Vandaag en morgen is een groep televisiemakers uit Japan in Aalten om daar opnamen te maken voor een aflevering in een serie van zeven films over Nederland, die voor de Japanse televisie zal worden uitgezonden. De groep is in dienst van de Tokio Broadcasting System en door bemiddeling van de streek-VVV Achterhoek uit Zutphen in Aalten terecht gekomen.
De serie van zeven films over Nederland, die elk ’n kwartier in beslag nemen, is hoofdzakelijk in het westen van het land in de grote steden opgenomen. De Japanners wilden echter ook het leven op een boerderij elders in Nederland op de film vastleggen. Men herinnerde zich in landbouwkringen in Den Haag, waar de Japanners om advies vroegen, de actualiteit die van Aalten uitging destijds bij het bezoek van de minister van landbouw ir. P. J. Lardinois. De Japanners wilden ook geen specifiek rundvee- of varkensbedrijf maar het liefst een gemengd bedrijf waar zij de verschillende aspecten van het Nederlandse boerenleven in een klap konden registreren.
Via de streek-VVV zijn zij verwezen naar Aalten naar de boerderij van de heer A.D.W. Houwers aan de Heijinkdijk. Na een eerste oriënterend gesprek, gistermiddag, zijn de Japanners vanmiddag met de opnamen begonnen, waarbij de familie Houwers werd verzocht de gewone dagelijkse gang te gaan en niets bijzonders in scène te zetten. Verder ligt het in de bedoeling dat de Japanse televisiemensen vanavond een bezoek brengen aan de gondelvaart in Bredevoort, waarbij tevens eventueel opnamen zullen worden gemaakt.
Een maansteen met een verzekerde waarde van 1,7 miljoen gulden vormt het duurste onderdeel van de „space-show” die vandaag in het Gelderse Aalten (Polstraat 7) begint en die tot en met 3 mei duurt. Ook de Gemini X-capsule waarin de astronauten Young en Collins in juli 1969 omhoog raasden staat er te bezien, evenals de ruimtepakken van Collins en Walter Schirra en hitteschilden van de Gemini en Apollocapsule.
Een electronisch vraag- en antwoordapparaat, een aantal foto’s en modellen vormen andere attracties van de show, waarbij ook een (doorlopende) film te pas komt, die werd opgenomen in en vanuit de Apollo XI. Morgenmiddag half drie staan demonstraties met helicopters op het programma van de Marineluchtvaartdienst.
Maanjus
Het smaakt prima, zei burgemeester Faber van Aalten, nadat hij een slok jus d’orange had genomen. Het bijzondere daarvan was, dat hij de vloeistof via een soort ventiel uit een plastic zak zoog en dat diezelfde vloeistof eigenlijk bedoeld was geweest voor een van de astronauten, die op de maan landden. De jus d’orange, die de burgemeester — en later ook zijn echtgenote te drinken kreeg — is meegeweest naar de maan.
Het klinken van de burgemeester met de „maanjus” en de heer P. van Breukelen, directeur van de stichting wetenschappelijke en educatieve tentoonstellingen (met „aardse jus”), was het feitelijke begin van de grootse ruimtevaarttentoonstelling, die tot en met maandag 3 mei in en rond het feestgebouw in Aalten te zien is.
Het bijzondere van deze tentoonstelling is, dat er bijzonder veel origineel materiaal is te zien. Van door de astronauten van de Apollo 11 gemaakte foto’s, een dito film (met beelden, die tot dusver nog niet werden vertoond), tot het stuk maansteen en de oorspronkelijke Gemini-capsule, waarmee Young en Collins in juli 1966 de ruimte ingingen.
Burgemeester Faber in de Gemini-capsule onder toezicht van „vluchtleiders” mevr. Faber en de voorzitter van Aaltens Belang, de heer B.G. Wilms.
Natuurlijk moest burgemeester Faber ook even plaats nemen in de nauwe cabine van de Gemini. Alleen het idee al, dat een mens het daar tien dagen achtereen moest uithouden is moeilijk te verwerken. Overigens is de in Aalten aanwezige cabine een 70-tal uur in de ruimte geweest. De astronauten maakten in die tijd 44 rondjes om de aarde. Ook is er het ruimtepak van Collins te zien, waarin hij zijn uitstapje tijdens diezelfde vlucht buiten de cabine maakte.
Het zijn maar enkele onderdelen van een tentoonstelling die in alle opzichten de moeite waard is en ook zeer overzichtelijk is, niet in de laatste plaats door de wijze waarop hier, hoe kan het ook anders, met de ruimte is gespeeld. Verder zijn het niet alleen de „ruimtevaarders”, die met oorspronkelijk materiaal kwamen, maar ook de marine met reddingsmateriaal en de luchtmacht, waarvan onder andere een testset en een straalmotor van een Starfighter is te zien.
Interesse blijft
In zijn openingstoespraak dacht burgemeester Faber, vooruitlopend op wat hij later zou zien, dat de sensatie van de maanvluchten nu wel af is, maar de interesse hoe zo’n vlucht in zijn werk gaat toch wel is gebleven. Wat dat betreft voorziet deze show in een behoefte, zo zei hij. De burgemeester toonde zich gelukkig met het initiatief tot het organiseren van de tentoonstelling.
