Tag: Aalten Achteruit

  • Noodziekenhuis

    Noodziekenhuis

    De Graafschapper, 25 juli 1945

    Nu dezer dagen het noodziekenhuis te Aalten wordt opgeheven, past het ons eenige oogenblikken stil te staan bij het ontstaan en werk van deze instelling, die voor zoo tallooze Nederlandsche arbeidsslaven en gevangenen uit het concentratiekamp een zegenrijke uitkomst heeft beteekend. Zooals men weet, werd de stoot tot de oprichting hiervan gegeven onder auspiciën van ’t Roode Kruis, door dr. J. der Weduwen en den heer Cl. Driessen.

    De noodzakelijkheid van de oprichting kwam sterk naar voren eind November, toen een gedeelte der slachtoffers van de treinbeschieting bij Bocholt in Aalten opgenomen moesten worden. Toen dr. J. der Weduwen, 5 Dec. 1944 met 22 losgewerkte gevangenen uit Rees op het rusthuis Avondvrede arriveerde, stond men nog voor haast onoverkomelijke moeilijkheden. Bedden, voedsel en geschoold personeel, dat alles ontbrak. De bewoners van het rusthuis hebben op die voor den ex-gevangenen zoo gedenkwaardigen Sinterklaasavond broederlijk hun pannekoeken, oliebollen en chocola (!) met de nieuw gekomenen gedeeld. Met inspanning van alle krachten slaagde men er in den afgebeulden patiënten een behoorlijke behandeling te geven. De heer en mevr. Ditmarsch hebben toen, diep bewogen met het lot van deze menschen, alles gedaan wat mogelijk was.

    Met ontroering zullen velen de aan diphtherie overleden zuster A. Bol gedenken, die in dezen tijd ware wonderen aan haar patiënten verrichtte. Na haar overlijden bleek het noodzakelijk, gezien het besmettingsgevaar, deskundige krachten te verbinden aan het noodziekenhuis. Zuster Schaafsma en zuster Doesburg, werden met de leiding belast onder toezicht van dr. P. Hogenkamp, die het medisch werk van dr. der Weduwen overnam, na ’t smartelijk verscheiden van dezen geliefden dokter.

    Hoewel op Avondvrede meer ruimte beschikbaar werd gesteld, bleek de capaciteit van het ziekenhuis toch te gering te zijn, daar men ook rekening diende te houden met oorlogsslachtoffers uit eigen plaats; daarom werd het ziekenhuis verplaatst naar het gebouw Patrimonium. In samenwerking met ’t U.V.V., I.K.O. en het Roode Kruis, werd de materieele zijde van het werk verzorgd. Na het laatste bombardement werd het gebouw Patrimonium onbruikbaar en werd besloten het ziekenhuis te liquideeren, daar het grootste gedeelte der patiënten onder leiding van zuster Schaafsma er de voorkeur aan gaf naar het Noorden te vertrekken.

    Zuster Doesburg bleef met enkele patiënten op haar post en het ziekenhuis werd verplaatst naar Avondvrede. Vandaar vertrok men weer, vermeerderd met een aantal slachtoffers van het bombardement te Bocholt naar het gebouw aan de Lichtenvoordschestraat, dat ook nu nog als noodziekenhuis dienst doet. Een twintigtal patiënten werd daar in de kelders ondergebracht. Enorm veel steun werd ondervonden van de buurtschappen.

    In den aanvang was de toestand uiterst primitief. Later werd dat allemaal beter. Bijzondere lof voor de Aaltensche meisjes, die zonder eenige scholing verplegingswerk deden. Vlak voor de bevrijding werden nog eenige slachtoffers van de bevrijdingsgevechten opgenomen. Een onvergetelijk moment veroorzaakte uiteraard de eerste Tommy, die het ziekenhuis binnengehaald werd.

    En nu is het werk dan afgeloopen. De groote stroom van repatrieerenden, waar men zich als laatste taak op voorbereid had, is niet gekomen en het thans goed geoutilleerde noodziekenhuis gaat dezer dagen verdwijnen. (Waarom er geen permanent ziekenhuis van gemaakt?) Een brok Aaltensche oorlogsgeschiedenis wordt hiermede afgesloten, maar velen zullen dit werk dankbaar blijven gedenken.

    [Bron: Delpher]

  • Zware straffen wegens plundering

    Zware straffen wegens plundering

    Aaltensche Courant, 24 juli 1945

    Vrijdag werd in de raadzaal van het gemeentehuis wederom een zitting gehouden van de Krijgsraad. Als president fungeerde Majoor Jhr. Mr. van Nispen tot Sevenaer, terwijl als auditeur-militair optrad Mr. Arriëns.

    Met gesloten deuren werd allereerst de zaak tegen H.A. v. T. behandeld, die wegens een zedendelict veroordeeld werd tot 1 jaar gevangenisstraf, waarvan 8 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.

    Eveneens met gesloten deuren werd de zaak van F.K. Meijnen behandeld, die wegens plundering veroordeeld werd tot 9 maand tuchtschool. Verdediger in deze zaak was Mr. Voorink uit Winterswijk. A. Meijnen, die als puinopruimer uit een gebombardeerd huis sigaren en tabak ontvreemd had, werd na een pleidooi van Mr. Voorink veroordeeld tot 3 maand gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar.

    E.J. ter Heurne wordt er van beschuldigd een damesrijwiel te hebben weggenomen toebehoorende aan Mej. J.W. Wesselink. Verdachte ontkent het rijwiel te hebben weggenomen. Volgens hem heeft hij het karretje opgeborgen, toen het door een SS-man was achtergelaten. Hij heeft er met het oog op de rijwielvordering, de banden en het zadel afgenomen. Dit gebeurde in October 1944. Als getuige à decharge wordt gehoord Mej. D. Kuijntjes die de lezing van verdachte bevestigt. Zij heeft nog op het rijwiel gereden.

    Er ontspon zich over deze zaak een debat tusschen den verdediger en de rechtbank over de toedracht. Er kon geen klaarheid gebracht worden, daar de gestolen fiets eerst maanden na October ontvreemd is. De zaak wordt daarom geschorst om nog enkele getuigen te hooren.

    Intusschen verschijnt M. Wensink voor de groene tafel teneinde zich te verantwoorden over het feit dat hij 4 kg. spek gegeven heeft voor een gestolen rijwiel. Verdachte ontkende geweten te hebben dat de fiets van diefstal afkomstig was, hetgeen de Auditeur-militair niet erg geloofwaardig vond, gezien de eisch: 3 mnd voorw. met een proeftijd van 2 jaar en een geldboete van ƒ 500.—. De rechtbank oordeelde er echter anders over en sprak beklaagde vrij.

