Categorie: Religie

  • De Aaltense Kruiswegstaties

    De Aaltense Kruiswegstaties

    De Aaltense Kruisweg en de Calvarieberg

    In de late middeleeuwen werd in Aalten een reeks van dertien kruiswegstaties opgericht die de lijdensweg van Christus uitbeeldden. Vermoedelijk werden de staties rond 1530 vervaardigd door de Westfaalse beeldhouwer Heinrich Brabender. Tijdens de Reformatie, eind 16e eeuw, verdwenen ze, maar in 1859 werden ze herontdekt. De Aaltense kruiswegstaties zijn uniek in hun soort in de Nederlanden. Vandaag de dag zijn ze te bewonderen in het Museum Catharijne Convent in Utrecht.

    Ontstaan van de Kruiswegverering

    Aan het einde van de middeleeuwen ontstond de kruiswegverering als een middel voor gelovigen om stil te staan bij het lijden van Christus. Kruiswegstaties beeldden de verschillende gebeurtenissen uit die plaatsvonden tijdens de tocht van Christus naar de berg Golgotha, waar hij werd gekruisigd. De eerste kruiswegstaties werden opgericht door pelgrims die het Heilige Land – het huidige Israël – hadden bezocht. De staties waren vermoedelijk bedoeld om de reis te herbeleven en als statussymbool voor de stichter. Door bij elke statie de bijbehorende gebeden op te zeggen, konden gelovigen, net als bij een echte pelgrimstocht, aflaten verdienen.

    De Aaltense Kruiswegstaties

    In de late middeleeuwen werden in Aalten dertien stenen kruiswegstaties geplaatst. Deze vierkante, gebeeldhouwde reliëfs zijn vervaardigd uit Baumberger zandsteen, meten ongeveer 60 bij 60 cm en zijn ongeveer 10 cm dik.

    De oprichting van de Aaltense kruiswegstaties moet worden geplaatst in de context van de kruisverering in deze regio, vooral in Westfalen, waar kruiswegstaties in de middeleeuwen veel voorkwamen. De reliëfs werden waarschijnlijk omstreeks 1530 gemaakt in Münster, destijds een belangrijk centrum voor Westfaalse beeldhouwkunst. De stijl van de staties vertoont sterke overeenkomsten met het werk van Johan Brabender, die in 1538 de werkplaats van zijn vader Heinrich overnam. Vergelijkbare staties werden in 1934 ontdekt in de huiskapel van slot Havixbeck, nabij Münster.

    Mogelijk had de familie Van Lintelo bemoeienis met de stichting van de Aaltense kruisweg. Vader en zoon Evert van Lintelo waren in de eerste helft van de 16de eeuw drosten van de heerlijkheid Bredevoort, waaronder Aalten viel. Bernhard van Lintelo (overleden in 1511), een oomzegger van Evert senior en neef van Evert junior, was domheer te Münster en pelgrimsganger naar het Heilige Land. Gezien het overlijdensjaar van Evert senior, in 1529, is het een aantrekkelijke veronderstelling dat hij geld naliet voor de vervaardiging van de Aaltense kruiswegstaties.

    Calvarieberg

    De oorspronkelijke locatie van de kruiswegstaties is onbekend. Volgens één theorie waren de staties ingemetseld in de kerkhofmuur of langs een toegangsweg naar de kerk. Een andere theorie suggereert dat de eerste statie bij de Oude Helenakerk stond, terwijl de overige staties langs de glooiende weg door de Aaltense Es waren geplaatst. De laatste statie zou zich hebben bevonden bij de huidige watertoren, op een van de hoogste punten van Aalten, een plek die naar verluidt destijds de Calvarieberg werd genoemd.

    Een Calvarieberg, ook wel kruisberg genoemd, is een kunstmatige heuvel waarop de kruisiging van Christus wordt uitgebeeld. Door van de Helenakerk langs de Kruiswegstaties naar de Calvarieberg te lopen, konden de Aaltense gelovigen symbolisch de lijdensweg van Jezus volgen.

    Verdwijning en herontdekking

    Tot het einde van de 16e eeuw viel de parochie Aalten onder het bisdom Münster, maar met de verovering van Bredevoort – het bestuurscentrum van de gelijknamige heerlijkheid waartoe Aalten behoorde – door Prins Maurits op 8 oktober 1597, begon ook in deze streek de Reformatie. Dit leidde tot het verdwijnen van katholieke symbolen, waaronder de Aaltense kruiswegstaties.

    De staties bleven echter bewaard, zij het op een onverwachte plek. In 1800 werd het huis Kerkstraat 15 in Aalten aangekocht door de rooms-katholieken, die het pand verbouwden tot pastorie en kerk. In 1859 werd het pand verkocht aan de fabrikant Eduard Driessen, die het liet afbreken en tot woning verbouwde. Bij deze gelegenheid werden de reliëfs ontdekt. Ze bleken op hun kop gelegd en gebruikt als keukenvloer.
    Op 28 augustus 1870 schonk Driessen de reliëfs aan het Aartsbisschoppelijk Museum in Utrecht.

    Religieus erfgoed

    Vandaag de dag maken de Aaltense kruiswegstaties deel uit van de vaste tentoonstelling van het Museum Catharijne Convent in Utrecht. De reliëfs worden beschouwd als het meest complete en vroegst bekende voorbeeld van kruiswegstaties in de Nederlanden. Als religieus cultureel erfgoed zijn ze van nationale betekenis en vormen ze een belangrijk onderdeel van het religieuze erfgoed van Aalten.

    Hieronder ziet u de dertien Aaltense Kruiswegstaties. De afbeeldingen komen van de website van het Museum Catharijneconvent in Utrecht, foto’s: Ruben de Heer.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Kruiskapel (Kreuzkapelle)

    Kruiskapel (Kreuzkapelle)

    Hemden, Bocholt (Duitsland)

    De Kruiskapel (Kreuzkapelle) in Hemden was een vluchtkapel voor de katholieken van Aalten en Bredevoort die tijdens de hoogtijdagen van het calvinisme (1675-1821) hun geloof niet meer mochten uitoefenen. De kapel stond in het Duitse Hemden, tweehonderd meter voorbij de huidige groene grens bij de Kesenbult, aan het einde van de Kiefteweg.

    Missiepost

    Van 1672 tot 1674 voerde Christoph Bernhard von Galen, de prins-bisschop van Münster (1650-1678) oorlog tegen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, gesteund door de Franse koning Lodewijk XIV. Von Galen, bijgenaamd ‘Bommen Berend’, was gedwongen zich na het Vredesbesluit van Keulen in april 1674 terug te trekken uit de Nederlandse gebieden. De daar aanwezige katholieken werden echter geen eigen kerken en kerkdiensten toegestaan. Om de katholieken in Aalten en Bredevoort toch de mogelijkheid te geven hun geloof te praktiseren, liet Von Galen langs de grens negen missieposten bouwen, waaronder de Kruiskapel in Hemden.

    Bouw van de Kruiskapel

    Aanvankelijk werden in Hemden katholieke kerkdiensten gehouden in een boerenschuur op het landgoed Leicking, die was ingericht als bedehuis. In 1675 werd in opdracht van Von Galen op het goed Reyerding de Kruiskapel gebouwd. De kapel, gewijd aan het Heilige Kruis, werd gebouwd onder leiding van Jezuïetenpater Ernst Ignatius Busch, die van 1672 tot 1674 pastoor was van de kerkgenootschappen Aalten en Bredevoort.

    De kapel was een achthoekig, grotendeels houten gebouw en werd het religieuze middelpunt voor de verbannen katholieken uit Aalten en Bredevoort. In de periode 1710-1714 werd de kapel gerestaureerd en in rechthoekige vorm vergroot.