Aalten kan terecht trots zijn, dat het in staat is de dienende functie ten aanzien van de eigen inwoners en van de regio en van het aangrenzende Duitse gebied, vanwaar eveneens grote belangstelling bestaat, waar te maken. Aalten verkeert nu tien dagen in hogere sferen, zo besloot de heer Faber zijn rede, maar ook tien dagen met beide benen op de grond, want we hopen te tonen, dat we goede gastheren kunnen zijn.
Alvorens burgemeester Faber zijn openingsrede uitsprak en het gezelschap van genodigden een ronde langs de verschillende stands maakte, waarbij tevens de film over de maanlanding van de Apollo 11 met, nog nooit eerder vertoonde beelden te zien was, gaf na een kort openingswoord van de voorzitter van de medeorganiserende VVV-Aaltens Belang, de heer B.G. Wilms, de heer Van Beukelen een uitleg over de tentoonstelling.
De openingstijden van de verder binnenshuis gehouden show zijn: maandag t.m. zaterdag van 9 tot 12 en van 13.30 tot 21 uur. ’s Zondags bent u welkom van 14 tot 21 uur. De V.V.V. van Aalten geeft de verdere inlichtingen: 05437 – 3052.
Op de 5e juni van het jaar 1861 sloeg de bliksem in de toren van de Nederlandse Hervormde Kerk te Aalten. De toren had toen nog geen bliksemafleider en de schade was groot. Deze werd geschat op ƒ 620,-, wat voor die tijd een groot bedrag was. Maar niet alleen de toren werd beschadigd, ook het uurwerk dat zich in de toren bevond had veel geleden. Of het door de bliksem getroffen is of dat het te lijden had door vallend puin is niet op te maken uit de notulen van Kerkvoogden en Notabelen waaraan deze gebeurtenis is ontleend.
Dit uurwerk deugde al lang niet meer voor het doel waarvoor het was bestemd, het was sterk verouderd. Kerkvoogden meenden geen ander besluit te kunnen nemen dan een nieuw uurwerk te laten vervaardigen en de “kosten daarvan gedeeltelijk te vinden uit vrijwillige bijdragen der ingezetenen”. Advertenties zouden geplaatst worden in de Haarlemse en Arnhemse kranten, waarbij zo’n uurwerk te koop werd gevraagd. Tevens zou aan ene Grutterink uit Varsseveld verzocht worden om het uurwerk na te zien of het nog gerepareerd kon worden of dat er een geheel nieuw uurwerk aangeschaft moest worden.
Het rapport van Grutterink was niet gunstig; het uurwerk was van zodanig slechte kwaliteit dat het niet meer waard was er enige kosten aan te besteden. Het voordeligste was een geheel nieuw uurwerk te kopen. De voorzichtige Kerkvoogden en Notabelen voegen er dan aan toe: “Zo tenminsten de vrijwillige bijdragen der ingezetenen het aanschaffen van zodanig uurwerk mogelijk maakt”.
Er wordt gang achter het werk gezet: “Morgen zal er een begin worden gemaakt om in het dorp Aalten rond te gaan”. Zeven jaar later, 1868, blijkt het uurwerk nog altijd in gebruik te zijn. De organist fungeert dan tevens als klokkenist en de secretaris van Kerkvoogden en Notabelen wordt opgedragen de organist per brief mee te delen dat de torenklok “veeltijdt wat te laat is en zeer onregelmatig gaat en slaat”. De goede man zal hieraan wel weinig hebben kunnen veranderen.
Ned. Herv. Kerk, Aalten
Nieuw uurwerk
Het opwinden en regelen van het uurwerk schijnt een begeerde bezigheid te zijn geweest. Het leverde twintig gulden per jaar op. De klokkenist, zoals hij toen genoemd werd, moest van tijd tot tijd naar het telegraafkantoor gaan om daar de juiste tijd te vernemen en de klok daarnaar te regelen. Soms biedt zich een nieuwe klokkenist aan en deze wordt dan ook wel als zodanig geaccepteerd. Soms werd het werk maar voor een jaar opgedragen. De koster moest dan de nieuwe klokkenist het torenuurwerkreglement voorlezen. Er zal zodoende wel het een en ander aan de goede behandeling ontbroken hebben.
In september 1869 wordt plotseling een buitengewone vergadering gehouden. Er waren twee punten ter behandeling, het tweede was “een aanbod van J.W. Heinen om een geheel nieuw uurwerk in de toren te maken”. Deze klokken kostten ongeveer ƒ 750,- en de Kerkvoogdij had dit geld zo maar niet klaar liggen. De meerderheid vond echter dat het een algemeen belang betrof en ze vond dat er eerst eens gesproken moest worden met het gemeentebestuur of dat niet genegen was een subsidie af te staan.
Hiervan, en van een algemene collecte, zou het afhangen of het uurwerk aan Heinen zou worden opgedragen of niet. Veel schot zat er niet in deze zaak, want een half jaar later, mei 1870, stelt Heinen voor om zelf met een lijst de gemeente rond te gaan “om te zien of er geld lost te krijgen is bij intekening”. Een beslissing wordt eerst de volgende maand genomen. Heinen moet “maar eens rond gaan met een lijst om te zien of hij zoveel hij elkaar kan krijgen benodigd voor een nieuw uurwerk, volgens aanwezig bestek en plan”.
Terzelfdertijd ontvangen Kerkvoogden ook een schrijven van een zekere B.A. Nijenhuis uit Winterswijk die aanbiedt een torenklok te leveren, maar met algemene stemmen wordt goedgevonden dat het werk aan Heinen moet worden overgelaten.