    Een zekere Melitz, een SS-man, scheen een aardig partijtje kunstmest opgeslagen te hebben. Nu hij verdwenen is, hebben een aantal landbouwers de zaak eens bekeken en de meststof op hun landerijen gebracht. Dit bracht hun thans voor de rechtbank, die hen veroordeelde tot geldboeten varieerende van ƒ 25.— subs. 25 dagen, terwijl er één vrijgesproken werd. Na onderling overleg trokken ze maar meteen „de knippe”. Het was tenminste geen zwarte prijs.

    H.J. te Grotenhuis had het een en ander noodig, o.a. een broodmes, een directoir en een paar koeienhalsters, en stal deze bij verschillende menschen. Het is dezelfde persoon die onlangs een N.B.S.-man met een mes heeft bewerkt tijdens zijn arrestatie na de ontvluchting. Te Grotenhuis maakte geen erg betrouwbare indruk en is blijkbaar niet geheel toerekenbaar. Hiermede hield de rechtbank blijkbaar ook rekening en veroordeelde hem tot 6 mnd gevangenisstraf.

    Hierna kwam de zaak van E.J. ter Heurne weer in behandeling. Het karretje werd binnen gereden en door de eigenaresse Mej. Wesselink bekeken. Zij verklaarde dat het inderdaad haar fiets was. A.J. Wentink als getuige gehoord, verklaarde dat hij de bewuste fiets bij ter Heurne in beslag heeft genomen. Hij herkende ook het rijwiel. De getuige à decharge Mej. Kuijntjes kwam ook de fiets bekijken en kan het rijwiel slechts ten deele herkennen. De fiets, welke zij in October bij ter Heurne zag, was mooier. Nadat in deze zaak ook nog als getuige gehoord was de gemeente-opzichter R. Hoogeveen, eischt de Auditeur-militair een gevangenisstraf van 2 jaar. De rechtbank bracht het terug tot de helft, zoodat ter Heurne voor dit feit 1 jaar zal moeten zitten. Mr. Voorink pleitte ook in deze zaak.

    De volgende verdachten hebben heel wat op hun geweten. Er is een schaap gestolen en geslacht; er zijn een 50-tal eieren weggekaapt en een aantal kippen en nog een hoeveelheid te velde staande tabaksbladen. Hiervan worden verdacht de gebrs. A.H. en H.J Bettink in vereeniging met H. Dibbets, die weer tesamen met T.W. Jansink schapenwol stal en met één van de broeders Betting pl.m. 500 kg. aardappelen.

    Ook voor eigen rekening werkten de heeren Betting en Dibbets. Zoo gapte H.J. Betting bij het puinruimen bij het huis van F.J. te Linde, twee hemden, een paar sokken en een hoeveelheid tabak; H. Dibbets een horloge, een hemd, een paar sokken, klosjes naaigaren en een spel speelkaarten. Tenslotte was de vader van de broers, H.J. Bettink Sr. de aanleidende oorzaak van de diefstallen van het schaap en de aardappelen en moest zich wegens opzettelijke uitlokking verantwoorden.

    De jongens bekenden vlot het te laste gelegde, maar Bettink Sr. verklaarde dat alles gelogen was. Dat hij tot de diefstallen aangezet zou hebben, was duimzuigerij. Integendeel hij had de jongens altijd het goede voorgehouden en ze verboden te stelen. Deze verklaring veroorzaakte, gezien ’s mans antecedenten, nogal hilariteit. De vonnissen waren lang niet malsch. A.H. Bettink kreeg 3 jaar met aftrek van voorarrest.

    T.W. Jansink zag zich 6 maand toegewezen, terwijl over H. Dibbets nog een rapport uitgebracht zal worden over de mogelijkheid hem in een jeugdgevangenis te plaatsen. Over H.J. Bettink Jr. zal een psychiatrisch rapport uitgebracht worden, daar deze sterk verminderd toerekenbaar geacht werd. H.J. Bettink Sr. plukte de wrange vruchten van zijn goede bedoelingen en zal de eerste jaren niet in staat zijn, zijn zoons op het goede pad te houden. Hij kreeg n.l. 4 jaar.

    Als slachtoffer van zijn goede bedoelingen stond vervolgens terecht E.J. van de Lende, die bij het puinruimen uit het huis van F.J. te Linde een heerenpantalon, een lap voeringstof en een coupon had meegenomen, om deze te bewaren en zoo uit de handen van de Duitschers te houden. Dit gebeurde op 24 Maart. Intusschen was echter van de stof al een rokje gemaakt, hetgeen de rechtbank hem erg kwalijk nam. Ook had hij vergeten de zaak terug te brengen. Eerst toen het geval in handen van de politie was, kwamen de goederen terug. Deze vergeetachtigheid kostte hem 8 maanden gevangenisstraf, terwijl de goederen teruggegeven moeten worden.

    Aan het slot van de zitting bracht de president Maj. Jhr. Mr. van Nispen tot Sevenaer, een woord van hulde aan wachtmeester Bruggeman, die door zijn uitstekend werk en zeer goede processen verbaal het werk van de rechtbank ten zeerste heeft verlicht.

    Bron


  • Ingezonden brief: de bevrijding

    Ingezonden brief: de bevrijding

    De Graafschapper, 18 mei 1945

    Brieven uit de Graafschap

    Amice,

    Ik kan me voorstellen, dat je als oud-Achterhoeker, geboren en getogen in onze mooie streek, brandend benieuwd bent naar nieuws uit onze contreien en hoe we het hier met zijn allen maken. Het zal me een genoegen zijn je af en toe op de hoogte te brengen, van wat er hier alzoo gebeurd is en gaat gebeuren. Laat ik maar beginnen met te vertellen, dat we er hier in onzen Achterhoek over het algemeen goed afgekomen zijn. De Tommies die hier vlak voor Paschen uit de richting Bocholt binnenkwamen, stonden verbluft over het vriendelijke, voor het oog nog welvarende land. waarin ze, na de puinvelden van Duitschland, plotseling overgezet waren.

    „Je ziet hier weer een onbeschadigd huis,” zei er een tegen me, „en je ziet warempel weer eens vriendelijke menschen, die lachen en je toewuiven! Dat hebben we de laatste maanden wel anders meegemaakt” Toch is het ons niet cadeau gegeven hoor, denk dat niet. Het laatste half jaar vooral heeft het hier aardig gespookt. Ook op politiek terrein. Het was razzia op razzia. Groenen, zwarten, landwachten, Gestapo, S.S., al dat fraais in zijn verschillende variaties hebben we hier meegemaakt. Enfin, je hebt dat zelf ook ervaren in de stad. dus je weet er alles van. Laat ik je liever vertellen, hoe we hier de bevrijding vierden, toen bekend werd, dat ons heele volk uit de slavernij verlost werd.

