Het Gasthuis of Armenhuis was een instelling van de hervormde diaconie aan de toenmalige Gasthuisstraat, tegenwoordig Haartsestraat, in Aalten.
Op de kadasterkaart uit 1832 rechts (klik om te vergroten) zien we de exacte locatie, tegenwoordig ongeveer op de plek van Haartsestraat 14 t/m 18.
Bovenstaande foto toont de Gasthuisstraat rond 1900. Rechts, voorbij de burgemeesterswoning – het latere postkantoor – zien we nog net een gedeelte van het Gasthuis. Helemaal achteraan zien we ook nog net het Luutenshuus.
Het Gasthuis telde aan de straatzijde en aan de tuinzijde elk tien vertrekken, elk met een oppervlakte van 17 tot 22 m². Elk vertrek telde twee bedsteden. Men had met een aantal vertrekken samen een privaat (toilet). In de tuin had menigeen dan nog een ‘sikkestal’.
De bewoners behoorden niet alleen tot de meest arme bevolking, maar ook doorgaans tot de minst ontwikkelden. Om en in het Gasthuis hoorde men dan ook nog al eens scheldpartijen, onderlinge ruzietjes en dergelijke. De bewoners waren vaak mikpunt van pesterijen door de Aaltense jeugd.
Eén van de bewoners bezorgde voor een cent huis aan huis een kruiwagen fijn wit zand om de stenen vloeren mee te bestrooien. Had hij een paar centen, dan werd er gauw een borrel voor gehaald om vervolgens weer te gaan ‘sparen’ voor de volgende.
In 1904 werd het Gasthuis afgebroken. De oudjes er op dat moment nog woonden verhuisden naar het Rusthuis aan de Hogestraat.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I1116 – I1135
de Hervormde Armen van Aalten
Huisnummering
In het bevolkingsregister wordt iedere kamer / huishouden op een aparte gezinskaart vermeld. Onderstaand overzicht bevat voor iedere periode een link naar de eerste gezinskaart in het bevolkingsregister waarvan wij denken dat het bij het armenhuis aan de Haartsestraat hoort. Van daaruit kun je verder bladeren om alle bewoners in de betreffende periode te vinden.
We willen later nog een meer uitgebreide tabel maken waarin alle bewoners worden vermeld, zodat het – voor bijvoorbeeld genealogen – nog eenvoudiger is om te zien wie er hebben gewoond. Fouten voorbehouden!
Aalten had vroeger ook nog een katholiek gasthuis. Het Armenpad tussen de Hogestraat en de Stationsstraat, één van de typisch Aaltense Gängeskes, herinnert hier nog aan.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Vrijdagavond waren er in de Sociëteit een 40tal belangstellenden opgekomen om nog iets naders van de tram te vernemen, terwijl de meesten ook schenen gekomen te zijn om door het nemen van aandeelen aan de totstandkoming mede te werken.
Op een vraag van een der aanwezigen of de Pruisische regeering ook subsidie zou geven voor het gedeelte op Duitsch grondgebied, meende men ontkennend te moeten antwoorden. Ook kwam nog ter sprake de wenschelijkheid van aansluiting aan het station te Bocholt, doch men meende dat de Bocholters dit zelf wel zouden zien gedaan te krijgen wanneer de lijn er maar eerst was. Een ander betwijfelde dit, omdat men thans veel kosten aan de Aa besteedt en er niet opgerekend wordt, zoodat er dan later weer veel kosten uit zouden voortvloeien.
Deze en nog enkele andere punten werden besproken naar aanleiding van het voorgelezen rapport, waarvan wij hier enkele aanhalingen weergeven:
Op 19 Februari j.l. werd een richtingskaart met beschrijving aan Zijne Excellentie den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid gezonden en werd in een daarbij gevoegd adres eene ondersteuning aangevraagd van een derde der aanlegkosten incl. rollend materieel. De plannen, begrooting, beschrijving enz. van het gedeelte stoomtram Nederl.-Pruis. grenzen–Bocholt werden door den heer Regierungsbaumeister G. Küchler opgemaakt en zijn deze stukken aan den heer Regierungsrath-Präsident te Munster toegezonden en mochten wij reeds het bericht ontvangen, dat die stukken aan den heer Landrath te Borken en aan den heer Burgemeester van Bocholt ter beoordeeling enz. waren ingezonden. De „landespolizeiliche Vorprüfung” der plannen heeft door de betrokken besturen op Maandag 27 Augustus j.l. plaats gehad.
De keuze der richting van de lijn Lichtenvoorde–Ned. Pruiss. grenzen gaf tot eenige moeilijkheden aanleiding. In de eerste plaats hebben wij het van belang geacht Bredevoort in het plan op te nemen; om daaraan te kunnen voldoen was aankoop van een huis in de kom van het dorp noodig. Alvorens de lijn door Bredevoort uit te bakenen hebben wij ons verzekerd van het bezit van een gedeelte van het huis.
In de tweede plaats om of dóór Aalten. Nadat verschillende waterpassingen bij en in Aalten waren gedaan, kwamen wij tot de overtuiging, dat met het oog op de sterke hellingen die later bij de exploitatie van den stoomtramweg vele zwarigheden zouden opleveren, de richting oostelijk van Aalten de voorkeur moest verdienen, boven die door de kom der gemeente. Van de zijde van het Gemeentebestuur van Aalten en particulieren was veel oppositie tegen die richting. Na besprekingen met eene Commissie uit den Raad werd nogmaals onderzocht op welke wijze aan de bezwaren kon worden tegemoet gekomen.
Het gevolg daarvan was dat twee nieuwe richtingen aan het oordeel van den Raad werden onderworpen. Deze richtingen konden evenmin de goedkeuring van dien Raad verkrijgen; deze bleef bij zijn verlangen dat de stoomtramweg zoo mogelijk door de Kerkstraat moest worden aangelegd. Nadat wij de verlangde richting door de Kerkstraat opnieuw hebben laten opnemen en hoewel ons wederom gebleken is dat de gevolgen niet zullen uitblijven van duurder exploitatie bij deze richting, hebben wij gemeend, met het oog op het welslagen der onderneming, bij den wensch van het Gemeentebestuur van Aalten ons te moeten neerleggen.
Tramhalte Domme Aanleg
Door een en ander zal de richting Lichtenvoorde–Bocholt de navolgende zijn: De lijn vangt aan bij den tweesprong gevormd door den grindweg Lichtenvoorde–Groenlo en den grindweg Lichtenvoorde–Aalten, zoodat aansluiting wordt verkregen, zoowel in de richting van Lichtenvoorde station N.W.S. als in de richting Zeddam. Vanaf bovengenoemden tweesprong volgt de tramlijn den rechterberm van den grindweg naar Aalten tot aan de herberg „de Domme Aanleg”, van daar den rechterberm van den grindweg naar Bredevoort tot ongeveer 100 Meter voor de hoeve „het Nieuwe Bouwhuis”, waar zij den weg kruisende dezen verlaat en op eigen baan in nagenoeg oostelijke richting verder gaat. Vervolgens zuidelijk afbuigende wordt de Kloosterdijk gekruist en komt de tramweg weder op den linkerberm op ongeveer 300 Meter voor de kom van Bredevoort. De lijn loopt door Bredevoort en verlaat de plaats over den Zuidelijken berm van den grindweg naar Aalten. Daarna over de Markt door de Kerkstraat, om vervolgens de oostzijde van den Bocholterweg te volgen. Nabij de grens wordt de weg gekruist en wordt op Duitsch grondgebied de westzijde van den weg tot Bocholt gevolgd.
Zoowel op Nederlandsch als op Duitsch grondgebied wordt een douanestation gevestigd. Aan het westelijk einde van het dorp Lichtenvoorde zal een loods voor locomotieven en rijtuigen worden gebouwd, met werkplaats en woning (tevens kantoor), voorts station en goederenloods benevens woning voor den stationschef; nabij Zeddam is een hulploods voor locomotieven en rijtuigen ontworpen. Te Aalten en Bocholt worden eveneens loodsen voor locomotieven en rijtuigen gebouwd. Behalve op bovengenoemde plaatsen zijn wisselplaatsen ontworpen nabij Harreveld, in den Heelweg, Varsseveld, Westendorp, en Etten. Verder te Bredevoort en aan de Nederl. Pruiss. grenzen. In Lichtenvoorde, Varsseveld, Zeddam, Aalten en Bocholt zullen eenvoudige inrichtingen worden gemaakt ten behoeve der watervoorziening van de locomotieven en verder haltegebouwen enz. waar deze later zullen blijken noodig te zijn.
Langs de ontworpen tramlijnen zal een telefoonleiding worden aangelegd, (waarvan echter voorloopig door het publiek geen gebruik mag worden gemaakt).
Tramstation Aalten
Voorgesteld wordt aan te schaffen: 8 locomotieven, 10 personenrijtuigen en 45 goederenwagens. Met de Geldersche Stoomtram-Maatschappij te Doetinchem zijn onderhandelingen geopend over het medegebruik van het gedeelte Stoomtramweg dier Maatschappij en van de Gendringsche tramwegmaatschappij onder Terborg, terwijl eveneens met het Waterschap van den „Ouden IJssel” en met de beheerders van den weg Terborg–Etten onderhandelingen worden gevoerd over de voorwaarden voor het passeeren van de stoomtram over den Ouden IJsselbrug.
Wij hebben ons in verbinding gesteld met de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij te Amsterdam over de kruising van den G.-O. Lokaalspoorweg bij Aalten en bij Terborg en over het leggen van rails op het stationsemplacement te Lichtenvoorde.
De aanlegkosten voor de lijn Lichtenvoorde–Zeddam zijn begroot op ƒ 453.000,– waarvan worden afgetrokken rentelooze voorschotten van rijk en provincie tot een bedrag van ƒ 196,300,– zoodat een aandeelenkapitaal moet gevonden worden in ronde cijfers van ƒ 260,000. Die voor de lijn Lichtenvoorde–Bocholt zijn begroot op ƒ 360.000,–. Men verwacht dat rijk en provincie een renteloos voorschot zullen verlenen van samen ƒ 104.000,–, zoodat ook voor deze lijn een kapitaal in ronde cijfers van ƒ 260.000,– moet gevonden worden. Gedurende de eerste twintig jaren is over het maatschappelijk kapitaal van ƒ 520.000,– door de reeds toegezegde en door de nog aan te vragen rentegarantie ad ƒ 16.900,– een rente verzekerd van 3¼ % ’s jaars.
Reeds van zeer vroegere tijden hebben tusschen de gemeenten Lichtenvoorde, Aalten en Bocholt veel handelsbetrekkingen bestaan en dat deze nog niet zijn verdwenen, doch voortbestaan, blijkt uit de aanzienlijke ontvangsten (± M. 80000) van het Duitsche grenskantoor. Op dit oogenblik gaan een groot aantal arbeiders uit Bredevoort en Aalten hetzij te voet, per fiets of per wagen naar de fabrieken te Bocholt. Deze arbeiders zullen ongetwijfeld van de tram gebruik maken, wanneer er werktreinen loopen, omdat zij dan niet voor dag en dauw op weg behoeven te gaan, en ’s avonds bij tijds weder tehuis kunnen zijn. Op een dagelijksch vervoer van minstens 200 arbeiders naar Bocholt kan met gerustheid gerekend worden, benevens op een belangrijk vervoer van levensmiddelen naar Pruisen. De stad Bocholt is eene zeer bloeiende fabrieksplaats met een steeds aangroeiende bevolking. Een belangrijk verkeer tusschen Aalten en Bocholt is te verwachten.