    De Kruisberg

    In de buurt van de kapel ontstond rond dezelfde tijd de Kruisberg, een kleine heuvel waarop een kruis werd geplaatst. Dit kruis was gericht naar de kapel en had een voetstuk met de inscriptie:

    Wat gij hier Siet is Christi beldenis en Selver niet
    darom anbitt noch hout noch steen
    maar op Christi lieden richt het hert alleen

    Deze inscriptie was bedoeld om het protestantse verwijt uit de reformatietijd te ontkrachten dat de katholieken, met de figuurlijke representaties van Christus en zijn heiligen, afgodsbeelden aanbaden.

    Kerkelijk leven

    In 1751 telde de parochie van de Kruiskapel ongeveer 27 Duitse en 451 Nederlandse katholieken. Iedere zondag, op katholieke feestdagen en bij familiegebeurtenissen zoals dopen en huwelijken, maakten de katholieken uit Aalten en Bredevoort de tocht naar de kapel, vaak via de huidige Bodendijk en Veenhuisweg. Volgens overlevering gingen de gelovigen in werkkleding en met hun werktuigen naar de kapel, zodat ze niet zouden opvallen als kerkgangers.

    Op de website Genealogiedomein zijn transcripties van de doopboeken en trouwboeken van de Kruiskapel beschikbaar, waardevolle bronnen voor genealogisch onderzoek.

    Herstel van het Katholicisme in Nederland

    Vanaf 1798 kregen de Bredevoorters en vanaf 1799 de Aaltenaren weer het recht om in eigen land het katholieke geloof in vrijheid te praktiseren. Zij richtten weer eigen kerken op in Bredevoort en Aalten. Hierdoor daalde het aantal Nederlandse bezoekers van de Kruiskapel. Rond 1800 waren er nog maar enkele Duitse gelovigen die de kapel bezochten, voornamelijk op zon- en feestdagen.

    In 1821 besloot paus Pius VII dat de parochies Aalten, Bredevoort, en andere omliggende plaatsen zouden worden toegekend aan de “Hollandse Missie”. Hierdoor bleven er nog maar vijf Duitse families over die behoorden van de parochie in Hemden. De Kruiskapel had daarmee haar oorspronkelijke doel verloren.

    Het einde van de Kruiskapel

    Op 16 juli 1821 riep paus Pius VII formeel de scheiding van de Nederlandse katholieken uit. Twee jaar later, in 1823, werd de Kruiskapel afgebroken. De parochie werd ontbonden en verplaatst naar de nabijgelegen Bocholtse buurtschap Barlo, enkele kilometers ten zuidoosten van Hemden. Als herinnering aan de kapel rest alleen nog de Kruisberg, met het barokke kruis en een stenen gedenktafel.

    In totaal hebben zeven pastoors gediend in de Kruiskapel. Hoewel de kapel zelf verdwenen is, blijft de Kruisberg met het kruis een herinnering aan het religieuze leven van de katholieken uit Aalten en Bredevoort tijdens een tijd van onderdrukking en vervolging.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Kenmerken


    FunctieRK vluchtkapel
    Bouwjaar1675
    Sloop1823

    Bronnen


    • Informatiebord op de Kruisberg, Hemden
    • Wikipedia
  • Ds. Tjeerd Radsma

    Ds. Tjeerd Radsma

    NH predikant

    Tjeerd Radsma werd geboren op 20 februari 1772 in Harlingen, als zoon van Hermanus Radsma en Aafke Steffanij. Hij trouwde op 11 augustus 1799 in Meppel met Anna Dina Kniphorst. Na haar overlijden in 1805 hertrouwde Radsma op 6 oktober 1808 in Leeuwarden met Doedtje Nieuwenhuis, die eerder gehuwd was met Heert Jans Kingma.

    In 1812 werd Tjeerd Radsma geregistreerd als inwoner van Hempens, bij Leeuwarden. Hij was daar predikant van Hempens en Teerns. Er staat tevens bij vermeld dat hij op dat moment vier kinderen had. Wij wisten er drie te achterhalen, allen uit zijn eerste huwelijk:

    1. Johanna (Hempens, 1800 – Aalten, 1847)
    2. Aafke (Hempens, 1801 – Aalten, 1824)
    3. Anna Dina (Hempens, 1805 – Meppel, 1806)

    Naar Aalten

    In 1817 kwam Radsma, op 45-jarige leeftijd, als predikant naar Aalten. Vijf jaar later, op 11 augustus 1822, herdacht hij zijn 25-jarig ambtsjubileum. Bij deze gelegenheid hield hij een preek naar aanleiding van 2 Korinthiërs 5:9. De eerste zin van de preek luidde: “Het leven van een ieder levert tijden en dagen op, welke boven andere merkwaardig zijn en aan dezelve feestelijk te gedenken kan – zoo geene menigvuldigheid daarvan den indruk te zeer verslapt – zeer nuttig zijn.”

    Radsma woonde in de Oude Hervormde Pastorie aan de Wehmerstraat.

    Overlijden en graf

    Tjeerd Radsma overleed op 4 december 1839 in Aalten, op 67-jarige leeftijd. Hij werd begraven op de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg. Zijn grafsteen is één van de oudste daar nog aanwezige grafmonumenten. In hetzelfde graf liggen ook zijn weduwe Doedtje, die in 1855 overleed, en haar kleindochter Maria Elizabeth Dodina Bianka Lans, die in 1835 op achtjarige leeftijd stierf. Maria’s moeder was Janke Kingma, een dochter van Doedtje uit haar eerste huwelijk.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • De Meiberg

    De Meiberg

    Meiberg 23/1, Aalten

    Meiberg 23/1, Aalten (Gemeente van Christenen)
    Foto: G. Schreurs (2024)

    Vergaderlokaal van de Gemeente van Christenen.

    Adresboek 1967

    Meiberg 23/1

    Vergaderlokaal Verg. der Gelovigen

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Kenmerken


    Kadastraal nr.I-9434
    FunctieVergaderlokaal
    Bouwjaar1965
    Monumentnee

    Bronnen


  • RK kerk Dijkstraat (1859-1893)

    RK kerk Dijkstraat (1859-1893)

    Aalten

    Bouw

    Tot de reformatie, omstreeks 1597, kerkten de Aaltense rooms-katholieken in de Oude Helenakerk. Na de reformatie weken ze uit naar de Kreuzkapelle. Pas in 1790 konden de katholieken weer in Aalten hun godsdienst uitoefenen. Men deed dit eerst in een gedeelte van een huis in de Kerkstraat en sinds 1800 later in een tot kerk verbouwde schuur, enkele huizen verderop.

    Met het groeien van de parochie werd dit kerkgebouw snel te klein. Met de Sint-Nicolaasmarkt, die met een kerkdienst begon, was de toeloop soms zo groot dat men zelfs buiten in bittere kou de kerkdienst bijwoonde. Men zocht en vond een terrein aan ’t begin van de Dijkstraat. De gelden werden bijeengebracht voor de bouw van een kerk met pastorie en op 4 mei 1859 werd de ‘Waterstaatkerk’ in gebruik genomen.

    De kerk stond tussen de huidige adressen Dijkstraat 2 (voormalige RK pastorie) en Dijkstraat 4 (waar tot 2022 bakkerij Van den Dobbelsteen was gevestigd).

    Brand

    Op 10 mei 1893 brak er brand uit schuin tegenover de kerk, in woningen aan de Kerkstraat. De aandacht van de brandweerlieden was volledig gevestigd op het blussen van deze brand. Bevelen werden gegeven aan de brandweerlieden, en deze zwoegden aan de pompen. De wind stond noord-oost en men hield de gebouwen vlak bij de brandende percelen, die onder de wind lagen, goed nat. Maar op de kerk die verder af lag werd niet gelet, totdat plotseling rookwolken uit het dak en toren opstegen.

    De mare ging van mond tot mond: “de kerke steet in brand”. Groote ontsteltenis maakte zich meester van de bevolking, de katholieke in het bijzonder. De kerkschatten moesten in veiligheid worden gebracht, en het gelukte om deze in veiligheid te brengen. De brandweer stond machteloos. Men moest de nabijgelegen percelen nat houden, en nu de kerk er bij kwam wist men niet meer hoe te handelen. Het was een fantastisch schouwspel in de avond. Heel de Aaltense bevolking was samengestroomd om het drama te zien voltrekken.