    Ik kan dat het beste vertellen van Aalten, waar ik het toevallig zelf meemaakte, maar ik weet wel zeker, dat in den heelen Achterhoek hetzelfde enthousiasme heerschte. Moet je vandaag eens in Winterwijk komen, dat versleten werd voor een broeinest van de partij, nietwaar? Het blijkt nu pas, wat een “dun” laagje van de bevolking daar toch eigenlijk de terreur op gang hield, want er is geen een gemeente in den Achterhoek, waar je zoo uitbundig ziet vlaggen als juist daar.

    De muziek was direct op de been, dat snap je. ’s Middags al trok een heele stoet met kinderen en ouderen er achteraan door de versierde straten en het was een feest om weer eens een Hollandsche marsch te hooren. De zaak hield even stil voor het huis van Jan Wikkerink. die ken je misschien nog wel van school vroeger. En anders zeg ik maar „Oome Jan”, dan weet tenminste elke onderduiker in den Achterhoek om wie het gaat. Nu, die muzikale hulde bij hem voor de deur was mijns inziens precies op zijn plaats. Want dat is nu maar een doodgewone aannemer, nietwaar? maar wat heeft die man in de oorlogsjaren een hoop gepresteerd zoo stiekum weg.

    Hij was in alle stilte districtshoofd van de Landelijke Organisatie voor Onderduikers en had er de zorg voor, dat al die knapen in het leven en zoo mogelijk uit handen van de slavenjagers bleven. Hij heeft er met zijn mannetjes talloozen ondergebracht, (je weet toch dat ze daar in Aalten den naam hadden. dat er evenveel onderduikers als inwoners waren?) en waar het noodig was al die lui ook van bonkaarten te voorzien, niet alleen stadsmenschen, maar ook een heeleboel Joden en verder alles wat, met de Gestapo op de hielen, den Achterhoek kwam binnenvluchten. In samenwerking met de Knockploegen zijn er in onze omstreken heel wat distributiekantoren met een vruchtbaar bezoek vereerd en Oome Jan had daar altijd de stille, voorzichtige leiding van.

    Het verbaasde dan ook niemand, toen er op een nacht juist bij hem op de stoep een kind te vondeling werd gelegd. Hij wist immers met alles en met iedereen raad en hij was nu eenmaal hèt groote plaatsingsbureau, ook blijkbaar voor babies. Enfin, die kleine hoefde niet ver te gaan, hij bleef aan hetzelfde adres, d.w.z. aan de andere kant van de voordeur, waar hij liefderijk werd opgenomen. Het was precies op den 21sten September en zoodoende werd de vondeling den volgenden morgen met een stalen gezicht officieel op het gemeentehuis onder den naam Willem Herfstink aangegeven. (Het achtervoegsel „ink” beteekent in het Achterhoeksch immers „de zoon van”). Maar den eersten dag van de bevrijding kwam de „Zoon van den Herfst” weer op zijn eigen adres, nl. bij de Jodenmeester, die met zijn vrouw dol gelukkig was, dat ze hun kleine in zoo’n gevaarlijken tijd veilig bewaard hadden geweten. Je snapt dat dat kaartje weer met echt-Achterhoeksche slimheid doorstoken was. De dokter had het kind van de ondergedoken ouders linea recta naar Oome Jan gebracht, die het al stond op te wachten achter de deur.

    Het was een schrik voor de geheele streek toen ze Oome Jan eindelijk te grazen kregen. Als de heele streek het tenminste zoo gauw vernomen heeft, want de gevangenschap duurde maar een paar uurtjes. De knockploeg had het nog wel gauwer in orde kunnen maken, maar ze moesten even wachten op den dokter voor de chloroform en de dienstdoende wachtmeester van de marechaussee moest toch ook even instudeeren, hoe hij zich zoo echt mogelijk moest laten bedwelmen. Maar toen was het ook zoo gebeurd, alleen de dokter was nog anderhalf uur bezig den goeien wachtmeester tot het leven terug te roepen, want de jongens hadden hem wat al te enthousiast met de chloroform-dot bewerkt.

    De rustige figuur van Oome Jan was sindsdien uit het gezicht verdwenen, maar hij had nu zooveel te meer tijd voor zijn illegale werk. De Duitschers waren als gewoonlijk ziedend en wisten niets beters te doen dan in machtelooze woede een paar handgranaten in zijn huis te gooien, dat natuurlijk finaal uitbrandde. Maar beter het huis dan Oome Jan, zei ieder getroost en zoodoende was die muziek van de week dan ook een spontane hulde vande heele bevolking. En het was zeker ook met instemming van het heele dorp, toen er later nog een paar liederen gespeeld werden voor het huis van wijlen dr. der Weduwen, die zoo ontzaglijk veel clandestiene hulp verleend heeft en in ’t bijzonder voor tal van jongens in de kampen van Bocholt en Rees een redder uit den nood is geweest. De Achterhoek weet feest te vieren, maar ook mee te leven met hen voor wie het feest onmogelijk is door schrijnende herinneringen.

    Daar vertel ik je tot slot van mijn brief nog één voorbeeld van, dat je goed zal doen. Het was op een der buurtschappen, dat de muziekvereeniging rond ging langs de hoeven met schetterend feestgeschal. Maar er hing juist over deze buurtschap een schaduw. Op den laatsten dag voor de bevrijding had een voltreffer in een schuilkelder vijf kinderen uit één gezin, met nog twee oudere evacué’s, uit het leven weggerukt. De plek van die ramp lag aan den grooten weg, waar de stoet langs kwam. Maar op honderd meter van die plaats zweeg de muziek en in stilte ging men verder. En daar bij die uitgebrande schuilkelder werd toen in het ontroerende zwijgen van alle buurtgenooten dat koraal gespeeld van den 103den Psalm: Gelijk het gras is ons kortstondig leven… Daarna trok men met stille trom weer verder en eerst op grooten afstand van die plek werd de feestmuziek hervat.

    Ik schrijf je dit, omdat ik weet, dat het je goed zal doen. De oorlog heeft ons niet verhard en gevoelloos gemaakt. Daar is nog ruimte in het Achterhoeksche hart voor medegevoel en stille piëteit.

