Tot het midden van de 19e eeuw was de belangrijkste grensovergang met Duitsland niet op de huidige plek aan de Hamelandroute (toen nog Bocholtscheweg), maar lag deze ruim een kilometer oostelijker. Tegenwoordig is dit de ‘groene grensovergang’ aan de Bodendijk.
Het grenskantoor bevond zich destijds niet pal aan de daadwerkelijke rijksgrens, maar enkele honderden meters landinwaarts, bij de Kieftshutte.
De Bodendijk was van oudsher de belangrijkste weg van Aalten naar Bocholt. Het was dan ook niet voor niets dat de bisschop van Münster na de reformatie – toen de katholieken in Nederland hun geloof niet mochten uitoefenen – in 1675 aan deze weg, aan Duitse zijde, de Kruiskapel liet bouwen.
In 1859 werd het grenskantoor verplaatst naar een nieuw gebouw aan de huidige grensovergang, zoals een jaar eerder aangekondigd in de Staatscourant.
Vermoedelijk werd het voormalige grenskantoor bij de Kieftshutte na het vertrek van de ontvangers in gebruik genomen als boerderij. Wij denken dat de bewoners van de boerderij ‘Achterop‘ toen hiernaartoe zijn verhuisd en die naam hebben meegenomen.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
E-369
Domeinen
380 m² huis, schuur en erf
1861
E-369
Hendrik Gabriel van der Kraan, secretaris en gemeenteontvanger te Groenlo
“De Kapelle” was een café, wegrestaurant en snelbuffet aan de grensovergang Heurne-Hemden.
Dagblad Tubantia schreef op 3 september 1971:
Aan grens in Heurne dreigt sluiting chauffeurscafé
AALTEN — Het uitladen van een verwarmingsinstallatie en het vertrek van de exploitant van een wegrestaurant heeft aan de grens in Heurne een lawine van geruchten doen ontstaan, waarvan er in elk geval één juist is, namelijk dat het restaurant De Kapelle spoedig niet meer in huidige vorm zal worden geëxploiteerd. Meneer Jean-Pierre, zoals de exploitant aan de grens wordt genoemd, gaat naar het buitenland, naar Italië of naar Frankrijk, de verdere toekomst van het restaurant is naar zijn zeggen duister.
De exploitatiemaatschappij, die het bedrijf beheert, heeft het contract met de eigenaar van de zaak, de heer D. Fries, sigarenhandelaar in Aalten, niet verlengd, zegt men in De Kapelle. De heer Fries is daarover nogal verbaasd. „Ik weet officieel van niets, ik weet zelfs niet dat er een ander op zou komen. Van het niet verlengen van een contract is mij niets bekend”, zegt hij. De Maatschappij tot exploitatie van hotels, café’s en restaurants, te bereiken bij een brouwerij in Rotterdam, houdt de boot af als er om inlichtingen wordt gevraagd. De man, van wie de heer Fries veronderstelt dat hij volkomen op de hoogte is, zegt van niets te weten, een ander die het wel zou weten is de eerstvolgende weken nog met vakantie.
Koper
In de Kapelle weet men zeker, dat de brouwerij de overeenkomst met de eigenaar niet wil verlengen. Verondersteld wordt dat er dan niet anders zal opzitten dan dit chauffeurscafé en wegrestaurant maar te sluiten. „Er is veertien dagen geleden een koper op de geruchten afgekomen, maar ik heb geen zaken met hem gedaan, ik weet niet van veranderingen”, zegt de heer Fries. Rond De Kapelle verluidt: Een brouwerij heeft er belangstelling voor, er komt een grote verbouwing, het zal een bedrijf met twee vleugels worden, één voor chauffeurs en één voor het geven van uitgebreide maaltijden en partijen.
De directeur van de brouwerij, die belangstelling zou hebben, de heer F. Groen in Groenlo zegt: „Van verbouwen is geen sprake. Ze hebben mij aan de grens dat verhaal ook verteld toen ik met vakantie ging. Ik heb wel een aantekening op mijn bureau liggen en ik trek er wel achteraan, maar ik weet op dit moment nog nergens van”. De heer Groen acht het heel waarschijnlijk dat een andere brouwerij geen belangstelling meer heeft. „De ervaringen daar zijn niet zo bijster lollig geweest”, meent hij.
Alles tegen elkaar afwegend bij wat wel en niet gezegd wil worden in deze zaak kan op het ogenblik veilig worden aangenomen dat met ingang van het nieuwe jaar er geen pleisterplaats meer zal zijn in Heurne, wat heel wat chauffeurs van lange routes zeer zullen betreuren.
Aan de grens in Heurne wordt het steeds drukker, maar een nieuw gebouw voor de douane, zoals was beloofd, zit er de eerste jaren niet in.
Of er een inklaringsbureau in De Kapelle zal komen is een vraag, waarop het antwoord ook al in de lucht blijft hangen. Een dergelijk bureau staat wel aan de andere kant van de weg en omdat bij het douanekantoor een verwarmingsinstallatie is afgeleverd zijn de veronderstellingen over wijzigingen hier al eveneens druk in omloop.
Plannen voor een nieuw grenskantoor zijn er al lang. Het zou in de afgelopen maand al klaar geweest moeten zijn, maar er is zelfs nog niet aan begonnen. Het zal er voorlopig ook niet van komen. Op het douanekantoor in Winterswijk is men van mening, dat nu het besluit is gevallen in het bestaande kantoor voor duizenden guldens te gaan vertimmeren en een gasverwarmingsinstallatie te bouwen, het wel zeker is, dat er van het realiseren van een nieuw douanekantoor voorlopig niet zal komen.
De chauffeurs op de internationale lijnen vinden het overigens veel belangrijker of hun pleisterplaats gaat sluiten. Ze gingen zich er steeds meer thuisvoelen de laatste tijd. „Vroeger hebben ze het hier verkeerd aangepakt”, weet een van hen. „Ze wilden er een restaurant van maken met mooie kleedjes op tafel en nogal hoge prijzen. Een zaak langs de weg moet goedkoop zijn, het is voor een chauffeur belangrijk of hij één dan wel twee kopjes koffie voor zijn gulden kan krijgen.”
„Het is moeilijk met die gedachte op de achtergrond nog een zaak te drijven” menen restaurantdeskundigen. „Maar zulke zaken moeten er desondanks bij de grens zijn”, vindt de douane.
Adresboek 1967
Heurne 60/2 > Hamelandroute 84
“De Kapelle”
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Grenskantoor (links) en tramstation (met waranda), Heurne
Beschrijving
In 1859 werd het grenskantoor in de Aaltense Heurne verplaatst van de Bodendijk (nu Kiefteweg) naar de huidige grensovergang aan de Hamelandroute (toen nog Bocholtscheweg). Dit was het gebouw links op bovenstaande foto.
In 1910 werd naast het grenskantoor een station gebouwd voor de stoomtram, aan de lijn Bocholt-Aalten-Lichtenvoorde (het gebouw met de waranda rechts op bovenstaande foto). Dit station werd in 1932 verbouwd tot marechausseekazerne. Eind jaren dertig verhuisde de marechaussee naar de nieuwe kazerne aan de Ringweg en werd het voormalige tramstation verbouwd tot grenskantoor.
In later jaren werd het oude grenskantoor uit 1859 afgebroken (het jaartal is ons niet bekend). Het ‘nieuwe’ grenskantoor werd op enig moment ontdaan van zijn kenmerkende waranda. Op één van de meest recente foto’s hieronder is te zien dat ongeveer op de plek van het oude grenskantoor een modern kantoor is gebouwd van één bouwlaag (bouwjaar 1970). Dit gebouw staat er nog steeds, al is het sinds 1995 (bij het in werking treden van het Schengen-akkoord) niet meer als grenskantoor in gebruik.
