ‘buitenbegraafplaats’ aanleggen op zijn landgoed Het Smees. Zijn zoon Abraham Anthony werd hier als eerste begraven, gevolgd door Stumph zelf in 1820. In totaal rusten zeven personen op deze bijzondere grafheuvel, die nog altijd zichtbaar is aan het Nannielaantje in Aalten.

    Oude Begraafplaats

    Na het koninklijk besluit van 1827 werd in Aalten een terrein aan de Varsseveldsestraatweg aangewezen als begraafplaats. Door de groei van het dorp raakte deze begraafplaats begin 20e eeuw steeds meer ingesloten. In 1923 werd begraafplaats Berkenhove in gebruik genomen. Hoewel de Oude Begraafplaats inmiddels de functie van stiltepark heeft gekregen, wordt deze nog steeds sporadisch gebruikt voor het bijzetten van overledenen in bestaande graven.

    Oude R.K. begraafplaats Varsseveldsestraatweg

    Bij de aanleg van de begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg kreeg de katholieke gemeenschap een eigen vak aan de overzijde van de straat, op de hoek met de Molenstraat. Deze begraafplaats raakte al na dertig jaar vol, waarna in 1868 een nieuwe R.K. begraafplaats aan de Piet Heinstraat in gebruik werd genomen. Het oude begraafplaatsje kreeg later de functie van plantsoen.

    Joodse begraafplaats

    Aan de Haartsestraat in Aalten, net buiten het dorp, ligt de Joodse begraafplaats van Aalten. Hoewel het terrein in 1852 officieel eigendom werd van de Joodse gemeenschap, zijn er aanwijzingen dat de begraafplaats al vanaf circa 1820 in gebruik was. Op het terrein staan ongeveer zeventig grafstenen, die variëren in ouderdom en ontwerp. Bij de ingang aan de Haartsestraat staat een metaheerhuis, een ritueel gebouw dat gebruikt wordt voor de reiniging van overledenen volgens Joodse tradities.

    R.K. begraafplaats Piet Heinstraat

    Toen de katholieke begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg vol raakte, schonk textielfabrikant Anton Driessen in 1868 een stuk grond aan de huidige Piet Heinstraat om in te richten als begraafplaats. Ook schonk hij een ijzeren Calvariekruis en een ijzeren poort. Het baarhuisje dateert uit 1888.Een eeuw later raakte ook deze begraafplaats vol. Vanaf 1960 werden katholieke overledenen daarom begraven op het nieuwe rooms-katholieke gedeelte van begraafplaats Berkenhove.

    Algemene Begraafplaats Berkenhove

    Nadat de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg vol raakte, werd in 1923 begraafplaats ‘Berkenhove’ aan de Romienendiek in gebruik genomen. Het oorspronkelijke gedeelte ligt ingesloten tussen de Romienendiek, de Barloseweg en de Koningsweg. Door de jaren heen is de begraafplaats regelmatig uitgebreid. In 1960 werd een katholiek gedeelte toegevoegd, omdat de RK-begraafplaats aan de Piet Heinstraat vol was. Bij Berkenhove bevindt zich een modern uitvaartcentrum en crematorium.

    Begraafplaatsen in Bredevoort

    Oude Begraafplaats

    De Oude Begraafplaats aan de Prins Mauritsstraat werd rond 1830 aangelegd, gelijktijdig met de naastgelegen Joodse Begraafplaats. Het terrein kwam beschikbaar na de ontmanteling van de vestingwerken aan de oostzijde van het stadje. In 1925 werd een nieuwe toegangspoort geplaatst, en enkele jaren later werd een baarhuis gebouwd.

    Oude Joodse Begraafplaats

    Bredevoort had ooit twee Joodse begraafplaatsen. De oudste was gelegen op het voormalige kasteelterrein achter Hozenstraat 5. In 1953 werd dit terrein verkocht aan de gemeente Aalten ten behoeve van woningbouw. De stoffelijke resten en grafzerken werden toen overgebracht naar de tweede begraafplaats aan de Prins Mauritsstraat.

    Joodse Begraafplaats

    De Joodse Begraafplaats aan de Prins Mauritsstraat werd rond 1830 aangelegd, gelijktijdig met de naastgelegen algemene begraafplaats. De laatste Bredevoortse Joden die op deze begraafplaats werden bijgezet zijn broer en zus Levi en Sara Sander. Beiden overleden in 1938, kort na elkaar. De begraafplaats is niet toegankelijk voor het publiek.

    Begraafplaats Kloosterhof

    De begraafplaats Kloosterhof aan de Kloosterdijk in Bredevoort werd aangelegd in 1862-1863 en diende oorspronkelijk als rooms-katholieke begraafplaats. Het oudste, centraal gelegen deel heeft een symmetrische indeling met een karakteristieke toegangspoort, een baarhuis en een Calvariekruis. In de jaren 80 van de vorige eeuw werd de begraafplaats uitgebreid met een algemeen gedeelte. In 1989 verrees tevens een mortuarium.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Sporen van 1100 jaar oude nederzetting in Aalten

    Sporen van 1100 jaar oude nederzetting in Aalten

    In augustus 2024 werd op een terrein op De Hoven in Aalten archeologisch onderzoek uitgevoerd, kort voordat er appartementen worden gebouwd. Dit onderzoek, uitgevoerd door leden van de oudheidkundige vereniging ADW onder leiding van archeoloog Willem Doodeheefver, leverde waardevolle inzichten op over de vroegmiddeleeuwse geschiedenis van Aalten.

    De vondsten, waaronder resten van hutkommen, afvalputten en metalen objecten, bieden een unieke inkijk in het leven rond het jaar 900 na Christus. Bij eerdere opgravingen in dit gebied, in 1982 en 1892, waren al sporen gevonden van een zogenaamde Frankisch-Merovingische nederzetting.

    Hutkommen

    De meest opvallende vondsten tijdens de opgravingen in 2024 zijn de resten van enkele hutkommen, die zichtbaar werden door donkere verkleuringen in de bodem. Een hutkom was een half ingegraven, rechthoekig gebouwtje, ongeveer drie meter breed en vier meter lang. De kuil was 0,5 tot 1 meter diep en had geen bovengrondse wanden; de dakconstructie rustte gedeeltelijk op het maaiveld. Deze bouwmethode bood beschutting tegen de zomerse hitte en zorgde voor relatieve warmte in de winter.

    Hutkommen deden dienst als ambachtsruimtes, meestal op een boerenerf. Ze werden gebruikt voor activiteiten zoals weven, houtbewerking, metaalbewerking of het bewerken van bot. Bij één van de gevonden hutkommen op De Hoven werden slakken aangetroffen, restanten van gesmolten gesteente. Dit kan erop wijzen dat de hut mogelijk als smederij heeft gediend.

    Afvalputten

    Verspreid over het terrein zijn verschillende afvalputten gevonden. Het afval dat de bewoners destijds achterlieten, biedt waardevolle informatie over hun dagelijkse leven, gebruiksvoorwerpen en de datering van de hutkommen. In de afvalputten zijn onder andere scherven van aardewerk gevonden, gedateerd rond het jaar 900 na Christus.

    1100 jaar bewoning

    De vondsten geven een beeld van het landschap zoals het er meer dan 1100 jaar geleden uitzag. Een gunstige omstandigheid is dat de bodem van De Hoven gedurende de afgelopen duizend jaar grotendeels onaangetast is gebleven. De naam ‘De Hoven’ verwijst naar de tuinen die hier eeuwenlang lagen, en het gebied is tot op heden grotendeels onbebouwd gebleven.

    Deze en eerdere archeologische vondsten op De Hoven, maar ook aan de Damstraat, bevestigen dat er 1100 jaar geleden al mensen in Aalten woonden. Deze periode valt samen met een vermelding van een plaats die in een document uit 828 Aladna werd genoemd.

    Waarom deze plek?

    De keuze voor deze woonplek in de vroege middeleeuwen is goed te verklaren. Aalten ligt op zeven glooiingen die zijn gevormd in de ijstijd. De Hoven bevindt zich op één van de hoger gelegen, droge en veilige delen. Voor de bewoners was het slechts een korte wandeling naar de Slingebeek, waar ze water konden halen en vissen. De Hoven ligt bovendien op steenworp afstand van de Landstraat. Mogelijk was dit ook toen al een belangrijke verkeersroute in de Achterhoek, een gebied dat destijds nog vrij leeg en grotendeels onontgonnen was.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Bibliotheek Aalten

    Bibliotheek Aalten

    Hofstraat, Hogestraat & Lage Blik, Aalten

    Beschrijving

    De geschiedenis van de bibliotheek in Aalten begint in 1894. In dat jaar begon de Aaltense afdeling van het christelijk werkliedenverbond Patrimonium al met het uitlenen van boeken aan leden. Het was dus nog geen openbare bibliotheek. In Nederland werden destijds in meerdere plaatsen bibliotheken en leeszalen opgericht, meestal ingedeeld volgens de toen heersende sociale en religieuze levensovertuigingen.