    De laatste slagen die van het torenuurwerk zijn gehoord, waren half twaalf. Toen stortte de spits in en een zee van vonken dwarrelde door het luchtruim. ’t Was gedaan. Niets dan puinhopen bleven over. De pastorie bleef gelukkig wel gespaard.

    Nieuwbouw

    Wat nu? De naastgelegen school, waaraan een loods werd gebouwd, werd ingericht voor kerk, en men moest omzien naar middelen om een nieuwe kerk te bouwen. De bittere pil werd enigszins verguld, doordat de verzekering royaal was met de schadevergoeding. Niet minder dan ongeveer 26.000 gulden kreeg men uitgekeerd.

    Nu er toch nieuw gebouwd moest worden, werd uitgezien naar ruimer terrein. Dit vond men iets verderop, aan de andere kant van de Dijkstraat. Daar werd de nieuwe RK kerk gebouwd.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Kenmerken

    Kadastraal nr.I-11435
    FunctieKerk
    Bouwjaar1859
    Afgebrand1893

    Bronnen

  • Ds. Adriaan Schouten

    Ds. Adriaan Schouten

    Gereformeerd predikant (1903-1930)

    Adriaan Schouten werd op 6 juni 1864 geboren in Raamsdonk. Hij studeerde aan het Chr. Gymnasium te Zetten en vervolgens aan de Vrije Universiteit, waar hij in 1889 kandidaat werd. Op 26 januari 1890 werd hij in Charlois in het ambt bevestigd door Ds. F.P.L.C. van Lingen, rector van het gymnasium in Zetten.

    Enkele dagen daarvoor, op 22 januari 1890, was hij in Raamsdonk getrouwd met Johanna Maria Schuurman. Samen zouden zij maar liefst 13 kinderen krijgen, acht jongens en vijf meisjes. Een aantal van hen overleed echter al op jonge leeftijd.

    Aanstelling in Aalten

    Dominee Schouten verwisselde Charlois in 1892 voor Willemstad, om vervolgens in 1899 naar Rozenburg te vertrekken. Op 13 december 1903 deed hij zijn intrede in Aalten, als opvolger van Ds. A. van Dijken. Hij wist als begaafd prediker in Aalten veel mensen aan zich te binden. Ook speelde hij een belangrijke rol binnen de kerkelijke gemeenschap en daarbuiten.

    Het gezin Schouten woonde in de pastorie van de Westerkerk aan de Hogestraat in Aalten. Adriaans vrouw Johanna Maria overleed in 1919, op 52-jarige leeftijd, aan de gevolgen van de Spaanse Griep. Zij werd begraven op de Oude Begraafplaats in Aalten.

    Emeritaat

    Op 30 april 1930, na zijn veertigjarig ambtsjubileum te hebben gevierd, ging dominee Schouten met pensioen. Hij verhuisde toen naar de Ormelstraat 23, op de hoek met de Hofstraat.

    Als emeritus predikant bleef Schouten zeer actief. Zo preekte hij enkele jaren regelmatig in de kleine Gereformeerde kerk in Dinxperlo. En toen deze gemeente voldoende middelen had om een eigen predikant aan te stellen, mocht hij het genoegen smaken dat zijn zoon Johannes Pieter Schouten daar zijn opvolger werd.

    Ook in de gereformeerde kerk in Halle heeft Schouten vaak de dienst waargenomen. Hij deed dit met een jeugdig enthousiasme en passie. In Halle werd hij, net als voorheen in Dinxperlo, liefkozend “onze dominee” genoemd.

    Maatschappelijk betrokken

    In zijn oude gemeente, de kerk van Aalten, bleef Schouten altijd een trouw kerkenraadslid. Hij miste nooit een vergadering en werd als scriba aangesteld, een rol die hij zeer nauwgezet vervulde. Ook als hoofd van het kerkelijk bureau maakte hij zich zeer verdienstelijk. Hij verrichtte al zijn taken met een vitaliteit die zijn inmiddels gevorderde leeftijd niet deed vermoeden.

    Toen in 1933 een Geref. Mannenvereniging werd opgericht, wees men hem aan als voorzitter en ook deze arbeid verrichtte hij met grote opgewektheid. Ook interesseerde de “jeugdige grijsaard” zich nog met hart en ziel voor allerlei verenigingswerk, vooral de activiteiten van jeugdverenigingen. Voor hen trad Schouten nog regelmatig op als spreker.

    Beth San

    Zijn huis aan de Ormelstraat gaf hij de naam ‘Beth San’, wat in het Hebreeuws Huis van Rust, Huis van Vrede betekent. Vanwege zijn inzet voor de ouderenzorg in Aalten, werd later het verzorgingshuis aan de Ludgerstraat ook Beth San genoemd. Sindsdien heet het huis aan de Ormelstraat ‘Klein Beth San’.

    Adriaan Schouten verhuisde later naar Culemborg, waar hij in 1954 overleed, 89 jaar oud. Hij werd begraven bij zijn vrouw op de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg in Aalten.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Ds. Derk Breukelaar

    Ds. Derk Breukelaar

    Chr. Gereformeerd predikant

    Derk Breukelaar werd op 28 december 1814 geboren in Varsseveld als zoon van ‘stoelendraaier’ Wessel Breukelaar en Grada Johanna te Rietstap. Hij trouwde in 1847 in Aalten met Janna Hendrika Pennings (Aalten, 12 november 1825). Uit dit huwelijk werden negen kinderen geboren.

    Na de oprichting van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Aalten in juli 1843, wilde de jonge kerkgemeente een predikant beroepen. Op advies van dominee Brummelkamp werd de jonge Derk Breukelaar uit Varsseveld gevraagd. Hij stemde toe en vertrok naar Ommen om bij ds. A.C. van Raalte (1811-1876) – een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land – zijn studie te volgen.

    Predikant in Aalten

    Nadat Breukelaar zijn studie achter de rug had, werd hij op 24 september 1846 bevestigd als predikant van de gemeente in Aalten. Dit zou zijn enige gemeente blijven; hij diende er 44 jaar tot zijn emeritaat in 1888. Toen in 1852 ds. Wildenbeest van Varsseveld plotseling was overleden, bracht die gemeente een beroep op hem uit. Aanvankelijk nam hij het aan, maar – zich realiserend dat hij nu de enige Afgescheiden predikant in de Achterhoek was – bedankte hij alsnog en bleef aan de kerk van Aalten verbonden, al werkte hij ook veel in de omgeving.

    ’t Grotenhuis

    Breukelaar woonde met zijn gezin in het boerderijtje ’t Grotenhuis, aan de huidige Hessenweg net buiten het dorp. Hier verbouwde hij zelf voedsel om zijn bescheiden traktement van ƒ 225 aan te vullen, dat later opliep tot ƒ 600 per jaar. Gemeenteleden droegen ook bij in natura door voedsel, zoals vlees en aardappelen, aan huis te brengen. In ’t Grotenhuis werden ook catechisaties gehouden, omdat daarvoor in de kerk geen ruimte was. In drukke tijden, zoals tijdens de oogst, nam zijn vrouw de catechisaties over.

    Evangelisatie en jongerenwerk

    Het evangelisatiewerk lag de predikant na aan het hart. Dat was de reden dat Derk Breukelaar het initiatief nam tot het oprichten van verschillende zondagsscholen, waarmee hij niet alleen de kinderen, maar ook hun ouders bereikte. Voor kinderen in de omliggende buurtschappen werd de zondagsschool bij iemand thuis op een boerderij gehouden, zodat de kinderen niet helemaal naar het dorp hoefden te gaan. Later, ruim na Breukelaars dood, zouden in de buurtschappen van Aalten diverse zondagsschoolgebouwtjes worden opgericht.