Het voormalige tramstation, marechausseekazerne en grenskantoor uit 1910 is medio jaren zeventig eveneens gesloopt.
Fragment kadastrale kaart, 1912Intrekking kantoor Kiefthutte per 1 mei 1859Staatscourant, 9 januari 1858Nederlandsche Staatscourant, 17 november 1859Aaltensche Courant, 9 maart 1910Aaltensche Courant, 5 februari 1926De Graafschapbode, 11 december 1931Aaltensche Courant, 17 maart 1939Jaarboekje Ambtenaren Belastingdienst, 1946
Bij de groene grensovergang tussen Nederland en Duitsland aan het einde van de Kiefteweg (vroeger: Bodendijk) staat op een heuveltje, de zogenaamde ‘Kesenbult‘, een eeuwenoude grenssteen. De steen is gemaakt van Bentheimer zandsteen, en draagt de wapens van Gelderland en Münster, het jaartal 1766 en het nummer 171.
De steen markeert al meer dan 250 jaar een eens zeer belangrijke grensovergang, want de Bodendijk maakte destijds deel uit van de handelsroute tussen Gelre en Münster. Hier passeerden naast handelsreizigers ook koninklijke boden, oftewel boodschappers, vandaar de naam Bodendijk.
Kreuzkapelle
Tijdens de hoogtijdagen van het calvinisme (1675-1799), toen in Nederland het katholieke geloof niet meer uitgeoefend mocht worden, staken ook de katholieken van Aalten en Bredevoort hier regelmatig de grens over. Ongeveer tweehonderd meter voorbij de grens stond namelijk ooit de katholieke Kruiskapel.
Deze kapel was in 1675 gebouwd op het goed Reyerding, in opdracht van de bisschop van Münster, Bernard van Galen. Het was een achthoekig, houten gebouw en werd het religieuze middelpunt voor de verbannen katholieken uit Aalten en Bredevoort. Volgens overlevering gingen de gelovigen in werkkleding en met hun werktuigen naar de kapel, om te voorkomen dat ze zouden opvallen als kerkganger.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Een nieuwe zwervende redacteur stuit op rudimenten van het Achterhoekse nationalisme.
Villa ‘Beekhuize’, Aalten
Door HENRI BEUNDERS — „Bij Arnhem eindigde de wereld! Nog lang nadat wij hier kwamen wonen, in 1969, vroegen vrienden die belden dat ze ons wilden opzoeken: „Kunnen we nog wat voor jullie meenemen?” Mevrouw Pruim zegt het met een spottend lachje, maar er klinkt een nog altijd niet verflauwde verontwaardiging doorheen.
Sinds twee maanden drijft ze samen met haar man, eens Haags advocaat en sinds jaar en dag kantonrechter te Terborg, een pension in hun, uit 1826 stammende kapitale pand „Beekhuize” in Aalten. Terug naar het westen willen ze nooit. „De Achterhoeker is erg tolerant, hartelijk en gastvrij. Hier eindigen veel zaken in een schikking”, zegt Pruim tijdens het serveren van het ontbijt.
De IJssel een grotere barrière dan de landsgrens waar ze zo dichtbij wonen? Wie in Dinxperlo een tijdje door de Heelweg — linkerstoep Nederland, rechterstoep Duitsland — loopt, zou het wel haast denken. Men wandelt, fietst en winkelt over de grens alsof die niet bestaat. Mevrouw Pruim haalt haar kleine ontbijtbolletjes in Bocholt. De douaniers komen voor alle passanten hun hokje nauwelijks meer uit.
Met grensproblemen heeft de kantonrechter dan ook nooit te maken. „Nou ja, nooit, laatst moest er een kofferbak open. Lag er een vrouw in. „Ik lig altijd in de kofferbak als ik met mijn man uit rijden ga”, had ze gezegd. Ze bezat simpelweg geen pas. Die kreeg wel een proces-verbaal aan de broek”.
Achterlijk
Veel op heeft men in Aalten echter niet met de Duitsers. De informatie over en weer stelt niet veel voor. In Aalten valt een reclameblaadje uit Bocholt in de bus, in het hoekje „Grenspost” bericht De Graafschapbode dat de Anholter windmolen weer wieken heeft. Of dit komt omdat Aalten protestants-gereformeerd is en Munsterland katholiek? Men weet het niet. Misschien is het, zo menen sommige Aaltenaren, wel de mentaliteit zoals die bijvoorbeeld afstraalde van het plakkaat dat de Duitsers als vóór de finale voetballen in Mexico bij de grensovergang Heurne-Aalten hadden opgehangen: „Jetzt betreten Sie das Land des Weltmeisters”. Een Nederlandse douanebeambte vertelt glunderend dat zij er als de kippen bij waren om na afloop er het woordje „vice” tussen te krabbelen. „Iedereen vond het prachtig dat ze hadden verloren”.
Behalve voor de westerlingen blijkt de IJssel echter ook voor vele Achterhoekers nog altijd een grens naar een andere wereld. De waardering voor die andere wereld is de laatste tijd wel sterk veranderd. „Vroeger was alles wat uit het westen kwam mooi. Zonder drie flats was je als dorp achterlijk. Er is daardoor veel moois vernield”, vindt mevrouw Pruim. Die tijd lijkt voorbij. Het nostalgie-golfje dat na de stormvloed van de moderniseringsdrift over de IJsseloever sloeg, heeft nog net op tijd wat oude fraaiigheden kunnen redden. Als je hier wat rondrijdt, zie je hoe men overal bezig is weer kronkelige en bollende straatjes met kasseien aan te leggen in de dorpskernen, en hoe de culturele regionale renaissance in volle gang is.
„Wie zet puntdroad biej ’n Iessel. De leu uut ’t west’n komt der niet meer in!” van de Achterhoekse „Nationalisten” die enige jaren terug deze dreigende taal uitsloegen — het was de voedingsbodem van het succes van de popgroep Normaal — wordt weinig meer vernomen. Op het oogstfeest in De Heurne, een gehuchtje tussen Aalten en Dinxperlo, loopt een enkeling niettemin met een door de Road voor Achterhooks Belang uitgegeven „paspoart” op zak. Maar bij de meesten lijkt dit verkapte minderwaardigheidsgevoel allang plaats te hebben gemaakt voor een stevig verankerde trots op het eigene.
In het maïslandschap is op het akkertje voor de demonstraties maaien met de zeis, schovenzetten, vlegeldorsen, ploegen en eggen nog een halve hectare rogge verbouwd. Men lacht en maakt grappen als ook sommige bejaarde boeren deze oude technieken al bijna verleerd blijken te hebben. Alleen de handen van de manden- en mutsenmaker gaan nog snel en routineus, zij hebben hun vak nooit opgegeven. De talloze telelenzen, video- en super-8-camera’s waarmee de ruim 1500 autochtonen en toeristen elkaar staan te filmen doen vermoeden dat het oogstfeest in De Heurne zich reeds in de dubieuze overgangsfase bevindt van oprecht volksplezier naar toeristische attractie.
Klootschieten
„Men moet beter uitkijken als er wordt gegooid, want een kloot kan hard aankomen”. (Foto NRC Handelsblad/Vincent Mentzel)
Op zoek naar een nog niet door de massa ontdekte uiting van opgeleefde folklore verwijst een van de talloze kleurige boombiljetten (kermis, motorcross, bonte avond, men kan het zo gek niet verzinnen of het hangt wel aan een beuk of eik aangekondigd) naar de grens ten zuiden van Winterswijk. Daar is bijna het hele ‘buurtschap’, meer dan 80 mannen, vrouwen en kinderen uitgelopen om mee te doen aan de wedstrijden klootschieten.