    In 1922 stichtte de Coop. Boerenleenbank te Aalten een Landbouwbibliotheek voor leden van de bank en de landbouwvereniging. Het doel was om het landbouwende deel der Aaltense bevolking in de gelegenheid te stellen haar kennis te vergroten. Hoe lang deze bibliotheek heeft bestaan en waar haar collectie is gebleven is ons vooralsnog onbekend.

    In 1926 werd de eerste steen gelegd voor gebouw Patrimonium aan de Hofstraat. Achterin dat gebouw was de chr. volksbibliotheek gevestigd.

    Op 6 december 1960 berichtte Dagblad Tubantia:

    Op 10 december zal de nieuwe en naar de eisen des tijds ingerichte christelijke bibliotheek te Aalten officieel in gebruik worden genomen en zal kennis kunnen worden gemaakt met de nieuwe opzet van uitlening, onder leiding van gediplomeerde bibliotheektechnische krachten. Dit betekent afsluiten van een tijdperk, waarin hard is gewerkt om Aalten te helpen aan goede bibliotheekvoorziening.

    De Christelijke Volksbibliotheek „Patrimonium” heeft zich vele jaren bezig gehouden op dit terrein en heeft deze arbeid zien uitgroeien tot een belangrijke culturele bijdrage aan de gemeenschap te Aalten De boekuitleningen. van 1951 tot 1960 oplopend van respectievelijk 8.400 tot rond 30.000 spreken in deze duidelijke taal. Het stichtingsbestuur had een open oog voor deze ontwikkeling en zag in dat de bestaande voorziening onvoldoende was geworden om aan de steeds toenemende belangstelling tegemoet te komen. Het bestuur wendde zich tot de Centrale Plattelandsbibliotheek voor Gelderland.

    De C.P.G. heeft het coördinerende werk verricht en kon de bibliotheek, nadat het bestuur van „Patrimonium” had besloten een nieuw gebouw te doen verrijzen, inrichten naar de eisen die de Rijkssubsidievoorwaarden aangeven. Doordat de bibliotheek nu met haar nieuwe opzet geheel kan voldoen aan de gestelde eisen, kan zij gebruik maken van de diensten van de Centrale Plattelandsbibllotheek.

    Verhuizingen

    Begin jaren 90 van de vorige eeuw verhuisde de Aaltense bibliotheek naar een nieuw pand aan de Hogestraat 10. Boven de bibliotheek was supermarkt Albert Heijn gevestigd. De hoogteverschillen in het Aaltense centrum maakten het mogelijk dat zowel de bibliotheek als de daarboven gelegen supermarkt beide hun ingang op de begane grond hadden, de laatste aan het hoger gelegen De Hoven. In 2021 verhuisde de bibliotheek opnieuw. Ditmaal van de Hogestraat naar een pand aan het Lage Blik, waar voorheen supermarkt Aldi was gevestigd.

    Krantenberichten

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Kenmerken

    FunctieBibliotheek
    Oprichting1894

    Bronnen

  • Botermarkt

    Botermarkt

    Aalten

    Aalten kende ooit een botermarkt. Deze bevond zich achter het gemeentehuis.

    In 1937 beschreef G.H. Rots in een serie artikelen hoe het er in vroeger tijden in Aalten aan toeging. Hij schreef het volgende over de botermarkt in Aalten:

    “Het geheele landbouwersbedrijf was natuurlijk primitief … Boterfabrieken waren er niet, de melk werd in roompotten gezuurd en zelf gekarnd. Op sommige boerderijen liet men dat karwei door een hond doen. De karnhond moest in een groot rad loopen, waardoor dit in beweging werd gebracht, hetwelk met een asverbinding de karninrichting in beweging bracht. De gekneede boter werd aan ‘welters’ gemaakt, en dan ging de huisvrouw er mee naar de markt. In Aalten was de botermarkt achter ’t Gemeentehuis.

    Deze heeft echter geen bloeiende periode gehad, want de winkelier was ook een willig kooper. Met een gesloten beurs kon men dan kruidenierswaren koopen, en groote leveranciers kregen er contanten bij. Ook de eieren brachten wat geld op, maar zooals gezegd, de productie was niet zoo groot.”

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen

    • ‘Uit Aalten’s verleden’, door G.H. Rots, Aaltensche Courant, 12 & 19 november 1937, deel III (Delpher)

    Krantenberichten

  • Noord-Zuidlijn

    Noord-Zuidlijn

    Aalten ligt aan de spoorlijn Arnhem-Winterswijk, die de gemeente doorkruist van west naar oost (of andersom, zo u wilt). In de tweede helft van de 19e eeuw waren er echter ook diverse plannen voor de aanleg van andere tracés in (min of meer) noord/zuidelijke richting.

    Hieronder volgt enige informatie over deze plannen. Het is wellicht overbodig om te vermelden dat geen van die projecten tot uitvoer is gekomen.

    Zutphen–Aalten

    Midden 19e eeuw waren er nog geen spoorwegen in de Achterhoek. In 1865 werden er echter plannen gemaakt om een spoorlijn aan te leggen van Zutphen naar de ‘pruisische grenzen’. De lijn zou lopen via Vorden, Hengelo, Zelhem en Aalten. Dit traject zou het kortst zijn en bovendien als voordelen hebben dat de grond ‘vast, effen en weinig kostbaar is en geene groote kunstwerken noodig zullen zijn’. Waarom deze plannen niet zijn uitgevoerd is ons onbekend.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen

    • Arnhemsche Courant, 8 september 1865 (via Delpher)
    • Zutphensche Courant, 18 april 1872 (via Delpher)
    • Graafschapbode, 25-04-1885 (via Delpher)
    • Zutphensche Courant, 5 juni 1885 (via Delpher)
    • Graafschapbode, 12 december 1885 (via Delpher)
    • Wikipedia

    Gelsenkirchen–Aalten–Zutphen

    In het voorjaar van 1872 meldde een ingenieur van de Duitse Eisenbahn-gesellschaft uit Berlijn zich op het Aaltense gemeentehuis om informatie in te winnen voor de mogelijke aanleg van een spoorlijn van Gelsenkirchen, via Bocholt en Aalten, naar Zutphen. Blijkens nevenstaand krantartikel waren er op hetzelfde moment ook al plannen voor een spoorlijn van Winterswijk in westelijke richting, langs Aalten.

    „Komt een dezer lijnen tot stand, dan zal dit dorp, een der grootste van het graafschap, zeer spoedig een hoogen trap van bloei bereiken, vooral omdat hier bij de kern van ’t volk een ongeëvenaarde zucht naar vooruitgng op elk gebied wordt waargenomen.”

    Echter, deze plannen kwamen niet tot uitvoer. Dit had er wellicht mee te maken dat op dat moment zojuist de Nederlandsch-Westfaalsche Spoorweg-Maatschappij (NWS) was opgericht, welke op 27 maart al de concessie had gekregen om de spoorlijn Zutphen–Winterswijk aan te leggen. Een jaar later kreeg de Bergisch-Märkische Eisenbahn Gesellschaft de concessie voor de spoorlijn Winterswijk–Borken–Gelsenkirchen, die zou aansluiten op de Nederlandse lijn.

    Rees–Aalten

    In 1885 was er wederom sprake van de mogelijke aanleg van een spoorlijn die Aalten in noord-zuidelijke richting zou passeren. Ditmaal liep het geplande tracé van Rees, via Isselburg en Dinxperlo naar Aalten. Later vonden we ook Groenlo nog aan dit lijstje toegevoegd. Het zou overigens ook een stoomtram kunnen worden. Aan het eind van het jaar meldt de Graafschapbode echter dat de voorbereidende werkzaamheden zijn gestaakt wegens onenigheid tussen Duitse en Nederlandse zijde over de plaats van het station Dinxperlo-Suderwick.

  • Rookwedstrijden

    Rookwedstrijden

    We kunnen het ons tegenwoordig nauwelijks meer voorstellen, maar in de vorige eeuw werden er wedstrijden georganiseerd waarbij deelnemers het tegen elkaar opnamen in diverse disciplines op het gebied van het roken van sigaren en sigaretten.

    De Arnhemsche Courant schreef op 6 maart 1908:

    In den katholiekenkring te Aalten is een rookwedstrijd gehouden in het langzaam en snel rooken. De heer J. Betting kreeg den eersten prijs met snel rooken en rookte zijn sigaar in 7 minuten op en in het langzaam rooken werd de 1e prijs behaald door H. Weijkamp, die over zijn pijp tabak een uur en 45 minuten deed. Ook een nuttige tijdpasseering!

    In de jaren 60 organiseerde Dick Fries rookwedstrijden in Aalten. Rechts ziet u een foto van het onderdeel “Peuk in de lucht gooien en met de mond opvangen”.

