NRC Handelsblad, 11 augustus 1986
„Wie zet puntdroad biej ’n Iessel”
Een nieuwe zwervende redacteur stuit op rudimenten van het Achterhoekse nationalisme.
Door HENRI BEUNDERS — „Bij Arnhem eindigde de wereld! Nog lang nadat wij hier kwamen wonen, in 1969, vroegen vrienden die belden dat ze ons wilden opzoeken: „Kunnen we nog wat voor jullie meenemen?” Mevrouw Pruim zegt het met een spottend lachje, maar er klinkt een nog altijd niet verflauwde verontwaardiging doorheen.
Sinds twee maanden drijft ze samen met haar man, eens Haags advocaat en sinds jaar en dag kantonrechter te Terborg, een pension in hun, uit 1826 stammende kapitale pand „Beekhuize” in Aalten. Terug naar het westen willen ze nooit. „De Achterhoeker is erg tolerant, hartelijk en gastvrij. Hier eindigen veel zaken in een schikking”, zegt Pruim tijdens het serveren van het ontbijt.
De IJssel een grotere barrière dan de landsgrens waar ze zo dichtbij wonen? Wie in Dinxperlo een tijdje door de Heelweg — linkerstoep Nederland, rechterstoep Duitsland — loopt, zou het wel haast denken. Men wandelt, fietst en winkelt over de grens alsof die niet bestaat. Mevrouw Pruim haalt haar kleine ontbijtbolletjes in Bocholt. De douaniers komen voor alle passanten hun hokje nauwelijks meer uit.
Met grensproblemen heeft de kantonrechter dan ook nooit te maken. „Nou ja, nooit, laatst moest er een kofferbak open. Lag er een vrouw in. „Ik lig altijd in de kofferbak als ik met mijn man uit rijden ga”, had ze gezegd. Ze bezat simpelweg geen pas. Die kreeg wel een proces-verbaal aan de broek”.
Achterlijk
Veel op heeft men in Aalten echter niet met de Duitsers. De informatie over en weer stelt niet veel voor. In Aalten valt een reclameblaadje uit Bocholt in de bus, in het hoekje „Grenspost” bericht De Graafschapbode dat de Anholter windmolen weer wieken heeft. Of dit komt omdat Aalten protestants-gereformeerd is en Munsterland katholiek? Men weet het niet. Misschien is het, zo menen sommige Aaltenaren, wel de mentaliteit zoals die bijvoorbeeld afstraalde van het plakkaat dat de Duitsers als vóór de finale voetballen in Mexico bij de grensovergang Heurne-Aalten hadden opgehangen: „Jetzt betreten Sie das Land des Weltmeisters”. Een Nederlandse douanebeambte vertelt glunderend dat zij er als de kippen bij waren om na afloop er het woordje „vice” tussen te krabbelen. „Iedereen vond het prachtig dat ze hadden verloren”.
Behalve voor de westerlingen blijkt de IJssel echter ook voor vele Achterhoekers nog altijd een grens naar een andere wereld. De waardering voor die andere wereld is de laatste tijd wel sterk veranderd. „Vroeger was alles wat uit het westen kwam mooi. Zonder drie flats was je als dorp achterlijk. Er is daardoor veel moois vernield”, vindt mevrouw Pruim. Die tijd lijkt voorbij. Het nostalgie-golfje dat na de stormvloed van de moderniseringsdrift over de IJsseloever sloeg, heeft nog net op tijd wat oude fraaiigheden kunnen redden. Als je hier wat rondrijdt, zie je hoe men overal bezig is weer kronkelige en bollende straatjes met kasseien aan te leggen in de dorpskernen, en hoe de culturele regionale renaissance in volle gang is.
„Wie zet puntdroad biej ’n Iessel. De leu uut ’t west’n komt der niet meer in!” van de Achterhoekse „Nationalisten” die enige jaren terug deze dreigende taal uitsloegen — het was de voedingsbodem van het succes van de popgroep Normaal — wordt weinig meer vernomen. Op het oogstfeest in De Heurne, een gehuchtje tussen Aalten en Dinxperlo, loopt een enkeling niettemin met een door de Road voor Achterhooks Belang uitgegeven „paspoart” op zak. Maar bij de meesten lijkt dit verkapte minderwaardigheidsgevoel allang plaats te hebben gemaakt voor een stevig verankerde trots op het eigene.