De ontworpen stoomtramlijnen kunnen, wat ligging enz. betreft, ongeveer gelijk gesteld worden met den Gendringschen Tramweg. Volgens het verslag van den Directeur der Geldersche Stoomtram-Maatschappij (exploitant van den stoomtramweg Terborg–Gendringen) bedroegen de ontvangsten van genoemden tramweg over het boekjaar 1899/00 per dagkilometer: reizigers ƒ 2,76, goederen ƒ 3,49, te zamen ƒ 6,25.
Ofschoon wij geene reden kunnen vinden om voor de ontworpen lijnen een mindere opbrengst te verwachten, willen wij voorzichtigheidshalve de opbrengst per dagkilometer van Terborg–Gendringen à ƒ 6,25, met 25 % verminderen, alzoo ƒ 4,69, als maatstaf voor de nieuwe lijnen aannemen, makende voor 49,2 kilometer x ƒ 4,69 x 365 dagen (rond) ƒ 84.300,– de exploitatiekosten, ruim genomen, zullen bedragen ƒ 50.200,– en afschrijving 1 % van aanleg ƒ 8.100,–, samen ƒ 58.300,–, zoodat een batig saldo blijft van ƒ 26.000,– d.i. 5 % van het aandeelenkapitaal.
Uit het vorenstaande moge dus blijken, dat wanneer al de uitkomst in de eerste jaren niet zoo gunstig mocht zijn als uit de vrij nauwkeurige berekeningen is af te leiden, de onderneming voor de aandeelhouders eene vrij soliede geldbelegging zal blijken te zijn, en voor de streek een aangenaam en vlug verkeersmiddel, welk voorzeker een krachtige stoot zal geven aan de ontwikkeling van het buurt- en vreemdelingenverkeer en handel en nijverheid zal doen toenemen. De naam zal zijn: Geldersch-Westfaalsche Stoomtram weg-Maatschappij.
Na eenig gepraat onder elkaar worden enkele op de verschillende tafeltjes gelegde lijsten ter hand genomen en ingevuld, doch het verzoek wordt gedaan om de lijst, waar de leden van het comité op geteekend hebben, te mogen zien en daarop worden nu door een aantal personen hunne handteekening met het te nemen aantal aandeelen geplaatst. De lijst wordt op verzoek voorgelezen en toen bleek, dat voor een bedrag van ƒ 24.500 was geteekend.
Toen de leden van het comité op de vraag van den heer W.H. Lammers, verklaarden niet voornemens te zijn om met de lijsten bij de ingezetenen rond te gaan, teneinde nog meer aandeelen te plaatsen, meende deze dat er dan van de zaak niet veel terecht zou komen. Hij en een paar andere heeren verklaarden zich echter bereid lijsten mede te nemen om te beproeven het getal der geplaatste aandeelen nog te vergrooten, waarna de vergadering wordt gesloten.
N.B. De foto’s op deze pagina zijn toegevoegd ter illustratie en horen niet bij het oorspronkelijke artikel.
Het Armenpad, dat de Hogestraat en de Stationsstraat met elkaar verbindt, is één van de typisch Aaltense Gängeskes. De naam herinnert aan het rooms-katholieke gasthuis (armenhuis) dat hier ooit stond.
Dit armenhuis bestond uit acht kamers van elk 4 bij 4 meter en stond op grond van Dr. Hartman. De bewoners ontvingen steun van de Rooms-Katholieke Kerk, die hen voorzag van kleding en voedsel. Daarnaast hadden ze een klein tuintje, waarin ze bijvoorbeeld een geit konden houden. In 1937 kwam er een einde aan het gasthuis, toen de familie Hartman besloot de bewoners niet langer op hun grond te laten wonen.1
Rond 1912 werden de acht woningen opnieuw ingedeeld tot vier woningen.
Behalve het katholieke gasthuis had Aalten vroeger ook een hervormd gasthuis aan de huidige Haartsestraat.
Fragment kadastrale kaart, 1860Kadasterkaart, 1913 4
Bewoners
Onderstaand overzicht bevat van 1860 t/m 1910 per periode en kamer/huishouden een link naar de bijbehorende gezinskaart in het bevolkingsregister.56 Wat ons opviel: het lijkt erop dat bewoners wel eens van kamer wisselden; de bewoners waren meestal alleenstaande vrouwen (weduwen); en veel hebben als geboorteplaats Bocholt. Ons onderzoek is nog gaande, fouten voorbehouden!
Allerlei ware en onware geruchten omtrent het oprichten van een electrische fabriek in de gemeente Aalten doen de rondte; reden waarom het goed kan zijn het volgende onder de aandacht van het publiek te brengen. De Maatschappij „De Laval” te Amsterdam heeft inderdaad het plan, om eene installatie voor licht- en kracht-overbrenging in de gemeente Aalten op te richten. In de vorige week zond zij reeds hare ingenieurs tot voorloopige besprekingen en onderzoekingen, tot welk doel die heeren ook een langdurig onderhoud hadden met onzen edelachtbaren heer Burgemeester.
Of nu die installatie voor de gemeente Aalten van belang is? Dat electrische verlichting niet alleen mooi en gemakkelijk is, maar ook het brandgevaar grootelijks vermindert, is genoeg bekend.
„Ja, maar de kosten! De electrische verlichting zal de gemeente geld kosten!”
De heer Rittershaussen, ingenieur der „De Laval”-Maatschappij, verklaarde aan ondergeteekende, dat zijne Maatschappij de gemeente electrisch verlichten zal voor denzelfden prijs die nu de petroleum-verlichting kost. Dus betere verlichting zonder meerdere kosten.
„Maar, voor particulieren zal dat nieuwe licht te duur zijn!”
De ingenieur verzekerde, dat men voor ƒ 12.– per jaar, dat is dus voor even drie centen per dag naar hartelust een lamp kan laten branden van voldoende lichtsterkte; desgewenscht brengt de Maatschappij ook een lamp aan in het slaapvertrek, die in afwisseling met de lamp in het woonvertrek, zonder prijsverhooging kan gebruikt worden. Bij dergelijke inrichting blijven de kosten van een Meter bespaard.
„Maar die zaak zal hier niet kunnen bestaan!”
De heer Rittershaussen antwoordt, zoo zij geen tegenwerking ondervindt zal zijne Maatschappij binnen een half jaar de installatie gereed hebben, en is er zeker van, dat zij binnen twee jaar te Aalten en Breedevoort genoegzaam lampen zal geplaatst hebben, om met goed gevolg hare zaak te kunnen drijven. Te voren aanvragen wie aansluiting wenscht, acht hij geheel overbodig. Doch, van nog meer belang voor onze gemeente is het, dat de Maatschappij „De Laval” bij de electrische verlichting ook gelegenheid geeft aan ieder, die zulks wenscht, kracht te huren om machines in beweging te brengen.
Op die wijze zal de klein-industrie, die door de concurrentie met de stoomfabrieken in onze gemeente evenals elders langzaam te gronde gaat, op nieuw krachtig kunnen opbloeien. Hout-, pijp- en knoopendraaiers, molenaars en meelfabrikanten, tabakskervers, houtzagers, boekdrukkers, schoenmakers, waschinrichtingen, in een woord allen, die drijfkracht voor hun bedrijf noodig hebben, kunnen door de electrische installatie in staat gesteld worden, om zonder groote bezwaren de concurrentie het hoofd te bieden.
Bovengenoemde ingenieur verklaarde dat zijne Maatschappij ook genegen is de zoo lang gewenschte tramverbinding Lievelde–Bocholt tot stand te brengen door den aanleg en exploitatie van een electrische tram. Dat het de Maatschappij bij hare aanvrage om concessie’s niet te doen is om geld te slaan uit zulke concessie’s, maar om werkelijk de plannen uit te voeren, blijkt wel hieruit, dat zij reeds ruim 1500 Laval-Turbines met circa 33,000 eff. paardekracht in werking heeft.
Uit een en ander is duidelijk van welk belang eene electrische installatie voor licht- en kracht-overbrenging voor onze gemeente is.
Onder beleefde dankbetuiging voor de plaatsing heb ik de eer te zijn van U, Mijnheer de Redacteur,
de dw. dienaar B.S. MULDER, Pastoor. Breedevoort, 15 Febr. 1899.
Aaltensche Courant, 9 september 1899
Ingezonden – Eene bijdrage en toelichting omtrent de electrische verlichting van Aalten en Breedevoort.
Buiten verantwoordelijkheid der redactie.
Het is nu reeds eenige maanden geleden, dat door de Maatschappij „de Laval” te Amsterdam het plan gemaakt werd om onze gemeente te voorzien van electrisch licht en electrische krachtoverbrenging om de inwoners in de gelegenheid te stellen hunne huizen mooi, goedkoop en gemakkelijk te verlichten, maar bovenal ook om hunne industrie te vergrooten of te vergemakkelijken door middel van electriciteit. Hierdoor toch worden veel arbeidskrachten gespaard en kan men veel goedkooper werken dan wel door middel van stoommachines of motoren, welke betrekkelijk duur zijn en veel arbeid medebrengen.
Onze geachte Gemeenteraad heeft eenige zittingen gewijd aan het wel- of niet-verleenen van verlof tot oprichting van deze voor onze gemeente zoo nuttige instelling. Evenwel is er tot nu toe nog niets beslist en m.i. staan de zaken slechter dan voor een paar maanden, want uitstel wordt zoo gemakkelijk afstel, en zoo zouden we ons zelven schade berokkenen. De hoofdzaak van dezen stilstand is echter dat eenige Raadsleden in de dwaling verkeeren dat electrisch licht gevaarlijk zoude zijn, zelfs het Raadslid de heer Th. Driessen is van dit gevoelen, ofschoon zijne fabriek door electriciteit verlicht wordt.
Het tegendeel is evenwel waar, het volgende diene ten bewijze:
1°. Electrisch licht kan aangebracht worden door middel van kabels, welke geisoleerd zijn, d.i. door kabels, welke zoodanig omwonden of bedekt zijn, dat ze niet het minste gevaar opleveren bij contacten met menschen of dieren. Derhalve bestaat van deze zijde geen gevaar om kabels aan te leggen van Breedevoort naar Aalten en vice versa of om in Aalten en Breedevoort geleidingen langs de huizen te maken.
2°. Bij het verbinden van de te verlichten gebouwen met den hoofdkabel neemt men de grootste voorzorg in acht doordat men op de plaats waar de stroom het huis binnen komt een stukje looden draad of wel ander week metaal aanbrengt, waardoor de stroom het huis binnen gaat. Wordt nu de stroom te sterk, dan smelt het tusschengevoegde weeke metaal en alle gevaar (hetwelk trouwens niet groot en gevaarlijk is) is geweken. Door middel van een ander stukje week metaal kan men gemakkelijk den in tusschentijd getemperden stroom in contact brengen met de lampen.