    Op 21 maart 1961 schreef Dagblad Tubantia:

    Aalten heeft weer een rookkampioen

    De heer E. Jentink, Lintelo 67, is maandagavond, voorlopig voor een jaar, kampioen-sigarenroker van Aalten geworden. Hij veroverde deze titel tijdens de in de Sociëteit aan de Hofstraat gehouden jaarlijkse rookwedstrijd. Zoals bekend gaat het bij deze wedstrijd om de langste askegel op een sigaar van 110 mm. De heer Jentink wist er een te produceren van maar liefst 104 mm, echter 1 mm korter dan de kampioen van vorig jaar.

    De belangstelling voor dit rookfestijn wordt elk jaar groter en was gisteren reeds uitgegroeid tot ruim 200 deelnemers. Het sprak dan ook vanzelf dat, toen omstreeks half negen het commando „vuur” werd gegeven en in de ruim 200 sigaren gelijktijdig de brand werd gestoken, allen weldra in dichte nevelen werden gehuld.

    Het kostte de deelnemers moeite om te zien hoever zijn buurman met de askegel vorderde. Het duurde echter niet zo lang voor de uitroepen van „o, wat jammer, ik bun ’m kwiet” door de zaal klonken.

    Na ongeveer een uur zaten er nog slechts enkelen die voor het kampioenschap in aanmerking konden komen. Heel voorzichtig werd dan nog geprobeerd een laatste haaltje te doen om zodoende nog een millimeter te rekken. Het resultaat was echter meestal een paar „gloeiende” vingers en een lawine van as over de kleding.

    Toen de laatste kegel was gesneuveld en de balans kon worden opgemaakt, bleek dan de heer Jentink met 104 mm kampioen te zijn geworden. De heer A. Pokhuizen bezette de tweede plaats met een kegel van 103 mm. Voor de derde prijs waren twee kandidaten, t.w. de heren A. Driessen en W. Winkelhorst, met elk een kegel van 102 mm.

    Na deze strijd werden de deelnemers onthaald op een wat „luchtiger” programma, n.l. met het optreden van Rudi Carell en Dick Harris.

    Dagblad Tubantia, 19 maart 1963:

    Kampioen-roker produceerde askegel van 100 millimeter

    Geert had het niet gemakkelijk

    Met een askegel van precies 100 mm. is de heer G. te Lindert, Lankhofstraat 23, gisteravond kampioen-sigarenroker geworden van Aalten. Het was voor Geert bepaald geen gemakkelijke opgave want meer dan 200 gegadigden dongen met hem naar deze titel. Het was voor de tiende keer in successie dat deze wedstrijd werd gehouden.

    Grote spanning en “lawines”

    Weinig is er echter veranderd in de loop der jaren. Dit was dan ook nauwelijks mogelijk want sedert de eerste keer dat deze wedstrijd werd gehouden heeft deze ontmoeting in het middelpunt van de belangstelling gestaan. Alleen de gelegenheid waarmee talrijke deelnemers in het strijdperk treden is jaarlijks groter geworden. Voor velen is het nu geen “gokje” meer, want maanden tevoren wordt reeds druk geoefend en laten velen de nagels langer groeien om hiermee het “peukje” zo lang mogelijk vast te kunnen houden.

    De gezelligheid van de avond en de spanning zijn er zeker niet minder om. Vanaf het moment dat de ruim 200 sigaren in de “fik” gaan heerst er een doodse stilte in de zaal. In “nevelen gehuld” bewegen zich de juryleden tussen de tafels door om waar nodig, de schuifmaat te hanteren.

    “Scheefbranders en kromtrekkers zijn er halverwege de wedstrijd al genoeg. Bekende verschijnselen waren ook gisteren weer de lawines as waaronder vaak een gelaat, revers of jas werden bedolven.

    Geert te Lindert, een echte liefhebber van de sigaar, slaagde er in de askegel op 100 mm. te brengen, alvorens deze sneuvelde. Hoe spannend de strijd is geweest bewijst wel de 99½ mm. askegel die zijn concurrent, tevens bekerhouder van vorig jaar, de heer D.A. Driessen wist te produceren. Met een kegel van 99 mm. bezette de heer L.C. Rodenburg, die vorig jaar ook al in de prijzen viel, de derde plaats.

    Na deze spannende strijd werd er een gezellig avondje van gemaakt met medewerking van Lubbert van Gortel en Kees Schilperoort. De NCRV-omroep heeft de wedstrijd opgenomen voor uitzending in de radiokrant.

    Dagblad Tubantia, 9 maart 1965:

    Rookwedstrijd werd succes

    Met een askegel van precies 100 mm. is de heer A. Driessen maandagavond winnaar geworden van de jaarlijkse en 12e rookwedstrijd, die onder grote belangstelling in de sociëteit is gehouden. Toen om kwart voor acht het startsein werd gegeven werd in ruim 200 forse sigaren tegelijk de brand gestoken.

    Binnen enkele minuten was de rook te snijden en konden de deelnemers nauwelijks hun buurman onderscheiden. Uiteraard was dat ook niet nodig omdat ieder genoeg aan zich zelf had. Vooral als de askegel in lengte toeneemt, en dan vaak ook nog neigingen krijgt om scheef te gaan trekken, heeft niemand er behoefte aan om zich met buurmans rokerskunst te bemoeien.

    Anders wordt het als met een half uur de eerste „slachtoffers” met een gezicht van „och, wat jammer”, hun askegel in diggelen hebben zien vallen. Dan scharen de uitvallers zich in grote getale om de overblijvenden die, vaak ten koste van een brandblaar en zich in allerlei bochten wringend, proberen door nog enkele haaltjes een paar millimeter aan de wankele kegel toe te voegen. Muisstil wordt het dan in de zaal en de spanning is op de gezichten te lezen.

    Zo ook gisteravond toen aller aandacht werd gericht op de rokerskunst van de heer Driessen, die er tenslotte in slaagde om als winnaar uit het rookgordijn te voorschijn te komen. Vorig jaar won hij ook de 1e prijs. Slaagt hij er ook volgend jaar in om het kampioenschap te behalen dan wordt hij definitief eigenaar van de wisselbeker.

    Op de tweede plaats eindigde de heer H. Arentsen met een kegel van 99½ mm. De heer J. Pluimers, kwam met een kegel van 99 mm op de derde plaats.

    Nadat het rookgordijn enigszins was opgetrokken werden de deelnemers getrakteerd op een vrolijk programma, verzorgd door een cabaretgezelschap uit Apeldoorn, onder het motto: „Lachen is troef”.

    Bronnen


    • Arnhemsche Courant, 6 maart 1908 (Delpher)
    • Dagblad Tubantia, 21 maart 1961 (Delpher)
    • Dagblad Tubantia, 19 maart 1963 (Delpher)
    • Dagblad Tubantia, 9 maart 1965 (Delpher)
    • FB-pagina Oud Aalten
  • Schutterij Bredevoort

    Schutterij Bredevoort

    Bredevoort had als garnizoensstad sinds de middeleeuwen een schutterij. Schutterijen werden destijds opgericht als plaatselijke militie die de orde en veiligheid van de burgers moest garanderen. Nadat de schutterijen in 1901 officieel werden opgeheven, ontstonden in veel plaatsen vrijwillige schutterijen. Deze hadden een meer folkloristisch karakter en organiseerden onder meer schuttersfeesten, de kermis en het koningsschieten. Ook hebben veel schutterijen een fanfareorkest en/of vendeliers.

    Schutterij Wilhelmina

    Tegenwoordig kent Bredevoort nog steeds een schutterij, namelijk Schutterij Wilhelmina. De eerste schriftelijke vermelding waarin deze schutterij met naam wordt genoemd vonden we in de Aaltensche Courant van 25 oktober 1905. Men neemt aan dat de vereniging dan reeds langer bestaat. In diezelfde tijd blijkt Bredevoort zelfs twee schutterijen te hebben.

    Mogelijk dankt de vereniging haar stichting in het jaar 1898 als het kroningsfeest van koningin Wilhelmina uitbundig wordt gevierd. In Bredevoort werd ter gelegenheid van dit feest een bestuur opgericht dat diverse feestelijkheden organiseerde. Deze bestonden uit een kermis en optocht van ruiters met banieren. Tevens werd op de Markt een zogenaamde Wilhelminaboom geplant ter ere van Wilhelmina’s verjaardag. Na afloop vond een schuttersfeest plaats met als hoofdonderdeel het koningsschieten. Deze traditie wordt nog altijd in leven gehouden tijdens het jaarlijkse volks- en schuttersfeest dat in juni wordt gehouden.

    Doorstart

    In de tweede wereldoorlog is de vereniging verboden en werden de vaandels vernield door de bezetters. Onmiddellijk na de oorlog in 1945 werd Schutterij Wilhelmina Bredevoort officieel (her)opgericht. In 2020 bestond de schutterij 75 jaar.