Inderdaad is aan Heinen het vervaardigen van een torenklok opgedragen. Dit staat niet in de notulen, maar op 23 november 1871 wordt vermeld: “De president heeft een verzoek van klokkenmaker Heinen aan de vergadering. Dit was om het oude uurwerk te mogen hebben tegen vergoeding van zijn tekort op het nieuwe en verder gedane werkzaamheden. Hierop is met algemene stemmen besloten om met een advertentie in de Zutphensche Courant het te koop aan te bieden; mocht hierop eenige vraag komen, dan is bepaald om er ƒ 200,- voor te vragen”. Op 25 december volgt dan: “Samen goed gevonden om aan J.W. Heinen het oude uurwerk over te doen voor de nog aan hem verschuldigde vijftig gulden ter voldoening voor het tekort op het door hem geleverde en eigenhandig gemaakte nieuwe uurwerk”.
Jan Willem Heinen (1817-1882)
Wie was deze Heinen die het aandurfde een torenuurwerk te maken? Eigenlijk was hij boer van beroep op het vier hectare grote boerderijtje ‘t Kampe(in IJzerlo, red.). In de tijd die hij over had ging hij plaggen maaien. Op de heidevelden en de moerassen ging hij voor de boeren uit de omgeving heideplaggen en veenplaggen steken, die dan in de uitlopen der varkensschuren gemengd werden met de mest der varkens om in het voorjaar op de bouwlanden te worden uitgestrooid.
Boerderij ’t Kampe in IJzerlo
Het repareren van wekkers en horloges en het bouwen van een torenklok werd in de avonduren bedreven. Hij deed het uit liefhebberij. Jan Willem was in 1817 geboren; zijn vader heette Gerrit Jan en zijn moeder was Aaltjen Westendorp. Hij is getrouwd geweest met Elisabeth Winkelhorst van “Lievers“. De klok die hij in 1871 vervaardigde, gaf alleen de uren aan, hij had één wijzer. Men kon dus nooit precies zien hoe laat het was.
Het bouwen van zo’n klok was een groot werk. De raderen, van verschillende grootte, werden in Asten in N.-Brabant besteld, maar ze hadden nog geen tanden. Deze moesten er door Heinen zelf in aangebracht worden, wat een groot lawaai maakte. Met een soort frees (zelf gebouwd met de onderdelen van een weefgetouw), die met de voet werd aangedreven, werden eerst de tanden ruw aangebracht en later precies op maat bijgevijld. Een langdurig en zeer nauwkeurig werk.
De bouw van zo’n klok duurde ongeveer een half jaar. De gewichten voor het aandrijven werden door Heinen zelf van lood gegoten en de moeilijkheid hierbij was om het juiste gewicht daarvan te bepalen.
Het waren zeer zware gewichten en de mogelijkheid bestond dat de kabels waaraan ze hingen het op een gegeven moment zouden begeven. Om deze gewichten in hun val te breken werd er een bak met zaagsel onder geplaatst. Het spreekt vanzelf dat de mensen uit de omgeving vaak met bewondering stonden te kijken naar zo’n geheimzinnig apparaat, zo’n rustig tikkende klok werkte zeker wel op de verbeelding van de bezoekers.
Gerrit Jan Heinen (1858-1929)
Jan Willem is in 1882 overleden. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Gerrit Jan, die in 1858 geboren was. Deze wijdde zijn hele leven aan de klokkenmakerij en hij liet het werk op het boerderijtje over aan een daghuurder.
De rechtse helft van de woning was geheel voor het bedrijf ingericht. Hij heeft verschillende torenuurwerken gemaakt. Hij vervaardigde een klokje voor de Rooms-Katholieke kerk te Aalten die toen in de tuin van dokter De Bruijne stond. Later heeft hij ook voor de nieuwe Katholieke Kerk een uurwerk gebouwd. Zijn klokken hebben zeker wel voldaan, want uit verschillende plaatsen van rondom krijgt hij bestellingen: Gendringen, Zelhem, Varsseveld, Bredevoort, ja zelfs uit Werth in Duitsland krijgt hij een opdracht.
De pastoor van die plaats was een voorzichtig man; het geld voor de klok werd voorlopig op een bank geplaatst en na aflevering en proeftijd en goedkeuring zou telkens een deel worden betaald. Kort voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kreeg Heinen de laatste afbetaling binnen. Natuurlijk werd daar onder de gewichten een bak met zaagsel geplaatst, maar de pastoor meende dat zand beter was en hij maakte de reis van Werth naar Aalten om dit aan Heinen te vragen.
De klokken van Gerrit Jan waren minuutklokken, d.w.z. bij elke minuut sprong de wijzer een eindje verder. De wijzerplaat en het uurwerkje uit de verbrande Roomse kerk te Aalten zijn nog in de familie aanwezig. Gerrit Jan heeft deze gebruikt voor het uurwerkje dat hij in de achtergevel van zijn huis aanbracht. Boven het klokje bouwde hij een klein torentje waarin hij drie belletjes ophing. Deze waren tot ver in de omtrek te horen en de boeren richtten er hun arbeid naar. Boven het torentje bevond zich een horizontaal kruis dat de vier windrichtingen aangaf en waarop de letters N. O. Z en W waren bevestigd. De windwijzer en de haan waren beplakt met echt bladgoud en schitterden fel in de zon.