3°. Electrisch licht is feitelijk alléén een stroom welke door zeer dun draad gaat, welk draad zich bevindt in eene luchtledige glazen bol of peer. Mocht dus deze bol of peer breken, dan komt dat dunne draadje direct in verbinding met de lucht, het verkoolt in een minimum van tijd, waardoor de stroom afgebroken wordt en geen gevaar meer voorhanden is.
Ik meen hierdoor genoegzaam bewezen te hebben dat electrisch licht niet het minste gevaar oplevert, doch wel een zeer groot voordeel medebrengt; want de wel eens zeer hooge prijzen der petroleum blijven zonder invloed op onze gemeente en daarenboven kan men voor den zeer lagen prijs van ƒ 12 het geheele jaar mooi licht hebben, en zeer gemakkelijk gaat alles te werk, nl. door eenvoudig een hefboom om te halen, en alles is klaar.
Het grootste voordeel bestaat echter hierin, dat men door middel van electrische kracht allerhande machineriën kan drijven, om niet te gewagen van een tram. Het kan dienen tot het in beweging brengen van weefgetouwen, draaimachines, molens, etc. etc., zooals in Duitschland reeds veel geschiedt. Alléén door middel van electriciteit kan men goedkoop en mooi vernikkelen en vergulden en verschillende apparaten als groote microscopen etc. verlichten door middel van koolstaven.
Bewijzen genoeg dat electrisch licht en krachtoverbrenging voor onze gemeente niet alleen voordeelig, doch zeer gewenscht is. Overal in Duitschland heeft men electrische trams, welke zelfs langs kabels loopen, welke niet geisoleerd zijn, als bijv. in Duisburg, Oberhausen en omgeving en van Krefeld naar Dusseldorf etc., verder heeft men daar ook overal electrisch licht en electrische werkkrachten.
Ik hoop en verwacht dat de heer Driessen, alsmede de geheele Raad, tot andere gevoelens is gekomen en na de eerstvolgende raadsvergadering een toestemmend antwoord aan de Maatschappij „de Laval” gezonden worde, opdat uitstel hier geen weigering worde. Mocht evenwel de Raad niet overtuigd zijn of deze bewijzen niet gelooven, dan hoop ik dat ze een kijkje gaan nemen in de opgegeven Duitsche plaatsen.
Breedevoort, 4 Sept. 1899. a QUERCU.
Arnhemsche Courant, 19 februari 1900
Aalten, 17 Febr. – Aan de firma Hofstede Crull, te Borne, is door den Raad van Aalten concessie verleend voor het aanbrengen van electrische verlichting al daar.
‘Het komende licht’ – De Nieuwe Aaltensche Courant, 29 juni 1923 (klik om te vergroten)
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Bronnen
Aaltensche Courant, 18 februari 1899 (via delpher.nl)
Aaltensche Courant, 9 september 1899 (via delpher.nl)
Arnhemsche Courant, 19 februari 1900 (via delpher.nl)
De Nieuwe Aaltensche Courant, 29 juni 1923 (via delpher.nl)
Op 6 september 1898 kreeg Nederland een nieuwe vorstin: koningin Wilhelmina. Op 31 augustus 1898 was Wilhelmina achttien jaar geworden en daarmee kreeg ze ook de bevoegdheid om de regering op zich te nemen. De inhuldiging vond een week na haar achttiende verjaardag plaats in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Deze feestelijke gebeurtenis werd in het hele land uitbundig gevierd. Ook in Aalten en Bredevoort werd het kroningsfeest gevierd.
Ter gelegenheid van het 40-jarig regeringsjubileum van de Koningin, blikte de Aaltense Courant in 1938 terug op het kroningsfeest voor Wilhelmina:
Nu de voorbije feestdagen ter gelegenheid van het 40-jarig regeeringsjubileum van H. M. de Koningin nog versch in het geheugen liggen, is het misschien niet onaardig – en de ouderen onder onze lezers en vooral zij, die deze feesten meer van nabij meemaakten, zullen het zeker ten zeerste op prijs stellen – wanneer wij eens het een en ander mededeelen over de Kroningsfeesten, welke hier te Aalten zoowel als elders met eenzelfde geestdrift gevierd werden als dit nu met het 40-jarig regeeringsjubileum het geval was. Kortheidshalve moeten wij ons hierbij in hoofdzaak beperken tot de gemeente Aalten. Ons courantenarchief bewijst ons hier uitstekende diensten.
Wij schrijven Woensdagavond 5 Januari 1898: vergadering van het comité voor de viering van het Kroningsfeest in de Sociëteit op het Blik. Ons nummer van den 8en Januari 1898 geeft daarvan het volgende verslag:
Aaltensche Courant, 20 augustus 1898
„Onder voorzitterschap van den heer A.P. Slicher van Bath vergadert de commissie voor de viering van het Kroningsfeest. Ook de verschillende buurtschappen waren hierbij vertegenwoordigd doch van één deel der gemeente n.l. Bredevoort waren geen afgevaardigden in de commissie gekozen, omdat men verwachtte, dat aldaar wel een afzonderlijk feest gevierd zal worden. Al spoedig bleek, dat er verdeeldheid was en een warm debat over enkele punten bleef dan ook niet achterwege. Uiteindelijk werd besloten dat, als de muziek zich wil laten vinden, er op 31 Augustus en 1 September feest gevierd zal worden. Van het gemeentebestuur zal een bijdrage gevraagd worden ten behoeve van een kinderfeest voor alle in de gemeente bestaande scholen en voor een uitdeeling aan behoeftigen en ouden van dagen.”
Het door de commissie aan den raad dezer gemeente gerichte adres om een subsidie voor de te houden feesten, als in haar vergadering van 5 Januari, vond in den Raad een gunstig onthaal, al kon men het in de zitting van 12 Februari niet eens worden over de grootte van het toe te kennen bedrag, waarna deze zaak werd aangehouden tot een volgende vergadering. Hier bleek meer overeenstemming te bestaan. Ons nummer van 12 Maart 1898 bericht hierover:
„In de hedenochtend gehouden raadsvergadering werd met eenparige stemmen besloten aan het Kroningscomité een subsidie te verleenen van f 300.– met de bedoeling, dat daarvan f 150.– zal worden bestemd voor de schoolkinderen en f 150.– om daarmede ook den armen dezer gemeente een vroolijken dag te bezorgen”.
Het Comité was meer dan tevreden met dit bedrag. Een dergelijke som beteekende in die dagen heel wat en de heer Slicher van Bath was dan ook wel de tolk van heel de bevolking, wanneer hij in de daaropvolgende vergadering van het comité den raad den diepgevoelden dank overbracht voor deze toekenning. Het is ons niet bekend of door middel van lijsten ook bijdragen werden gevraagd van de ingezetenen ter bestrijding van de kosten der te houden feestelijkheden. Wij konden hierover geen enkele mededeeling vinden.
Wat de verdere werkzaamheden van het comité betreft, hierover kunnen wij geen nadere mededeelingen doen, daar ons deze niet bekend zijn. Wel kunnen wij constateeren, dat het in den opzet der feestelijkheden naar ieders wensch geslaagd is en Aalten toendertijd feest gevierd heeft, waarop het nog lange jaren met voldoening kon terugzien. Men oordeele slechts over het volgende programma:
Zie afbeelding rechts (klik om te vergroten).
Verslag der feestelijkheden
Tenslotte laten wij hier volgen het verslag der feestelijkheden zooals dat voorkomt in ons nummer van 3 September 1898:
Aaltensche Courant, 10 september 1898
„Nadat ten 7 ure alle klokken gedurende een half uur waren geluid, werd te half negen een muziekuitvoering op de Markt gegeven en werd vervolgens in de verschillende Kerkgebouwen Gods zegen afgesmeekt voor het welzijn van de jeugdige Vorstin en hare door Nederland zoo hoog gewaardeerde Moeder. De aanspraak van den Burgemeester, welke voor een groot gedeelte onverstaanbaar was, werd gevolgd door een uitvoering van de voor deze gelegenheid opgerichte zangvereeniging onder leiding van den heer Veldkamp. De gezongen liederen klonken flink over het plein en de woorden waren wel geschikt om de geestdrift op te wekken.”
Van 12—3 uur vond de tentoonstelling „Floralia” in de Sociëteit plaats, welke honderden bezoekers trok. Prijswinnaars waren: Eerste prijzen: Dirk Wiggers, J. Hoogenkamp, D.J. Heinen en J.W. te Hennepe; tweede prijzen: Derk Mijnen, Toon Schepers, E.J. Vreeman en J. Oberink; derde prijzen: Jan te Sla, H. Winkelhorst, G.J. Hoitink en Bern. te Brake; vierde prijzen: vrouw Wechgelaer-Doornink, Mina te Loo, Hendrik Koelman en Chr. Hoens. Onder de 105 inzenders werden 72 prijzen verloot. Als eene verrassing werd aan Derk Mijnen en Derk Peters ieder een zilveren remontoir-horloge uitgereikt, omdat zij gedurende de laatste elf jaren de meeste eerste prijzen hadden behaald.
Een even gunstig oordeel als over de verlichting in den tuin der Sociëteit, wordt door bijna allen geveld over den optocht en roemt men als om strijd de fraai versierde wagens en fietsen en de keurige costumes van de twee herauten en de knapen en meisjes. ’t Was in een woord prachtig en het is dan ook wel zeker dat het veler verwachting heeft overtroffen. De optocht werd besloten door de kinderen van de openbare dorps- en buurtscholen, die in de feesttent onthaald werden en zich om beurt konden vermaken in de op het terrein aanwezige draaimolen.
De tweede dag was meer gewijd aan de verschillende wedstrijden, als in het schieten, vliegerwedstrijd en ringrijden. Ten getale van 228 trokken de schutters, waaronder velen te paard, voorafgegaan door herauten, muziek en feestcommissie ’s morgens door het dorp en werd voor de huizen van den burgemeester en van den heer Slicher van Bath halt gehouden en door den banierdrager „het vaandel geslagen”.
In den schietwedstrijd werden overwinnaars: 1e prijs (regulateur) A.J.G. Beernink, 2e (flobert-karabijn) G.W. van Eerden, 3e (horloge) W. Meerdink, 4e (petroleumstel) J. Probst, 5e (porceleinen servies) H. Hoopman, 6e (twee kistjes sigaren, H.J. Degenaar. Vreemdelingenprijs (wandelstok) H. Weenink uit Bocholt. Door den heer Slicher van Bath waren voor de beide eerste prijswinnaars ieder een medaille beschikbaar gesteld, welke gedurende 3 jaren door het opnieuw winnen van een prijs moeten worden verdedigd. Van de ringrijderij, waaraan door 20 personen werd deelgenomen, was de uitslag: 1e prijs bij loting (12 gulden) J. Berendsen, 2e (een trens) H. Berendsen), 3e (singeldeken) B. Westerveld, 4e (wekker) M. Bongers, 5e (horloge) H. Bouhuis. In den vliegerwedstrijd behaalde W. Huinink 3 prijzen, n.l. voor de schoonste vlieger een horlogeketting, voor de grootste een portemonnaie, en voor het hoogste de 1ste prijs een horloge; de 2e prijs kreeg E. Fles en de 3e Chr. Mengerink.