    Tot wederschijvens, je
    GERT GROOTERS

    Bron


    • De Graafschapper, 18 mei 1945 (via Delpher)
  • Een brief uit verre landen

    Een brief uit verre landen

    De Graafschapper, 15 mei 1945

    Een dezer dagen bracht voor de fam. Houwers, „Neerhof” te Dale een eigenaardige verrassing. Zij kregen n.l. een brief van een Franschman, die daar ongeveer drie weken zijn toevlucht zocht en vond, maar toen helaas door wreede S.S.-mannen werd weggesleept, evenals de Apeldoornsche onderduiker Henk, die ook het slachtoffer werd. Een derde voortvluchtige zag kans nog te ontsnappen.

    Ongeveer midden Juli van het vorige jaar arriveerde onze Remy bij Houwers. „Goed volk”, was zijn eerste vraag. Onmiddellijk merkte men aan de eigenaardige uitspraak, dat het een buitenlander was. Veel tijd voor praten was er niet, en daarom werd hij vlug naar den zolder getransporteerd, waar hij den tijd verkortte met aardappels schillen en boontjes doppen. De grootste moeite leverde het verschil in spraak op, zoodat hij zich alleen maar aan de dochter, een onderwijzeres, verstaanbaar kon maken. Maar dan kwamen er soms ook spannende verhalen los.

    Hij was, zoo vertelde hij, een Fransch onderofficier, dis o.a. op Madagascar, in Afrika en in Fransch Achter-Indië gevochten had. In 1940 was hij helaas één van de eerste krijgsgevangenen die er gemaakt werden. Er was echter ook geen soldaat in het heele kamp, die vlijtiger was dan Remy. Spoedig had hij het vertrouwen van zijn bewakers gewonnen. Dientengevolge verplaatste men hem naar een fabriek in Krefeld. Door een voorgewende ziekte moest hij abnormaal vaak naar de W.C. Hierdoor kreeg hij de kans om plannen te maken voor zijn ontvluchting. Dit had hij al drie keer eerder geprobeerd, maar altijd hadden ze hem, nog voor hij in Frankrijk was, weer gegrepen.

    Bron

    In zijn werkplaats maakte hij een kompas van een oud conservenmesje. Een scheermesje, dat met een mes magnetisch gemaakt was, werd op een vriigezellenknoop bevestigd. Op de Noordpool van de magneet een beetje radium gedaan en zoo kon hij zich, ook ’s nachts, oriënteeren. De sigaretten werden bewaard en ingeruild voor een burgerpak. Hij trof zijn laatste voorbereidingen, deed zijn „ziekte” nog eenmaal „de eer” aan en ontvluchtte toen door het W.C.-raampje. Na een reis van 4 dagen, waarbij hij overdag onder de doornen een hazenslaap hield en ’s nachts, door zijn kompas geholpen, naar het Noorden vluchtte, passeerde hij veilig de grens. Tegen den morgen bereikte hij Houwers, waar hij zoo onthaald werd, dat hij besloot hier te blijven.

    Drie weken bleef hij op ,,’t Neerhof” en toen werd hij voor de vijfde maal gegrepen en meegevoerd naar Arnhem. Hierna, zoo schrijft hij in zijn brief, werd hij opgesloten in een kamp bij Bocholt. In September werd hij echter verplaatst en kwam hij in Münster terecht. Maar hier werd het al spoedig te warm voor de Duitschers, omdat „het stel idioten”, zooals Hitler zich in zijn rede eens uitdrukte, al maar in hun richting optrok. Zij zagen zich dus genoodzaakt weg te trekken en nu werd hun doel: Bremen. Maar onderweg, zoo schrijft Remy, had ik geen zin hen nog verder te volgen, met andere woorden: Voor de vijfde keer zag onze vriend kans te ontsnappen. En dit keer had hij meer geluk, want een week na zijn laatste vlucht kwamen de Amerikanen hem verlossen en brachten hem veilig terug in zijn geboorteplaats; Palalda, in de Pyreneeën.

    De brief was den 18en April 1945 geschreven en bereikte 9 Mei het doel van zijn bestemming. Wij wenschen de fam. Houwers, die zooveel voor dezen jongeman deed, van harte geluk met dezen brief en we hopen dat ook de andere onderduiker Henk, die eerst naar Amersfoort gebracht werd en daarna in Duitschland terecht kwam, spoedig weer, met al de anderen die daar nog zijn, op vaderlandschen bodem mag terugkeeren.

    Nationaal Onderduikmuseum

    Markt 12, Aalten. Hier zaten tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduikers verstopt.
    ‘Onderduikpand’ Markt 12, Aalten

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Aalten een toevluchtsoord voor een groot aantal onderduikers. Om de herinnering aan dit deel van de geschiedenis vast te leggen en levend te houden is in Aalten het Nationaal Onderduikmuseum opgericht. Het museum richt zich op het tonen en documenteren van de verhalen van onderduikers en de mensen die hen hielpen. Het laat zien hoe gewone mensen in buitengewone omstandigheden moed en medemenselijkheid kunnen tonen.

    Het museum is deels gevestigd in een pand met een bijzondere geschiedenis: Markt 12. Dit was destijds het woonhuis van een gezin met kinderen. Op zolder werden onderduikers verstopt en de kelder was een schuilplaats voor buurtbewoners, terwijl de woonkamer door de bezetter was gevorderd als ‘Ortskommandatur’.

    Meer informatie: nationaalonderduikmuseum.nl

  • Spelend de dood in

    Spelend de dood in

    Piepersweg, Aalten

    Aan de Piepersweg in de Aaltense Heurne staat een gedenkteken ter herinnering aan een tragisch ongeluk dat kort na de bevrijding van Aalten plaatsvond. Het monument is opgericht ter nagedachtenis aan drie jonge jongens die bij het ongeval om het leven kwamen.

    Op de middag van 4 april 1945, slechts enkele dagen na de bevrijding, speelden de jongens Wim Schenk (8 jaar), zijn broertje Henk Schenk (6 jaar) en hun vriendje Wim Wisselink (5 jaar) buiten. In een droge sloot langs de Bocholtsestraatweg vonden ze een projectiel. Zich niet bewust van het gevaar, gooiden ze het naar elkaar toe. Op een gegeven moment wierp één van de jongens het projectiel tegen de muur van een nabijgelegen woning, waarop het explodeerde.

    De gevolgen waren afschuwelijk. Wim Schenk overleed ter plekke. Zijn broertje Henk en Wim Wisselink raakten zwaargewond en werden overgebracht naar een militair noodhospitaal in Barlo, waar zij kort na elkaar overleden.