In 1889 komen er moeilijkheden met de koster te Aalten, die toen voor de torenklok moest zorgen. Hij laat het werk over aan Eppink en deze is niet in staat om het uurwerk voor of achteruit te zetten. Er volgt een samenspreking met Heinen. Deze biedt aan het verzorgen van de klok op zich te nemen voor ƒ 19,-. Eppink kan dagelijks de klok opwinden en Heinen zal zorgen voor het gelijkzetten en smeren van de klok. Zo wordt besloten. Maar in de volgende vergadering van Kerkvoogden wordt bezwaar gemaakt tegen het ontslag van de koster. De Kerkvoogden schijnen dit ontslag ongedaan gemaakt te hebben. Telkens wordt Heinen om advies gevraagd of geroepen om een of ander mankement te verhelpen. Bijvoorbeeld in 1890 toen de klok enigszins verzakt was zodat de hamer van het slagwerk niet de luidklok raakte.
In 1993 is het uurwerk 22 jaar oud en er komen klachten over het onregelmatig lopen en het van slag zijn van het uurwerk. Dit zal dan ook bij de Kerkvoogden van invloed zijn geweest dat juist in dit jaar Gerrit Jan de klok ombouwen moet.
Gerrit Jan Heinen (1858-1929)
In de notulen van de Kerkvoogdij van 1892 lezen we: “Het lid Bulsink zal het, evenals Freriks, aardig vinden dat ook minuutwijzers op de wijzerplaten van de toren worden aangebracht. Volgens beider mening zou dit voor de ingezetenen van groot gemak blijven te zijn. Hierover zal later gesproken worden”.
Ook nu vinden we in de notulen geen opdracht aan Heinen betreffende de ombouw van de klok, maar een jaar later schrijft de secretaris: “Worden ter tafel gebracht verschillende rekeningen ten laste der kerk… G.J. Heinen ƒ 98,-. De nota aan G. J. Heinen zal, zodra de kas de betaling toelaat, worden voldaan. Deze rekening is voor het aanbrengen van minuutwijzers. Sommige leden meenden dat zulks een dure liefhebberij is, doch anderen menen dat zulks aan een torenuurwerk past”.
Klanten uit de ganse omtrek
Als Gerrit Jan weer een klok gereed had poetste buurman Korten van ’t Lensink het kopstel van zijn paard eens keurig op en ook het tuig kreeg een extra beurt; dan werd het uurwerk, tegen stof en regen afgedekt met een deken, op een wagen geladen en schier in feestvreugde werd het naar de toren gereden waarvoor de klok bestemd was. Gerrit Jan vervaardigde niet alleen torenuurwerken, hij handelde ook in grote staande Amsterdamse klokken en horloges (toen zes gulden) en wekkers.
Graafschapbode, 26 januari 1887
Uit de ganse omtrek kwamen de klanten, vooral uit Dinxperlo, waar geen horlogemaker was. Hij had een druk beklante zaak. De oude wekkers kon men inruilen, men kreeg er dertig centen voor, zijnde de waarde van het glas. Zo’n Amsterdamse klok staat nu nog op de “Kampe”, het boerderijtje, waarvan de voorgevel sedert Jan Willem niet veranderd is. In deze klok vindt men het jaartal 1916, maar dit is het jaar van reparatie. Toen kwam de klok in de familie, maar ze was reeds tweedehands. Ze wordt met een heuse slinger gewonden. Boven op de klok staan twee engeltjes met uitgespreide vleugels en een atlas, door Gerrit Jan met bladgoud beplakt. Dit bladgoud was afkomstig uit Amsterdam en werd op vellen papier geleverd.
Op zaterdag ging Heinen op de fiets verschillende huizen in Aalten en Dinxperlo langs om daar de uurwerken op te winden en gelijk te zetten. Als hem gevraagd werd een geweer te veranderen van een voorlader in een achterlader dan was hij daartoe zeker niet ongenegen.
Hij was getrouwd met Aleida Johanna Lohuis van “Het Lohuis“. Hij overleed in 1929, maar met hem eindigde niet het wonderlijke ambacht in de familie; verschillende leden van dit geslacht hebben zich met hetzelfde vak bezig gehouden. Op de “Kampe” woont nu geen klokkenmaker meer, maar de herinnering aan Jan Willem en Gerrit Jan blijft voor de toekomst bewaard in de naam die het gemeentebestuur gegeven heeft aan de weg waaraan de “Kampe” ligt: de Klokkenmakersweg.
AALTEN — Met een dreunende klap viel gisteren in het Peperstraatje de garage van het oude politiebureau in elkaar. Het gammele geval heeft zijn tijd niet kunnen uitdienen. Binnen afzienbare tijd immers zal het nieuwe politiebureau aan de Polstraat gereed zijn en kan tot restauratie van het gebouw dat nu politiebureau is worden overgegaan. Er zullen dan enkele gemeentelijke bureaus worden gehuisvest. Over die verwoeste garage zal de rijkspolitie in Aalten dan ook wel niet zo rouwig zijn.
Wel over de auto, die in de garage stond geparkeerd op het moment dat deze het begaf. In het politierapport, dat van het voorval is opgemaakt, staat vermeld dat de wagen vrij ernstig werd beschadigd. Het is verder niet bekend of proces-verbaal is opgemaakt tegen de eigenaar van het pand wegens het verzaken van de onderhoudsplicht. Het zal dan de gemeente zijn die verantwoordelijk gesteld zou moeten worden voor de beschadiging van rijkseigendommen.