De feestvreugde is in Aalten, zoover wij weten, door geen enkelen wanklank gestoord. Op beide feestterreinen is alles in goede orde afgeloopen. Van alle huizen, op een enkele uitzondering na, wapperde de driekleur, doch van versiering der woningen en straten was niet veel te bespeuren. Ook de versiering van het gemeentehuis had weinig te beteekenen, en de verlichting liet veel te wenschen over.
Kroningsfeest Bredevoort
Wat de feestelijkheden in Bredevoort betreft, ook hier was voor een uitgebreid programma gezorgd. Deze vonden plaats op 6 en 7 September.
6 September: ’s morgens 6 uur: reveille; 7–7½ uur: klokgelui; 7½–8 uur: muziek op den toren; 8½ uur; planting van den Wilhelminaboom; 9 uur: optocht; 10 uur: schietwedstrijd; 12–12½ uur; muziek op het Zand; 2–6 uur: verschillende volksspelen, wo. wedloop van drievoeters enz. enz.; 7 uur verlichting van het Zand; 8½ uur: fakkeloptocht.
7 September: ’s middags 2 uur: schoolfeest.
Uit het verslag der feestelijkheden nemen we o.a. het volgende over:
„’s Morgens te 9 uur werd op het Zand de optocht georganiseerd die er, met zijn ruiters en schoolkinderen en banieren zeer kleurig en schoon uitzag.Eerst werden de eere-leden, de hh. B.S. Mulder, pastoor, en A.J. Wartena, predikant, afgehaald, waarna de stoet zich naar het Marktplein begaf ter planting van den Wilhelminaboom (geschonken door den heer Bulten te Aalten). Na een kort woord van den voorzitter der feestcommissie, den heer Stöcker, zetten de eere-leden pastoor Mulder en Ds. Wartena de beteekenis van den te planten Wilhelminaboom uiteen, waarna tot planting werd overgegaan. Een „Leve de Koningin” besloot deze plechtigheid.
Des middags vonden de schietwedstrijden plaats. Winnaars werden: 1e prijs: J. Piek H.J.zn.; 2e prijs J. Piek J.Dzn.; 3e prijs: J. Thomson; 4e prijs: H. den Hartogh en 5e prijs: H. Veldkamp Azn. Bekroningen van eerepoorten: Poort Landstraat–Prinsenstraat bij den heer J. B. Voltman 1e prijs; Landstraat–Markt bij den heer B.G. Lammers 2e prijs; bij den heer Van Heerde, Hosse, 3e prijs; bij de pastorie, Zand, 4e prijs, en bij den heer ten Barge, Ganzenmarkt, 5e prijs.”
Bronnen
Aaltensche Courant, 20 augustus 1898 (via Delpher)
Aaltensche courant, 10 september 1898 (via Delpher)
Aaltensche Courant, 13 september 1938 (via Delpher)
Op 9 april 1896 behandelde de Aaltense gemeenteraad een verzoek van het christelijke werkliedenverbond Patrimonium tot “afschaffing der publieke vermakelijkheden (kermis, dansen in herbergen op marktdagen als anderszins), waardoor zedelijkheid en godsdienstzin zullen worden bevorderd”. Een verhitte discussie tussen vóór- en tegenstanders volgde. De raadsvergadering werd voorgezeten door burgemeester Tack.
De Graafschapbode deed verslag:
Alvorens deze zaak te behandelen, wordt een adres voorgelezen van een aantal neringdoenden dezer gemeente, die – vernomen hebbende dat bovenstaand adres zou worden behandeld – te kennen geven, dat hunne belangen worden bedreigd. De afschaffing dier vermakeljjkheden zullen vele bewoners van andere plaatsen weerhouden in onze gemeente te komen, waarvan groote schade voor hen het gevolg zal zijn. Zij verzoeken derhalve den Raad afwijzend op het adres te beschikken.
De Voorz. verklaart zich ten gunste van het laatste adres. De afschaffing zou voor de neringdoenden zeer nadeelig werken. Hij weet dat de gemeente Aalten vredelievend is en eene der eerste plaatsen waar goede orde en tucht heerscht en eene gunstige uitzondering maakt in vergelijking met tal van andere plaatsen. Het lid Lammers is ook van dat gevoelen. De maatregel zou niet baten. Het kwaad zou slechts verplaatst worden naar gesloten bijeenkomsten. Hij ziet in het dansen geen zedeloosheid.
Toen de Verloren Zoon, in de gelijkenis van Jezus, in de ouderlijke woning terugkeerde, hoorde men gerij en gezang, en „gerij” is dansen. Als Jezus tegen dansen was zou Hij dit niet in de gelijkenis toepassen; ook met andere voorbeelden uit de Heilige Schrift toonde hij aan, dat in het dansen zelf geen zonde is. De boog kan niet altijd gespannen zijn, dan wordt de pees slap. Zo ook met de jongelui. Wanneer hun alle genoegens wordt ontzegd zoeken ze het elders. Ook heeft hij nooit gehoord dat op zoo’n avond buitengewone zedeloosheid in de gemeente geschiedde.
De Voorz. heeft eens nagegaan hoe het steeds stond met de processen-verbaal bij dergelijke gelegenheden opgemaakt en kan verzekeren dat het aantal zeer gering is. Het lid W. te Gussinklo heeft met verwondering gehoord, dat de Voorz. Aalten eene der eerste plaatsen noemt die gunstig bekend staan, maar wijst op de f 25000 accijns, welke in één jaar voor jenever wordt betaald. Een massa inwoners heeft aan aan den gemeenen jenever haar ongeluk te danken. De Raad kan het gebruik van den jenever niet geheel den kop indrukken, maar spr. zou doen wat hij kon om het kwaad te bestrijden.
Op de processen-verbaal kon men niet rekenen. Hij kan voorbeelden aanhalen, waarbij dronkenschap de hoofdrol speelde zonder van processen-verbaal te hooren. Hiermede wilde hij de politie niet beschuldigen maar zou een verscherpt toezicht noodig achten. Hij noemt de aanhaling uit de Heilige Schrift door het lid Lammers een dwaallicht. Gods woord leent zich niet om het kwaad te vergoeielijken.
Het lid Pennings zegt dat men veel kan doen om het misbruik te bestrijden, door het sluitingsuur der herbergen en kroegen te vervroegen. Het lid Lammers protesteert tegen de uitdrukking van het lid W. te Gussinklo, als zou zijne aanhaling een dwaallicht zijn. Hij kon evengoed het gezegde van het lid te Gusslinko een dwaallicht noemen. Het lid W. te Gussinklo meende duidelijk gesproken te hebben. Hij wenscht Gods Woord niet te bezigen om het kwaad te verschoonen, maar brengt hulde aan Patrimonium voor haar genomen besluit.
Het lid v. Eerden vindt in het adres wel waar hij vóór, maar ook veel waar hij tegen is. Wat aangaat het vroeger sluiten der herbergen kan hij zich zelf goed mede vereenigen. De Voorz. geeft den raad de verzekering, dat hij het gewone sluitingsuur op kermis, Mei- en St. Nicolaasmarkten zal toepassen. Het lid v. Eerden brengt in ’t midden, dat bij zeer tegen het dansen is op christelijke feestdagen, zooals dit bij Weenink op den jongsten 2e Paaschdag geschiedde. Daarvoor moest geen toestemming gegeven worden.
Het lid ten Dam is het hiermede niet eens. Op den 2e Paaschdag ziet hij er geen kwaad in als er muziek gemaakt wordt. Dit geschiedt door het geheele land. Door afschaffing der vermakelijkheden treft men het doel niet. Het is hier te doen om de dronkaards te treffen, maar men verkort de rechten tevens van anderen. Men moest de zaak aan den Burgemeester overlaten. De jongelui worden van alles teruggehouden en komen later in vele moeilijkheden om staande te blijven. Er zijn andere machten die daarvoor moeten waken, namelijk: de ouders, de geestelijken en de onderwijzers.
Het lid W. te Gussinklo spijt het, dat het lid ten Dam het adres niet verdedigt. Hij weet wel dat deze maatregelen het kwaad niet geheel zullen doen ophouden, maar de Raad mag den tegenwoordigen toestand niet bestendigen.
Hierna gaat men tot stemmen over. Met 6 tegen 5 stemmen wordt het voorstel verworpen. Vóór waren de leden W. te Gussinklo, S. Gussinklo, Pennings, Bulsink en Luiten.
Dit was zeker niet de enige keer dat dit onderwerp ter sprake kwam. Twee jaar later bijvoorbeeld, vonden de voorbereidingen plaats van het kroningsfeest ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina. In een vergadering van het organiserende comité waren “wereldsche vermakelijkheden” opnieuw onderwerp van discussie. Echter ook hier werd “de danspret met groote meerderheid van stemmen op het programma gehandhaafd”.
AALTEN – 24 Juli. Een vreeselijk ongeluk had heden avond, omstreeks 6½ uur, in het naburig Bredevoort plaats. Zijne Doorluchtige Hoogheid de Bisschop van Utrecht, was heden aldaar, om het Heilig Sacrament des Vormsels toe te dienen aan parochianen van Aalten, Bredevoort, Winterswijk en Vragender.
De stad was bij die gelegenheid versierd met vlaggen en groen, terwijl de kerk, zoowel binnen als buiten, getooid was met bloemen en schilden, waarop toepasselijke spreuken, en aan weerskanten van het altaar waren het Pauselijk en het Bisschoppelijk wapen aangebracht.
Een oud kanon, destijds opgegraven bij het slechten der wallen, en afkomstig, naar men wil, uit den tijd der fransche revolutie, dat steeds bij feestelijke gelegenheden gebruikt wordt, deed ook heden weer trouw dienst. Reeds was Z. D. H. tien minuten vertrokken, toen nog als een laatste eerbewijs het oude kanon zou worden afgeschoten, zooals geschiedde.
Helaas! het oude stuk, waarvan de wanden circa 15 cent. dikte hadden, sprong in verscheidene stukken; een der stukken nam twee knaapjes op van ongeveer 10 jaren, slingerde ze 20 meter ver door de lucht, met ’t treurig gevolg, dat van een het hoofdje van den romp werd gescheiden, terwijl het andere zoodanig werd gewond, dat ’t eenige minuten daarna overleed.
Steller dezes begaf zich onmiddellijk naar het terrein des onheils en zag, dat het stuk van het kanon, waarmede de arme kinderen waren weggeslingerd, de sporen droeg van het onheil. Bloed, stukjes vleesch en hersenen waren er aan vastgekleefd.
Rave, de lader van het oude stuk, een onlangs uit Indië teruggekeerd militair, kreeg belangrijke wonden aan het hoofd, die echter gelukkig niet levensgevaarlijk moeten zijn. De verongelukte kinderen zijn: het een van de echtelieden J.L. Heyink en het andere van de echtelieden A. Klompenhouwer. De ouders zijn radeloos, hun toestand te beschrijven is onmogelijk. Arme ouders.
Zoo nu en dan deelen de couranten enkele brokstukken mede over uittreden van Gangel met zijn kerkeraad, van schorsing, afzetting, ’t gesloten houden der kerkdeuren, oproer, soldaten, huzaren enz. enz. en met dat alles blijft de zaak den slakkengang gaan. Wanneer zal hierin verandering komen? De een zegt, ’t blijft zoo, een ander, de kerk kan nog wel 6 weken gesloten blijven, een derde spreekt van transigeeren, maar met dat al: men vordert niet. Wat is hier aan te doen?