    In 1868 richtte Breukelaar de Gereformeerde Jongelingsvereeniging „Uw Koninkrijk kome” op.

    Moeilijke jaren en waardering

    Eind jaren ’70 van de negentiende eeuw waren voor de predikant niet de makkelijkste jaren. In 1876 overleed zijn vrouw, en enkele jaren later raakte hij betrokken bij de schoolstrijd in Aalten als voorzitter van het schoolbestuur.

    Toch ontving Breukelaar veel waardering. Bij zijn veertigjarig ambtsjubileum in 1886 kreeg hij van zijn gemeente een Statenbijbel op een mooi bewerkte houten lessenaar cadeau. Op de classis kreeg hij ter gelegenheid van hetzelfde heuglijke feit een gravure aangeboden, ‘Golgotha voorstellende’. En toen hij in 1888 met emeritaat ging, gaven zijn catechisanten hem een theeservies en een gebakstel cadeau.

    Overlijden en nalatenschap

    Dominee Breukelaar overleed op 10 januari 1891 op 76-jarige leeftijd in Aalten. Hij werd begraven op de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg. De kerkenraad eerde hem met een grafmonument. Het tegenwoordig nog nauwelijks leesbare opschrift op de grafsteen is opmerkelijk vanwege het merkwaardige gebruik van de kerknaam ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ (in plaats van ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’).

    Drie van zijn zonen traden in zijn voetsporen en werden ook predikant: Gerrit Jan, Willem en Johannes. De laatste wordt wel beschouwd als de grondlegger van het christelijk onderwijs in Aalten. In juni 1918 opent hij zelf de naar hem vernoemde Breukelaarschool aan de Piet Heinstraat.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Afscheiding en Doleantie

    Afscheiding en Doleantie

    De negentiende eeuw was in de Nederlandse kerkgeschiedenis een roerige periode. In 1834 vond in Ulrum de Afscheiding van de hervormde kerk plaats. De afgescheidenen verklaarden met de hervormde kerk te breken, “totdat deze terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren”. Behalve de Ulrumse gemeente verlieten ook vele duizenden gelovigen elders in het land de ‘Nederlandsche Hervormde Kerk’. Men voelde zich daar, onder meer vanwege de vrijzinnige prediking, niet meer thuis.

    In plaats van naar de kerk te gaan, begonnen de afgescheidenen huissamenkomsten te houden. Men las daar samen de bijbel, of preken van zeer orthodoxe predikanten uit lang vervlogen eeuwen, men zong samen psalmen en bevroeg elkaar over het geestelijk leven.

    Ook in Aalten waren in die tijd enkele Afgescheidenen, zoals de hervormde kerkenraadsnotulen van november 1835 weergeven: “In de maanden september en oktober hebben eenige personen goed gevonden om zich van het bestaande kerkgenootschap af te scheijden”. Hun namen zijn ook bekend: Lammert Geurink, Antonia Knuvers, Janna G.E. Navis, Derk Jan Klumpenhouwer, H. Wevers, B. Goorhuis en Hendrik Jan te Kotte. In november 1836 telde het aantal ‘bezwaarden’ tien.

    In Aalten kwamen de Afgescheidenen de eerste jaren voor hun godsdienstoefeningen bij elkaar in boerderij Bouhuis aan de Bolwerkweg, boerderij Sondern aan de Sondernweg en boerderij Navis aan de Brakenweg. Ds. A. Brummelkamp (1811-1888) uit Hattem, een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land, ging vaak in die diensten voor, die overigens meestal door de week plaatsvonden. Het waren lange reizen voor de predikant, die de Achterhoekse Afgescheidenen desondanks met raad en daad bijstond. Bovendien moest hij nogal eens een boete betalen voor het overtreden van de wet: zonder toestemming van de plaatselijke overheid was het namelijk verboden godsdienstige bijeenkomsten van meer dan twintig personen te houden.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Christelijke Afgescheidene Gemeente

    Vermoedelijk werd de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Aalten in juli 1843 geïnstitueerd door de bevestiging van de ambtsdragers. Het waren de ouderlingen G. Bouhuis en A.J. Pennings en de diakenen F. Heijerman en J.H. Kappers.

    De jonge Afgescheiden Gemeente wilde graag een predikant beroepen. Op advies van ds. Brummelkamp werd de jonge Derk Breukelaar (1814-1891) uit Varsseveld gevraagd of hij predikant van Aalten wilde worden. Deze stemde daarin toe, waarna hij spoorslags naar Ommen vertrok om bij ds. A.C. van Raalte (1811-1876) – ook een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land – te gaan studeren. Ondertussen vroegen de kerkenraadsleden in september 1843 aan de classis of de predikant van Varsseveld, ds. J. Wildenbeest (1808-1852), en die van Winterswijk, ds. J.W. te Bokkel (1815-1888), zoveel mogelijk wilden komen preken in Aalten en Bredevoort.

    De Aaltense kerkenraad wilde ook stappen ondernemen om als Afgescheiden Gemeente erkend te worden door de overheid. Ds. Brummelkamp stelde daarvoor een verzoekschrift op, dat op 10 oktober 1843 aan koning Willem II gestuurd werd (hij was het hoofd van de Nederlandse Hervormde Kerk).

    In het schrijven werd aan de koning meegedeeld dat de Drie Formulieren van Enigheid de belijdenisgeschriften van de gemeente van Aalten vormden, en dat als reglement de Utrechtse Kerkorde van ds. H.P. Scholte (1805-1868) diende. Ze beloofden bovendien geen aanspraak te zullen maken op gelden en goederen van de hervormde kerk noch op gelden uit ‘s Rijks Kas. Ook meldden ze dat ze hun kerkdiensten zouden houden in “een daartoe op te richten kerkgebouw op een stuk Land op den Esch bij het dorp Aalten en wel ten Noord Oosten”. Vijfendertig manslidmaten ondertekenden het verzoekschrift.

    Op 12 januari 1844 erkende koning Willem II de gemeente als zelfstandige Christelijke Afgescheidene Gemeente.

    Het houden van de kerkdiensten in de verschillende boerderijen van gemeenteleden was in de begintijd een uitkomst, maar het was uiteraard geen ideale situatie. Daarom besliste de kerkenraad, samen met de manslidmaten, in 1844 tot de bouw van een eigen kerk. Als locatie werd de tegenwoordige Oosterkerkstraat gekozen, en wel op de plaats waar tegenwoordig de (inmiddels buiten gebruik gestelde) Oosterkerk staat. “Met grote offers, de een gaf geld, de ander zijn werkkracht, een derde beide”, kwam de kerk uiteindelijk gereed en kon zij in gebruik genomen worden.

    Nadat Derk Breukelaar zijn studie achter de rug had, deed hij op 24 september 1846 zijn intrede in de Afgescheiden gemeente van Aalten. Het zou zijn enige gemeente blijven. Hij werkte er vierenveertig jaar, tot zijn emeritaat in 1888. Toen in 1852 ds. Wildenbeest van Varsseveld plotseling overleed, bracht die gemeente een beroep op hem uit. Aanvankelijk nam hij het aan, maar – zich realiserend dat hij nu de enige Afgescheiden predikant in de Achterhoek was – bedankte hij alsnog en bleef aan de kerk van Aalten verbonden. Al werkte hij ook veel in de omgeving.

    Ds. Breukelaar woonde in een boerderijtje (’t Grotenhuis geheten) aan de tegenwoordige Hessenweg, net buiten het dorp. In ’t Grotenhuis werden ook de catechisaties gehouden, omdat daarvoor in de kerk geen ruimte was. Ook zijn vrouw, Janna Hendrika Pennings, verzorgde de catechisaties soms als de dominee daar zelf in de oogsttijd nauwelijks tijd voor had.