    In 2011 verscheen een boekje over deze dramatische gebeurtenis met de titel: ‘Spelend de dood in’, geschreven door Louis Veldhuis.

    Zeventig jaar na het ongeluk, in 2015, werd op de plek van het drama een monument onthuld. Het bestaat uit een sokkel met afbeeldingen van de drie jongens en is ontworpen door kunstenares Ans Braamskamp. De onthulling werd verricht door nabestaanden van de familie Schenk.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • De Bevrijding van Aalten

    De Bevrijding van Aalten

    30 maart 1945

    Op Goede Vrijdag 30 maart 1945 werd Aalten bevrijd door eenheden van de Britse Grenadier en Irish Guards. In direct gevecht met de vijand op 29 en 30 maart kwamen negen militairen van de King’s Company, 1st. Battalion Grenadier Guards om het leven. Omstreeks middernacht sneuvelden nog eens twee soldaten van de Irish Guards doordat hun voertuig op een mijn reed. De volgende dag, 31 maart 1945 kwamen twee genisten van de Royal Engineers om tijdens het ruimen van mijnen.

    Meteen na de bevrijding verscheen de Aaltensche Courant weer. Kort na de bevrijding op 4 april vonden drie jongens, de achtjarige Wim Schenk, zijn zesjarig broertje Henk en de vijfjarige Wim Wisselink in een droge sloot aan de Bocholtsestraatweg een projectiel. Zij besloten het projectiel te testen en gooiden het tegen de muur van het huis. De drie kinderen vonden de dood.

    Bron

  • Bombardement Dijkstraat

    Bombardement Dijkstraat

    Aalten, 24 maart 1945

    Op 24 maart 1945 vond er in de Dijkstraat in Aalten een bombardement plaats. De fabrieken aan de Dijkstraat waren het doelwit. Er vielen zeker 18 tot 19 dodelijke slachtoffers. Het precieze aantal is echter tot op heden niet bekend.

    Kort voor het einde van de Tweede Wereldoorlog, op zaterdag 24 maart 1945, doken boven Aalten plotseling vliegtuigen gierend omlaag. Vrijwel direct hoorde men het fluitend geluid van de vallende bommen. Een deel van de textielfabriek en het kantoor van Driessen werd plat gebombardeerd. Ook de fabriek van de Aaltense Tricotagefabriek (ATF) veranderde in een puinhoop. Van de brug aan de Dijkstraat tot aan de spoorbaan waren huizen totaal verwoest, anderen hadden zeer ernstige schade opgelopen. De gevolgen waren verschrikkelijk.

    Slachtoffers

    Bij smid Umbach werd de kelder, waar vader Umbach (43 jr.) en drie van zijn kinderen (13 jr. 10 jr. en 5 jr.) schuilden, door een voltreffer geraakt. Allen kwamen om. De moeder uit het gezin en een andere zoon overleefden ternauwernood door onder een tafel in de keuken te kruipen. Even verderop kwam het echtpaar Te Linde-Wechelaar (beiden 68 jaar) en hun 40-jarige zoon om het leven. Bij Koelman zijn vader Henricus Wilhelmus (55 jr.) en dochter (20 jr.) omgekomen. Ook Johannes Henricus Antonius Tepe (50 jr.), Maria Johanna Christina Leemhorst (34 jr.), Anton Lamers (73 jr.), Annie Kamphuis (15 jr.), Henk van Mechelen (15 jr.) behoren tot de slachtoffers. Voorts een drietal evacués, te weten Catharina van Ingen (79 jr.), Catharina Hendrika Stokking (25 jr.) en een onbekend 15-jarig meisje uit Haarlem.

    In de Aaltensche Courant van 4 mei 1945 en in het boek “Er op of er onder” (door W.P. Nederkoorn en G.J.B. Stork) worden nog een tweetal slachtoffers genoemd: M.J. Praster-Polman (28 jr.) en een zekere G.A. van der Meulen (44 jr.).

    Er waren ook vele gewonden. De toegesnelde hulpdiensten van het Rode Kruis en de Luchtbescherming hadden hun handen vol aan het bergen van de doden en overlevenden onder het puin vandaan te halen. Er zijn ook bommen gevallen in de Stationsstraat, De Wheme, Kerkstraat, Hofstraat, Hogestraat en Boomkampstraat. Aan de Parallelweg en Koopmanstraat, ten zuiden van de spoorlijn waren panden beschadigd. Ook vielen er nog bommen in de Molenstraat en Varsseveldsestraatweg.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen

    • Aaltensche Courant, 04-05-1945
    • ‘Er op of er onder’, W.P. Nederkoorn en G.J.B. Stork
  • Bombardement Barlo

    Bombardement Barlo

    Nijhofsweg 4, Barlo

    Op 30 maart 1945 werd de Aaltense buurtschap Barlo bevrijd door de geallieerden. Bij de ontzetting van Barlo en omgeving werd een schuilkelder bij boerderij Nijhof getroffen door een bom van de geallieerden die gericht was op de terugtrekkende Duitsers.

    Tijdens de schermutselingen tussen de strijdende partijen verscholen de zeven kinderen van de familie Weenink, het gevluchte echtpaar Elfers uit Den Haag en het echtpaar Nijhof en dochter Wanda zich in de schuilkelder van boederij Nijhof die werd geacht als een betrouwbare schuilplaats.

    Hoofdonderwijzer Weenink, die veertien kinderen had, woonde naast de school die was ingenomen door Duitse soldaten. Toen het alarm ging stuurde hij zijn kinderen naar de schuilkelders buiten de kern van Barlo, omdat hij het daar te gevaarlijk achtte. Zeven kinderen vluchtten naar de schuilkelder bij boerderij Nijhof aan de Nijhofsweg. De andere kinderen gingen naar de schuilkelder van boerderij ’t Markerink. De schuilkelder bij Nijhof zat niet onder, maar naast het huis. Het huis bleef ongeschonden.

    De laatste bom die vanuit een geallieerd vliegtuig werd gegooid viel op de schuilkelder. De mensen daarin werden bedolven onder aarde en boomstammen. De familie Nijhof was juist bij de ingang van de kelder om te kijken of het bombarderen was afgelopen en werd hierdoor gespaard. Maar vijf van de zeven kinderen en het Haagse echtpaar kwamen om. De bevrijding van Barlo zou door deze tragedie vooral een dag van rouw worden.

    De zeven slachtoffers waren Thomas Elfers (74 jr.), Helen Elfers-Reisenleitner (74 jr.), André Weenink (6 jr.), Co Weenink (17 jr.), Jan Weenink (3 jr.), Mien Weenink (20 jr.) en Rudolf Weenink (6 jr.).