Telkens twee teams van 5 of 6 leden proberen het vier kilometer lange parcours door het prachtige ‘„’coullissenlandschap’ tussen Woold, Kotten en Achterwoold in zo weinig mogelijk schoten af te leggen. Het is niet moeilijk te zien waarom ”t aole spel’ zo snel aan populariteit kan herwinnen.
Wie kan gooien, kan ook klootschieten. Er wordt een hark over de weg gelegd, men neemt tot daar een aanloopje en gooit de houten, met lood verzwaarde ’tennisbal’ van om en nabij de halve kilo zo ver mogelijk over de straat. De anderen hollen er roepen achteraan „Astubleef”, juicht er een over zijn worp van wel 80 meter. „Ie gooit er met de pette naor”, roept een ander die de kloot van zijn voorganger uit de maïs aan de overkant van de sloot moet zoeken.
Op het erve Esselinkhaar staan de thermosflessen gereed op een keukentafeltje. Men is halverwege, tijd voor een pauze. Organisator Massop van de Winterswijkse Klootschieters Vereniging spreekt de enthousiaste maar onervaren nieuwelingen nog eens vermanend toe. „Dit parcours is wel verzekerd, maar men moet beter uitkijken als er wordt gegooid, want een kloot kan hard aankomen”. Als bewijs laat hij zijn scheenbeen zien waar een half jaar terug een kloot, al stuiterend over ditzelfde stukje klinkerweg, tegenaan knalde. Hij tobt er nog mee. Vandaar dat er alleen koffie wordt geschonken. „Vroeger was het „zoepen en nog eens zoepen”, daar kwamen steevast brokken van”. Dat was trouwens, zo legt hij uit, ook de reden dat vroeger dit goedkope vertier van het ‘klootjesvolk’ vaak verboden was.
Dat het woord sindsdien vooral de lachlust opwekt — „er is geen zak an” had de kantonrechter verzekerd — deert Massop al lang niet meer. „Het is een serieuze sport. Onze bond heeft dan ook geweigerd toe te geven aan de Nederlandse Sportfederatie die wilde dat we het „kogelwerpen” gingen noemen”. En hij drukt een folder en een sticker in de hand. ‘Klootschieters doen het op de weg’. Volgend jaar worden de nationale kampioenschappen, in bakermat Twente, voor het eerst gehouden in de Achterhoek. Voor de Kottense grensbewoners is het vooral een zondags spelletje. „Het is mooi weer, je ziet mekaar weer eens, het is gezellig”, zo zegt een van de koffieschenksters. „Volgende week hebben we hier paardenspannen”.
Tiroleravond
De geringe hoeveelheid alcohol wordt ’s avonds ruimschoots goedgemaakt op de door de Winterswijkse afdeling van „Jong Gelre” georganiseerde Tiroleravond op camping Nieuw Beusink. Een dikke 40 vaten Grolsch, 200 glazen het vat, heeft men aangesleept voor de verwachte 800 bezoekers. Men zit aan lange tafels, men danst, men drinkt, het rumoer zwelt allengs aan, maar het blijft gemoedelijk. De Grensland Muzikanten spelen de hier zo populaire Egelander-muziek van Ernst Mosch. Jong en oud danst erop. De Achterhoekse formatie Free Sense speelt de tweede helft van de avond wat moderners en luidruchtigers. Iets na twaalven zet de groep „Steer it up” van Bob Marley in. „’t Bier is op! Oh wat baal ik, ’t bier is op” zingt de zanger. En normaal zomers weekeinde langs de Achterhoekse grens is voorbij.
„Men moet beter uitkijken als er wordt gegooid, want een kloot kan hard aankomen”. (Foto NRC Handelsblad/Vincent Mentzel)
AALTEN – „In Europa –naar Europa –uit Europa”, stond er op de toegangsdeuren tot de nieuwe Hamalandroute –de rondweg in Noordzuidrichting in Aalten –die de Commissaris der Koningin in Gelderland, mr. H.W. Bloemers gistermiddag officieel heeft ontsloten. Tevens was er een grote wegenkaart geschilderd, waarop het belang van deze Hamaland-route voor het internationale verkeer nog eens duidelijk werd geaccentueerd. Mr. Bloemers was de eer toebedacht, de toegangsdeuren op vernuftige wijze open te „zwengelen”.
Belangrijke ontsluiting
Hierop begaf zich een lange stoet van auto’s met vele genodigden, waaronder de gedeputeerde de heer H.M. Oldenhof, burgemeester mr. F.J. Waals en wethouder Th.B. Hulshof van Lichtenvoorde, Oberstadtdirektor Gillen van Bocholt, de directeur van de Gelderse Tramwegen, ir. A.H. Robbé Groskamp, de directeur van de SSOG, drs. K.F. Broekers en het welhaast voltallige gemeentebestuur van Aalten over de nieuwe weg bijna tot aan de grens om van daar uit naar Aalten terug te keren, waar in de Sociëteit de openingsplechtigheid werd voortgezet.
Met behulp van een vernuftig apparaat draaide mr. Bloemers, commissaris der Koningin in Gelderland de ontsluitingsdeuren van de Hamalandroute open. Gedeputeerde H.M. Oldenhof (links) en burgemeester mr. Waals van Lichtenvoorde (midden) kijken belangstellend toe.
„Dommen Aanleg”
Tevoren had het gezelschap van af de grensovergang Heurne-Hemden langs de oude route dwars door het in verband met het prinselijk huwelijk nog steeds feestelijk versierde Aalten de Dommen Aanleg bereikt. „Nooit is deze naam”, aldus één der sprekers in de sociëteit (de heer H.J. Kempers) „toepasselijker geweest dan nu, waar de nieuwe weg ophoudt en men Lichtenvoorde slechts kan bereiken langs de oude route die reeds lang niet meer aan de eisen van het moderne verkeer voldoet. „Het was echter niet de bedoeling” zo zei burgemeester E.S. van Veen van Aalten”, bij deze gelegenheid zijn gasten te tonen wat nog niet voltooid is”. De aansluiting op de Twenthe-route is van hogerhand reeds toegezegd en zal in 1967 voltooid zijn. Burgemeester van Veen deed dan ook zijn collega uit Lichtenvoorde de suggestie alsdan het feest in Lichtenvoorde voort te zetten.
Ontsluiting
Verder was hij het provinciaal bestuur dankbaar voor het feit, dat dit teruggekomen was van het aanvankelijk besluit om van deze nieuwe acht kilometer lange weg een autoweg te maken. Hierdoor betekent thans de Hamalandroute voor Aalten, dat toch al niet verwend is met wegen, een belangrijke ontsluiting. De noordzuidverbinding is nu tot stand gekomen. Rest thans nog de lang gekoesterde wens van de oostwestverbinding Winterswijk – Aalten – Doetinchem.
Symbolisch
De commissaris van de koningin noemde de nieuwe weg een eresaluut aan de oude, waar men deze middag nog eens langs was gereden. De smalle straten door Aalten kregen tenslotte een schier ondragelijke last te dragen en schenen ineen te krimpen onder het moderne verkeer. Nu zij weer tot hun oude locale functie terugkeren, bepalen zij mede de aantrekkelijkheid van Aalten. Wat de nieuwe weg betreft, de naam Hamalandroute is als symbolisch. Het aloude Hamaland heeft een legendarische, welhaast mythische klank in deze streken. Een klank, die geladenheid en daarmede toekomstverwachting insluit.
Betekenis
Oberstadtdirektor Gillen van Bocholt achtte de nieuwe weg van grote betekenis voor het grensland, dat zowel in Duitsland als in Nederland gelijkgestemde belangen heeft. Het werk van de SOG, van de TOG en van de interessegemeinschaft Rhein-Ems, dat tot nu toe zo dikwijls slechts van theoretische waarde leek te zijn, heeft in deze nieuwe weg praktische uitvoering gekregen.