    De Doleantie van 1886

    Na de Afscheiding in 1834 en volgende jaren waren veel orthodoxe hervormden in de hervormde kerk achtergebleven met de bedoeling om, van binnenuit, de hervormde kerk ‘terug te brengen in het gereformeerde spoor der Vaderen’, zoals dat genoemd werd. In Amsterdam was deze ‘strijd voor Kerkherstel’ in 1886 uiteindelijk echter toch uitgelopen op een scheuring, die plaats vond onder leiding van onder meer dr. Abraham Kuyper (1837-1920).

    Dit conflict, dat de ‘Doleantie’ genoemd wordt (van ‘dolere’ = klagen) vloeide voort uit de strijd, die al jarenlang gevoerd was tegen de gewoonte van de hervormde synode om zoveel mogelijk vrijheid te geven aan degenen, die niet met de belijdenis van de Kerk instemden, om op die wijze iedere kerkelijke botsing te vermijden.

  • De Joodse gemeente Aalten in 1813

    De Joodse gemeente Aalten in 1813

    De Israelitische Gemeente te Aalten bevat in 1813 de volgende leden:

    1. Jacob Gompers Vles(+) (1753), kerkbestuurder (1810)
      Sara Isaac (Stadtlohn/D, 1763 – 1825)
      met 4 kinderen:
      • Gompert Jacob Vles, 17 jaar, ovl. 1854; ⚭ Brandje Simon
      • Isac Jacob Vles, 14 jaar
      • Gumken Jacob Vles, 25 jaar, ⚭ 1815: Simon Jacob Schaap
      • Fijken Jacob Vles, 21 jaar
    2. David Isak Franken (Aalten, 1753 – Aalten, 1823)
      met 1 kind:
      • Aleida David Franken (Aalten, 1799 – Aalten, 1865), ⚭ Benjamin van Beek
    3. David Jacob Schaap,
      ⚭ (1) 1789: Duifken Levie, *Elten, 1771, ovl. 1811;
      ⚭ (2) 1815: Hanna Gompert, *Groenlo, 1767, ovl. 1844;
      met 1 kind:
      • Levi David Schaap, 6 jaar, ovl. 1840, ongehuwd
    4. David Isac de Haas(+) (Aalten, 1767 – Aalten, 1855); adres 1823: Landstraat 31
      Sophia Gompers (Groenlo, 1772 – Aalten, 1853)
      met 4 kinderen:
      Isac David de Haas (Aalten, 1803 – 1883)
      • Gompert David de Haas (Aalten, 1809 – 1877)
      • Eva David de Haas (Aalten, 1806 – 1866)
      • Sebilla David de Haas (Aalten, 1812)
    5. Mozes Jacob de Haas
      ⚭ 1802 Sophia Isaac (Jilchen/D)
      met 4 kinderen:
      • Levi Mozes de Haas, 8 jaar
      • Jacob Mozes de Haas, 6 jaar
      • Sara Mozes de Haas, 2 jaar
      • Hendele Mozes de Haas, 4 jaar
    6. Simon Jacob Schaap (Aalten, 25-12-1780 – Aalten, 30-03-1825)
      ⚭ Sara Casper Cohen (Winterswijk, 1787 – Aalten, 11-04-1814)
      met 4 kinderen:
      • Scheune Simon Schaap (Aalten, 08-11-1807 – Aalten, 20-11-1869)
      Klara Simon Schaap (Aalten, 03-10-1809 – Aalten, 18-12-1878)
      • Diena Simon Schaap (Aalten, 04-01-1811 – Zevenaar, 14-08-1872)
      Jacob Simon Schaap (Aalten, 02-02-1813 – Aalten, 28-11-1876)
    7. Sara Joseph, wed. Aron Gompert van Gelder (A.G. van Gelder is ovl. tussen 1798 en 1804)(+);
      met 5 kinderen:
      • Joseph Aron van Gelder (Aalten, 15-03-1778 – Aalten, 20-03-1847)
      David Aron van Gelder (Aalten, 06-06-1784 – Aalten, 19-06-1859)

      • Rachel Aron van Gelder (Aalten, ca. 1785)
      • Gompert Aron van Gelder (Aalten, 11-11-1792 – Aalten, 08-09-1836)
      • Liefman Aron van Gelder (Aalten, 05-01-1800 – Aalten, 07-04-1866)
    8. Bilha Abraham van Gelder (= Sibilla Moses),
      met 1 onechte zoon:
      • Philip van Gelder, 44 jaar
    9. Hindele Ansel van Beek (= Hendele Jacobs, 1772 – Aalten, 1841),
      met 1 onechte zoon:
      • Benjamin Nathan van Beek (Aalten, 1800 – Aalten, 1873)
    10. Eliaser / Lazer Levie de Haas
    11. Isaac Abraham de Haas
    12. Samson Jacob Schaap, *1785; ovl. tussen 1813 en 1823, ongehuwd

    (+) Dit teken verwijst naar het artikel van Peter Lurvink in Misjpoge II / 1, jan. 1989: “David Markus en zijn nakomelingen, een joodse familie in Aalten”.

  • Ds. Johannes Hendrik Frederik Gangel

    Ds. Johannes Hendrik Frederik Gangel

    Nederlands Hervormd predikant

    Johannes Hendrik Frederik Gangel werd geboren op 7 december 1839 in Appeltern als zoon van Bernardus Gangel, schoolonderwijzer van beroep en Christina Leemhorst. Hij studeerde theologie aan de Universiteit van Utrecht. In 1879 werd Gangel beroepen als predikant van de Nederlands Hervormde kerk in Aalten.

    Hij volgde de vrijzinnige ds. Klinkenberg op. De verhoudingen tussen de beide predikanten van Aalten, ds. Gangel en de vrijzinnige ds. C.F.S. Pape, werden al spoedig beschadigd. Pape had een waarnemer benoemd om zijn catechisaties te geven omdat hij zelf ziek was. De regels gaven echter de kerkenraad die bevoegdheid. Ds. Gangel en de kerkenraad hadden ongetwijfeld een rechtzinnige waarnemer willen benoemen.

    In Aalten werd Gangel al snel een geliefd figuur. Hij was zeer betrokken bij zijn gemeente en wist op een heldere en inspirerende manier te preken. Gangel was in zijn tijd een progressieve predikant die streefde naar vernieuwing binnen de kerk. Hij was voorstander van moderne bijbelkritiek en wilde dat de kerk zich meer zou richten op het dagelijks leven van de gelovigen. Ook was hij een groot voorstander van het gebruik van het Nederlands in de kerk, in plaats van het Latijn of het dialect dat in sommige gemeenten nog werd gebruikt.

    In Aalten was Gangel zeer actief in het verenigingsleven. Zo was hij oprichter van een zangvereniging en een toneelvereniging. Ook was hij betrokken bij het onderwijs en zette hij zich in voor de oprichting van een christelijke school.

    Gangel was niet alleen actief binnen de kerkelijke gemeenschap, maar ook daarbuiten. Zo was hij betrokken bij de oprichting van een ziekenfonds en de oprichting van een afdeling van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Hij was daarnaast lid van de gemeenteraad en vervulde diverse andere maatschappelijke functies.

    Hoewel Gangel een geliefd predikant was in Aalten, kreeg hij in de loop der jaren te maken met diverse conflicten. Zo had hij aanvankelijk moeite om zich aan te passen aan de conservatieve en orthodoxe gemeente van Aalten. Het duurde dan ook even voordat hij hier zijn draai kon vinden.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    De schoolkwestie

    Een volgend conflict ontstond toen (de overigens niet altijd even tactische) ds. Gangel een vertegenwoordiger van de Unie School en Evangelie in de hervormde kerk een lezing wilde laten houden over het belang van het christelijk onderwijs. De kerkvoogden weigerden echter daarvoor toestemming te geven. Ruim zestig gemeenteleden, onder wie ds. Pape, waren het met de kerkvoogden roerend eens en lieten dat ook in een schrijven duidelijk blijken: ze hadden ‘met verontwaardiging’ gehoord van het plan van ds. Gangel en gaven blijk van hun ‘volle sympathie’ voor het besluit van de kerkvoogden, ‘het gedrag van genoemden predikant ten hoogste afkeurend’. De Christelijke Gereformeerde (c.q. Afgescheiden) Gemeente gaf echter wél toestemming om de lezing in haar kerkgebouw te houden. Gangels houding t.o.v. de christelijke school zorgde er overigens voor dat de School met den Bijbel in Aalten er veel leerlingen bij kreeg.