Een duidelijke uiteenzetting der zaken, een krachtig handelen, ja zich in ’t bezit stellen van de kerk. Alles goed en wel, maar wijs ons den weg, om daartoe te geraken. Welnu, wij willen trachten u door dit schrijven daartoe op ’t spoor te leiden, en den weg aanwijzen dien de gemeente heeft in te slaan.
De heer Gangel, gewezen predikant van de Ned. Herv. Gemeente te Aalten, heeft zich met zijn kerkeraad afgescheiden, m.a.w. het Synodale juk, zooals ZEd. dat gelieft te noemen, afgeschud. Vóóraf heeft een deel der kerkeraad nl. 3 personen, welke tevens als kerkvoogden fungeerden, bedankt als lid van den kerkeraad, doch de betrekking van kerkvoogd aan zich gehouden, totdat het klassikaal bestuur, doende wat des kerkeraads is, genoemde heeren in hun lidmaatschap als leden der Ned. Herv. Kerk te Aalten geschorst, en later afgezet heeft.
Nu spreekt het van zelf, dat, wanneer iemand afgezet is als lid v. d. kerk, er geen sprake meer kan zijn van het beheer over de kerk enz. te mogen noch te kunnen behouden. Immers kerkvoogden zijn geen eigenaars van de kerk en deszelfs goederen, slechts door de notabelen gekozen als beheerders; zie: Algem. Regl., op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van de Hervormde gemeenten in Nederland en het toezicht daar op: 1 Oct. 1870.
Deze kerkvoogden verhinderen thans de bediening aan wettige predikanten, die voor de gemeente moeten optreden, onthouden daardoor de gaven aan de armen en verhinderen feitelijk, de gaven te innen ter instandhouding van den Openb. godsdienst.
Reeds twee Zondagen is de gemeente voor de gesloten kerkdeur gekomen, en tweemaal zijn wettige predikanten verhinderd hun dienstwerk te verrichten. Wij bewonderen in dezen de kalmte der gemeente, doch staan er niet voor in, dat zulks langer zoo zal blijven. De partijen komen met den dag scherper en vijandiger tegen elkander over te staan, ’t verwekt twist tusschen leden van hetzelfde huisgezin, en van verbroedering is geen sprake meer.
Wie zijn daar van de oorzaak? Niemand anders dan deze kerkvoogden en de doleerende kerkeraad met hun aanvoerder, Gangel.
Maar heeft de gemeente dan geen rechten? Wel zeker. Bij de leden van de gemeente berust het recht, en wel op de volgende wijze: De wettige stemgerechtigde leden stemmen de notabelen, notabelen stemmen kerkvoogden en deze nemen het beheer op zich. Waar nu de kerkvoogden uit eigen beweging hebben bedankt of ontslagen zijn of uit hun ambt zijn ontzet, moet onverwijld worden overgegaan tot het stemmen van nieuwe kerkvoogden.
In het geval te Aalten, zal de gemeente de lijst der notabelen eerst moeten aanvullen of geheel vernieuwen en deze nieuwe notabelen benoemen h. h. kerkvoogden. Deze nieuwe kerkvoogden nemen het beheer over van het oude, en de zaken zijn in ’t reine. Bij verzet tegen deze wettige orde kan men zich wenden tot het klassikaal bestuur en verder tot het provinciaal best.
Baat dit alles niet, zooals ’t te Aalten schijnt het geval te zijn, en houden de afgezette kerkvoogden de deuren van het gemeentegoed gesloten, dan treden eenvoudig de leden als rechthebbenden op, en maken zich meester van de kerk. Wij willen hiermede niet zeggen, de kerk met geweld te veroveren want van verovering is geen sprake, als men rechtmatig eigenaar is, maar men roepe dan de rechterlijke (burgerlijke) macht in. Een kerk mag op de gewone Godsdienstdagen niet voor ’t volk gesloten blijven zoolang er kerkgangers en wettige predikanten zijn om optegaan. Zie verder hierover de kerk Regl. 1870 1 October.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Ned. Herv. kerk te AaltenZutphensche Courant, 14 maart 1887Zutphensche Courant, 14 maart 1887Tubantia, 16 maart 1887De Tijd, 16 maart 1887Bataviaasch Handelsblad, 19 april 1887
Aan de Havenstraat in Rotterdam-Delfshaven staat een huis uit 1886 met boven in de gevel het wapen van Aalten, de Lindeboom (klik hier voor Google Streetview).
Het is ons vooralsnog onbekend wat de relatie is tussen de opdrachtgever, Fred(e)rik van Aalten (Woudenberg, 1820 – Rotterdam, 1904), en de gemeente Aalten. De naam doet uiteraard vermoeden dat er een historische relatie bestaat, al gaat deze wellicht wel heel ver terug. Mogelijk heeft Frederik deze band tot uitdrukking willen brengen, zonder zelf te weten hoe de relatie precies in elkaar stak. Meer informatie is welkom!
Algemeen Handelsblad, 7 augustus 1886Algemeen Handelsblad, 10 augustus 1886Fragment Stadsarchief Rotterdam
Op 27 februari 1880 werd een man, die zijn gevangenisstraf in Bocholt had uitgezeten, door een gendarme naar de Nederlandse grens bij Aalten gebracht. Dankzij de goede samenwerking tussen de Nederlandse en Pruisische grenspolitie werd hij bij de grensovergang netjes ontvangen door rijksveldwachter Schaars Prins uit Aalten, om aan de Nederlandse justitie te worden overgedragen, die ook nog een appeltje met hem te schillen had.
Het vervoer naar Aalten gebeurde per rijtuig. Aldaar aangekomen, werd de man naar het huis van arrest gebracht. Alles verliep rustig en ordelijk, totdat een persoon die, zoals later bleek, het rijtuig op een draf had gevolgd, de gevangenis binnentrad.
Toen hem werd gevraagd wat hij daar kwam doen, ontstond er plotseling een gevecht op leven en dood tussen de gevangene en zijn vriend aan de ene kant, en Schaars Prins, gemeenteveldwachter Heersink en de toevallig aanwezige gemeentebode Gerhard Rots aan de andere kant.
Nadat een paar knuppels op de lichamen van de aanvallende boeven waren stukgeslagen, deelde Rots enkele slagen uit met een soort koekenpan, die daardoor buiten fatsoen geraakte. Bij dit gevecht liepen de veldwachters slechts enkele schrammen en blauwe plekken op, maar de flinke Rots werd zelfs gebeten in zijn neus, hand en in zeker achterdeel van zijn lichaam.
Schaars Prins, die een paar jaar eerder was gedecoreerd door de Duitse keizer, vanwege een ontmoeting met boeven in Aalten, die, uit de gevangenis te Bocholt ontsnapt, door dien snorrebaard gesnapt werden, hield zich nu ook stevig staande, maar zou toch zonder Rots met zijn eigen sabel neergesabeld zijn.
De voormalige gevangenis aan de Prinsenstraat in Aalten
Uiteindelijk liep alles goed af – de brutale bevrijdingspoging mislukte en de vrienden werden achter slot en grendel gezet. Ze werden naar Zutphen vervoerd om daar hun zaak te laten behandelen en ongetwijfeld hun verdiende loon te ontvangen.
Tijdens de Franse overheersing van ons land (1795-1813) vond er een belangrijke verandering plaats in de bestaande rechtsorde. Nadat Nederland in 1810 door Napoleon Bonaparte bij Frankrijk werd ingelijfd, werd ook hier de Franse wetgeving ingevoerd.
Vredegerecht
Bij Keizerlijk Decreet van 9 juli 1810 werd Nederland verdeeld in departementen, arrondissementen, kantons en gemeenten. In elke hoofdplaats van een kanton werd een vredegerecht gevestigd, ook in Aalten. Het kanton Aalten bestond uit de gemeenten Aalten en Dinxperlo.
De taak van de vrederechter was het vredevol oplossen van een conflict voordat het voor de ‘echte’ rechter werd gebracht om zo een hoop kosten te besparen. Daarnaast had de vrederechter ook de bevoegdheid om kleine, goedkope zaken te behandelen. Andere bevoegdheden van de vrederechter lagen vooral in het personen- en familierecht.
Kantongerecht
In 1838 werd de rechtsorde opnieuw gereorganiseerd en werd de vrederechter vervangen door de kantonrechter. De vredegerechten Aalten en Winterswijk werden toen samengevoegd tot het kantongerecht Aalten. Dit gerecht bestreek het vierde kanton van het derde arrondissement (Zutphen) van het Gelderse gerechtshof en was op basis van de Wet van 1 juli 1830 geklasseerd als kantongerecht der vijfde klasse.
Het Aaltense kantongerecht hield zitting in het gemeentehuis aan de Markt. In 1861 werd in de Prinsenstraat een kantonaal huis van bewaring gebouwd, met zes cellen en een cipierswoning.
Het kantongerecht Aalten werd in 1877 opgeheven. De gemeenten Aalten en Winterswijk behoorden vanaf dat moment tot het kanton Groenlo. De gemeente Dinxperlo ging over naar het kanton Terborg.
Archief
Het archief van het voormalige kantongerecht Aalten is in 1968 samen met het oudste deel van het Groenlose archief naar het Rijksarchief in Gelderland overgebracht. In 1961 heeft de overdracht plaatsgevonden van het archief van het Openbaar Ministerie, dat zich nog in het gemeentehuis van Aalten bevond.
Lakstempel kantongerecht Aalten (foto: Hans Schutte)Nederlandsche Staatscourant, 6 november 1828
Rechters en griffiers van het vrede- en kantongerecht te Aalten 1811-1877 (nog incompleet)
Bredevoort, 12 Mei. ’t Kroningsfeest heeft hier gisteren volgens programma plaats gehad. Reeds in den vroegen morgen kondigden ’t kanongebulder en ’t luiden van alle klokken aan, dat Bredevoort feest zou vieren. En inderdaad, nog nimmer te voren had ons stadje een zoo feestelijk voorkomen als gisteren. Immers geene straat- ’t zij hoofd – of meer afgelegene, of zij was keurig met groen versierd en telde hare eerebogen, waarvan sommige van zeer gepaste opschriften voorzien waren. Tal van banieren wapperden, zoowel van den torentrans als van de huizen der inwoners. Bekroond door allerschoonst lenteweder, bracht het feest eene ontelbare volksmenigte op de been, onder welke massa echter eene niet gestoorde, vroolijke opgewektheid en zeldzame eenstemmigheid bleven heerschen.
Bij den wedstrijd in het schieten waren 8 prijzen uitgeloofd. Zij werden behaald: de 1ste prijs door H. Frenken te Bredevoort, de 2de door Wechelaar te Varsseveld, de 3de door Ormel le Haart, de 4de door Schaapveld te Bredevoort, de 5de door Dammers te Bredevoort, de 6de door Voltman te Eibergen , de 7de door Brethouwer te Barlo , en de Bste door Heijink te Bredevoort.