    Monument

    Op initiatief van de Stichting Dwars door Barlo en de nabestaanden van de slachtoffers is een monument opgericht ter nagedachtenis. Het monument is geplaatst bij boerderij Nijhof en werd op 30 maart 2009 onthuld. Het monument bestaat uit twee zwerfkeien, waarbij de één rechtop de andere staat. In de bovenste steen zit een rond gat met daarin een stuk gebroken glas verwerkt, als symbool voor de onherstelbare schade. Hieronder staan de namen en leeftijden van de slachtoffers vermeld. Op de onderste steen, die als voetstuk dient, staat een citaat uit de Bijbel. Bij het monument is tevens een informatiebord geplaatst.

    De tekst op het monument luidt:

    ‘GOEDE VRIJDAG
    30 MAART 1945

    MIEN WEENINK 20 JAAR
    CO WEENINK 17 JAAR
    ANDRÉ WEENINK 6 JAAR
    RUDOLF WEENINK 6 JAAR
    JAN WEENINK 3 JAAR
    T.H. ELFERS 74 JAAR
    H.C.M. ELFERS-REISENLEITNER 75 JAAR’.

    Op het voetstuk staat het citaat:

    ‘ONSCHULDIGE LEVENS VERNIETIGD
    DOOR MEEDOGENLOOS
    OORLOGSGEWELD

    PSALM 73, VERS 12 EN 14
    (OUDE BERIJMING)’.

    De tekst op het informatiebord luidt:

    ‘MONUMENT TER NAGEDACHTENIS

    OP GOEDE VRIJDAG 30 MAART 1945 VIEL DE LAATSTE BOM OP
    DEZE PLEK WAAR OOIT EEN SCHUILKELDER STOND. DIT LUIDDE
    HET EINDE IN VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG IN DE
    BUURTSCHAP BARLO. DE ZO STERKE SCHUILPLAATS VAN DE
    FAMILIE NIJHOF BLEEK NIET BESTAND TEGEN ZULK NIETS
    ONTZIEND OORLOGSGEWELD.

    HET ECHTPAAR NIJHOF MET HUN DOCHTER OVERLEEFDEN DE
    INSLAG; HET ECHTPAAR ELFERS EN VIJF KINDEREN WEENINK
    KWAMEN HIERBIJ OM.

    DE VELDKEIEN SYMBOLISEREN HET LOODZWARE EN MASSALE
    VERDRIET. HET GAT MET HET – GEBROKEN – GLAS IN EEN VAN DE
    ZWERFSTENEN TOONT ONS EEN BLIK OP EEN NIEUWE
    TOEKOMST, ALHOEWEL DIE NOOIT ONGESCHONDEN ZAL ZIJN.

    WIJ HOPEN DAT DEZE PLAATS VAN HERDENKEN U STIL DOET
    STAAN BIJ HET GROTE GESCHENK VAN DE VRIJHEID WAAR WIJ
    NU MOGEN LEVEN. LATEN WIJ DAAR ZORGVULDIG MEE
    OMGAAN EN ONS INZETTEN OM OOK ANDEREN OP DEZE
    WERELD DIE VRIJHEID TE GUNNEN.

    STICHTING DWARS DOOR BARLO.’

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • De Bark

    De Bark

    Gelkinkweg, De Heurne

    In de zomer van 1944 werd De Bark, een onbewoonde boerderij tussen Aalten en Dinxperlo, een onderduikplaats voor een groeiend aantal merendeels jonge onderduikers, die de Arbeitseinsatz wilden ontwijken, alsmede enkele neergeschoten geallieerde piloten.

    Op zondagmorgen 25 februari 1945 sloeg de wacht alarm, toen drie Duitse soldaten van een landmeeteenheid een onverwacht bezoek brachten aan het voorhuis, waar zij geen strijders maar mogelijk wel verdachte voorwerpen hadden aangetroffen.

    Na het verlaten van het huis werden de Duitsers door de met een stengun gewapende ‘Lange Henk’ en makkers aangehouden, ontwapend en gevangengezet. Hetzelfde gebeurde met hun collega die in een legerwagen op hen wachtte. Het commando zat vervolgens met een complex probleem: hoe het gebeurde buiten kennis van de Duitse bezetter te houden en wat te doen met de vier gevangenen?

    Doodstraf

    Een geïmproviseerde krijgsraad van De Bark sprak de doodstraf uit. Hen fusilleren en daarna begraven was te omslachtig en riskant. De uiteindelijke conclusie luidde: ophangen. Aldus geschiedde.

    De vier lijken werden door Jan Ket in een auto, ondermijnd met twee springladingen, in een recente bomkrater nabij Varsseveld tegen een boom gereden. Ze werden zo goed mogelijk in aannemelijke posities in het voertuig geplaatst, waarna de springladingen werden ontstoken. Slechts één ging er af, maar de explosie was zwaar. Ket en zijn mannen, die moesten maken dat zij weg kwamen, waren zeker van hun zaak.

    Nog dezelfde avond auto vond een Duitse patrouille de gedeeltelijk uitgebrande auto met ernaast de lijken van twee Wehrmacht-soldaten met nog koorden om hun benen en striemen rond hun hals. De twee andere lichamen waren onherkenbaar. Later onderzoek toonde aan dat de achterste springlading niet is afgegaan door de kracht van de voorste.

    Represaille

    De represaillemaatregel van de Duitse bezetter was genadeloos. Zesenveertig politieke gevangenen werden uit het kamp De Kruisberg (Doetinchem) gehaald en op de grens van Aalten en Wisch, bij de Aaltense tol, gefusilleerd.

    De verzetsgroep had De Bark inmiddels volgens plan verlaten en week uit naar een oude landbouwloods aan de Dinxperlosestraatweg tussen Aalten en Dinxperlo. Het bericht dat de list met het geënsceneerde ‘auto-ongeluk’ was mislukt en de Duitse represaille door liquidatie van 46 Nederlandse politieke gevangenen bereikte hen pas vele dagen later. Het wekte bij hen eerst ongeloof en daarna diepe indruk.

    Veel tijd voor bezinning en verwerking werd hen niet gegund, omdat inmiddels vier geallieerde divisies de Rijn overgestoken hadden en de Achterhoek naderden. Op 30 maart maakten ze voor het eerst contact met twee Canadese gevechtswagens, die opdoken bij het ‘Somsenhuus‘. De bevrijding was een feit.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Bombardement Kruisstraat

    Bombardement Kruisstraat

    Aalten, 24 februari 1945

    Op zaterdag 24 februari 1945 vielen er bommen op en rond het kruispunt Kruisstraat (tegenwoordig Prinsenstraat) en Bredevoortsestraatweg, in het centrum van Aalten. De gevolgen van het bombardement waren desastreus: acht mensen kwamen om, waaronder drie kinderen, er vielen enkele gewonden en de ravage was enorm.