    Het schoolbestuur nodigde de hervormde leden echter niet uit wanneer er een bestuursverkiezing gehouden werd. Het bestuur wilde namelijk ‘de beginselen zuiver houden’, en wilde voorkomen dat er teveel hervormde invloed zou komen. Ds. Gangel was het daarmee natuurlijk niet eens en protesteerde, niet zonder enige drift. Ook een tweede vergadering was voor hen niet toegankelijk. Dat leidde tot een stevig conflict, zowel met ds. Breukelaar, voorzitter van het schoolbestuur, als met de Christelijke ‘Afgescheidene’ Gemeente, zoals de Christelijke Gereformeerden zich nog steeds noemden. Ook schoolhoofd Siebel vertrok naar de opgerichte hervormde lagere school.

    De Doleantie

    Intussen was de strijd tegen de vrijzinnigheid en tegen de macht van de kerkelijke besturen in hervormd Amsterdam tot een uitbarsting gekomen. De meerderheid van de kerkenraad was namelijk door de kerkelijke besturen geschorst, waarop dezen op 16 december 1886 de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) oprichtten, onder leiding van vooral (onder meer) dr. A. Kuyper (1837-1920), zelf een van de geschorste ouderlingen.

    In de hervormde gemeente te Aalten was ook de sfeer tussen ds. Gangel en zijn vrijzinnige collega ds. Van Oostrom-Soede, te snijden. Van Oostrom Soede kwam al enige tijd niet meer op de kerkenraad, en zijn vrouw wilde de beschuldiging die zij tegen ds. Gangel had uitgesproken niet terugnemen (ds. Gangel was volgens haar ‘het gemeenste sujet van de wereld’). Ze mocht daarom niet meer aan het avondmaal deelnemen. Verscheidene conflicten tussen beide predikanten maakten de sfeer er niet beter op. De gemeente merkte dat natuurlijk ook en daar ontstonden twee groepen van aanhangers (de Ganglianen en de Soedenezen). De liberale kranten schreven met welbehagen over de kerkelijke onrust in Aalten.

    Op 15 februari 1887 besloot de Aaltense kerkenraad in Doleantie te gaan, door zich te onttrekken aan de hervormde kerkelijke besturen. Drie kerkenraadsleden hadden op die vergadering laten weten dat zij “zich met smart genoodzaakt voelen het ambt neer te leggen”. De kerkenraad hakte toen de knoop door. Het besluit werd in een officiële kerkenraadsacte vastgelegd. In tegenstelling tot ds. Gangel had ds. Van Oostrom-Soede de kerkenraad meegedeeld niet met de Doleantie mee te gaan. De eerste zondag na het Doleantiebesluit verliep rustig en konden de Dolerenden gewoon van het hervormde kerkgebouw gebruik maken.

    Een onrustige zondag…

    Op zondag 6 maart 1887 verliepen de gebeurtenissen echter minder geruisloos. De hervormde classis had ds. Bergsma opdracht gegeven in de hervormde kerk van Aalten te preken; ds. Gangel was echter ook van plan de kerkdienst in die kerk te leiden. Zodra kerkvoogd G.J. Lammers de kerkdeuren had geopend renden aanhangers van beide predikanten de kerk in om de kansel te veroveren. “Een pootige Soediaan [volgens de Dolerende kerkenraad omgekocht door huisvrienden van ds. Oostrom-Soede] bezet de verheven domineesplaats, en van allerlei posteert zich op of bij de trap, dringt, stompt en krabbelt als soms op de Amsterdamse Beurs”, schreef een krant.

    De Dolerende kerkenraad notuleerde: “Treurig was daarbij de houding van den Burgemeester Hora Adema die bij die worsteling juist de kerk voorbij ging en niets deed om het te verhinderen, evenmin toen hij vijf minuten later door kerkvoogden geroepen, het tieren en vloeken bij den kansel aanschouwde en hoorde en weigerde het volk tot rede te brengen, waarop kerkvoogden hem verzochten de kerk te doen ontruimen”.

    De kerkenraad besloot de volgende zondag geen dienst te houden omdat E. van Eerden, een medestander van ds. Oostrom-Soede, had gedreigd ds. Gangel te zullen doodschieten zodra hij op de preekstoel zou staan.

    Kerkvoogd G.J. Lammers (foto: ‘Een kerk in de lens’).

    Ds. Gangel naar de autoriteiten

    Terwijl tegenstanders van ds. Gangel met zakken vol stenen zich op het station hadden verzameld toen ze hoorden dat hij ’s avonds zou terugkomen van zijn treinreis naar de commissaris van de koning, reed de predikant echter – samen met ouderling W. te Gussinklo – door naar Den Haag, om daar met de minister van justitie te spreken, Baron Du Tour van Bellinchave.

    Toen ds. Gangel ’s avonds dus niet met de trein in Aalten terugkwam liepen de teleurgestelde aspirant-stenengooiers naar de pastorie in de Hoekstraat, waar ze schreeuwden: “Hop, hop, hop, hang Gangel en de Ganglianen op“. Uiteindelijk moest ds. Gangel natuurlijk toch weer naar huis, maar ds. Van Dorsen van Varsseveld waarschuwde hem voor de zekerheid voor het gevaar dat dreigde.

    Om half twee ’s nachts kwam de predikant in Aalten aan, maar omdat niemand hem wilde rijden liep hij naar de pastorie, begeleid door een zeventigtal geestverwante boeren uit de Aaltense buurt Lintelo, met stokken gewapend.

    De zondag daarna bleef de kerk dicht; ze werd door soldaten bewaakt, evenals de hervormde pastorie. Zaterdag waren namelijk vijftien huzaren en veertig infanteristen in Aalten gearriveerd om de orde te handhaven. Dat verhinderde echter verdere ongeregeldheden niet. De burgemeester had voor de zekerheid de cafés gesloten.

    Een noodkerk

    Intussen was de kerkenraad aan de slag gegaan met de bouw van een houten noodkerk aan de Varsseveldsestraatweg (de ‘Plankenkerk’). Architect Van de Wilk had de bouwplannen gemaakt voor de ‘loodblauw geverfde keet met een inderdaad sober doleerend voorkomen’. Een avondmaalsstel en een doopstel werden aangeschaft en op 1 mei 1887 kon het gebouw in gebruik genomen worden. De preek ging over 1 Koningen 18 vers 21: “Toen naderde Elía tot het ganse volk en zeide: Hoelang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baäl is, volgt hem na. Maar het volk antwoordde hem niet één woord“. Vierentwintig jongelui deden toen belijdenis en ’s middags werden zes kinderen gedoopt.

    Om de kerkelijke gegevens veilig te stellen schreef ds. Gangel de lidmatenboeken vanaf 1816 tot de Doleantie over, en bovendien kopieerde hij de notulen van de kerkenraad vanaf de vergadering waar besloten werd in Doleantie te gaan. De reden daarvan was dat men bang was dat op bevel van de rechter die boeken te eniger tijd zouden moeten worden teruggegeven. Dat gebeurde uiteindelijk in de zomer van 1888. Ook de hervormde pastorie moest toen worden teruggegeven op bevel van de rechtbank. In de Hogestraat werd in 1888 daarom een nieuwe pastorie gebouwd. De bouw ervan kostte fl. 5.100.