    Op de vaandels van Schutterij Wilhelmina prijkt een hanenpoot, het familiewapen van de familie Satink. Benjamin Satink (1704–1769) was in de 18e eeuw verwalter-drost van de Heerlijkheid Bredevoort, commies van des lands magazijnen en auditeur-militair.

    Schutterij Wilhelmina speelt een actieve rol in de Bredevoortse samenleving. De vendeliers van de schutterij brengen serenades bij jubilea van de leden en organiseren de reveille, vroeg in de ochtend, en het koningsschieten bij de jaarlijkse kermis. Het ‘hoofdkwartier’ is het schuttershuis aan de Boterstraat.

    40-jarig jubileum

    In 1985 vierde Schutterij Wilhelmina in Bredevoort haar 40-jarig jubileum (na de heroprichting):

    De Schutterij Wilhelmina neemt in de Bredevoortse gemeenschap een bijzondere plaats in en is niet weg te denken bij bijzondere gebeurtenissen in het oude stadje. Op 12 oktober viert de schutterij haar 40-jarig bestaan. In werkelijkheid kent Bredevoort al veel langer een schutterij. Dat blijkt onder meer uit vier oude vaandels die nog steeds in ere worden gehouden en die dateren uit het eind van de vorige eeuw.

    „Een buitenstaander zou er geen cent voor geven en de hele zaak bij de lompen gooien. Maar voor de leden van de schutterij zijn ze goud waard”, vertelt de huidige voorzitter van de schutterij Hans Wensink uit de Boterstraat in Bredevoort. Deze 58-jarige Bredevoorter is al 30 jaar voorzitter en heeft de oprichting in 1945 ook meegemaakt. „Misschien moeten we praten van een heroprichting. Het was na de Tweede Wereldoorlog en in de oorlog is de schutterij opgeheven. Op 17 oktober 1945 werd echter de schutterij opnieuw een feit”.

    Hans Wensink weet nog goed, dat Hendrik Frenken de eerste commandant was. Een man met een prachtige commandeerstem. „Als hij het commando: „bataljon voorwaarts” gaf, dan rolden de rrr’s er zo mooi uit”, weet Hans Wensink nog. Ook dat Frenken tijdens schuttersfeesten niet toestond dat hij gewoon met zijn naam werd aangesproken. Dan moest je kapitein tegen hem zeggen, hoe goed je hem ook kende. „Dat was de sfeer bij de schutterij. Nadat de periode Frenken was afgesloten nam J. van Merkenstein het commando over en nu is het D. Dibbets die de bevelen geeft.

    Vaste kern
    De schutterij heeft altijd een vaste kern gehad. Na de oorlog waren er alleen de oude vaandels. Die zijn later vervangen omdat het jammer was deze nog langer te gebruiken. Ook kwamen later pas de uniformen. In 1959 kwam een eind aan het traditionele schuttersfeest, toen werd besloten samen te werken met Volksfeest om te komen tot een gezamenlijk feest.

    Van schuttershuis is men wel eens veranderd, maar nu is men weer op het oude honk, café Munsterbrug, terug. De vaandels worden echter door moeder Wensink „onderhouden”. Zij ziet er nauwgezet op toe, dat alles goed wordt behandeld. De 90-jarige is een enthousiast aanhangster van de schutterij. Zij weet ook te vertellen over de schutterij die aan het begin van deze eeuw in Bredevoort actief was. Haar in 1938 reeds overleden man, was in 1913 al adjudant bij de schutterij en reed dan te paard bij de groep. In die tijd werden rangen bij de schutterij gekocht. Van heinde en verre kwamen de mensen naar de schutterij in Bredevoort. Mevrouw Wensink weet ook dat het oudste vaandel uit 1898 dateert en werd gezwaaid door Wubbels sr. die ook nog drie zoons had die vendelier waren.

    „Moe” Wensink zorgt bij het vogelschieten er ook voor dat de schutters op tijd hun koffie met brood krijgen. In de afgelopen 40 jaar is het zeven keer gebeurd dat het schutterskoningschap bij de familie Wensink terecht komt. „Dan is het pas echt schuttersfeest, dan laat ik alles staan en ga naar het schuttershuis”, aldus de bejaarde Bredevoortse.

    Viering
    De schutterij heeft 160 leden, waarvan 40 „werkende”. Het dagelijks bestuur bestaat uit: Hans Wensink voorzitter, Hans Piek secretaris, Engelbert Ebbers penningmeester. Zaterdag 12 oktober zal aandacht wroden geschonken aan het 40-jarig bestaan.
    Van 15-17 uur wordt in het schuttershuis Munsterbrug een receptie gehouden en ’s avonds is er feest voor de leden. „Wat er in de komende jaren ook zal veranderen, de schutterij moeten ze in ere houden. Dit is iets, dat door onze voorouders is begonnen. Dat moeten we niet afbreken. We moeten zuinig zijn op de tradities en gebruiken”, aldus Hans Wensink.

    Schutterij Wilhelmina, Bredevoort
    Schutterij Wilhelmina Bredevoort
    Kermis en Schuttersfeest Bredevoort - Aaltensche Courant, 12-10-1901
    Aaltensche Courant, 12 oktober 1901

    In 2022 verscheen er een jubileumboek, getiteld ‘Schutterij Wilhelmina Bredevoort’, geschreven door Jos Wessels.

    Lees ook: Schutterij Aalten

  • Volksfeest / Kermis

    Volksfeest / Kermis

    Markt met kermis, jaren 1970

    Het Aaltense Volksfeest is een evenement waar vele Aaltenaren ieder jaar weer naar toeleven. Tegenwoordig wordt het gevierd in het derde weekend van september. In vroeger jaren werd het ook op andere data gevierd. Het volksfeest wordt ook vaak ‘kermis’ genoemd. De eigenlijke kermis, dat wil zeggen de attracties, noemt men tegenwoordig echter ‘lunapark’.

    Vele decennialang waren het koningsschieten en de kermis op het terrein bij het Feestgebouw / ‘De Pol’. Tegenwoordig vinden deze activiteiten echter plaats in het centrum, voornamelijk op de Markt en het Hoge Blik.1

    De oudste vermelding over de kermis in Aalten dateert uit 1835. Dat jaar vermeldde de ‘Geldersche Volks-almanak’ dat de kermis in Aalten op 19 oktober zou plaatsvinden.2

    In het ‘Elfde verslag van den toestand en de verrigtingen der Nederlandsche vereeniging tot afschaffing van sterken drank’, gepubliceerd in 1855, schrijft men: “de kermis te Aalten is onbeduidend, meest kindervreugd”.3

    Volksfeest 1876 – zilveren penning

    Penningen zijn vaak een materiële herinnering aan een gebeurtenis in het verleden. Dat geldt ook voor het hier afgebeelde penninkje:

    De penning bestaat uit een zilveren plaatje met een diameter van 22 mm, waaraan een oogje is gesoldeerd. De voorzijde is gegraveerd met de tekst: AALTENS VOLKSFEEST, met een lint omgeven door een rand van strepen. Op de keerzijde staat de datum 16 Aug 1876, binnen een rand van streepjes en strepen. De rand van de penning is gekarteld; het plaatje is vermoedelijk een afgeslepen muntstuk. Opvallend is dat de gravering vrij amateuristisch is uitgevoerd.

    Over de aanleiding voor het volksfeest bericht de Zutphensche Courant van 12 augustus 1876: de opening van het Telegraafkantoor in Aalten. De precieze reden voor de vervaardiging van het penninkje is onbekend, mogelijk werd het uitgereikt als prijs bij het sterschieten.4

    Stichting Volksfeest Aalten

    In september 1973 werd een ‘Comité Volksfeest’ opgericht, ontstaan door samenvoeging van het Feestgebouw, de Schuttersvereniging en het Kermiscomité. Later werd dit de ‘Stichting Volksfeest Aalten’. Tien jaar later verschijnen Wout Delleman (1927), Jan Willem Bilderbeek (1920) en Johan Diederik Beskers (1918) voor notaris Obbink voor de oprichting van Stichting Volksfeest Aalten (SVA).

    De kernactiviteiten van Stichting Volksfeest zijn in 50 jaar nauwelijks veranderd. Ook lang voordat SVA in het leven werd geroepen werd elk jaar een feest, destijds kermis genoemd, georganiseerd. Kinderspelen, lampionoptocht, koningsschieten en de Allegorische optocht zijn traditiegetrouw onderdeel van het ‘feest voor iedereen’. De locaties zijn een aantal malen veranderd, ook is het Volksfeest van juni naar het derde weekend van september verhuisd.

    Voorheen werd het Volksfeest van donderdag tot en met zaterdag gehouden. Sinds 2014 is de zondag aan het programma toegevoegd met Frühshoppen.

    Koningsschieten

    Een traditioneel onderdeel van het volksfeest is het koningsschieten of vogelschieten. Koningsschieten is een oud gebruik dat voorkomt in grote delen van Europa. Het koningsschieten komt voort uit het schuttersfeest, het jaarlijks terugkerende feestelijk volksvermaak van de plaatselijke schutterij.