De feestrede, gehouden door den heer D.B. Moll, hoofdonderwijzer te Bredevoort, werd beantwoord door den burgemeester mr. L. Roelvink, die op gepaste wijze den Spreker dank zeide voor de vervulling zijner niet gemakkelijke taak. De volksspelen, bestaande in mastklimmen, koekhappen en zakloopen, gaven eene aangename afwisseling. De vroolijke opgewektheid der jeugd deed menigen aanschouwer goed, vooral ook, omdat hunne liederen begeleid werden door hoornmuziek. De verlichting van „’t Zand” was prachtig en ’t vuurwerk voldeed wel. Lang – zeer lang zal dit feest in herinnering blijven bij de ingezetenen van Bredevoort.
Aalten, 8 Oct. Mocht men reeds genoeg in de gelegenheid geweest zijn om te kunnen weten dat de dag van gisteren een feestdag zou worden, het vroegtijdig wapperen onzer geliefde driekleur meldde het ons nog bovendien. Door de afdeeling Winterswijk der Geldersche maatschappij van Landbouw werd hier namelijk eene tentoonstelling gehouden van paarden, vee, landbouw-producten enz. die ten 11 ure met eene rede van den heer president Veeren uit Winterswijk werd geopend. Aan de regelingscommissie in ’t algemeen en aan den heer Slicher in ’t bijzonder komt alle hulde toe wegens de flinke organisatie, waardoor het program stipt kon worden gevolgd en uitgevoerd.
Toen ten 1 uur de bekrooning in de beste orde was afgeloopen nam de matinée musicale een aanvang, die evenwel wegens een snel opgekomen regen aanbrengende onweersbui niet dat genot kon opleveren ’t welk men zich er van had voorgesteld. Ten 3 uur begaven de leden der maatschappij zich ten huize van den heer Oosthout (Hotel de Roskam, OA), waar een smakelijk diner hen wachtte. De grondtoon was er vroolijk, terwijl menige dronk, aan verschillenden rang en stand werd gewijd.
De uitvoering van het concert, dat op 7 uur was bepaald, werd helaas! gestoord door een onaangenaam incident. Tegen het programma in, wilden enkelen om spoediger hun danslust te kunnen voldoen, dat het vuurwerk, ’t welk het bal vooraf ging, 2 uur vroeger zou worden afgestoken. Een nog al ernstig conflict was hiervan met een hevig tumult ’t gevolg. Ofschoon dit later, alles weer als vergeten werd beschouwd, bracht zulks toch, vooral in ’t eerst, een zekeren schok in de feestviering te weeg.
Ten 9 uur werd volgens programma het door den heer Ruijsch van Utrecht geleverd vuurwerk afgestoken, dat, blijkbaar uit de daverende bravo’s ten zeerste voldeed. Men ging vervolgens over tot het uiterst druk bezocht en zeer levendige bal, dat onder de vroolijkste stemming tot laat in den nacht voortduurde. Daarmede was het feest ten einde, dat naar wij hopen en vertrouwen, bij allen eene aangename en blijvende herinnering zal achterlaten.
Onze buren van Oud Winterswijk hebben een reconstructie gemaakt van het hele gebeuren: lees het hier.
De Amerikaanse Burgeroorlog (1861–1865) was een conflict in de Verenigde Staten tussen de Noordelijke Staten (de Unie) en de Zuidelijke Staten (de Confederatie). In vele staten vonden bloedige veldslagen en veldtochten plaats. De oorlog begon met een aanval door de Confederatie op Fort Sumter, South Carolina, op 12 april 1861. In juni 1865 gaf het Zuiden zich over en wonnen de Noordelijken.
Van een aantal emigranten uit Aalten is bekend dat zij in deze oorlog hebben meegevochten. Voor zover bekend vochten ze allen aan de zijde van de Noorderlingen (de Unie).
Oud-Aaltense strijders
De volgende lijst is vermoedelijk nog niet compleet:
Jan Derk Ansink (Barlo, 30-04-1840 – 02-07-1868) ‘John Ansink’ meldde zich op 06-08-1862 aan bij het 108th New York Volunteer Infantry Regiment, company E, in Rochester, Monroe County, New York. Hij raakte ‘wounded in action’ op 03-07-1863 tijdens de Slag bij Gettysburg. In mei of juni 1864 werd hij overgeplaatst naar company A van het 21st Regiment of the Veteran Reserve Corps. Hij werd na de Burgeroorlog op 07-06-1865 ontslagen in Trenton, New Jersey.
Gerrit Hendrik Duenk (IJzerlo, 19-07-1825 – Milwaukee, WI, 14-08-1883) ‘Gerritt H Duenk’ diende van 20-08-1862 tot 10-06-1865 in het 24th Wisconsin Infantry Regiment, company I. Hij is afgezwaaid op order van de War Department. In 1883 komt hij in aanmerking voor een ‘national home for disabled volunteer soldiers’. Hij leed aan reuma. Hij woonde op dat moment samen met zijn vrouw Clara en drie kinderen onder de 16 jaar in Milwaukee, WI, waar hij als arbeider werkte. Op 31 mei 1883 werd hij opgenomen in het tehuis. Op 14 augustus 1883 werd hij dood gevonden, hij was verdronken in de Milwaukee rivier. Een dag later is hij begraven.
Gerrit Jan Duenk (IJzerlo, 23-09-1845 – Milwaukee, WI, 19-04-1897) ‘Garrett Dunck’ diende van 15-08-1862 tot 10-06-1865 in het 24th Wisconsin Infantry Regiment, company E. Hij raakte gewond op 02-06-1864 in Georgia in de buurt van Dallas, New Hope Church en Allatoona Hills. Hij werd na de Burgeroorlog op 10-06-1865 ontslagen.
Arent Jan Geurink (IJzerlo, 24-03-1822 – Sheboygan, WI, 21-02-1899) Bij zijn graf staat een GAR-marker die aangeeft dat hij gevochten heeft in de Amerikaanse Burgeroorlog.
Gradus Heinen (Aalten, 19-10-1827 – Holland, WI, 24-10-1908) ‘Grades Heinen’ meldde zich op 21-08-1862 aan bij het 27th Wisconsin Volunteer Infantry Regiment, company F. Dit regiment vertrok op 16-03-1863 uit Milwaukee, Wisconsin, naar Columbus, Kentucky. Gradus raakte gewond bij Jenkins’ Ferry, Arkansas tijdens één van de bloedigste veldslagen van de Burgeroorlog, uitgevochten op 29/30-04-1864 op de gezwollen Saline River, na dagen van hevige regenval. Hij werd na de Burgeroorlog op 29-08-1865 ontslagen.
Gradus Lambertus (Lammert) Kolste (Heurne, 15-03-1847 – 30-12-1872) Bij zijn graf staat een GAR-marker die aangeeft dat hij gevochten heeft in de Amerikaanse Burgeroorlog.
Antonij ter Maat (Dale, 07-02-1836 – Columbus, KY, 04-06-1863) Hij meldde zich, tegelijk met zijn broer Jan Hendrik, op 21-08-1862 aan bij het 27th Wisconsin Volunteer Infantry Regiment, F company. Hij werd ziek en overleed.
Jan Hendrik ter Maat (Dale, 25-03-1841 – Memphis, TN, 03-10-1863) Hij meldde zich, tegelijk met zijn broer Antonij, op 21-08-1862 aan bij het 27th Wisconsin Volunteer Infantry Regiment, F company. Hij werd ziek en overleed.
Evert Jan Ongena (Aalten, 04-02-1845 – Clymer, NY, 03-05-1921) Hij diende bij het 15th New York Engineer Regiment tot het einde van de oorlog.
Hendrik Willem Pietenpol (Haart, 04-09-1836 – Gibbsville, WI, 01-02-1914) Bij zijn graf staat een marker die aangeeft dat hij gevochten heeft in de Amerikaanse Burgeroorlog.
Lammert Reimes (Aalten, 21-11-1834 – New Jersey, 08-08-1912) ‘Lambert Reymers’ werd in 1861 ingelijfd als soldaat bij het 2nd Delaware Infantry Regiment, I company. Hij diende gedurende de hele Burgeroorlog.
Gerrit Jan te Slaa (Lintelo, 20-10-1831 – Missouri, 30-08-1863) Hij meldde zich op 21-08-1862 aan bij het 27th Wisconsin Volunteer Infantry Regiment, F company. Hij werd ziek en overleed op een Hospital Boat die lag afgemeerd in de Missouri River.
Willem Tammel (Hakstege / Barlo, 19-09-1832 – Greenleafton, MN, 04-10-1893) Hij vocht van 18-10-1864 tot 26-06-1865 in het Unieleger en maakte deel uit van het 1st Wisconsin Heavy Artillery Regiment, G company.
Bernadus Vervelde (Aalten, 16-02-1816 – Sherman, NY, 08-04-1891) ‘Benardus Felton’ meldde zich op 22-08-1862 in Westfield, NY als soldaat. Op 24-09-1862 werd hij ingedeeld bij het 154th New York Infantry Regiment, E company. Op 02-05-1863 werd hij in Virginia krijgsgevangen genomen tijdens de Slag om Chancellorsville en op 14-05-1863 werd hij voorwaardelijk vrijgelaten in City Point, VA. Op 21-05-1864 werd hij ontslagen wegens invaliditeit. Zijn zoon Derk Jan (in de VS ‘Garrett J Felton’ genoemd) vocht ook in de Burgeroorlog.
Derk Jan Vervelde (Haart, 16-02-1843 – Ripley, NY, 05-09-1903) ‘Garrett J. Felton’ meldde zich op 31-07-1862 in Westfield, NY als soldaat. Op 15-08-1862 werd hij ingedeeld bij het 112th New York Volunteer Infantry Regiment, E company. Op 30 juli 1864 raakte hij gewond tijdens het Beleg van Petersburg en werd op 06-07-1865 uitgeschreven in Lovel Hospital, Portsmouth Grove, RI. Zijn vader, ‘Benardus Felton’ vocht ook in de Burgeroorlog.
Heeft u meer informatie over (bovengenoemde of andere) Aaltense emigranten die in de Amerikaanse Burgeroorlog hebben gevochten? Reageer dan hieronder of stuur ons een bericht!
Aalten, 30 Junij – Onlangs werden hier door vier gewapende Pruissische boeren aan de politie overgeleverd, twee personen van een zeer ongunstig voorkomen, die zich in Pruissen en ook op ons grondgebied en wel in de Buurtschap de Haart, schuldig hadden gemaakt aan bedelarij, terwijl zij dit gepaard deden gaan met dringende eischen.
Onze kantonregter vermeende geene termen te zien, om hen naar Zutphen te zenden, maar leverde hen over aan den commissaris van policie te Winterswijk, die hen dadelijk over de grenzen liet brengen, daar zij zeiden van Vreeden (Pruissen) herkomstig te zijn, zoodat hen dadelijk de gelegenheid weder open stond, op een ander punt van ons grondgebied te komen.
Te bejammeren is het, dat er somtijds door HH. regters met zooveel toegevendheid wordt gehandeld; want dit blijkt uit dit geval ook al weer: naar men verneemt, moeten deze personen toch uitgebroken dieven van Pruissen zijn, staande zij ook al gesignaleerd in het Politieblad. De Heer Officier van de Regtbank te Zutphen moet onderzoek naar deze zaak doende, zijn leedwezen te kennen gegeven hebben, dat deze personen niet aan hem zijn opgezonden.