    Addie Steenbergen, dochter van bakker Steenbergen, woonde bijna op de hoek van de Kruisstraat en de Prinsenstraat. Een echtpaar was net uit de winkel vertrokken, toen het luchtalarm afging. Het echtpaar wilde niet mee de schuilkelder in, maar bleef schuilen in het portiek. Addie moest van haar moeder naar de overkant om haar zusje Netty op te halen, die daar aan het spelen was. Vrouw Helmink stond nog buiten en riep dat Netty al bij haar thuis in de schuilkelder zat. Addie ging terug naar huis de schuilkelder in. Moeder, oma Meijnen en zusje Bea, zaten er al.

    Vader en Toon Lammers, de knecht, stonden nog even buiten te kijken bij de ingang van de schuilkelder, toen de bom insloeg. De bom kwam op bakkerij Steenbergen terecht. Als ze een enorme steekvlam zien, zegt Addie’s moeder dat ze maar dichtbij haar moeten komen zitten: “Als we dan verbranden, dan zien ze in elk geval dat we samen zaten.”

    Er was een enorme stofwolk en toen een totale stilte…

    Slachtoffers en ravage

    Toen Addie, haar moeder en zusje weer buiten kwamen, was er niets meer van het huis over, alleen nog maar puin. Toon Lammers, de 18-jarige bakkersknecht, kreeg een ladder op z’n nek en was direct dood. Vader Steenbergen was door de luchtdrukverplaatsing voorover de kelder van de bakkerij in gevallen. Hij had een schedelbasisfractuur en was in coma. Het echtpaar (van den Berg-Jacobs) dat in het portiek schuilde is ook omgekomen. Netty kwam om in de schuilkelder van de familie Helmink, evenals Hansje Houwers en een dochtertje van Helmink, haar speelkameraadjes. Deze drie kinderen kwamen om door overdruk op de longen. Verder kwamen ook twee Duitsers om. Addie vond later nog een stuk been van één van hen tussen het puin.

    Gerrit en Bernard Buesink waren die zaterdagmiddag, even na het middaguur buiten bezig. Ze woonden op de hoek van het kruispunt Prinsenstraat/Kruisstraat. Vader Beusink had er een smederij. Het huis kreeg een voltreffer, maar wonder boven wonder overleefden ze het.

    Ooggetuigeverslag

    Ooggetuigeverslag van de vader van Cindy Weeber over het drama op 24 februari 1945, opgeschreven in 2006:

    “Mijn broer moest brood halen bij bakkerij Wikkerink, aan de Bredevoortsestraat, en ik wou een tol halen bij de Coöperatie. We gingen met de fiets van mijn vader, mijn broer Henk fietste en ik ging achterop de ‘pakkiesdrager’ zitten, en zo gingen we naar Aalten. Eerst gingen we brood halen bij Albert Wikkerink en toen fietsten we verder naar de Coöperatie om voor mij een tol te halen.

    Plotseling klonk de sirene, een waarschuwing voor luchtalarm. Mijn broer Henk gooide de fiets met brood tegen de gevel van smederij Buesink en schuilde daar voor de bommen en ik ging bij bakkerij Steenbergen schuilen. Wat volgde was een oorverdovend lawaai van neersuizende bommen. Dit alles duurde ongeveer 10 minuten. Na ongeveer een kwartier durfde ik me op te richten. Mijn handen, armen en hoofd zaten vol wondjes maar voor de rest had ik niets. Achteraf besefte ik dat ik wel dood had kunnen zijn maar als je daar zo ligt denk je daar niet aan. Toen ik opstond en naar buiten ging, was alles één grote puinhoop en ik zat van boven tot onder vol stof.

    Toen ik over het puin scharrelde, hoorde ik mijn broer roepen: ”Jan, Jan, hier ben ik”. Ik herkende zijn stem en riep: “Waar ben je?” “Hier”, klonk het en ik zag een grijze figuur op me af komen. Het was mijn broer Henk die ook onder de kleine wondjes zat maar voor de rest mankeerde hij niets. De fiets en de tas met brood was totaal verpletterd.

    Mijn broer zei tegen me: “Ga gauw naar huis, en zeg ze dat alles goed is” en ik rende naar huis en zei tegen vader en moeder wat er gebeurd was. Ze raakten beide in paniek en dachten het ergste maar ik zei dat ook Henk niets mankeerde. Vader is toen met me meegegaan om de fiets en het brood op te halen maar alles zat onder het puin.

    Later hoorde ik dat er zeven doden waren. We hebben toen wel een beschermengel gehad want we waren beide praktisch ongedeerd.

    Wat mij nu, na al die jaren, is opgevallen is dat mijn broer nooit meer over dit voorval met mij gepraat heeft. Bij mij zelf komt dit steeds meer naar voren. Waarom weet ik niet maar af en toe word ik ’s nachts wakker, nat van het zweet, en zie ik het weer voor me. Misschien is het als je ouder wordt te verklaren, maar het komt steeds vaker terug.

    Mijn broer is helaas overleden. Wat zou ik graag met hem erover gepraat hebben, maar helaas. Na goed 60 jaar komt er toch een moment dat je gaat nadenken waarom wij gespaard zijn en die zeven anderen niet.”

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Bombardement Dale

    Bombardement Dale

    Omgeving Elshoek/Grevink, Dale

    Op 8 februari 1945 vond in de Aaltense buurtschap Dale een vergissingsbombardement plaats, waarbij elf mensen om het leven kwamen. Ter nagedachtenis aan deze slachtoffers werd in 1988 een monument onthuld op de hoek van de Aladnaweg en de Grevinkweg.

    Minder dan drie maanden voor het einde van de oorlog, op 8 februari 1945, vertrokken Amerikaanse B-26 Marauder-bommenwerpers vanaf hun basis in het Noord-Franse Cambrai. Hun primaire doelwit was de omgeving van Kleve, en als dat niet mogelijk was hadden ze nog een alternatief doel bij Groenlo. Bij Kleve was het te bewolkt en dus vlogen ze door, maar ook in de Achterhoek was het zicht matig. Even na 11.00 uur lieten ze 528 fragmentatiebommen vallen.

    Twee uur later keerden de toestellen veilig terug in Cambrai. Hun missie-rapport vermeldde: “Impossible to determine further damage or to locate pattern accurately due to 80% cloud cover“.