Een aantal genodigden bij de opening van de Hamalandroute: geheel links staat gedeputeerde H.M. Oldenhof, daarnaast mr. H.W. Bloemers, commissaris der Koningin en in het midden (met ambtsketen) burgemeester mr. F.J. Waals van Lichtenvoorde.
De heer H.J. Kempers, raadslid van Aalten en sprekende o.m. namens Aaltens Belang, was met burgemeester Van Veen van mening, dat vervulling van de wens ten aanzien van de oost-westverbinding een verdere belangrijke ontsluiting van de streek zou betekenen. Hij vroeg zich echter af of het ontwerp van een vierbaansweg, zoals in de bedoeling ligt, niet een rem betekent voor een spoedige realisering. Hij sprak verder de wens uit, dat nu de nieuwe weg een feit is, nu ook de grensfaciliteiten met name wat betreft de vrijmaking van goederen bij de grens-overgang Heurne-Hemden verruimd zouden worden, waarbij hij tevens terecht kwam op een reeds lang vergeefs bespeeld thema, de dag-en-nacht-openstelling van deze grenspost.
Tenslotte bood nog burgemeester mr. F.J. Waals van Lichtenvoorde zijn Aaltense collega zijn gelukwensen aan, waarbij hij mededeelde dat thans ook in de gemeente Lichtenvoorde alle gronden voor het verdere verloop van de nieuwe weg zijn aangekocht. Nog dit jaar zal worden begonnen met de aanleg van de aarden baan.
Duitse arbeidsters kregen een pond koffie voor de Kerst, Nederlands personeel ontving later een riks…
Meisjes aan het werk bij textielfabriek Driessen, Hofstraat. Foto ter illustratie.
Was onlangs een der Duitse meisjes, werkzaam in een textielfabriek te Aalten, oorzaak van een opzienbarend incident (zij bekladde de Nederlandse vlag met een hakenkruis), thans zijn opnieuw Duitse textielarbeidsters in Aalten aanleiding geweest tot een voorval dat in het rustige dorp nogal beroering heeft gewekt, daar er twee textielfabrieken mee gemoeid waren.
Bij een textielfabriek in de Dijkstraat zijn 16 Duitse meisjes werkzaam. Tegen Kerstmis gingen zij peinzen over een verrassing waarmee zij haar familieleden over de grens zouden kunnen dienen. Koffie moest het worden, was de algemene opinie!
De Duitse meisjes namen een personeelslid uit Aalten in de arm en die wist er wel een mouw aan te passen. Hij ging op zijn beurt naar een zakenman, die in staat en bereid bleek om 16 pond koffie te leveren, voor ieder der Duitse meisjes één pond. ’s Avonds gingen de meisjes opgewekt met hun koffie per bus naar huis. In diezelfde bus zaten evenwel ook 19 arbeidsters van een textielfabriek uit de Hofstraat.
Begrijpelijkerwijs waren die er maar matig over te spreken dat haar vriendinnen wel en zij geen koffie voor „Weihnachten” konden meenemen naar huis. Prompt kwam de volgende dag de kwestie ter sprake bij de directie in de Hofstraat. En die meende weinig ander te kunnen doen dan ieder van haar Duitse arbeidsters ook een pond koffie te beloven. En de 19 ponden koffie kwamen er inderdaad.
Maar daarmee waren de moeilijkheden nog niet ten einde! Want het Nederlandse personeel was iets over het Kerstgeschenk ter ore gekomen en dat ging nu ook koffie eisen. Koffie immers is een artikel dat de laatste tijd ook hier te lande maar zeer schaars te verkrijgen is. De directie van de fabriek in de Hofstraat herstelde de bedrijfsvrede door elk personeelslid een gratificatie van ƒ 2,50 te geven. En daarmee leek het hele geval van de baan te zijn.
Nu er echter zoveel personen bij betrokken blijven, kon het haast niet anders of ook de politie en C.C.D. moesten van het geval horen. Laatstgenoemde instantie heeft inmiddels een onderzoek ingesteld, dat bij de directie van de textielfabriek aan de Hofstraat reeds leidde tot een proces-verbaal. Daar kwam een tweede proces-verbaal bij wegens het verstrekken van een gratificatie zonder toestemming van het college van Rijksbemiddelaars. Ook tegen de betrokken winkelier is inmiddels proces-verbaal opgemaakt.
Dat de Duitse meisjes de koffie hebben kunnen uitvoeren, is, naar wij vernemen, hieraan toe te schrijven, dat de Ned. douane in strijd met gegeven orders de koffie liet passeren, men zou in de veronderstelling hebben verkeerd dat die vrij mocht worden uitgevoerd voor zover zij een waarde had beneden ƒ 15,—. De Duitse douane had de Duitse meisjes reeds toegezegd in verband met het op handen zijnde Kerstfeest een uitzondering te zullen maken.
DOUANE-BEAMBTEN IN BURGER – Een grappige grensgeschiedenis: van achtervolgers, achtervolgden.
Een vermakelijk geval heeft zich hier één der laatste nachten aan de grens afgespeeld, schrijft men uit Aalten aan „De Graafschapsbode”. Twee jeugdige Duitsche ambtenaren hadden zich met burgerkleeding over hun uniform, verdekt opgesteld bij het kippenhok van een boer, die juist even op het Duitsche, vlak aan de grens, woont.
De ambtenaren hadden het vermoeden, misschien niet ten onrechte, dat daar in de buurt een partijtje varkens gesmokkeld zou worden. Het boertje had deze ongewenschte gasten echter ontdekt en was met hun bezoek heelemaal niet ingenomen. Hoe kon hij de lui, die alles in de war zouden sturen, weg krijgen?
Hij wist er een afdoend middel op, schoot zijn geweer een paar keer af en begon te roepen: „Kippendieven! Kippendieven! Grijpt de kippendieven?” Beide ambtenaren werden in plaats van achtervolgers nu achtervolgden!
Eén vluchtte op Duitsch gebied, de andere echter rende ons land in, en kwam in zijn angst in een sloot terecht, waar hij door een paar landbouwers doornat uitgehaald werd. „Kö’j fietsen? Gaot dan maor op de fietse zitten en fietst maor netjes veur ons uut!” werd hem gecommandeerd en zoo werd de jeugdige ambtenaar, bibberende van de kou, heel netjes naar de politie te Aalten gebracht, waar natuurlijk gauw bleek, dat het geen „echte” kippendief was.
Op 11 april publiceerde De Telegraaf een bericht over een noodlottig incident aan de Duitse grens in de Aaltense buurtschap IJzerlo:
DUITSCH SMOKKELAAR OP NED. GEBIED DOODGESCHOTEN
Drama te Aalten
Door Duitsche kommiezen is een Duitsche smokkelaar op Nederlandsen gebied doodgeschoten. Het drama speelde zich af in een dennenboschje nabij de woning van den grenshandelaar Momberg. Onmiddellijk stelde de burgemeester van Aalten met behulp van politie en marechaussee een onderzoek in. Het slachtoffer was in de borst getroffen en was terstond gedood. Het is de 18-jarige landbouwerszoon W. B., die op ongeveer 200 meter woont van de plek waar hij werd getroffen. Zijn zusters, die zich ongerust over hem maakten, omdat hij langer weg bleef dan verwacht, vonden hem doodelijk getroffen. Zij tilden hun broer op en namen hem mede naar huis. Heden wordt het parket uit Zutphen hier verwacht.
Een dag later meldde de Nieuwe Winterswijksche Courant meer details, die het gebeuren in een geheel ander daglicht stelde:
GRENSINCIDENT
Naar wij van bevoegde zijde vernemen is in den avond van Zaterdag j.l. te ongeveer 10 uur een Duitsche jongen uit Spork van pl.m. 16 jaar doodgeschoten door een Duitsche douane, vermoedelijk op Hollandsch grondgebied (Aalten). Men deelt ons hieromtrent de volgende bijzonderheden mede.