De zachtmoedigheid van meerderen heeft natuurlijk invloed op minderen; want onze agenten van policie, die niet tot de moedigsten en ijverigsten behooren, zijn in de laatste jaren niet in staat geweest de schuldigen aan kleinere of grootere misdrijven te betrappen, en onlangs gaven zij nog blijken dat hun ijver spoedig verflaauwd, daar zij, uitgezonden met den Pruissischen politiebeambte, om den ontsnapten koedief uit Bocholt op te sporen, met overhaasting en schijnbaren ijver de woning des kantonregters verlieten terwijl men hen eenige oogenblikken later terugvond in eene herberg, hebbende zij den dief zijn weg laten vervolgen, zoodat hij ook niet gevat is.
Onze opziener van de jagt, J.S. Schaars Prins, buitengewoon veldwachter, heeft, tijdens zijne kortstondige aanstelling reeds vele schuldige opgespoord en betrapt. Eere komt dezen ijverigen man dan ook toe, en wij hopen dat zijn ijver goeden invloed moge uitoefenen op de andere agenten van policie en navolging bij hen moge vinden!
Buitengewoon veldwachter Jan Steven Schaars Prins (1817-1893)
Tussen 1845 en 1880 vestigden zich honderden emigranten uit Aalten en Winterswijk in Clymer, een plaatsje in het westen van de staat New York. In 1854 vertrokken ook Berend Hendrik Legters en zijn gezin naar de Verenigde Staten, met Clymer als eindbestemming. Over hun reis doet binnen de familie nog steeds een luguber verhaal de ronde…
Berend Hendrik Legters werd op 18 januari 1827 geboren op Klein Goorhuis in de Aaltense Heurne. Medio jaren 30 verhuisde het gezin naar Nieuw Hoornenborg op de Haart. Na het overlijden van zijn moeder, hertrouwde zijn vader in 1845 en verhuisden ze naar boerderij Koks in Ratum.
Op 18 juni 1847 trouwde Berend Hendrik, wever van beroep, met Anna Catharina Hellekamp (Miste, 31 augustus 1810). Zij gingen wonen op haar ouderlijk huis, Hellekamp in Miste. In juni 1854 vertrokken zij met hun twee jonge zoons naar Amerika, samen met het echtpaar Oonk-Kortschot, dat ook op Hellekamp woonde.
De overtocht naar New York duurde lang en was zwaar. Voor Anna Catharina werd het te veel; na 30 dagen op zee overleed zij, slechts enkele dagen voordat ze in New York zouden aankomen. Berend Hendrik had gezien wat er met de lichamen van overleden passagiers gebeurde: die kregen een zeemansgraf. Dat lot wilde hij zijn echtgenote besparen. Dus bedachten hij en zijn reisgenoten een list. Zij deden net of Anna ernstig ziek was en verborgen zo het feit dat ze was overleden. Ondanks ziekte werd er op je gerekend met het eten. Bijkomend voordeel was dus dat ze nu zelf een extra portie hadden!
Eenmaal aangekomen in New York moesten ze via de loopplank het schip verlaten. Ze hielden de overledene tussen hen in en legden haar armen over hun schouders heen. Voorzichtig schopten ze tegen haar benen aan zodat het leek alsof ze zelf liep. De truc lukte en zo wisten ze haar veilig van boord te krijgen.
Op de eerste begraafplaats die ze tegenkwamen lieten ze haar begraven, met de bedoeling haar stoffelijk overschot later over te laten brengen naar hun eindbestemming, Clymer. De eerste jaren hadden ze hier echter niet de middelen voor. Toen ze eindelijk genoeg geld hadden gespaard keerden ze terug om haar op te halen. Maar helaas, ze konden het graf niet meer terugvinden…
Nadat weduwnaar Berend Hendrik zich met zijn twee zoontjes in Clymer had gevestigd, vroeg hij de dominee wat hij moest doen. Op zijn advies hertrouwde hij met Gesina Berendina “Minnie” Schreurs (Barlo, 20 april 1820), weduwe van Gradus Kobus. Zij overleed in 1865 en Berend Hendrik trouwde nog een keer, nu met Geertruida Johanna “Kate” Schreurs (Winterswijk, 13 december 1840). Berend Hendrik (Henry) Legters overleed op 25 januari 1910 in Clymer.
Bovenstaande weergave van dit verhaal is gebaseerd op de hieronder genoemde bronnen. Deze bronnen bevatten echter uiteenlopende informatie over de gang van zaken. Wij hebben de (volgens ons) meest aannemelijke informatie gecombineerd tot bovenstaande versie. Aanvullingen/correcties zijn welkom!
Aalten, 21 Jan. Het bestuur dezer gemeente heeft een besluit uit ’s Gravenhage ontvangen, waarin bepaald wordt, dat ons Gouvernement en dat van Pruissen overeengekomen zijn, om een kunstweg te leggen van Aalten naar de stad Bocholt in Pruissen.
Dankbaar voor de onvermoeide pogingen van den Burgemeester en eenige leden van het Bestuur zal nu nog in den loop van dit jaar dit aanzienlijk dorp, hetwelk ruim 7000 zielen telt als het ware een vereenigingspunt van kunstwegen worden zooals van het Pruissische stadje Ödink over Winterswijk, Aalten en verder naar Arnhem, welke weg bereids af en reeds geopend is.
Verder van Overijssel en Zutphen over Groenlo, Lichtenvoorde en Aalten naar de Pruissische steden Bocholt en Wezel, waarmede men thans reeds druk aan het werk is en dan nog tevens van Aalten met een zijtak over Dinxperlo en Anholt naar de Stations, die vermoedelijk niet verre van de laatste stad zullen komen, om van daar naar de beide koningrijken per spoortrein te kunnen reizen.
Inderdaad zeer belangrijk voor de ingezeten dezer Gemeente, die de twee kunstwegen tot het Winterswijksche en Varssveldsche gebied voor eigene rekening hebben daargesteld niet alleen, maar nog daarenboven vrijwillig van de Provinciale subsidie ad ƒ 4000 ten behoeve van de gemeente Wisch hebben afgestaan, dat zij nu voor hunne belangrijke opofferingen ook eindelijk zijn geraakt en nu nog meerder zullen geraken, in een genot waarvan zij tot dusverre verstoken zijn geweest.
Aalten is in den volsten zin om hare ligging gezond, en aangenaam in de conversatie en daar nu door de gemakkelijke communicatie te plaatsen, als het ware digter bij elkander komen, zoo zal het voor nieuwe inwoners, welke al van lieverlede komen, veel genoegen opleveren.
In het jaar 1849 begon Jan Hendrik Heijink (1816-1888) een bodedienst van Aalten naar Zutphen. Heijink was eigenaar van een boerderij, die thans dezelfde naam draagt en gelegen is aan de daarnaar genoemde weg, de Heijinkdijk. Van deze dienst is een kasboek bewaard gebleven. Bij aandachtige kennisneming van de inhoud sprong er een vonkje over. Achter het kleine, vergeelde handschrift zag je mensen en iets van het leven in het midden van de 19e eeuw. Je zag de bode met zijn wagen trekken over de nagenoeg nog onverharde wegen in de Achterhoek. In de zomer, als de zon stralend scheen, leek het soms een plezierreisje, maar ’s winters was men vaak blootgesteld aan regen en hagel en voerde de tocht soms over modderige wegen, waar de wielen tot diep in de wagensporen verdwenen.
Je zag mensen voor je, die de waren voor het transport aanvoerden. Kleine ondernemers, die hun producten naar de Achterhoekse hoofdstad lieten brengen. Grote ondernemers die maandelijks enige keren hun balen, pakken, kisten en vaten inlaadden, om deze via Zutphen nog verder te doen vertransporteren. Winkeliers die balen koffie, zakken zout, kisten thee en vaten stokvis kregen aangevoerd. Notabelen, die zich op deze wijze van wijn en boeken voorzagen.
Centrum van handel
Zutphen was in het midden van de 19e eeuw de belangrijkste plaats van de Achterhoek, een centrum van handel en transport. Van daaruit werden de Achterhoekse producten verder vervoerd naar het westen van het land. En via de rivieren kwamen goederen uit het westen naar Zutphen.
Heijink reed veelal één keer per week ‘Na Zutphen’, zoals hij noteerde. De afstand Aalten-Zutphen was acht uur gaans. Aan het einde van het jaar maakte hij een overzicht omtrent de kosten die met deze dienst gemoeid waren. Onder de betiteling ‘Betaald voor het vaaren in 1849’ vermeldt hij regelmatig de kosten van ‘verteering’ op reis:
Gouden en zilveren voorwerpen werden vaak vervoerd in een gesloten trommel. De geadresseerde bezat ook een sleutel, die de voorwerpen in dezelfde trommel terugzond, nadat deze de gevraagde behandeling hadden ondergaan.
“10 Januarij Door mij op reis 3.80; 17 Januarij Door mij op reis 5.75; Den 7 Februarij Door mij op Rijs 7.00; Den 12 Februarij Door Mij op Rijs 10.21.”
Deze bedragen zijn vrij hoog in verhouding tot de kosten die Heijink zijn cliënten in rekening brengt. Hij rekent namelijk voor het transport van vijf kisten thee f 1,60, voor ‘100 kan olij’ een gulden en voor een vat siroop, wegende 360 pond, f 1,40. Op grond hiervan is het aannemelijk dat hij in Zutphen overnachtte en pas de volgende dag met een nieuwe vracht de terugtocht naar Aalten ondernam.
Ook de paarden moeten voer hebben en soms gaat de tocht met twee wagens. Dan moet ‘Jentink voorspannen’. Een andere keer is het Hiddink of Drenthel. Heijink noteert dan:
“Den 7 Februarij Jentink voorspannen Na Groenlo 1.20; Den 19 Februarij Hiddink voorspannen 1.00; Twee wagens verteering Haver op Rijs 14.00; Den 27 Februarij Door mij verteerd en haver tezaamen 12.00.”
Er zijn ook andere kosten uiteraard.
“Den 5 Januarij Bussink twee paarden ijzers verlegt 1.35; Den 16 Januarij Bussink een paar nieuw ijzers en een paar verlegt 0.85; Den 20 Januarij Voor Bussink een paar nieuwe hoepels op de Voor raden en aan de kleine Leeren en de Raden aan de Stortkarren te zaamen bet. 21.10; Den 25 Januarij Gebr. Hoopman een paar nieuwe hoepels op de Achterraden Kronen Banden en voor de Achterbanden te zamen betaald 25.50; Den 5 Maart Voor een nieuw Kleed op den wagen betaald 0.50; Voor het maken 0.50.”
De ‘middenstand’
De klanten van Heijink waren voornamelijk neringdoenden. Daardoor krijgen wij een aardig beeld van de Aaltense ‘middenstand’ in het midden van de vorige eeuw. Levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen waren de belangrijkste artikelen die werden aangevoerd. Het onderverpakken van koffie en suiker in zakken van 250 en 500 gram, zoals we thans kennen, werd in de vorige eeuw niet toegepast. Deze en ook andere artikelen werden in balen aan de winkeliers geleverd, die de gewenste hoeveelheid voor hun klanten uitwogen.