    Dood en verderf

    De dodelijke lading kwam terecht in de omgeving van de Elshoek en het Grevink in Dale, met verschrikkelijke gevolgen. De honderden splinterbommen zaaiden dood en verderf. De scherven vlogen horizontaal over de grond en troffen zowel mensen als dieren. Overal lagen uiteengereten paarden, koeien, schapen, kippen en ganzen. Enkele boerderijen kregen voltreffers te verduren.

    Alle dokters, verpleegsters en hulpdiensten werden naar de rampplek gestuurd. In de modder en tussen de puinhopen verleenden zij eerste hulp aan de gewonden. Deze werden op brancards en ladders vervoerd naar Huize Avondvrede aan de Hogestraat. Van daaruit werden de zwaargewonden overgebracht naar het noodhospitaal in Harreveld.

    Het bombardement eiste uiteindelijk elf levens en liet meerdere mensen blijvend gehandicapt achter.

    De slachtoffers

    In de keuken van boerderij ’t Olde Nooitgedacht van de familie Neerhof werd onderduiker Joop de Roon uit Rotterdam dood aangetroffen. Bij boerderij de Glieuwe, waar de familie Hogenkamp woonde, kwamen dochter Anna en de zonen Herman en Jozef om het leven. Boerderij Bekerhuis van de familie Te Grotenhuis werd volledig verwoest. Hier vielen vier slachtoffers: de kinderen Arie en Teun te Grotenhuis en de broers Hendrik en Gerrit Stronks, die er ondergedoken zaten.

    Mink van der Harst, afkomstig uit Scheveningen en onderduiker bij de familie Eppink van boerderij ’t Nooitgedacht, werd buiten dodelijk getroffen door granaatsplinters. Ook de boerderij van Brus werd geraakt. Gerrit Brus overleed ter plekke, en zijn vrouw Sientje Brus-Stronks stierf enkele dagen later in het noodhospitaal in Harreveld.

    Daarnaast vielen er ook nog bommen in de Haartsestraat. Clarel Smit, die net het huis van Van Lente verliet, raakte hierbij zodanig gewond aan zijn voeten en benen dat hij vier maanden later in het noodhospitaal in Harreveld alsnog overleed.

    Het monument

    Het monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers bestaat uit vier stenen, afkomstig uit de restanten van het huis van de familie Te Grotenhuis. De heer Te Grotenhuis heeft deze stenen na het bombardement op de bewuste plek opgestapeld. Jarenlang fungeerden de stenen als een onofficieel gedenkteken. In 1988 werden ze, op aandringen van de plaatselijke bevolking, erkend als officieel monument.

    Op de gedenksteen zijn de namen van de slachtoffers aangebracht:

    G.J. BRUS 62 JAAR
    G.A. BRUS-STRONKS 63 JAAR
    A.J. TE GROOTENHUIS 12 JAAR
    A. TE GROOTENHUIS 10 JAAR
    M. VAN DER HARST 25 JAAR
    J.M. HOGENKAMP 22 JAAR
    H.J. HOGENKAMP 15 JAAR
    J.B.A. HOGENKAMP 6 JAAR
    J. DE ROON 18 JAAR
    H.W. STRONKS 33 JAAR
    G.W. STRONKS 26 JAAR

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen


    • Aalten in oorlogstijd, J.G. ter Horst
    • Als ik ze maar eens weer kon zien, het bombardement van Dale 8 februari 1945, H. de Beukelaer
    • Er op of er onder, Aalten, het land der onderduikers en der illegaliteit, G.W. Vaags
    • Interview met Karel Aversteeg (Louis Veldhuis en Gerrit Nijman)
    • Nationaal Comité 4 en 5 mei
    • Nationaal Onderduikmuseum, Aalten
    • Toespraak burgemeester Stapelkamp, 8 februari 2020
  • ‘Ome’ Jan Wikkerink

    ‘Ome’ Jan Wikkerink

    Verzetsleider

    Hendrik Jan Wikkerink (30 juni 1896 – 18 januari 1981), alias ‘Ome Jan’, was in de Tweede Wereldoorlog een belangrijk verzetsleider in Aalten. In zijn huis aan de Patrimoniumstraat in Aalten werd in 1942, onder andere met ‘Tante Riek‘ uit Winterswijk de LO opgericht: de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers.

    Verzetswerk

    Ome Jan was de hele oorlog betrokken bij het verzet. Hij hielp ontsnapte krijgsgevangenen en neergeschoten piloten ontvluchten via België naar Engeland. Ook regelde hij onderduikplaatsen voor Joden en Nederlanders die niet voor de Duitsers wilden werken.

    Met de hulp en moed van veelal boeren gaf hij de onderduikers onderdak. De LO regelde adressen en voedselbonnen. Bekend is het verhaal van de joodse baby Willem Herfstink. Het pasgeboren kind was de zoon van de Aaltense rabbi Jedwab. Het echtpaar zat ondergedoken in Lintelo, maar het jongetje kon niet op dat onderduikadres blijven. Met medeweten van Ome Jan werd het voor zijn huis te vondeling gelegd. De in scene gezette vondst had tot resultaat dat de inmiddels genoemde Willem bij de familie Wikkerink onderdak kreeg.

    Ome Jan overleefde de oorlog ternauwernood. Op 15 oktober 1944 werd hij met twee onderduikers in zijn eigen huis door de Duitsers opgepakt. Diezelfde middag nog werd hij door knokploegen bevrijd en dook hij onder bij een boer in Vragender. Twee dagen later koelden de bezetters hun woede op de woning van de ‘terrorist’. Zij gooiden handgranaten naar binnen, waardoor brand uitbrak in het huis. De brandweer wist de schade echter te beperken.

    Onderscheidingen

    Door zijn respectvol optreden en zijn diepe overtuiging van waarden was hij onbetwist een leidend figuur, ook na de oorlog. Na de bevrijding bracht koningin Wilhelmina een bezoek aan het echtpaar Wikkerink om hen persoonlijk te bedanken voor hun dappere moed en trouw. In Nederland werd hij geridderd. Hij kreeg ook eremedailles van de Franse president De Gaulle en de Amerikaanse president Eisenhower. In 1978 werden Hendrik Jan Wikkerink en zijn vrouw, Dela Gesina door Yad Vashem erkend als ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’. Niet voor niets staat zijn borstbeeld in de hal van het Nationaal Onderduikmuseum in Aalten.

    Ome Jan Wikkerink ligt begraven op begraafplaats Berkenhove.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.