    De traditie van het koningsschieten is in Aalten al sinds ver in de vorige eeuw bekend. Naast het koningsschieten, heeft Aalten ook het fladder- en schijfschieten gehad en het vogelknuppelen voor dames. Daarnaast kon men begin vorige eeuw ook deelnemen aan het ringrijden te paard of rijwiel.

    De winnaars van de schietwedstrijden op vrijdag mogen zich een jaar lang koning, koningin en jeugdkoning(in) van Aalten noemen. De volgende dag worden zij tijdens de allegorische optocht rondgereden in een koets of cabrio om het publiek te kunnen begroeten. Daarna volgt op de Markt de vaandelhulde door de vendeliers van St. Helena.

    Krantenberichten

    (klik om te vergroten) 5

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Schutterij Aalten

    Schutterij Aalten

    Schutterijen werden in de middeleeuwen opgericht als plaatselijke militie die de orde en veiligheid van de burgers moest garanderen. In 1815 volgde een wet waarin werd bepaald dat drie procent van de mannen tussen 18 en 50 jaar schutter-plichtig was. In 1827 werd dat veranderd naar twee procent van de mannen tussen 25 en 34 jaar.

    In 1901 werden de schutterijen officieel opgeheven en vervangen door een landweer, die bestond uit dienstplichtigen en vrijwilligers. Later ontstonden in veel plaatsen vrijwillige schutterijen waarvan iedereen lid kon worden.

    In 1906 stond de schuttersvereniging te Aalten aan de wieg van het Feestgebouw. In de decennia erna konden we op online krantenarchief Delpher geen vermeldingen van de Aaltense schutterij vinden. Pas begin jaren 50 vonden we weer diverse vermeldingen, van Schutterij St. Helena.

    Echter in 1957 verscheen er ook een bericht over de oprichting van een schutterij, door de NV Feestgebouw te Aalten, die ‘De Eendracht’ zou gaan heten. Hoe dit allemaal precies zit, is ons vooralsnog onduidelijk.

    In september 1973 werd een ‘Comité Volksfeest’ opgericht, ontstaan door samenvoeging van het Feestgebouw, de Schuttersvereniging en het Kermiscomité. Later werd dit de ‘Stichting Volksfeest Aalten‘.

    Deze pagina bevat onder meer een aantal foto’s en krantartikelen van en over de Aaltense schutterij die wij de afgelopen jaren verzameld hebben. Wij hopen op meer informatie om nog eens een meer volledige geschiedenis van de Aaltense schutterij te kunnen schrijven.

    Krantenberichten en foto’s

    (klik om te vergroten)

    Volksfeest te Aalten, 1936
    Volksfeest te Aalten, 1936

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Woonwagens

    Woonwagens

    Aanvulling gewenst! Graag zouden wij meer (historische) informatie en foto’s ontvangen over woonwagens, families, standplaatsen en dergelijke in de gemeente Aalten. Kunt u ons helpen? Reageer dan hieronder of stuur ons een bericht!

    In 1928 publiceerde de gemeente Aalten een ‘Verordening op Woonwagens’. Hierin werd een terrein aan de Tolhuisweg aangewezen als enige locatie waar woonwagens mochten staan.

    Wereldreizigers te Bredevoort

    De Graafschapbode, 22 febuari 1935:

    “Onze Geld. Achterhoek geniet momenteel de eer van het bezoek van een tweetal „Wereldreizigers”, die gehuisvest zijn in de afgebeelde zeer practisch en doelmatig ingerichte woonwagen. In het voorste gedeelte is de slaapplaats van het tweetal geborgen, zooals begrijpelijk is primitief van opzet, doch net voldoende. Zij voorzien in hun levensonderhoud door het verkoopen van prentbriefkaarten.

    Uit een praatje met de reizigers bleek ons, dat hun afkomst stamt uit Zuid-Slavië, één der Balkanstaten. Reeds vanaf 1928 zijn zij bezig hun „Reis om de Wereld” te volbrengen. Een groot gedeelte van de vaste landen van het Europeesche Contingent werden reeds „afgepletterd”, terwijl momenteel de Hollandsche in casu Achterhoeksche bodem het doel van het bezoek geldt.

    Het woonvertrek in de wagen bevat het „meubilair” van zegge en schrijve een tafel en twee stoelen. De wandversiering bestaat uit een uitgebreide en alleszins bezienswaardige verzameling prentbriefkaarten van vrijwel de meeste landen en grootere plaatsen van Europa. Op de vraag: „Hoe is het reizen hier in Holland?” kregen we in gebroken Nederlandsch ten antwoord dat dit hier verre te verkiezen is boven de meeste andere landen. Er komt ’s nachts wel eens een politieman bij je aan ’t bed, maar last van overvallen van baldadige jeugd of zooals soms gebeurd is van bandieten die hun slag trachten te slaan, hebben zij hier vrijwel niet gehad. Wij vernamen nog dat nog een viertal jaartjes noodig zullen zijn, alvorens de tocht als geheel beëindigd te beschouwen is.”

    Wat te doen met woonwagenbewoners?

    Standplaats woonwagens Bredevoort - Graafschapbode, 15-10-1937
    Graafschapbode, 15 oktober 1937
    Wat te doen met woonwagenbewoners - Nieuwe Winterswijksche Courant, 21-10-1964
    Nieuwe Winterswijksche Courant, 21 oktober 1964

    Woonwagenwet 1968

    In 1968 verbood de Rijksoverheid het rondtrekken van woonwagenbewoners als uitvloeisel van een nieuwe woonwagenwet. Zij werden gedwongen in grote, regionale, woonwagencentra te gaan wonen. Op 1 mei 1970 werd het regionale kamp Dennenoord in Winterswijk geopend.

    Alle woonwagenbewoners, van Winterswijk tot Zevenaar, werden verplicht op dit kamp te wonen. Het kamp beschikte over een lagere school, een clubgebouw en een sloopterrein. Er waren verharde wegen en iedere woonwagen had zijn eigen wc.

    Door afschaffing van de woonwagenwet in 1999 zijn woonwagenbewoners qua woonbeleid afhankelijk geworden van de gemeenten. In de gemeente Aalten zijn tegenwoordig nog slechts enkele standplaatsen voor woonwagens aan de Singelweg.

    Krantenknipsels

    Als woonwagenbewoners in het Aaltense nieuws werden genoemd, was het vaak in een negatieve context. Een zoektocht op Delpher leverde onder andere de volgende berichten op:

  • Verscholen in Aalten

    Verscholen in Aalten

    Tekst: Ad Ermstrang

    Tijdens de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog vonden veel onderduikers een schuilplaats in de Achterhoek. Aalten spande de kroon met naar schatting 2400 door de Duitsers opgejaagde mensen. „De inwoners waren niet alleen gelovig, maar koppelden dat ook aan het verlenen van onderdak aan verdrevenen.’”

    Hij woont nu in een keurig appartement, midden in Aalten. Pieter Schaap (84) en zijn bijna 80-jarige echtgenote kochten het pand een aantal jaren geleden. „We woonden iets verderop, maar het huis was te groot en we konden de tuin niet meer bijhouden.”

    Dat wil niet zeggen dat de Aaltenaar en zijn vrouw niet kras zijn. Regelmatig bezoekt het stel zijn kinderen in het westen en gaat het per vliegtuig naar een zoon in Noorwegen. Pieters vrouw vindt het jammer dat dat niet meer met de auto en de boot kan. „Dan zie je veel meer.”

    De met een forse grijze haardos getooide Aaltenaar rijdt in Nederland wel met de auto. Hij bezorgt onder meer maaltijden voor Tafeltje Dekje. „Maar de gebreken komen wel. Ik ben pas aan staar aan mijn ene oog geopereerd. En m’n handen trillen een beetje, ik kan niet meer fatsoenlijk schrijven. Ik denk erover om dit jaar met die maaltijden te stoppen.”

    Bedorven boter

    Vijfenzestig jaar geleden kwam Pieter Schaap voor de eerste maal naar de Achterhoek. De geboren en getogen Hagenaar moest zich eind 1942 in Winterswijk melden na een oproep van de Duitsers, die jongemannen dwongen om voor hen arbeid te verrichten. „Ik heb me netjes bij kamp Vosseveld gemeld. Het was er erg Duits, heel streng. Wel mochten we op zondag naar de kerk.”

    Schaap groeide op in een hervormd gezin, maar ging later over naar de gereformeerde kerk. „Na de dienst werden we door de dominee uitgenodigd op de koffie. We mochten regelmatig blijven eten. Ze dachten daar dat we in dat kamp verhongerden. Dat was niet zo, maar als jonge kerel lustte je wel wat extra.”