De ouders van den jongen, die Willem Bos genaamd was, beweren, dat hun zoon even over de grens een doosje cigaretten wilde koopen. Toen hij zeer laat in den avond nog niet terugkeerde, werden de ouders ongerust en lieten den jongen zoeken, die ongeveer half 12, op 18 meter van de grens, daar waar de weg Aalten-Dinxperlo het dichtst den paal nadert op Hollandsch gebied door zijn zusters werd gevonden, dood, met een schot midden in de borst…
Zondagochtend is het parket uit Zutphen ter plaatse geweest. Mr. Stam, terwijl ’s nachts de burgemeester van Aalten, Marechaussee en enkele rijksambtenaren er zijn geweest. Het lijk was toen reeds naar de ouders op Duitsch grondgebied vervoerd. Alleen de pet lag nog op de plaats, waar de jongen is gevonden.
Pl.m 12 Meter van de grens is een huls van een revolver van een Duitsch ambtenaar gevonden. De Officier van Justitie verzocht den ouders, om het lijk voor het laten verrichten van sectie naar Holland te vervoeren, maar de Duitsche Justitie had het lijk reeds in beslag genomen.
De Duitsche ambtenaren beweren, dat zij geschoten hebben op smokkelaars op Duitsch gebied, juist voordat er vlug twee op Hollandsch gebied sprongen. Maandagmiddag is een onderzoek ingesteld door den Procureur-Generaal van ’t Hof te Arnhem, Mr. Cnopius en Majoor Jhr. Laman Trip, van de Kon. Marechaussee. Toen is ook weer een huls gevonden.
Er schijnen ooggetuigen te zijn geweest, die beweren, dat de Duitsche kommiezen achter smokkelaars hadden gezeten, waarmede het slachtoffer niets te maken had. De Duitsche ambtenaren zouden de smokkelaars op Hollandsch gebied hebben nageloopen en toen den jongen hebben gezien, die, verschrikt, achter een boom was gekropen. Zij hebben hem volgens den getuige met een zaklantaarn belicht en hem toen maar pardoes doodgeschoten. De getuige, een smokkelaar, wilde daarna naar een boer gaan, om dezen te waarschuwen, maar de Duitsche kommiezen bevonden zich nog steeds op Hollandsch gebied.
Ook op den getuige is toen nog vijf keer geschoten. Later heeft hij langs een omweg geprobeerd de ouders van het slachtoffer te bereiken, maar toen was het intusschen reeds bijna half 12 geworden, juist toen het lijk door de zusters werd gevonden. De verklaringen van dezen getuige kloppen, wat dit laatste betreft, precies met die der zusters. De zaak is thans in onderzoek. Van het lijk, de plaats des onheils en van de hulzen zijn foto’s genomen. Het incident heeft begrijpelijkerwijze overal diep medelijden en groote verontwaardiging gewekt.
De Courant – Het Nieuws van den Dag schreef op 12 april over het voorval:
ONSCHULDIGE DOOR SCHOT GEDOOD
Het drama aan de grens bij Aalten. Verslagene toevallig verzeild geraakt tusschen troep smokkelaars.
Omtrent de droeve gebeurtenis aan de grens, waarbij de zestienjarige Wilhelm Busch door een schot doodelijk getroffen werd, kan worden gemeld, dat de jongeling zich niet met smokkelarij inliet. Hij ging voor zijn familie boodschappen op Nederlandsch gebied doen. B. raakte toen verzeild tusschen een groep personen, die van smokkelarij verdacht werden.
De kommiezen waren op hun ronde den troep tegemoet gegaan. Zij deden eerst eenige schoten in de lucht, maar de smokkelaars stoorden zich daaraan niet. Toen nu met scherp een schot werd gelost, hoorden zij wel een noodkreet doch op hun onderzoek bespeurden zij niets. Eerst later, toen de zusters van den verslagene door diens lang uitblijven gingen zoeken, deden deze de droeve ontdekking dat haar broer op vijftien meter afstand van de grens doodelijk getroffen was door een geweerschot.
Overlijdensregister
Ondanks dat het tragische incident op Nederlands grondgebied plaatsvond, konden de Nederlandse autoriteiten er weinig mee, mede omdat het lichaam al naar Duitsland was overgebracht voordat zij ter plaatse waren. Bovendien hadden zowel dader als slachtoffer de Duitse nationaliteit.
Bijna drie weken later verschenen gemeentebode Schut en landbouwer Momberg voor de ambtenaar van de burgerlijke stand in Aalten om aangifte te doen van het overlijden. De overledene wordt genoteerd als ‘Wilhelm Buss‘, 16 jaar oud, zoon van Wilhelm Buss en Johanna Bühs. Hij was geboren en woonde in Liedern in Duitsland (de buurtschap Spork behoorde destijds tot het Amt Liedern en sinds 1975 tot de Stadt Bocholt).
Hoe het met de Duitse kommies die het dodelijke schot loste is afgelopen, is ons niet bekend.
Overlijdensakte Wilhelm Buss (klik om te vergroten)
Tijdens de Eerste Wereldoorlog bood Aalten onderdak aan vele buitenlandse vluchtelingen.
Het is 28 juli 1914 als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. Twee dagen later verklaart Nederland zich neutraal. Hierdoor bleven de grote verschrikkingen van deze oorlog ons bespaard. Maar al snel kreeg Nederland een heel ander probleem voor haar kiezen: vluchtelingen. Vele ontsnapte krijgsgevangenen, deserteurs maar ook burgers kwamen vanuit de ons omringende landen om hier een veilig heenkomen te vinden. Ook in Aalten.
Krantenberichten
“Italiaansche vluchtelingen. Te Aalten is de Pastorie en de predikantswoning der Chr. Gereformeerde gemeente ingeruimd voor eenige Italiaansche gezinnen, welke uit Duitschland zijn gevlucht.” Het Vaderland, 22-05-1915
“Men schrijft ons van de Oostgrens: Dat het voor ontvluchte krijgsgevangenen nog niet zoo heel gemakkelijk is, de grens te passeeren, moge wel daaruit blijken, dat door den Feldwebel, die bij de buurtschap Kotten aan de grens der gemeente Winterswijk dienst doet, werd medegedeeld, dat in de laatste paar weken in de grensstrook gelegen langs de gemeenten Winterswijk en Aalten niet minder dan 70 vluchtelingen zijn aangehouden. Toch kwamen in dien tijd nog circa 20 krijgsgevangen, Franschen, Russen, Belgen en ook een Engelschman in die buurt op Nederlandsch grondgebied.” Arnhemsche Courant, 25-03-1916
“De stroom houdt aan. Te Aalten zijn Dinsdag twee Oostenrijksche en een Duitsche deserteur over de grens gekomen.” Nieuwsblad van het Noorden, 01-09-1916
“Aalten, 29 Dec. Het aantal vluchtelingen, krijgsgevangenen, deserteurs en burgers, die hier dezer dagen over de grens zijn aangekomen is bijzonder groot. Niet minder dan 25 Russen kwamen hier aan die in de kolenmijnen in Duitschland hadden gewerkt. Allen werden naar Rotterdam getransporteerd. Voorts 17 Polen, van wie twee hun vrouw en kinderen bij zich hadden. Ze waren uit Koerland afkomstig en hadden in de mijnen gewerkt tegen een loon van 9 à 10 mark per dag; de slechte voeding had hen gedwongen naar ons land te trekken. Zij hadden een zeer moeitevollen tocht gehad. Verder arriveerden 4 deserteurs en 1 ontsnapte Fransche krijgsgevangene. Woensdag is hier nog een Fransche krijgsgevangene aangekomen, die was ontsnapt met twee anderen uit een gevangenkamp in Duitschland. Een er van werd, voor hij bij de grens was, doodgeschoten, en de andere gewond en gevangen genomen. Gisterenmiddag zijn wederom twee Russen en een Duitsch deserteur aangekomen en hedenmorgen meldde zich nog een Duitsch deserteur bij de grenswacht aan.” Zutphensche Courant, 30-12-1916
“Zaterdagavond, en Zondagmorgen zijn bij Aalten 9 Russische Polen, een Belg en een Russische cavalerist-onderofficier over de grens gekomen.” Het Nieuws van den Dag, 16-01-1917
“Te Aalten kwamen over de grens en vertrokken Maandag naar Amsterdam een Duitsche deserteur met vrouw, twee kinderen en een dienstbode. De vrouw was geboren in Argentinië.” Het Nieuws van den Dag, 23-01-1917
“De laatste dagen zijn er weer heel wat vluchtelingen en deserteurs over onze grens gekomen. Te Aalten kwamen gistermorgen 15 Russen aan, ontvlucht uit Duitsche gevangenschap.” Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 26-01-1917
“Te Aalten kwamen Zondag over de grens drie Duitsche deserteurs en drie Fransche militairen die uit het kamp te Muhlheim waren ontvlucht. Onder dit zestal bevond zich de bewaker van genoemd kamp, die als geleider van de vluchtelingen was opgetreden.” Het Nieuws van den Dag, 20-11-1917
“Te Aalten zijn Zaterdag twee Fransche krijgsgevangen over de grens gekomen. Zij waren uit een kamp te Friedrichsfeld ontvlucht.” Het Nieuws van den Dag, 10-06-1918
“Vandaag, Vrijdag, werden uit Winterswijk hier verwacht: 316 Fransche-, 22 Belgische- en 2 Italiaansche krijgsgevangenen.” Aaltensche Courant, 29-11-1918
Franse vluchtelingen in het Feestgebouw
Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog kwam er vanuit Noord-Frankrijk een tweede vluchtelingengolf op gang van voornamelijk Franse, maar ook Belgische burgers.