    Onenigheid over de kerkbouw en over meer

    Allerlei meningsverschillen en conflicten maakten het Dolerende kerkelijk leven er in de eerste jaren niet aangenamer op. Zo wilde ds. Gangel graag van de Plankenkerk af en een stenen kerk bouwen. Dat zou volgens hem kunnen worden gefinancierd door de zitplaatsen in de nieuwe kerk te verhuren, zoals op veel andere plaatsen ook het geval was. Daarmee konden volgens hem rente en aflossing betaald worden. De kerkvoogden vonden echter dat er beter ‘een vrijwillige jaarlijkse inschrijving kon worden gehouden voor de kosten van de eeredienst’. Ds. Gangel vreesde dat dit veel te lang ging duren terwijl de Plankenkerk ongerieflijk was: ’s zomers heet, ’s winters ijskoud. Het bleef wrijven.

    Ds. Gangel vond het nodig dat ook de ouderlingen het huisbezoek op zich zouden nemen. Maar dezen vonden dat het veel te veel tijd zou nemen om de intussen 1.700 leden tellende gemeente geestelijk te verzorgen. Men had de gemeente in vier wijken verdeeld: Dale en Barlo, IJzerlo en Heurne, Aalten en Haart en een wijk voor Lintelo, elk met twee ouderlingen.

    De classis komt er bij

    De verhoudingen in de Dolerende kerkenraad werden er ondertussen niet beter op. Tijdens een weekdienst op een woensdagavond had ouderling De Wijn voor opschudding gezorgd ‘door de ongehoorde openlijke verguizing’ van vermoedelijk de predikant. De Nieuwe Rotterdamsche Courant berichtte er over en ook de classis was uiteraard op de hoogte van de conflicten. Deze stuurde daarom een commissie naar Aalten die onder leiding stond van ds. J.C. van Schelven (1854-1904) te Dieren om een onderzoek in te stellen. Toen bleek dat ook ouderling Lammers het niet erg goed met de predikant kon vinden: “De gerezen onaangenaamheden hadden haar ontstaan de danken aan het drijven van ds. Gangel om in plaats van de houten noodkerk een stenen kerk te bouwen”. Ouderling Wijn bracht nog ter tafel dat ds. Gangel een ernstig ziek gemeentelid willens en wetens niet had bezocht.

    Ds. Gangel hield zich uiteraard ook niet stil en wees er op dat hij heel veel extra werk heeft moeten doen. De hele correspondentie met betrekking tot de rechtszaken na de Doleantie moest door hem verzorgd worden. Bovendien had hij te maken met veel werk voor de school, voor het Suppletiefonds (waaruit het schoolgeld voor kinderen van behoeftige gemeenteleden betaald werd), de Jongelingsvereniging en de zondagsscholen, zodat hij veel slaaptekort had opgelopen.

    Ds. Van Schelven drong op verzoening aan. Uiteindelijk sloten Gangel en Lammers vrede, maar De Wijn wilde de hele zaak aan de manslidmaten voorleggen, al werd later ook vrede met hem gesloten door bemiddeling van ds. P.C. Koster (1857-1929) van Velp. Ds. Gangel vond zijn werksfeer zo langzamerhand ondraaglijk worden en wilde zich in Velp vestigen, ‘omdat mijn werk afgezien van de verzoening, hier onmogelijk gemaakt is’. Toch trok hij dat besluit in februari 1889 weer in  omdat hij ‘na zwaren strijd voor zich zelven, bezweken is voor de aandrang van zoovele leden der gemeente op hem uitgeoefend’. Twee kerkenraadsleden bezochten hem en zeiden blij te zijn met zijn beslissing. De anderen zwegen in alle talen.

    Preeklezen en notulen schrijven

    Een andere oorzaak van de onenigheid tussen kerkenraad en predikant betrof het ‘preeklezen’ door ouderlingen bij afwezigheid van de predikant. Ouderling Lammers had op zekere dag dienst en kon een keuze maken uit een aantal preken die ds. Gangel aan hem overhandigd had. Hij wilde zich daartoe echter niet lenen en verkoos ‘zelf maar een woordje te spreken’ en verklaarde tussen neus en lippen door tegelijk ook even tegen het ‘preeklezen’ te zijn. De predikant bleef niets anders over dan mee te delen dat als er geen preeklezers waren hij zou moeten zorgen de zondagse dienst bij zijn afwezigheid niet te laten doorgaan.

    Ook het opstellen van de notulen bleek oorzaak van verwijdering. Ds. Gangel had tot nog toe de notulen altijd geschreven en deed daarin uitvoerig kond van alle onaangenaamheden die in de kerkenraad voorvielen. Dat wekte wrevel bij anderen in de kerkenraad. Vandaar dat ouderling W. te Gussinklo benoemd werd tot scriba. Deze moest echter zijn functie weer aan de predikant overdragen, omdat hij sommige zaken naar eigen zeggen ‘opzettelijk had weggelaten’.

    Ds. J.H.F. Gangel (1839-1908) op iets oudere leeftijd.

    De bouw van de Westerkerk (1891)

    In maart 1891 werd tijdens de manslidmatenvergadering rondvraag gedaan over de wens om een stenen kerk te bouwen en de Plankenkerk daarmee te kunnen sluiten. De stemming liet zien dat er vierennegentig voorstanders, dertig tegenstanders en twaalf blanco stemmers waren. De bouw ging dus door. De plaats was bepaald naast de nieuwe pastorie aan de Hogestraat. Niet het hele bedrag kon direct op tafel komen, dus werd een lening van fl. 15.000 afgesloten. De bouw verliep zeer voorspoedig, want al in hetzelfde jaar was de kerk gereed. Gemeenteleden hielden een rondgang om geld in te zamelen voor een luidklok. Ook kwam er een gedenksteen ter waarde van fl. 40. Die kon deels betaald worden van het restant van het geld voor de luidklok (fl. 15); ds. Gangel betaalde de resterende fl. 25.

    Op ‘een woensdag in februari 1892’ werd de kerk in gebruik genomen. Ook de kerkenraad van de Christelijke Gereformeerde Gemeente was uitgenodigd en aanwezig. Intussen waren de huurprijzen bepaald van de zitplaatsen in de nieuwe kerk. De duurste plaatsen kostten fl. 5, de prijs van de ‘middenklasse’ zitplaatsen bedroeg fl. 3,50 en de goedkoopste kostten fl. 2. “Aan de armen en minvermogenden werd een plaats van fl. 5 aangeboden, midden in kerk!”

    De kerk was voorzien van een zeshoekige preekstoel die op een centrale pilaar rustte. Aanvankelijk was er geen galerij in de kerk; die werd in latere jaren gebouwd. Wel was er een orgel, dat voorin de kerk stond, maar in 1898 zo slecht geworden was dat een commissie zich bezon op de aanschaf van een nieuw instrument. Toch vond de kerkenraad – de plannen ziende – het niet echt noodzakelijk, maar gaf uiteindelijk toch toestemming fl. 1.500 bij elkaar te halen onder voorwaarde dat de behoeftige gemeenteleden ontzien zouden worden bij de rondgang door de gemeente.

    Een jaar sparen leverde het benodigde geld op. De kerkenraad besloot dat het orgel geplaatst zou worden ‘op een plaats waardoor het orgel het minste licht wegneemt’, en dat was boven de preekstoel, waarvan de pilaar iets moest worden ingekort.

    Kerk A en Kerk B (17 juni 1892 tot 1 januari 1909)

    Zoals al eerder aangegeven was in 1892 de landelijke ‘Vereniging’ tot stand gekomen van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken, respectievelijk afkomstig uit Afscheiding en Doleantie. De beide kerken gingen per 17 juni 1892 samen verder als De Gereformeerde Kerken in Nederland.

    De synodes hadden afgesproken dat in plaatsen waar de vereniging tussen de twee kerken niet zomaar voor elkaar was, beide kerken tóch Gereformeerde Kerk zouden heten. De oudste van de twee – meestal de Christelijke Gereformeerde Gemeente – zou een ‘A’ achter de kerknaam plakken; de jongste – meestal de Nederduitsche Gereformeerde Kerk – een ‘B’. Vanaf 17 juni 1892 bestonden in Aalten dus twee (geheel zelfstandige) Gereformeerde Kerken: De Gereformeerde Kerk te Aalten A (de vroegere Christelijke Gereformeerde Gemeente) en De Gereformeerde Kerk te Aalten B (de Dolerende kerk).