    Het beviel hem slecht. „We repareerden binnenwegen en vervingen stukken spoorlijn. Alles ging met de hand. Je had alleen een spa en een kruiwagen. Ondertussen werd je gedrild. We moesten allerlei nare liederen zingen. Het regiem beviel me niet. Ik had het daarover en toen zei de dominee: Waarom duik je niet onder? Hij kon wel een adres regelen. We werden echter goed in de gaten gehouden, er was voortdurend appèl, zodat je niet weg kon komen. Tot het moment aanbrak dat we bedorven boter te eten kregen. Dat was begin 1943, de datum weet ik niet meer. Bijna iedereen had diarree en er was geen appèl. Toen ben ik ertussenuit geglipt. Samen met Henk Bossemeijer, een jongen uit de omgeving van Alphen aan den Rijn.”

    Pieter en Henk verwisselden hun uniformen bij een familie in Winterswijk, trokken burgerkleren aan die voor hen waren klaargelegd en stapten op de trein naar Aalten. „De dominee had gezegd dat we zouden worden opgevangen. En inderdaad, we werden opgewacht door leden van het verzet. Via ome Jan, de leider in Aalten, kregen we ’s nachts onderdak. De volgende dag gingen we naar boerderij ’t Paske in de buurtschap Dale.”

    Al direct vond Schaap de aanwezigheid van hem en Bossemeijer te belastend voor de boerenfamilie. „De verantwoordelijkheid voor twee onderduikers was te groot. Weet je voor één van ons geen andere plek, heb ik gevraagd. Na een paar weken kon ik terecht op boerderij ’t Heegt in Lintelo, eveneens een buurtschap. Daar, bij de familie Rensink, ben ik tot het einde van de oorlog geweest.”

    Hol boven de paardenstal

    De westerling met een technische achtergrond werd er in korte tijd omgeschoold tot boer. Hij ploegde en egde het land met behulp van de paarden, maakte stallen schoon en voerde de koeien. „Ik leerde zelfs melken. Dankzij de oudste dochter van de familie, die net een cursus daarvoor had gevolgd.”

    In het begin sliep Schaap in de opkamer van de boerderij. Later arriveerde in Aalten een groep van 500 Scheveningers, door de Duitsers uit hun dorp verdreven in verband met de bouw van de Atlantikwall. Schaap herinnert het zich nog goed. „De gereformeerden gingen naar Aalten, de hervormde Scheveningers evacueerden naar Winterswijk. Dat was zo afgesproken met de plaatselijke kerken. Ook op ’t Heegt werd aan enkele Scheveningers onderdak geboden.”

    Hij sliep de rest van de oorlog in een hol boven de paardenstal. „Boven de zomp, waar de paarden uit aten. Als ik daarop ging staan kon ik precies bij een luikje dat je van beneden af niet kon zien. Ik had er een bed. Er viel door een glazen dakpan wat licht naar binnen.”

    Hij verbleef er niet vaak. Het grootste deel was Pieter op het land te vinden. Echt gevaarlijk vond de onderduiker het niet. „Van de Duitsers hadden we weinig last. Wel van landwachters, maar die werden in deze omgeving altijd ruim tevoren gesignaleerd. Ik ging dan meestal naar een stuk land verderop, enigszins verscholen achter de bomen. Of ik kroop weg. Ik bleef nooit op de boerderij als er problemen waren.”

    Wagen vol knäckebröd

    Hij bleef twee en een half jaar op ’t Heegt. Te midden van vele andere onderduikers. Aalten wemelde ervan. „Er kwamen er steeds meer. Ook de Duitsers kregen dat in de gaten en op 30 januari 1944 werd de Westerkerk tijdens een dienst omsingeld door SS-ers. Tevergeefs probeerde een aantal onderduikers langs het orgel te ontsnappen. De kerkgangers werden gecontroleerd, ze kregen een boete wanneer ze hun persoonsbewijs thuis hadden laten liggen.”

    Bekend is het verhaal van onderduiker Gerrit Hoopman (19), die van een Scheveningse in het gedrang werd voorzien van haar overrok, schouderdoek en hoofdijzer en op die manier uit het Godshuis wist te ontsnappen. Dat gold niet voor een grote groep andere onderduikers. Meer dan veertig mannen werden opgepakt.

    Schaap, een trouwe bezoeker van de Westerkerk, was er die dag niet. „We vonden het toch wel gevaarlijk worden en organiseerden die zondag voor een van de eerste keren een dienst op een geheime plek. We noemden dat de onderduikerskerk. We deden dat bij boeren, steeds weer op andere adressen. Vaak ging een van de jongens voor, soms hadden we een predikant.”

    Later werden op de boerderij Duitsers ingekwartierd. „Het waren jonge jongens, valschermjagers die geen vliegtuigen meer hadden en daarom bij de infanterie dienst moesten doen.” Hij had er weinig last van. „Voor hen behoorde ik bij de familie. Toen ze op een gegeven moment van de boer een paard en wagen vorderden en het commando Bauer mit gaven, ben ik op de bok gesprongen. We gingen richting Bocholt, maar tijdens een bombardement verdwenen mijn passagiers snel. Ze zochten op een andere plek dekking. Ik heb een tijdje gewacht totdat ik uit een grote loods in de omgeving boeren met paarden en wagens af en aan zag rijden. Ik ging er naar toe en zei dat ik was gestuurd om wat op te halen. Ik kreeg een wagen vol knäckebröd mee, ha, ha. Daar ben ik mee teruggereden.”

    Ook voor anderen was hij onderdeel van het boerengezin. „Al die jaren was ik Piet van ’t Heegt. Sommigen kennen me nu nog zo. Pas waren we op een bijeenkomst waar we een kennis uit die tijd ontmoetten. Die woont nu in Zeeland. Hé, daar heb je Piet van ’t Heegt, zei ze.”

    Honger heeft hij in de Achterhoek niet geleden. „Om de veertien dagen stuurde ik zelfs een groot roggebrood naar mijn ouders. De postbode werd bij hen de bakker genoemd. Hij deelde mee bij het verdelen van het brood.”

    Tot zijn pensionering werkte Schaap als technicus bij de Landmacht. Zijn vooroorlogse ideaal om scheepsmachinist te worden, ging als gevolg van de oorlog niet in vervulling. In de buurtschap ontmoette Pieter zijn latere vrouw. „Ze woonde enkele boerderijen verderop.” De verkering ging niet van een leien dakje, want haar vader vond haar te jong en na de bevrijding meldde Pieter zich aan als vrijwilliger voor Nederlands-Indië. Pas jaren later keerde hij terug naar Aalten, waar de boerendochter nog steeds op hem wachtte. „Nu zijn we al 56 jaar getrouwd. We waren echt voor elkaar bestemd.”

    [Bron: Terdege, 2 mei 2007]

    Pieter Schaap overleed op 11 oktober 2013.

    Meer informatie over de onderduik: Nationaal Onderduikmuseum, Aalten

  • Zwem- en Badinrichtingen

    Zwem- en Badinrichtingen

    Vóór de aanleg van formele badinrichtingen zochten Aaltenaren tijdens warme dagen graag verkoeling in de Slingebeek.

    Reeds in 1906 zocht ‘Aaltens Belang‘ naar een geschikte plaats om te zwemmen. De plaats moest betrouwbaar zijn, maar de beek was bij tijden te ondiep. De meest geschikte plaats vond men de kolk bij De Pol, waar de watermolen eens stond. Binnen een bekisting, een soort stuw, is daar ooit gezwommen. Rond 1920 kon men zich “te water laten” in de beek bij het Nannielaantje (Smeeslaantje), het waterschap echter trok de stuwen uit de beek.

    In 1920 kocht de gemeente een terrein tussen Aalten en Bredevoort aan dat bekend stond onder de naam ‘Oosterman’ met de bedoeling daar een nieuwe algemene begraafplaats aan te leggen. Later kwam men op dit plan terug. Op 4 juli 1930 kwam in een vergadering van de gemeenteraad de vraag naar voren of B. en W. genegen waren met voorstellen te komen aangaande de vestiging van een gemeentelijke bad- en zweminrichting.

    In 1933 besloot men om een zwembad aan te leggen op het terrein Oosterman. Zeventig werklozen werd ingeschakeld in het kader van de werkverschaffing en onder leiding van D. Roenhorst van de Nederlandse Heidemaatschappij kwam het werk tot stand. Met houten kruiwagens voorzien van wielen met ijzeren beslag en met de schop werd het zand verplaatst naar de zijkanten en hierdoor ontstond er een aarden wal om het zwembad. De aanlegkosten bedroegen circa 14.500 gulden. Op 23 juni 1934 werd het zwembad ‘Walfort’ geopend met zwem en springdemonstraties verzorgd door de Winterswijkse watersportvereniging en de dameszwemclub ‘Inter Nos’ uit Amsterdam.