Vrijdag 27 september 1918 – In Noord-Frankrijk had de Duitse bezetter de bevolking van zo’n 250 steden en dorpen, die zich tussen de door de Duitsers opgerichte Hindenburglinie en de grens met België bevonden, opgeroepen om huis en haard te verlaten. Men verwachtte er hevige gevechten nu de geallieerden de Duitsers terugdrongen richting België, waardoor het beter zou zijn de regio te evacueren. Diegenen die aan de oproep gehoor gaven, trokken veelal te voet door het bezette België, hun schamele bezittingen met zich meenemend. Nederland had toegezegd een grote groep tijdelijk onderdak te verschaffen.
Zaterdag 26 oktober 1918 – Arnhem was een doorgangsoord voor Franse vluchtelingen. Om 18.00 uur kwamen hier 350 vluchtelingen aan. Zij zouden de volgende dag naar Borculo, Groenlo en Aalten worden overgebracht. Zondagavond arriveerden nog eens 800 à 900 vluchtelingen, die maandag naar verschillende plaatsen in Gelderland zouden gaan. Leden van een bepaalde groep droegen als onderscheidingsteken banden van eenzelfde kleur om hun arm.
Zondag 27 oktober 1918 – ’t Was een roerige zondag voor het normaal zo rustige Aalten. Zaterdag had de burgemeester bericht ontvangen dat in zijn gemeente, evenals in andere plaatsen in Gelderland, een groot aantal vluchtelingen, mannen en vrouwen, moest worden ondergebracht. In allerijl werd een vergadering bijeengeroepen van het in 1914 opgerichte Comité tot Hulp van Vluchtelingen. Besloten werd dat de mannen in gebouw Elim en de vrouwen en kinderen in het Feestgebouw zouden worden ondergebracht. Voorts werden de nodige maatregelen getroffen, om de vluchtelingen van eten en drinken te voorzien.
Zondagmiddag 13.00 uur had zich een grote menigte mensen bij het station verzameld. Op het perron bevonden zich de leden van de brandweer, om de nodige hulp bij het overbrengen van de gasten te verlenen. ’t Was een lange trein die behalve voor Aalten ook een honderd vluchtelingen voor Winterswijk en Groenlo vervoerde. De begeleider, een koopman uit Antwerpen, stapte uit en nodigde de 108 mannen die hij begeleidde uit om zijn voorbeeld te volgen. Per vier stelde men zich op, de bagage werd op een vrachtwagen geladen, en zo begaf zich de stoet, omringd door een grote menigte, naar het Feestgebouw.
Feestgebouw, Aalten
Salle Maréchal Foch
Het Feestgebouw werd voor de gelegenheid omgedoopt in ‘Salle Maréchal Foch‘, naar Frankrijk’s befaamde opperbevelhebber.
Alles was hier netjes ingericht als slaapplaats van de vreemdelingen. Lange tafels waren geplaatst, waaraan de maaltijden konden plaatsvinden. Op een tafel prijkten kannen van de brandweer, die dienst konden doen als wasstel. Sommige vluchtelingen waren zo vermoeid dat ze terstond op hun legerbed van stro gingen liggen. Geen wonder, want ze hadden allemaal de week ervoor van Rijsel (Lille) of Tourcoing naar Brussel gelopen. In de Belgische hoofdstad waren ze feitelijk bestemd voor Duitse dienst, maar door een list – de meesten van hen hadden een valse pas – hebben ze, met duizenden anderen, de Nederlandsche grens weten over te steken.
Nadat de gasten zich hadden verkwikt met koffie en brood, werden hun namen met woonplaats en beroep opgetekend. Er waren bij: een stationschef en twee onderwijzers, die met hun drieën als regelingscommissie werden aangewezen, tot wie de vluchtelingen zich met verzoeken en klachten konden wenden.
“Réfugiés Français et Belges, Salle Maréchal Foch, Aalten (Hollande), 22-11-1918”
Natuurlijk hadden velen van hen de behoefte om hun verwanten te laten weten dat zij veilig en wel in het gastvrije Nederland waren. Daarom werd hun papier en inkt ter beschikking gesteld, terwijl de heren Johs. Driessen en Jongen ervoor zorgden, dat zij hun vreemde munt voor Nederlands geld konden inruilen. Dankzij de actie van het comité, onder de uitnemende leiding van mej. Hesselink kon tegen 18.00 uur het middagmaal worden opgediend, dat de Fransen zich wel lieten smaken.
Om de orde te handhaven waren bepaalde maatregelen getroffen. Zo moest iedereen ’s avonds om 21.00 uur binnen zijn en de café’s mochten hen geen sterke drank schenken.
Volgens de begeleider zouden de vluchtelingen in geen geval langer dan 14 dagen blijven. Ze zouden zo spoedig mogelijk via Zeeland door ’t bevrijde België naar hun vaderland worden teruggebracht. De onderhandelingen daarover waren al gaande. Het zouden vier weken worden.
Dinsdag 29 oktober 1918 – Twee dagen na hun aankomst besloten drie van de in Aalten ondergebrachte vluchtelingen te vluchten. Na het ontbijt hadden ze bepakt en bezakt het gebouw verlaten, met een routebeschrijving van Aalten, via Varsseveld en Terborg naar Arnhem. Ze werden echter door de politie achterhaald en teruggebracht naar ’t Feestgebouw.