    Het kerkgebouw van Kerk A gezien van de achterkant met de consistorie.

    De samensprekingen in de ijskast

    Ook in Aalten zouden beide kerken met elkaar in gesprek moeten gaan om te trachten tot eenheid te komen. Zo nu en dan werden gecombineerde kerkenraadsvergaderingen gehouden. Maar vooral in Kerk A bestond bezwaar tegen de ‘Vereniging’ van beide gemeenten. De meerderheid van de leden van Kerk A was tegen, ook tegen het houden van gecombineerde kerkenraadsvergaderingen. Verder wilde men in Kerk A niet dat ouderlingen van beide kerken samen huisbezoek deden. Besloten werd de zaak van de ineensmelting vooralsnog te laten rusten.

    Voor kerkenraad A was een belangrijk punt om met de ineensmelting rustig aan te doen de vrees dat in eigen gelederen een scheuring zou ontstaan. Wat zouden de tegenstanders van ineensmelting doen als beide kerkenraden zouden besluiten samen te gaan? De voorbeelden waren elders in het land te zien. Zo hadden twee christelijke gereformeerde predikanten op hun synode een bezwaarschrift ingediend tegen de ‘Vereniging’ en hadden – toen de ‘Vereniging’ toch doorging – de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Kerk gesticht.

    En zo hadden bijvoorbeeld in het Friese Suawoude de kerkenraad en de gemeente zich onder leiding van hun ds. J.W. Draijer (1851-1894) in 1893 zich losgemaakt van de Gereformeerde Kerken ‘om te blijven wat wij waren, namelijk christelijk gereformeerd’. Voor zoiets was men ook in Aalten bang. Dat remde ongetwijfeld het tot stand komen van de eenwording van beide kerken.

    Anderhalf jaar nadat kerkenraad A de samensprekingen in de ijskast had gestopt, vroeg kerkenraad B in een brief of kerkenraad A de ineensmelting van beide gemeenten eigenlijk wel wilde. En zo ja, wat deed de kerkenraad dan allemaal om tot samengaan te komen? Of was de kerkenraad misschien bang voor een scheuring in eigen gelederen? Kerkenraad A antwoordde toen dat de meerderheid van de kerkenraad intussen weliswaar voor samengaan was, maar dat wilde niet zeggen dat het dan ook meteen kon doorgaan. Kerkenraad A schreef niets over de houding van veel van de eigen gemeenteleden…

    Dat vond kerkenraad B jammer. Hij besloot de weekgodsdienstoefeningen – zo’n beetje het enige dat gezamenlijk gedaan werd – stop te zetten. En dat vond kerkenraad A weer jammer.

    Ds. Gangel vertrekt

    Ds. Gangel vertrok in 1895 naar de Gereformeerde Kerk te Rijswijk (Z.H.), na op 28 april afscheid genomen te hebben van de gemeente te Aalten. Het jaar daarop al werd hij gereformeerd predikant te Voorst, maar in 1900 ging hij van de Gereformeerde Kerken ‘terug’ naar de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij overleed op 27 juli 1908 in Arnhem.

  • Ds. Herman Theodorus Obbink

    Ds. Herman Theodorus Obbink

    NH predikant, theoloog, bijbelvertaler en hofprediker

    Herman Theodorus Obbink werd op 23 januari 1869 geboren op boerderij de Rikkert in de Aaltense buurtschap Heurne. Hij was een tweelingbroer van Johan Obbink, o.a. medeoprichter van de Zuivelfabriek en ‘de Landbouw’ in Aalten.

    Op 16-09-1889 vertrok Herman, 20 jaar oud, naar Doetinchem, en woonde daar aan de Burg. van Nispenstraat (link). Daar stond de Latijnse school (later Stedelijk Gymnasium / Gemeentelijk Lyceum).

    Op 20 september 1892 vertrok hij uit Doetinchem naar Utrecht, waar hij studeerde aan de Universiteit Utrecht. Vervolgens stond hij als predikant in Hoogersmilde, Kamperveen, Middelburg en Den Haag. Op 2 december 1901 promoveerde hij te Utrecht op “De heilige oorlog volgens den Koran”.

    Op 20 april 1897 trouwde hij met Jantine Gérardine ten Cate (1874-1949). Het echtpaar kreeg drie zonen.

    Hoogleraar

    In 1910 volgde zijn benoeming tot hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam met de leeropdracht “Algemene godsdienstgeschiedenis en de geschiedenis van de israëlietische godsdienst”. Zijn oratie was getiteld “De beteekenis van Egypte en Babylonië in de oude religieuze denkwereld”.

    In 1913 werd hij benoemd tot hoogleraar Theologie en Godsdienstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Zijn oratie was getiteld “Over Oud-Aegyptische voorstellingen aangaande dood en leven”. De onderwerpen van beide oraties reflecteren zijn interesse in de Egyptische en Babylonisch-Assyrische wereld, die hij altijd in connectie met het Oude Testament heeft bestudeerd. Aan de Universiteit Utrecht gaf hij ook taalcolleges Assyrisch en Oudegyptisch.

    Bijbelvertaler en hofprediker

    In 1924 verscheen Obbinks vertaling van het Oude Testament. Deze werd in 1927 aangevuld met een vertaling van het Nieuwe Testament door zijn collega Annéus Marinus Brouwer (1875-1948). De vertaling, de “Utrechtse vertaling“, wordt meestal “Obbink en Brouwer” genoemd. Hij was rector van de Universiteit Utrecht in 1928/1929. In 1939 ging hij met emeritaat; zijn zoon Hendrik Willem Obbink volgde hem op.

    Van 1929 tot 1947 was Obbink hofprediker. In die hoedanigheid ging hij in 1937 voor in de inzegening van het huwelijk van koningin Juliana en prins Bernhard. Ook doopte hij prinses Beatrix, leidde hij de begrafenis van koningin Emma en van prins Hendrik, de man van koningin Wilhelmina (bron).

    Onderscheidingen

    Obbink was lid van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (1929) en ontving een eredoctoraat van de Universiteit van Debrecen. Hij werd benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, Commandeur in de Huisorde van Oranje en Commandeur in de Orde van Verdienste (Hongarije).

    Herman Theodorus Obbink overleed op 29 december 1947 te Utrecht, op de leeftijd van 78 jaar. Hij werd begraven op begraafplaats Den en Rust te Bilthoven.

    In Utrecht is een straat naar hem vernoemd, de Obbinklaan.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen

  • Fatih Moskee Aalten

    Fatih Moskee Aalten

    Bodendijk 12, Aalten

    Beschrijving

    Dit voormalig Hervormd Jeugdcentrum was later in gebruik als peuterspeelzaal en wordt sinds 2009 door de Stichting Fatih Aalten gebruikt als moskee. De ruimte is sfeervol aangekleed en kleurrijk gedecoreerd. De prachtige handgemaakte tegels in de gebedsruimte zijn afkomstig uit Turkije.

    De Stichting Turkse Sociaal Kultureel Centrum Aalten (heden HDV Aalten Fatih Camii) maakt sinds 1989 onderdeel uit van de Aaltense samenleving. De oprichters, een groep Aaltenaren met de Turkse etniciteit, zagen Aalten niet langer als een tijdelijke woonplaats, maar als hun nieuwe thuis. Binnen de gemeenschap ontstond een groeiende behoefte aan een moskee en die werd dus in 2009 aan de Bodendijk gerealiseerd.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Kenmerken

    Kadastraal nr.K-908
    FunctieJeugdcentrum,
    Peuterspeelzaal,
    Moskee
    Bouwjaar1972
    Monumentnee