In het maïslandschap is op het akkertje voor de demonstraties maaien met de zeis, schovenzetten, vlegeldorsen, ploegen en eggen nog een halve hectare rogge verbouwd. Men lacht en maakt grappen als ook sommige bejaarde boeren deze oude technieken al bijna verleerd blijken te hebben. Alleen de handen van de manden- en mutsenmaker gaan nog snel en routineus, zij hebben hun vak nooit opgegeven. De talloze telelenzen, video- en super-8-camera’s waarmee de ruim 1500 autochtonen en toeristen elkaar staan te filmen doen vermoeden dat het oogstfeest in De Heurne zich reeds in de dubieuze overgangsfase bevindt van oprecht volksplezier naar toeristische attractie.
Klootschieten
Op zoek naar een nog niet door de massa ontdekte uiting van opgeleefde folklore verwijst een van de talloze kleurige boombiljetten (kermis, motorcross, bonte avond, men kan het zo gek niet verzinnen of het hangt wel aan een beuk of eik aangekondigd) naar de grens ten zuiden van Winterswijk. Daar is bijna het hele ‘buurtschap’, meer dan 80 mannen, vrouwen en kinderen uitgelopen om mee te doen aan de wedstrijden klootschieten.
Telkens twee teams van 5 of 6 leden proberen het vier kilometer lange parcours door het prachtige ‘„’coullissenlandschap’ tussen Woold, Kotten en Achterwoold in zo weinig mogelijk schoten af te leggen. Het is niet moeilijk te zien waarom ”t aole spel’ zo snel aan populariteit kan herwinnen.
Wie kan gooien, kan ook klootschieten. Er wordt een hark over de weg gelegd, men neemt tot daar een aanloopje en gooit de houten, met lood verzwaarde ’tennisbal’ van om en nabij de halve kilo zo ver mogelijk over de straat. De anderen hollen er roepen achteraan „Astubleef”, juicht er een over zijn worp van wel 80 meter. „Ie gooit er met de pette naor”, roept een ander die de kloot van zijn voorganger uit de maïs aan de overkant van de sloot moet zoeken.
Op het erve Esselinkhaar staan de thermosflessen gereed op een keukentafeltje. Men is halverwege, tijd voor een pauze. Organisator Massop van de Winterswijkse Klootschieters Vereniging spreekt de enthousiaste maar onervaren nieuwelingen nog eens vermanend toe. „Dit parcours is wel verzekerd, maar men moet beter uitkijken als er wordt gegooid, want een kloot kan hard aankomen”. Als bewijs laat hij zijn scheenbeen zien waar een half jaar terug een kloot, al stuiterend over ditzelfde stukje klinkerweg, tegenaan knalde. Hij tobt er nog mee. Vandaar dat er alleen koffie wordt geschonken. „Vroeger was het „zoepen en nog eens zoepen”, daar kwamen steevast brokken van”. Dat was trouwens, zo legt hij uit, ook de reden dat vroeger dit goedkope vertier van het ‘klootjesvolk’ vaak verboden was.
Dat het woord sindsdien vooral de lachlust opwekt — „er is geen zak an” had de kantonrechter verzekerd — deert Massop al lang niet meer. „Het is een serieuze sport. Onze bond heeft dan ook geweigerd toe te geven aan de Nederlandse Sportfederatie die wilde dat we het „kogelwerpen” gingen noemen”. En hij drukt een folder en een sticker in de hand. ‘Klootschieters doen het op de weg’. Volgend jaar worden de nationale kampioenschappen, in bakermat Twente, voor het eerst gehouden in de Achterhoek. Voor de Kottense grensbewoners is het vooral een zondags spelletje. „Het is mooi weer, je ziet mekaar weer eens, het is gezellig”, zo zegt een van de koffieschenksters. „Volgende week hebben we hier paardenspannen”.
Tiroleravond
De geringe hoeveelheid alcohol wordt ’s avonds ruimschoots goedgemaakt op de door de Winterswijkse afdeling van „Jong Gelre” georganiseerde Tiroleravond op camping Nieuw Beusink. Een dikke 40 vaten Grolsch, 200 glazen het vat, heeft men aangesleept voor de verwachte 800 bezoekers. Men zit aan lange tafels, men danst, men drinkt, het rumoer zwelt allengs aan, maar het blijft gemoedelijk. De Grensland Muzikanten spelen de hier zo populaire Egelander-muziek van Ernst Mosch. Jong en oud danst erop. De Achterhoekse formatie Free Sense speelt de tweede helft van de avond wat moderners en luidruchtigers. Iets na twaalven zet de groep „Steer it up” van Bob Marley in. „’t Bier is op! Oh wat baal ik, ’t bier is op” zingt de zanger. En normaal zomers weekeinde langs de Achterhoekse grens is voorbij.
„Men moet beter uitkijken als er wordt gegooid, want een kloot kan hard aankomen”. (Foto NRC Handelsblad/Vincent Mentzel)
Plaats een reactie