Italianen
In een interview met burgemeester Monnik vertelt deze nog over Italiaanse krijgsgevangenen, die in de fabriek der N.V. Textiel Mij. waren ondergebracht: “Met die Italianen beleefden we nog wat eigenaardigs. We hadden ze allemaal wat van onze prachtige zeep, waarvan we toen een heelen voorraad hadden, gegeven om zich eens frisch te kunnen wasschen, maar den volgenden dag was alle zeep door de Italianen opgegeten!“
Einde van de Eerste Wereldoorlog
Maandag 11 november 1918 – In een bos bij het Franse stadje Compiègne, ongeveer tachtig kilometer ten noorden van Parijs, werd de wapenstilstand gesloten waarmee de Eerste Wereldoorlog ten einde kwam. De ruim 40.000 Franse vluchtelingen in Nederland konden weer naar huis. Dit was nogal een logistieke organisatie, waardoor het nog tot januari 1919 zou duren voor de laatste Fransen konden vertrekken. Daar kwam bij dat de Duitsers hun krijgsgevangenen vrijlieten, en deze wilden uiteraard ook zo snel mogelijk terug naar hun vaderland. Een enorme stroom vluchtelingen kwam op gang, deels via Nederland.
Zaterdag 16 november 1918 – In Aalten werd alles in gereedheid gebracht om de stroom Engelse vluchtelingen, die vanuit Duitsland werd verwacht, te kunnen ontvangen. In de scholen en andere gebouwen werd daartoe alles ingericht zodat er 900 man geborgen kon worden. De rest zou worden doorgezonden naar omliggende gemeenten. Om de orde te handhaven was er in Aalten een compagnie infanterie van het 22e regiment uit Ede gearriveerd. De soldaten werden ondergebracht in de openbare school aan de Herenstraat alsmede in de Chr. School aan de Bredevoortsestraatweg. De Nieuwe Aaltensche Courant voegde hieraan toe: “Voor ons anders zoo stille dorp een heele drukte!“.
Dinsdag 19 november 1918 – Nieuwe Aaltensche Courant: “Aan de Oostgrens was de kampleiding, in afwachting van de drommen krijgsgevangenen, die thans in Duitschland worden vrijgelaten en op eigen gelegenheid naar hun vaderland willen terugkeeren, den toestand niet meer meester. Om gisting te voorkomen, is een deputatie naar ‘s-Heerenberg gekomen om over het vervoer te spreken. Ten einde den stroom in een goede bedding te leiden, heeft de Nederlandsche legerleiding bepaald, dat Belgen en Franschen uitsluitend via de smalste strook van Limburg op ons land mogen passeeren, aan de andere punten zullen ze onherroepelijk worden teruggewezen. Daar worden worden alleen Engelschen toegelaten. Te ‘s-Heerenberg, Aalten, Dinxperlo en Winterswijk worden concentratiekampen in gereedheid gebracht.“
Ook in Aalten kwamen vluchtelingen uit de Duitse gevangenkampen over de grens. Op zaterdag 16 november wist een groepje van 21 Franse vluchtelingen Aalten te bereiken. Ze hadden zelfs al de weg gevonden naar het Feestgebouw, waar ze hun landgenoten met vreugde begroetten. Tot hun teleurstelling echter werd hen medegedeeld dat ze – vanwege bovengenoemd besluit – naar Duitsland zouden worden teruggezonden. Daar hadden ze begrijpelijk weinig zin in, maar het moest. Ten afscheid vroegen ze, om met hun broeders van het Feestgebouw de Marseillaise te mogen zingen, hetgeen hun door de commandant werd toegestaan.
In een aanvulling op bovengenoemd bericht meldde dezelfde krant toch nog dat “Het aanvankelijk genomen besluit om de hier aangekomen Franschen naar Duitschland terug te zenden is ingetrokken, zoodat zij van hier kunnen worden doorgezonden naar Rotterdam.“
Dankwoord bij vertrek uit Aalten
Vrijdag 29 november 1918 – Aaltensche Courant: “Zoo zijn we dan onze Fransche gasten weer kwijt! Dinsdag vertrokken de krijgsgevangenen en Woensdagmorgen de vluchtelingen uit het Feestgebouw, waarbij door den heer Lopes de volgende dankbare toespraak werd gehouden:
“Mijnheer de Commandant. Wij staan op het punt ons kamp te verlaten, dat u zelf ‘Salle Maréchal Foch’ hebt gedoopt, op die wijze reeds bij onze aankomst toonende uw sympathie voor Frankrijk, en uw bewondering voor hem, die ons ter overwinning geleid heeft.
Alvorens te vertrekken, willen we ’t u herhalen, dat gij door uwe welwillendheid en door de toewijding, waarmee ge uw moeilijk werk zóó goed hebt gedaan, de achting van alle réfugiés hebt verworven. En is ook ons verblijf alhier niet steeds zeer aangenaam geweest, dat kwam omdat het u niet doenlijk was, ons alle geneugten te geven, die we in ons gezin hopen weer te vinden; gij evenwel hebt het onmogelijke gedaan om ons lot te verzachten.
We zijn op Nederlandschen bodem gekomen, M. de Commandant, vooral om ons te onttrekken aan den dwangarbeid tegen ons vaderland, tegen onze broeders, tegen onze vaders, tegen onze kinderen. Wij hebben in dit rustige land een toevluchtsoord gevonden, waar we ons hebben kunnen herstellen van de vermoeienissen en ongemakken van onze lange reis. Had Nederland ons niets anders geboden dan deze voldoening, dat we ons veilig weten tegen den dwangarbeid, wat zouden we het reeds grooten dank verschuldigd zijn.
Maar we hebben andere redenen om aan de gemeente Aalten aangename herinneringen te bewaren, want hebben we eerst kunnen denken aan een tamelijk koele ontvangst, in het vervolg hebben we gezien, dat de groote meerderheid der bevolking ons welgezind was. Bovendien hebben we daarvan stoffelijke bewijzen: verbeteringen, achtereenvolgens aan ons verblijf aangebracht, dekens zijn uitgedeeld, de zaal is verwarmd, het avondeten verbeterd, zeep is uitgedeeld, briefkaarten gratis verstrekt, het rooken in de eetzaal werd toegestaan, sigaren werden uitgedeeld, ieder heeft een gulden gekregen, boeken, geïllustreerde bladen werden geschonken, verschillende spelen, onder- en bovengoed en klompen werden gegeven, schoenen gerepareerd, onder- en bovenkleeren versteld, ja, ge hebt feesten en lezingen gegeven, kleine herinneringen aangeboden, enz.
Bovendien waren de leden van het Bureau bij hun bezoeken om de edelmoedige gevers te danken en bij hun vriendschapsbetrekkingen met verscheidene achtbare families, zeer verwonderd, zoo dicht bij de Duitsche grens, vele menschen aan te treffen, die de Fransche taal kenden, zelfs geabonneerd waren op bladen uit ons land.
Zoo dus, M. de Commandant, zullen we ons verblijf te Aalten in aangename herinnering houden. Nooit zullen in ’t vergeetboek raken een welwillendheid en een toewijding, welke niets kon verflauwen, wat ook de bezwaren mochten zijn, die overwonnen moesten worden. Die oprechte, diepgevoelde dank, waarvan we u verzekeren, is wel de uitdrukking der gevoelens van alle réfugiés in de zaal ‘Maréchal Foch’; hij wordt u (gij moogt er trotsch op zijn!) eenstemmig toegebracht. Alhoewel wij met nadruk u persoonlijk willen danken, mogen we niet vergeten den heer Chef Plaatsvervanger, de gansche Brandweer en ook de politie. Voor ons waren ze meer vrienden dan bewakers.
En wat betreft de vriendelijke dames, die ons zoovaak met haar tegenwoordigheid vereerd hebben, en zich zelfs vrijwillig tot onze dienstvaardige dienaressen hebben gemaakt, bij al onze maaltijden, zij hebben ons maar al te zeer doen denken aan onze vrouwen, onze moeders, onze zusters, onze verloofden, dan dat we ze zouden kunnen vergeten. Maar het is ons onmogelijk de namen te vermelden van allen, die belang gesteld hebben in de verbetering van ons lot. Wij verzoeken u dus, M. de C., wel onze tolk te willen zijn bij die personen, om ze te danken uit naam van het Bureau, uit naam van alle kameraden, uit naam van onze gezinnen, uit naam zelfs van de drie zustersteden Rijsel, Roubaix, Tourcoing, waaruit we bijna allen afkomstig zijn en waar Franschen en Belgen geleerd hebben te leven in goede verstandhouding, arbeidende zij aan zij, één van zin, reeds lang voor het gemeenschappelijk lijden.