    Krantenberichten

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Oud-Aaltense flessenhalzen

    Oud-Aaltense flessenhalzen

    Door de toename van het gemotoriseerde verkeer in de twintigste eeuw stonden diverse huizen in de oude dorpskern van Aalten op een gegeven moment – letterlijk en figuurlijk – ‘in de weg’. Op deze pagina hebben we een aantal van deze zogenaamde ‘flessenhalzen’ verzameld. Weet u er nog meer?

    Peperstraat

    De Graafschapbode, 5 januari 1934

    Een „Steen des Aanstoots” te Aalten, die zeer binnenkort gaat verdwijnen!

    Het 203 jaar oude woonhuis met smederij van den heer Buesink, te Aalten, gelegen aan den hoek en ingang der Peperstraat aldaar, stond reeds lang de verbreeding der drukke in het hartje van het dorp gelegen Peperstraat in den weg.

    In de laatste raadszitting is nu besloten, in overeenstemming met den eigenaar, dit pand te doen afbreken, waarbij aan den eigenaar een vergoeding van ƒ 2500 gegeven wordt, op voorwaarde, dat de straat aldaar 13 meter breedte verkrijgt en dat binnen 8 maand zijn nieuwe pand verrezen zal zijn.

    Hoewel het zeer prijzenswaardig is, dat de steeds zoo drukke maar aldaar zoo nauwe straat aanmerkelijk verbreed wordt en het nieuwe pand de omgeving en het plein aldaar zal verfraaien, is het tevens, uit oudheidkundig en uit een oogpunt van schilderachtig dorpsschoon beschouwd jammer, dat hier weer een der oudste en meest typische huizen uit het hartje van het dorp gaat verdwijnen ten behoeve van het moderne verkeer. Vermeld zij nog, dat de Peperstraat tot heden wegens haar nauwheid voor alle motorrijtuigen verboden was!

    Varsseveldsestraatweg, ‘Nauw van Calais’

    De Graafschapbode, 29 juli 1930

    Een moeilijk verkeersprobleem te Aalten

    Het schoone dorp Aalten, door vroegere geslachten op heuvelen gebouwd, heeft meerdere sterk hellende, vrij nauwe straten met scherpe bochten, waardoor het dorp als knooppunt in het verkeer vaak moeilijkheden biedt. Speciaal de samenvloeiing van Landstraat, Kerkhofstraat en Veemarktstraat kan als een „gevaarlijk kruispunt” worden” aangeduid, waar schier dagelijks botsingen en aanrijdingen plegen voor te komen en waar bij de ontwikkeling van het hedendaagsche snelverkeer oppassen en uitkijken in dubbele mate geboden is.

    Dit probleem heeft sinds jaar en dag de aandacht van de gemeentelijke overheid en ook de Vereen. „Plaatselijk Belang” en de K.N.A.C. zijn te dezen al vele jaren actief, zonder tastbaar resultaat evenwel. De juiste oplossing schijnt moeilijk te vinden te zijn, doch gezien het groot aantal ongelukken, dat om begrijpelijke redenen eer toe- dan afneemt, wordt het toch werkelijk meer dan tijd, dat hier door de betrokken overheid met kracht wordt ingegrepen, voor en aleer nog ernstiger ongevallen dan tot heden zich voordeden ertoe noodzaken het „dempen van den put” te bespoedigen.

    Oosterkerkstraat

    Dagblad Tubantia, 14 december 1949

    Aalten’s Raad zal oordelen over verkeersobstakel

    De raad van Aalten zal a.s. Donderdagmiddag om half drie in vergadering bijeen komen. De te behandelen agenda is allerminst onbelangrijk. Zo zal men hebben te beslissen over een voorstel van het college van B. en W. betreffende aankoop van het huis op de hoek Oosterkerkstraat—Lichtenvoordsestraat. Dit huis is een grote hindernis voor het verkeer en een doorn in het oog van alle automobilisten, die het ongeluk hebben van de Oosterkerkstraat naar de Lichtenvoordsestraat te moeten.

    De laatste tijd heeft men zelfs parkeersborden geplaatst, aangevende dat de laatste vijf meter van de Oosterkerkstraat verboden terrein is voor vierwielige voertuigen. Zo kan men nu bijna dagelijks zien dat auto’s, komende uit de Oosterkerkstraat clandestien over het verboden gedeelte van de weg naar de Lichtenvoordsestraat rijden. Meestal laat men dan vooraf een medepassagier even kijken of er soms een politieman in de buurt is. Het is te gek, zo oordeelt men, dat men de gehele Oosterkerkstraat, achteruit rijdende, want men kan in deze straat niet draaien, uit moet rijden om via een grote omweg op de Lichtenvoordsestraat te komen.

    De heer M. Meijerman, de tegenwoordige eigenaar van het huis dat de oorzaak van alle narigheid is, heeft zich bereid verklaard, het pand voor ƒ 4000 van de hand te willen doen en B. en W. grijpen de gelegenheid grif aan. De raad ongetwijfeld niet minder. Wij weten niet of B. en W. het verantwoord achten het huis binnen afzienbare tijd af te breken. Enerzijds spreekt de huidige woningnood een hartig woordje mee, doch anderzijds is het de vraag of het huis moet blijven staan totdat er, vooral nu het verkeer intensiever wordt, ongelukken gebeuren.

    Meer flessenhalzen

    Bredevoortsestraatweg 2Foto Hubers.

    Landstraat / HogestraatDe Haas manufacturen.

    Landstraat 26Café De Landman.

    Prinsenstraat 44 / VeemarktKoffiebranderij van D.W. Vaags.

  • ‘Knonnepoetse’

    ‘Knonnepoetse’

    Rond 1960 leefde er in Aalten een vrouwtje met de bijzondere bijnaam ‘Knonnepoetse’. Zij woonde in het Luutenshuus, een eeuwenoude boerderij op de hoek Polstraat/Haartsestraat die in 1962 is afgebroken om plaats te maken voor de doortrekking van de Polstraat.

    Op weg naar school daagden kinderen elkaar uit om daar op de ramen te kloppen. Er kwam dan een woedend oud vrouwtje naar buiten gestormd die half Duits sprak. Kinderen waren doodsbang voor haar.

    Guste Mina

    In de volksmond werd ze ook wel Guste Mina genoemd. Van oorsprong zou ze Poolse zijn en rond de oorlogsperiode uitgeweken naar Duitsland. Ze trouwde met een zekere Koskamp uit Aalten.

    Deze Koskamp was in de oorlog ‘fout’. Hij liep met een geweer om zijn nek rond door het dorp. Dit geweer noemde hij ‘seine Kanone’. Hij poetste zijn geweer dikwijls. Vaak zei hij dan: “Ik moet nog even mijn ‘Kanone’ poetsen”. Na zijn dood hield het vrouwtje er de bijnaam ‘Knonnepoetse’ aan over. De naam was dus oorspronkelijk toebedacht aan haar echtgenoot.

    Het echtpaar woonde aanvankelijk op de hoek van de Stationsstraat en de Admiraal de Ruyterstraat in Aalten, in de oude woning van Lurvink. Later is deze woning afgebroken en vestigde zich daar Nijman met zijn tankstation, later tankstation Veneman en tegenwoordig cafetaria ‘De Admiraal’. Het echtpaar Koskamp verhuisde vervolgens naar het Luutenshuus.

    Wie was zij?

    Haar echte naam was Auguste Koskamp-Schürmann. Zij werd geboren in Sterkrade (D) en in 1919 te Aalten getrouwd met Bernardus Gerhardus Koskamp. Ze woonden omstreeks 1920 in het dorp Aalten op adres A211a, later omgenummerd naar B215a. Vermoedelijk werd dit adres later/tegenwoordig Hogestraat 60a.

    In het Adresboek der gemeente Aalten uit 1967 staat zij vermeld op het adres Polstraat 17a. Op 18 augustus in datzelfde jaar overleed Auguste in een verpleeghuis te Zevenaar. Zij werd begraven bij haar man op begraafplaats Berkenhove.

    ‘Knonnepoetse’ heeft geen gemakkelijk leven gehad; ze kon snel kwaad worden. De jeugd wist dit en maakte daar misbruik van. Pesten was iets dat in die tijd ook al voorkwam.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Luutenshuus, Haartsestraat, Aalten
    Het ‘Luutenshuus’, in 1962 gesloopt
  • Aalten in Oorlogstijd

    Aalten in Oorlogstijd

    In april 1939 wordt in Aalten een grenswachtdetachement gelegerd van 36 man, ondergebracht in boerderijen. Met zand gevulde buizen worden her en der als obstakels geplaatst. Rond 1 september, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, vertrekken enige honderden Aaltenaren per trein naar de diverse garnizoensplaatsen. Op 9 mei 1940 is de gemeentearchitect opgedragen op meerdere wegen versperringen aan te brengen.