Het nachtelijk transport van een tweetal vulstoftanks, die uit Doetinchem moesten worden vervoerd naar het industrieterrein in Aalten, is niet zo gemakkelijk verlopen als was gedacht. In de Landstraat in Aalten raakte het transport met de eerste tank al in moeilijkheden, maar na enig gemanoeuvreer lukte het de nauwe straat te passeren. De tweede tank bracht het er minder goed af. Het transport liep in de straat vast en heeft daar een paar uur klem gezeten.
Om ongeveer 10 uur vanmorgen lukte het de auto met het gevaarte vrij te krijgen, maar pas nadat er flinke beschadigingen aan gevels en goten waren aangericht. Zo werd de gevel van de panden van Buesink en Bongers beschadigd. Er moesten goten worden weggebroken om de weg voor het transport vrij te maken.
De tanks, die werden vervoerd door het transportbedrijf Van Wezel uit Hengelo, zijn gemaakt bij een bedrijf in Uden en gemonteerd in Lemmer. Over het water zijn zij naar Doetinchem gebracht en vandaag over de weg naar Aalten. Zij zijn bestemd voor de vulstofgoederenbedrijf J. van der Most uit Venlo, dat in Aalten om de asfaltfabrieken in Nederland van Duitse grondstoffen te kunnen voorzien een bedrijf gaat vestigen. Men had erop gerekend vanochtend om half 6 op het industrieterrein te zullen aankomen. Om 10 uur berichtte de Aaltense politie dat men de nauwe straat uit was en bij de overweg was aangekomen, „aardig op weg” naar de plaats van bestemming.
Het verloofde paar Ossendorf-Hubers in Aalten heeft geen enkele reden in de put te zitten. Integendeel! Binnenkort zal de verloving worden omgezet in een huwelijk en met de inrichting van een spiksplinternieuwe woning aan de Molenstraat is men al bezig. En toch geeft juist deze nieuwe woning de heer Ossendorf en zijn toekomstige vrouw aanleiding op te passen niet letterlijk in de put terecht te komen. In de put, vlak achter het huis, die daar in de tuin is gevonden en die bijna veertien meter diep is.
Op deze plaats — de naam Molenstraat zegt het al — heeft in vroeger jaren de Aaltense molen gestaan, waarvan de laatste restanten vorig jaar in de lente werden verwijderd. Nu staan er vier prachtige woningen. De put is meer dan honderd jaar oud en is van zware metselsteen gemaakt. Zij hoorde bij de molen en de vroegere molenaar, de heer Klomps, wist nog wel dat de put hier in de buurt ergens te vinden moest zijn. Ook de toekomstige bewoners van de huizen werden ingelicht. Alle vier woningen staan overigens nog leeg, maar in de tuinen wordt al druk gewerkt. In deze tuinen werden inmiddels al vier zware molenstenen gevonden.
Ook de heer Ossendorf ging op zoek naar dergelijke gevaarten en de put. Na enkele „proefboringen” duurde het niet lang of molensteen én put werden gevonden. Dat wil zeggen: de put was met een molensteen afgedekt. Met veel moeite werd de steen, die in niet al te beste staat meer was, bij stukken en brokken verwijderd en toen staarde het paar in de diepte. Volgens omwonenden moet de put in het laatste van de vorige eeuw de hele buurt van water hebben voorzien. Het water zit thans op ongeveer dertien meter diepte. Van grondwater zullen de huizen dus niet veel last hebben. Traditiegetrouw werd ook deze molen op het hoogst gelegen deel van het dorp gebouwd.
De put heeft een doorsnee van één meter en in de muur zijn klimbouten gemetseld waarlangs men kan afdalen. Na de herontdekking heeft tot dusver nog niemand zich aan dit experiment gewaagd. Het is niet bekend wat er met de diepe put gaat gebeuren. Dempen of uitbouwen tot een fraaie antieke put met hefboom bijvoorbeeld. Dat is nog een kwestie van overwegen. Het laatste lijkt aanlokkelijk maar ergens in het achterhoofd speelt toch ook wel de gedachte aan een dempen voor er ongelukken gebeuren.
Eeuwenlang is er in de Achterhoek en Westfalen vlas verbouwd, waarvan op boerderijen linnen werd geweven. In Aalten herinneren namen van boerderijen en wegen aan deze thuiswevers: de Weversborg, de Bleeke of – vanwege het zuivere water – de Zilverbekendijk. Er ontstond in de streek een levendige handel in geweven goed tussen wevers en handelaren aan weerszijden van de grens.
De opkomende textielindustrie haakte in op deze oude traditie van huisnijverheid. Toen aan het begin van de 19e eeuw de invoerrechten werden verhoogd, besloten Duitse textielbedrijven zich in de Achterhoek te vestigen. De firma’s Gebrüder Driessen en Peter Driessen & Sohn kwamen vanuit Bocholt naar Aalten, wat het begin betekende van een bloeiende textielindustrie in het dorp.
Over een periode van ruim 140 jaar (1826-1969) ontwikkelden de fabrikanten Driessen zich tot de belangrijkste werkgevers in Aalten en omgeving. De fabrieksgebouwen en privéwoningen van de Driessens waren beeldbepalend in het dorp. De fabrikanten hebben een belangrijke stempel gedrukt op het maatschappelijke en economische leven van Aalten tot in de tweede helft van de 20e eeuw.