En, nu we naar onze haardsteden gaan vertrekken, vergun ons nu luide te roepen: Leve M. de Commandant! Leve Aalten! Leve Nederland! Leve België! Leve Frankrijk!”
Het is er bepaald leeg van geworden in onze straten. We waren er al zoo aan gewoon groepjes roodgebroekte of geel- en grijsgebiesde krijgers voor de etalages onzer winkels te zien. Tot Rotterdam per spoor, gaan ze daar vandaag, Vrijdag, op de boot, die hen naar Frankrijk brengt. Wat zullen ze blij zijn als ze de kust van Picardië weer mogen aanschouwen! Ongetwijfeld zullen de dames, die al den tijd dat de vluchtelingen hier vertoefden, hebben geholpen bij de verdeeling en uitreiking van het eten, door hen nog lang dankbaar worden herdacht en onze kranige brandweer niet minder.”
Franse frustraties
Dat de omstandigheden waarin de vluchtelingen gehuisvest niet ideaal waren zal niemand verbazen. Ook niet, dat er daarom na enige tijd frustraties optraden bij een deel der vluchtelingen. Wel opmerkelijk is de volgende publicatie in de Nieuwe Aaltensche Courant van 3 januari 1919, ruim een maand na het vertrek van de Franse vluchtelingen:
“Aalten genoot de eer, waarschijnlijk voor het eerst, in de Fransche Kamer te worden genoemd, en wel bij de bespreking van den toestand der Fransche vluchtelingen in Nederland. Gezegd werd door een der afgevaardigden, dat veertigduizend vluchtelingen in ons land letterlijk van honger omkomen. Is ’t niet fraai? Zie hier een schets van den toestand:
“Onze vluchtelingen zijn gehuisvest in stallen en schuren, zonder verwarming en zonder bedden. Zij slapen op vuil stroo. De burgemeesters moeten krachtens de getroffen regeling voor de ravitailleering zorgen voor rekening van de Relief-Commissie. Ongelukkigerwijze doet zich overal het gebrek aan organisatie gevoelen. Overal is het een “pan”! Artikelen, die men vraagt, worden niet geleverd. Voor iederen stap, voor iedere klacht zijn zes instanties noodig, waardoor alles in wanorde geraakt. Vrouwen en kinderen zitten hier te rillen van de kou, zonder kolen, zonder warme kleeren. Dagen lang is er geen vleesch, door gebrek aan verzorging bezwijken de zwaksten. Het brood, dat door de Nederlandsche regeering verschaft wordt, is niet te eten.”
Hoe de verzorging in andere plaatsen geregeld was, weten we niet. Maar wel weten we, dat deze beschrijving niet past op de behandeling, zooals de vluchtelingen die in Aalten hebben genoten. Nu is het niet onmogelijk, dat hier en daar de organisatie niet terstond punctueel in orde was – zouden de Franschen, in gelijke omstandigheden, ’t er beter hebben afgebracht? – maar ‘van honger en koude omkomen’ zal, naar wij vertrouwen, gruwelijke overdrijving blijken te zijn.”
Aanvullend meldde de Franse afgevaardigde nog:
“Verscheidene Fransche vluchtelingen, die te Aalten ondergebracht waren, hebben hun geduld verloren en zonden telegrafisch het volgende ultimatum aan onzen vertegenwoordiger: “Twee honderd vluchtelingen, krachtige mannen uit Rijssel, Roubaix en Tourcoing, eischen onmiddellijke repatrieering. Zij zullen Donderdag te voet vertrekken, als er dan geen oplossing gevonden is.“
Aan wien de schuld, dat de vluchtelingen hun geduld verloren? In geen geval aan de Nederlandsche autoriteiten. Zij, die vóór hun tijd er stilletjes vandoor gingen, hebben zelf in een schrijven aan den commandant van de brandweer betuigd, dat hun vertrek geen oorzaak vond in onheusche behandeling of verzorging, maar uitsluitend in het feit, dat ze naar hun vaderstad terugverlangden.
Wij hopen, dat onze regeering zal zorgen voor een klinkend protest tegen de onjuiste geruchten, die te dezer zake door vijanden van ons land worden verspreid. Laten zij zelf de Fransche autoriteiten inlichten, opdat deze niet uitsluitend zijn aangewezen op de mededeelingen van ’t Fransche gezantschap in Den Haag, ’t welk zoo goed op de hoogte is van den feitelijken toestand, dat dezer dagen alhier het volgende bericht werd ontvangen: “De Fransche vluchtelingen, die te Aalten vertoeven, mogen 15 Januari a.s. vertrekken.” Terwijl ze al een paar weken geleden goed en wel in hun respectievelijke woonplaatsen in Noord-Frankrijk zijn gearriveerd!“
Tot het begin van de 20e eeuw was Duits geld het dagelijks betaalmiddel in Aalten. Dit kwam enerzijds door de levendige handel met Duitsland en anderzijds omdat veel Aaltenaren in de textielfabrieken in Bocholt werkten. Zij werden uitbetaald in Duits geld en brachten dit in Aalten in omloop.
In 1937 beschreef G.H. Rots in een serie artikelen hoe het er in vroeger tijden in Aalten aan toeging. Zo schreef hij over het plaatselijke betaalverkeer:
“… Van agio gesproken, dat kwam door ’t Duitsche geld dat hier in omloop was en het dagelijksche betaalmiddel was. Het stond er zoo bij dat Nederlandsche munt zeldzaam gezien werd. Moest men ‘Hollandsch geld’ hebben, bijv. voor belasting, dan moest men naar enkele personen die groote zaken dreven, om Duitsch geld om te wisselen. Tot in ’t begin dezer eeuw was de circulatie van ’t Duitsche geld in onze gemeente nog algemeen.
Toen de overheid maatregelen wilde nemen om die circulatie te verbieden, kwam er bij velen tegenstand. De vereeniging Aalten’s Belang bemoeide er zich mee, en in den boezem van die vereeniging ontstond een felle strijd over de al- of niet afschaffing van het Duitsche geld. In hotel De Roskam van den heer Voorderman, werden druk bezochte vergaderingen gehouden. Zij die veel handel op Duitschland dreven of Duitsche klanten in den winkel hadden, zagen in de afschaffing van het Duitsche geld een belangrijk nadeel.
Aaltensche Courant, 26 november 1910
Die handel op Duitschland was nogal druk. Grensbelemmeringen waren er bijna niet en op de Bocholtsche marktdagen gingen tal van kooplieden hun waren daar aan den man brengen. En ook zij die in Duitschland werkten, kregen hun loon natuurlijk in Duitsch geld uitbetaald en brachten dit in onze gemeente weer in omloop. Men denke daar dus niet te licht over. En op een der vergaderingen van Aalten’s Belang kwam het tot heftige debatten en kwam zelfs het voortbestaan der vereeniging als gevolg van deze kwestie in ’t gedrang. Tenslotte is de afschaffing in juli 1914 ingevoerd en heeft zich de bevolking daarbij aangepast.”
Zeer zeldzame 20 Mark Goldmünze uit 1888, ter illustratie.Aaltensche Courant, 29 oktober 1904Aaltensche Courant, 2 mei 1919
Bron
‘Uit Aalten’s verleden’, door G.H. Rots, Aaltensche Courant, 31 december 1937 (via Delpher)