    10 mei denderden Duitse legereenheden Aalten binnen. De rond boerderijen opgestelde soldaten bieden geen weerstand. Enkele dagen later ziet men Nederlandse krijgsgevangenen in open vrachtwagens naar Duitsland afgevoerd worden. Vier Aaltenaren sneuvelen bij de Grebbeberg. Een groep van vijfhonderd teruggekeerde krijgsgevangenen wordt enthousiast in het feestgebouw onthaald en reist dan weer verder met de trein.

    Tweehonderdvijftig Rotterdamse kinderen hebben hier in de zomermaanden gelogeerd. Zo ook in 1941. Heel wat (jonge) mensen gaan in Duitsland werken want dat verdient goed. Er is al heel wat op de bon. De voedselproductie komt onder controle, waarvoor Aalten in drie districten wordt ingedeeld, elk onder een plaatselijke bureauhouder.

    Onderduikers

    In de zomer van 1942 komen in Aalten de eerste onderduikers om zich te onttrekken aan de Arbeidseinsatz. Nog kort tevoren laat de eerste groep werknemers van Dutch Button Works te Bredevoort zich keurig in het pak fotograferen met het oog op de tewerkstelling in Duitsland. Van textielfabriek Driessen wordt ook een groep ingezet.

    Omstreeks vijfhonderd Scheveningse evacués vinden hier in januari 1943 onderdak. Zij behoren bijna allemaal tot de gereformeerde kerk. In Winterswijk zijn dat er achthonderd, allemaal hervormden. Eens in de drie weken vertoeft hier een Scheveningse predikant die dan ook voorgaat in een kerkdienst.

    Gijzelaars

    De Duitsers voeren de druk steeds meer op om mannen aan het graven te zetten. Het meest intimiderende was op 18 oktober het vastzetten van 12 gijzelaars. De volgende dag vertrekken 550 mannen naar Zevenaar. Tien dagen later worden nog eens zeven mannen gegijzeld en melden zich 250 personen. De predikanten en R.K geestelijken hadden een oproep gedaan ‘barmhartigheid en naastenliefde te betonen ten aanzien van hen die in direct levensgevaar verkeren’.

    Per circulaire dringt een representatieve groep gemeentenaren aan op een regeling van aflossing. Die komt er. Voortdurend zal een predikant in Zevenaar erbij zijn tot steun en geestelijke verzorging. Maar er gaat ook een clandestien stencil rond met de oproep zich af te vragen ‘of het verantwoord is mede te werken aan verdedigingswerken van de vijand, waardoor straks veel meer dan elf mensenlevens (….) zullen sneuvelen.’

    De laatste maanden

    Enkele momenten uit de laatste drie donkere maanden: Individuele etenhalers blijven komen maar ook weet een comité ‘Hulp aan het Westen’ een paar karrevrachten vooral graan bijeen te brengen. Het lukt dokter Der Weduwen zieke mensen uit kamp Rees naar het noodziekenhuis in Avondvrede aan de Hogestraat over te brengen. Zware gevallen gaan naar het in het jongensinternaat in Harreveld ingerichte ziekenhuis. Der Weduwen komt om als zijn auto vanuit de lucht beschoten wordt.

    Er vallen doden bij bombardementen op de R.K. kerk en pastorie, op boerderijen tussen Grevinkweg en Elshoekweg, op de hoek Prinsenstraat/Bredevoortsestraatweg en op 24 maart het hevigst bij een bombardement gericht op de textielfabriek Gebr. Driessen en de Aaltense Tricotagefabriek, achttien doden. De materiële schade is elke keer groot.

    Er speelt zich een drama af rond een verzetsgroep dat zich schuilhoudt in de verlaten boerderij ‘De Bark‘. Dicht daarbij in ‘Somsenhuus‘ worden Duitsers ingekwartierd terwijl daar zeven geallieerde piloten zijn ondergedoken. Het totale aantal militairen in deze tijd in Aalten schat men op ca. vierduizend.

    Bevrijding

    In de laatste dagen van maart is duidelijk dat de ontknoping nabij is. Hoe hard zal er worden gevochten? Velen verlaten het dorp, anderen zoeken bescherming in hun schuilkelder. Er zwerven nog Duitse soldaten rond. Dan rollen op Goede Vrijdag 30 maart ’s morgens vroeg nota bene vanuit Duitsland de Engelse tanks Aalten binnen. Hier en daar bieden Duitsers nog hevige tegenstand. Tien Britten sneuvelen op die dag, in Barlo komen zeven personen om bij een granaatinslag in een schuilkelder. Droefenis en blijdschap, Aalten is bevrijd.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen


    • ‘Aalten in Oorlogstijd’, J.G. ter Horst – Messink & Prinsen, 1985, ISBN: 9090008802

    Meer informatie


  • Drie boompjes

    Drie boompjes

    De ‘drie boompjes’ (dialect: ‘dree beumkes’) stonden op het hoogste punt van Aalten, waar de Hazenkampweg uitkomt op de huidige Ringweg. Het was vroeger een geliefd wandeldoel vanwege het mooie uitzicht over Aalten en het omliggende landschap. Het verloor echter veel van haar aantrekkelijkheid door de aanleg van de Ringweg, begin jaren 30 van de vorige eeuw.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen


    • ‘Aalten zoals het was – zoals het is’
    • Delpher
  • Spuitbal

    Spuitbal

    Spuitbal was een jaarlijks terugkerend evenement, dat van 1981 tot en met 2016 georganiseerd werd door de Brandweer van Aalten. Het waterrijke spektakel trok ieder jaar vele deelnemers en toeschouwers.

    Spelopzet

    Bij spuitbal streden twee teams van zes personen tegen elkaar. Elk team bediende drie brandweerslangen en probeerde met krachtige waterstralen een grote bal in het doel van de tegenstander te duwen. Elke slang werd door een koppel bediend: de voorste speler richtte de straal op de bal, terwijl de achterste speler moest voorkomen dat er knikken in de slang kwamen. Het team dat in zes minuten de meeste doelpunten maakte, had gewonnen.

    In de beginjaren werd het spuitbaltoernooi op verschillende locaties georganiseerd, onder andere bij De Ahof. In latere jaren vond het evenement plaats bij Camping Lansbulten aan de Eskesweg. Het benodigde water werd uit de nabijgelegen beek gepompt.

    In 2008 deden er maar liefst zes dames- en dertig herenteams mee. Veel teams waren er ieder jaar weer bij, zoals De Flippers, De Pimpels, De Pollekes, Atlantic, Schiller, ’t Noorden en Jong Gelre.

    De 36e (en vooralsnog laatste) editie vond plaats in 2016. In 2017 werd het evenement wegens onvoldoende belangstelling afgelast en sindsdien is het niet meer teruggekeerd.

    Video

    Op Youtube zijn diverse video’s te vinden van Spuitbal in Aalten, zoals onderstaande video van Jong Gelre uit 2012.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen (o.a.)


  • Waarom luiden de klokken?

    Waarom luiden de klokken?

    Al eeuwen luiden de klokken van de Oude Sint Helenakerk in Aalten om de bevolking op de hoogte te stellen van sterfgevallen, het zogenaamde ‘overluiden’.

    Het komt regelmatig voor dat de klokken van de Oude Helenakerk ’s ochtends op diverse tijdstippen geluid worden. Vroeger gebeurde dat overigens vaker dan tegenwoordig. In vroeger tijden wist ook bijna iedereen wel wat dit betekende. Aan de hand van het tijdstip en het aantal slagen konden de mensen namelijk afleiden in welke buurtschap iemand gestorven was en ook of het een kind was, een vrouw of man en of de overledene gehuwd of ongehuwd was.

    Het gebruik dat de klokken geluid worden als ergens een sterfgeval heeft plaatsgevonden heet ‘overluiden’. Al vele eeuwen klinkt er klokgelui uit de monumentale toren van de kerk op dagen midden in de week. Menigeen staat er even bij stil en denkt: memento mori.

    De klokken van de Oude Helenakerk op de Markt in Aalten worden nog altijd voor dit plechtige moment gebruikt, altijd in overleg met de nabestaanden. Het overluiden kan voor alle overledenen gedaan worden, dus niet alleen voor leden van de Protestantse Gemeente.

    Betekenis

    Worden de klokken geluid om 9.30 uur dan betreft het een inwoner van de buurtschap Lintelo. Gebeurt het om 09.45 uur dan is iemand van de Haart overleden. Om 10 uur wordt geluid voor een sterfgeval uit Dale of IJzerlo en om 10.15 uur voor iemand uit de Aaltense Heurne. Gaat het om iemand uit Barlo dan is het tijdstip 10.30 uur. Vaak wordt om 11 uur geluid, dan wordt een overledene uit het dorp Aalten overluid.

    Bij een man of weduwnaar wordt er voor en na het overluiden driemaal geklept met de klepklok. Bij een vrouw of weduwe wordt er twee keer driemaal voor en na het overluiden met de klepklok geklept. Bij een ongehuwde of een kind gebeurt dat drie keer tweemaal voor en na het luiden.

    Overluiden Aalten