AALTEN — Alle partijen in de raad van Aalten hebben er al herhaaldelijk op aangedrongen de voorschriften betreffende de zondagsviering te Aalten op de helling te zetten. Men was algemeen – en terecht – van mening dat er iets veranderen moest in de gemeente, dat er een meer frissere wind moest gaan waaien. Er was zelfs een raadslid dat sprak van een „dooie boel”. Er gebeurde evenwel in dit opzicht niets en de zondagsviering in Aalten bleef zoals deze al jaren, ja misschien zelfs wel eeuwen geweest was, rustig en ongestoord. Tot gisteren.
De spelers en reserves van het kampioensteam van Aalten maakten onder grote belangstelling op een platte wagen een rondrit door het dorp.
De voetbalvereniging Aalten had in Beltrum het zo zeer begeerde kampioenschap behaald en nu moest het kampioenselftal in het dorp worden ingehaald. Liefst met muziek! Dat was nog wel niet eerder vertoond maar indachtig aan de wensen in de raad vond burgemeester mr. H.H.H. Haverkamp het kennelijk wel op zijn plaats de Aaltense Orkest Vereniging toestemming te geven de zegevierende ploeg bij de watertoren te gaan ophalen en een triomfantelijke tocht door het dorp naar het clubhuis Vultink aan de Driesprong te houden.
Aldus geschiedde. En burgemeester Haverkamp heeft het geweten! „De telefoon bij mij heeft rood gloeiend gestaan”, zo vertelde hij gisteravond op de receptie van de voetbalclub. Daarom wenste hij de kampioenen ook niet namens het gemeentebestuur en de hele gemeenschap geluk. Dat kon hij niet, zo zei hij, „want ik ben opgebeld door zoveel mensen, die aankondigden dat zij spraken namens nog eens zoveel mensen meer die in de loop van de avond ook zouden opbellen, die het me allen hoogst kwalijk namen, dat ik toestemming had gegeven tot het maken van muziek op de openbare straat op zondag, dat ik dan onmogelijk kon zeggen namens de hele gemeente te spreken”. De persoonlijke gelukwensen van mr. Haverkamp waren er trouwens niet minder om.
Inmiddels had de burgemeester in verband met de vele aangekondigde telefoontjes de hoorn van de haak gelegd, omdat in elk geval zijn kinderen de zondag,,nacht”rust wel konden genieten. „Ik had wel wat meer verdraagzaamheid verwacht”, verzuchtte de burgemeester Haverkamp vanmorgen op het gemeentehuis in Aalten, waar hij wel telefonisch bereikbaar was. „En als ik die toestemming nou eens niet gegeven had? Wat dan? Dan hadden weer anderen in Aalten op de achterbenen gestaan. En die zouden ons weer hebben verweten dat er hier nooit eens iets te doen is”.
Hij zei het niet maar men kon hem horen denken: Het is of niet goed, of het deugt niet.
Twee dagen later meldde Dagblad Tubantia nog het volgende:
Strip-actie voor Aaltens burgemeester Haverkamp
„Niet voor één, maar voor iedereen”
Deze juffrouw betrad vanmorgen het Aaltense raadhuis over een aantal op de stoep geplakte strips.
AALTEN — „Eigenlijk moest ik hier niet voor één, maar voor iedereen staan’’. Dat zei burgemeester mr. H.H.H. Haverkamp zondagavond op de receptie van de voetbalvereniging Aalten ter gelegenheid van het feit dat de club kampioen was geworden. Toch kon de burgemeester niet voor iedereen spreken, omdat hij, zoals bekend, zoveel telefoontjes had gehad van mensen, die protesteerden dat de zondagsrust was geschonden, doordat hij toestemming had gegeven het feestvierende elftal met muziek in te halen, dat hij de hoorn van de haak had gelegd om althans zijn kinderen de onontbeerlijke nachtrust te laten genieten.
De burgemeester kon dus inderdaad niet voor iedereen in de gemeente spreken, maar als Aalten eenmaal in beweging is blijft Aalten in beweging. In de afgelopen nacht hebben onbekenden een ontelbaar aantal strips burgemeester Haverkamp zogezegd „hoog laten leven”. De strips zijn overal opgeplakt: op winkelruiten, lantaarnpalen, schuttingen en op achterruiten van vannacht buiten geparkeerde auto’s. Het opschrift luidde: Leve burgemeester H. H. H. Haverkamp Niet voor Een, maar voor iedereen, hierbij inhakend op de woorden van de burgemeester zelf. De actie is kennelijk bedoeld om de burgemeester een hart onder de riem te steken.
Jammer
De enige die wij vanmorgen bezig zagen strips te verwijderen was de gemeentebode, die op zijn knieën op de stoep voor het gemeentehuis lag om ook de daar in grote getale opgeplakte strips weg te schuren. Dat was na alle deining dus nu ook nog een openbare strip-tease op de markt. Dat gebeurde overigens in opdracht van de burgemeester zelf.
Deze vertelde ons vanmorgen, toen we hem om commentaar vroegen, dat niets menselijks hem vreemd was en dat het hem daarom als mens wel goed deed, als men het voor hem opnam. Aan de andere kant vond hij het toch jammer, dat dit was gebeurd, omdat het de verhoudingen nodeloos zou kunnen verscherpen. De kwestie van de zondagsrust, aldus de burgemeester is een zeer gevoelige zaak, geleidelijkheid is hier geboden. De actie vond hij in dit geval dus wel plezierig, maar… niet voor iedereen.