Wij laten hier een opsomming volgen van wat Willem te Gussinklo, die zijn winkel aan de Markt had, via bode Heijink kreeg geleverd:
“7 Maart 5 Leidsche kazen; 12 Maart 2 vaten visch, 1 kistjen Vaarzen (bedoeld zal zijn: vazen), 2 manden Aardewerk; 16 Maart 2 baalen rijst, 3 baalen Koffij, 1 vaatje Rozijnen, 2 mandjes Vijgen; 18 April pakje manufacturen; 19 april 3 zak Lijnzaad; 25 april 1 vat zuiker, 2 mandjes Candij, 1 vat krinten, 2 baalen Koffij, drie pakken papier.”
Het zout werd in zakken geleverd, stroop, olie, soda, blauwsel, cichorei en zeep in vaten. Tabak zowel in vaten als in balen, pakken en manden. Merkwaardig is de omschrijving ‘3 stroo Bocking’. Mogelijk waren de bokkingen in een bepaald aantal of gewicht verpakt in stro.
Eén van de Aaltense ingezetenen die van de bodedienst gebruik maakt, was de heel- en vroedmeester Servaas van Leuven, voor het transport van onder meer ‘een kistjen, een mandjen, een vaatjen en een pond kurken’.
De fabrikant Heinrich Driessen maakte wekelijks van de dienst gebruik voor aanvoer van balen katoen, garen, potas, machinerieën en nu en dan een anker wijn, terwijl de geweven stof naar Zutphen werd gebracht om vandaar verder te worden vervoerd.
Servaas van Leuven (1811-1898)
Heinrich Driessen (1794-1879)
Vlasteelt
De betekenis van de vlasteelt in deze omgeving wordt duidelijk geïllustreerd door de hoeveelheid lijnzaad, die in het voorjaar door de winkeliers in voorraad wordt genomen. In maart en april 1849 betreft dat 27 zakken en 3 vaten. Bij één van de afnemers wordt het gewicht van drie zakken vermeld, namelijk vijfhonderd pond. Bovendien zullen de boeren van het eigen geteelde vlas zeker ook ook zaaizaad hebben gewonnen. Het vlas werd in het voorjaar gezaaid en in de zomer geoogst. Als het alle voorbewerkingen had ondergaan, kon het gesponnen werden en daarna geweven. Van de beste kwaliteit maakte men lakens en hemden. Werd het voor bovenkleding gebruikt, een jak of kiel, dan kreeg het eerst een verfbeurt bij de zwartverver of blauwverver.
Een ander artikel, dat overigens het hele jaar door werd aangevoerd, was raapolie en patentolie, het welk voor verlichting werd toegepast. Raapolie werd evenwel ook gebruikt voor het bakken van bijvoorbeeld de vingerdikke boekweiten pannekoeken.
Overigens is het niet eenvoudig alle artikelen bij de juiste afnemers onder te brengen. Behalve de genoemde B.H. Becking, wordt ook H.J. Becking genoemd, alsmede Gebr. Becking en J. Becking. Het kasboek vermeldt echter meermalen alleen de achternaam Becking.
Dat geldt ook voor de familienaam Vaags. Naast G.W. Vaags wordt ‘Draaijer’ Vaags en L. Vaags genoemd, maar regelmatig Vaags zonder voorletters. Laatstgenoemde betrok uitsluitend meel, soms gruttemeel. Lodewijk Vaags was bakker en woonde aan het begin van de Gasthuisstraat, thans Haartsestraat. Een andere bakker was Degenaar, ook daar werd uitsluitend meel afgeleverd.
Draaier Vaags, beter stoelendraaier, ontving geregeld bossen biezen waarmee hij de stoelen van matten voorzag. G.W. Vaags woonde aan het begin van de Dijkstraat. In de stamboom van deze familie wordt hij als graanhandelaar aangeduid, maar tevens als ‘Gerrit van Alles’. Deze laatste betiteling wijst op de veelzijdigheid van zijn assortiment. Een blik in het kasboek bevestigt dit: ‘Leidsche kazen’, ‘kistjen kaarzen’, ‘baalen koffij’, ‘pakken papier’, ‘vaatjes Blauwsel’, ‘vat siroop’, ‘400 R(aap)koeken’, ‘mand spijkers’, ‘mandje Candij’. Ook pijpen, potas, kruiden, azijn, tabak, zinkdraad, almanakken, kurken en cichorei had hij in zijn winkel. Met recht ‘van alles’.
In 1847 vertrok een grote groep Achterhoekers naar Amerika, in de hoop op een beter leven. Onder hen bevonden zich ook tientallen Aaltenaren. Vlak voordat zij hun eindbestemming bereikten vloog hun schip ‘Phoenix’ in brand op Lake Michigan. Naar schatting 250 tot 300 personen vonden daarbij de dood.
Gedenkbord voor de ramp met de Phoenix, Sheboygan
Pas twee jaar oud was de prachtige houten boot genaamd ‘Phoenix’, die op 20 november 1847 met zo’n 175 Nederlanders, 23 bemanningsleden en een onbekend aantal andere opvarenden, opstoomde naar de westkust van het Michiganmeer. De landverhuizers aan boord kwamen uit Winterswijk, Aalten, Varsseveld, Apeldoorn, Holten en diverse andere plaatsen. Een dag later zouden ze in Sheboygan hun Beloofde Land bereiken na een afmattende bootreis. Kinderen werden voor het laatst in de hutten te slapen gelegd.
Op 11 november was de Phoenix vertrokken uit Buffalo om via Lake Erie en Lake Huron naar Lake Michigan te varen. Slechts dertig mijl van hun bestemming verwijderd, voer de Phoenix de haven van Manitowoc binnen. Er werd wat lading aan land gezet, maar toen de kapitein merkte dat de weersomstandigheden te stormachtig waren, hield hij zijn schip in de haven tot het meer zou kalmeren. De bemanning ging aan land. Sommigen beweerden dat ze bij terugkomst dronken waren.
Om één uur ’s nachts, het meer kalm, de nacht overspoeld met sterren, vertrok de Phoenix voor het laatste deel van de reis naar Sheboygan. Door de zware last raakten de stoomketels oververhit, maar de bemanning deed er luchthartig over. Tegen vier uur ’s nachts kwam er echter een dikke rook en stank van smeulend hout uit de machinekamer en werd alarm gegeven.
Verbranden of verdrinken
Schilderij van de ramp met de Phoenix
Vergeefs werd aan boord van de Phoenix nog getracht met emmertjes water de brand te doven. Maar het houten vaartuig brandde al gauw als een fakkel. Twee reddingsbootjes werden te water gelaten, waarmee 43 opvarenden de vijf mijl naar de kust wisten te overbruggen, de een met een klomp als roeispaan, vijfentwintig van hen waren Nederlanders.
De overige passagiers hadden twee opties: verbranden of verdrinken. Ze sprongen in het water, maar maakten daar geen schijn van kans. Het water was ijskoud en ze raakten binnen minuten onderkoeld. Als men al kon zwemmen, dan nog was iedere poging om de kust te bereiken zinloos.
Naar schatting tweehonderdvijftig tot driehonderd personen vonden de dood, inclusief bijna 100 kinderen. Het is verbazingwekkend hoe het handjevol overlevende landverhuizers er toch nog in geslaagd is een nieuw leven te beginnen. Ze moesten wel.
Oud-Aaltenaren op de Phoenix
Midden vorige eeuw trokken veel Achterhoekers om geloofsredenen weg. Het waren veelal afgescheidenen van de Ned. Hervormde gemeente, die zich hier vanwege hun vrijzinnig denken niet meer thuisvoelden. Zo ook de Achterhoekse opvarenden van de Phoenix, onder wie de Aaltenaren Brusse, Navis en Krajenbrink uit de buurtschap Lintelo.
Uit overlevering zijn de namen van veertien personen uit Aalten bekend, die slachtoffer van de ramp werden. Over anderen tast men in het duister. Ze vertrokken op 16 augustus 1847 uit Aalten, samen met 78 anderen. Maar naar voorzichtige schatting zijn wel vijftig tot vijfenzeventig Aaltenaren omgekomen.
Een lijst met (mogelijke) passagiers van de Phoenix en welke de ramp waarschijnlijk wel en niet hebben overleefd staat op de website dutchgenealogy.nl van Yvette Hoitink.
Podcasts en documentaire
V.l.n.r. cameraman Maarten Schellekens, documentairemaker Diny van Hoften, Mary Risseeuw uit Sheboygan en podcaster Joske Meerdink.
Eind 2020 stuitte de Winterswijkse podcastmaker Joske Meerdink van Omroep Gelderland bij toeval op het verhaal over de ramp met de Phoenix. Het verbaasde haar dat ze het verhaal niet kende en merkte dat de ramp met de Phoenix bij haar dorpsgenoten ook vrij onbekend was. Daarop besloot zij in het verhaal te duiken.
Tijdens haar zoektocht bracht Joske samen met documentairemaker Diny van Hoften een bezoek aan Sheboygan, waar ze spraken met nabestaanden van overlevenden van de ramp. Ook stapten ze aan boord bij een shipwreck hunter om te zoeken naar overblijfselen van de Phoenix (en vonden die ook!).
Haar zoektocht resulteerde in een serie podcasts en een tweedelige documentaire. Deze zijn te beluisteren en bekijken bij Omroep Gelderland.
Hier is ook de documentaire te zien die Omroep Gelderland begin 1998 uitzond over de Phoenixramp. In de documentaire, gemaakt door Sacha Barraud, wordt een groep Achterhoekers, waaronder Oud-Aaltenaar Evert Smilda, gevolgd die eind 1997 naar Sheboygan, afreist om de 150-jarige herdenking van de Phoenixramp bij te wonen.
Landgoed ’t Walfort, behorend bij Havezathe ’t Walfort, ligt tussen Aalten en Bredevoort en omvat bossen, houtwallen en houtsingels. De grenzen van het landgoed werden gemarkeerd door zogenaamde jachtpalen. Tegenwoordig zijn er nog 13 van deze palen te zien; één daarvan staat op de voormalige oprijlaan naar de havezate en dus niet op de grens van het jachtterrein. Vermoedelijk hebben er oorspronkelijk meer palen rond ’t Walfort gestaan.
Volgens de heringevoerde jachtwet in 1814 moest een jachtterrein afgebakend worden met palen met daarop de tekst “private jagt van” gevolgd door de naam van de eigenaar. De jachtpalen markeerden zijn jachtterrein.
Een beschrijving van het Gelders Genootschap vermeldt dat de jachtpalen rond 1837/1838 geplaatst zijn door toenmalig eigenaar Baron Jan van Pallandt van Walfort (1776-1844). Deze woonde in Arnhem op het landgoed Klarenbeek en kocht in Arnhem ook Angerenstein en Rennenenk. Hij was ook lid van de Gedeputeerde Staten van Gelderland.
De jachtpalen zijn vervaardigd van rode zandsteen, vermoedelijk afkomstig uit groeven in de omgeving van de Weser of de Main. De totale lengte is 2,5 à 3 m. De palen zijn rechthoekig (ca. 25 x 20 cm) met afgeschuinde hoeken. De bovenkant is een vierzijdige piramide. Qua afwerking zijn ze gefrijnd: horizontaal geribbeld. Aan één zijde bevindt zich een rechthoekig glad afgewerkt veld met de tekst: “Havezate Walvoort of Walfort Privative Jacht”. Diverse van de nog aanwezige palen zijn beschadigd danwel ingekort.