GROENLO — De Groenlose kantonrechter, mr. H. J. Steenbergen, werd gistermiddag geconfronteerd met een moderne Robin Hood. De jeugdige J. P. uit Bredevoort had de geschiedenis eeuwen teruggedraaid en was met pijl en boog gewapend op jacht geweest in Aalten. Maar aangezien de dagen van Robin Hood al lang vervlogen zijn en de wetgeving er tegenwoordig geheel anders uitziet, kwam hij in conflict met de jachtwet.
Met het primitieve wapentuig had P. een perceel bos tussen de Walvoortweg, de Stationsstraat en de Bredevoortsestraat onveilig gemaakt. Het bos heet Het Zwarte Woud. Een naam, die wonderwel paste bij de avontuurlijke sfeer, waarin de historieschrijvers de wakkere volgelingen van koning Richard Leeuwenhart hebben gehuld.
De Bredevoortse boogschutter had het gemunt op dieren, die op twee- of vier pootjes door het leven gaan en op hetgeen gevleugeld door het luchtruim zweeft, maar hij werd van jager wild toen de politie hem in het vizier kreeg. Toen bleek ook, dat P. geen echte volgeling van de grote held uit het spannende verhaal is. Hij liet de boog vallen en maakte zich uit de voeten. Hem ontbraken echter de sluwheid en de snelheid van Robin Hood, die zijn belagers telkens te glad af was, en dus liep P., nadat hij zijn pijlen aan een vriendje had gegeven, in de fuik. Zijn avontuur was uit.
P. keek de kantonrechter bedremmeld aan toen deze hem aan het verstand bracht, dat hij zich schuldig had gemaakt aan verboden jacht. Dat zijn spel dergelijke verstrekkende gevolgen zou hebben en ook financiële consequenties overviel hem. Een beetje beteuterd bracht hij eruit, dat het hem niet was begonnen om het jagen maar puur om de sport. De sensatie, die het schieten met pijl en boog hem verschafte, drongen de ge- en verboden ver op de achtergrond. Je hebt er toch mee op dieren geschoten, vroeg mr. Steenbergen. Wel geprobeerd, maar het lukte slecht, antwoordde P. Hij had de boog in Duitsland gekocht.
De kantonrechter had de proef op de som genomen en was daarbij tot de conclusie gekomen, dat het een gevaarlijk wapen was. De zware pijlen, voorzien van een metalen punt, zoefden hard door de lucht, zei hij. Mr. Steenbergen informeerde ook waarom P. er vandoor gegaan was. Voelde je je niet erg lekker? vroeg hij. Weet ik niet, stamelde P.
De officier van justitie, mr. J. Punt, was van mening, dat iemand, die met dergelijk jachttuig in het veld loopt, duidelijk aan het jagen is. Hij vond, dat dit geen aanmoediging verdient en om andere Wilhelm Tell-figuren af te schrikken, eiste hij een boete van f 60 of 6 dagen hechtenis en verbeurdverklaring van boog en pijlen. De kantonrechter verklaarde, dat P. verstandiger had gedaan aansluiting te zoeken bij een boogschuttersvereniging en als die gelegenheid in Aalten aanwezig was, was hij genegen P. in het bezit van pijl en boog te laten. Die mogelijkheid is er echter niet en daarom achtte mr. Steenbergen het noodzakelijk het wapen in beslag te nemen. Hij veroordeelde P. tot een boete van f 30,- of 3 dagen.
In 1968 zette Aalten zichzelf op de kaart door deel te nemen aan het populaire TV-evenement Zeskamp. De gemeente telde toen zo’n 12.000 inwoners. De textielindustrie was tanende, buiten de bebouwde kom was de boer nog troef. Aalten was in die periode een verzuild dorp. De Zeskamp lijkt echter een omslag teweeg te hebben gebracht.
De Zeskamp was een sportief evenement, georganiseerd door de NCRV en de Belgische BRT en zij zonden het live uit op TV. Het trok destijds miljoenen kijkers en was daarmee één van de best bekeken TV-programma’s. Er waren deelnemers uit zes verschillende plaatsen, drie uit Nederland en drie uit België.
Inwoners deden massaal en enthousiast mee. Bewoners van verschillende geloofs- en levensovertuigingen werkten samen. Nu ontmoetten zij elkaar eens echt en leerden elkaar kennen. En zo werden denkbeeldige muren geslecht.
De wedstrijden werden op zes zaterdagavonden gespeeld, steeds in één van de deelnemende plaatsen. In Aalten was de Markt het wedstrijdtoneel.
Uiteindelijk mocht Aalten naar de finale in Zutphen en won! Men huldigde de deelnemers met een rondrit door het dorp.
Afbraak gebouwen op de Markt – Nieuw raadhuis en cultureel centrum op de plaats van het oude feestgebouw.
De gemeente Aalten heeft een ambitieus structuurplan laten ontwerpen, dat aan de Aaltense dorpskern een heel ander aanzien zal geven. Een aantal bekende gebouwen aan de Markt, met o.a. het oude raadhuis (zie foto) zal volgens dit plan moeten verdwijnen. Op de plaats daarvan zullen een kiosk, busstation en kleine winkels komen.
Het oude feestgebouw aan de Pol zal, volgens het plan moeten verdwijnen en op deze plaats heeft men een modern nieuw Raadhuis en een Cultureel Centrum gedacht.
Voorts zijn er nieuwe straten geprojecteerd, die nog al wat doorbraken nodig maken. Het realiseren van al deze plannen zal wel enige tientallen jaren duren. Maar in elk geval weten de Aaltenaren dan, waar ze aan toe zijn.
Het is goed beleid om de toekomstige groei van het dorp al bijtijds in vaste, weloverwogen banen te leiden. Een vraag is nog, of het oude Gemeentehuis wel mag verdwijnen; „Monumentenzorg” zou bezwaar maken.
De nieuwste inzichten t.a.v. de bouw van een nieuw postkantoor gaan in de richting van de nieuwbouw op de plaats van het bestaande kantoor. Het terrein bij het klooster, dat hier aanvankelijk voor bestemd was, gaat straks fungeren als parkeerterrein.
Voor een eventueel aan Aalten toe te wijzen alg. chr. ziekenhuis is grond beschikbaar ten noorden van de Ringweg. Uitbreiding van het industrieterrein is mogelijk in noordelijke richting tot aan de spoorlijn en ten slotte is bij de Keizersbeek terrein aanwezig waar landbouwers zich kunnen vestigen, die bij de ruilverkaveling „uitgesaneerd” worden.
Ook de Aaltense groep „Les Doremi” zal natuurlijk binnenkort in de Twenclub optreden.
Hans Huinink, Bert Stronks en Wim Mateman uit Aalten hebben de koe bij de horens gepakt. De Twen-koe, wel te verstaan. Zij hoorden jarenlang de klacht dat er in Aalten zo weinig ontspanningsmogelijkheden waren. En dat daarom tal van Aaltense jongelui in het weekeinde naar omliggende plaatsen gingen (o.a. Winterswijk en Groenlo) om daar gezelligheid en vertier te zoeken.
Hans, Bert en Wim, beide eerstgenoemden leerlingen van de kweekschool in Doetinchem, laatstgenoemde student in de sociologie, hebben zelf ook meegedaan aan het uiten van die klacht. Maar ze realiseerden zich tegelijkertijd dat men met het uiten van klachten alleen het probleem niet oplost. Zij hebben met leeftijdgenoten ideeën besproken en de plaatselijke overheid gepolst.
De prettige reactie die men van burgemeester Van Veen kreeg, droeg er toe bij dat men besloot „iets te gaan doen”. En daarom komt er in Aalten een „Twenclub ’66” die a.s. zaterdag in café-restaurant „’t Noorden” van start zal gaan.
Voorlopig zal deze club haar wekelijkse meetings (in twen-style, zoals de organisatoren dat noemen) houden in ’t Noorden. Het zal echter een geheel op zichzelf staande club zijn met een aparte clubruimte, die geheel in een moderne twensfeer gebracht zal worden en aangepast aan de eisen van de leden. Voor deze smaakvolle aankleding zullen de organisatoren zelf zorg dragen. Het aangekondigde programma ziet er aantrekkelijk uit. Regelmatig zullen er bekende bands aangetrokken worden, die natuurlijk beat, maar ook andere, lichte genres zoals countrymuziek en dixieland-jazz zullen brengen. Daarnaast zullen er discobals georganiseerd worden, waarvoor de initiatiefnemers de beschikking hebben gekregen over een hypermoderne geluidsinstallatie.
Eigen sfeer
De Twenclub ’66 zal een besloten karakter dragen om een geheel eigen niveau en sfeer te kunnen handhaven. Dat is tegenwoordig een gebruikelijke gang van zaken bij ontspanningsgelegenheden voor jongeren. Met een lidmaatschapskaart zal men echter ten alle tijde toegang tot de club hebben. Deze toegang is in beginsel, vrij, maar de organisatoren houden zich het recht voor om bepaalde eisen te stellen. „We streven naar een gezellige, losse sfeer, waarin men zich vrijuit kan ontspannen bij muziek, dans en ontmoeting met leeftijdsgenoten. Wie zich niet aan de clubregels houdt zetten we zonder pardon buiten de deur” zeggen de bestuursleden vastbesloten. Zij zijn ervan overtuigd, dat het merendeel van de jongeren, en zelfs ouders achter hun doelstelling (verantwoorde ontspanning tegen betaalbare prijs) staat.
„Eenmaal in de week willen we er helemaal uit zijn.” In onze club krijgen de jongeren daarvoor de gelegenheid. De prijs van het lidmaatschap is zo laag mogelijk gehouden. Ook de studerende jongeren krijgen dus de kans om mee te doen. En al kost het aantrekken van goede bands veel geld, toch zullen ook de consumpties niet extra-duur zijn.
De organisatoren overwegen zelfs om in de loop van dit jaar in de Twenclub een goedkope snackbar te vestigen, evenals een TV-hoekje, waardoor men zelfs zijn favoriete zaterdagavondprogramma’s niet hoeft te missen. Het bestuur heeft reeds zovele enthousiaste reacties ontvangen, dat zij hun Twenclub met veel vertrouwen lanceren. Op de openingsavond zal een zeer bekende beatband een geheel nieuw programma van bekende hits verzorgen. Voor wie lid wordt zal deze introduktieavond gratis zijn.