Categorie: Cultuur

  • Oud & Nieuw

    Oud & Nieuw

    In 1937 beschreef G.H. Rots in een serie artikelen hoe het er in vroeger tijden in Aalten aan toeging. Zo schreef hij over Oud en Nieuw:

    “Zoo tegen ’t einde van het jaar kon men twee mannen met een grooten ‘armskorf’ zien loopen, die huis in huis uit gingen in ’t dorp. ’t Waren de nachtwachts die almanakken verkochten. Zonder almanak, vooral de Zutphensche almanak, was geen één huisgezin. De nachtwachts stelden bij die aanbieding en verkoop der almanakken de ingezetenen meteen in de gelegenheid een ongevraagde bijdrage te geven voor de bewaking hunner eigendommen des nachts. Naarmate de draagkracht der ingezetenen werd genoemde lectuur boven den prijs betaald.”

    Oudejaarsavond

    “Dan kwam de Oudejaarsavond. De café’s hadden tot één uur ’s nachts verlof. De overgang van ’t oude in ’t nieuwe jaar werd dan gevierd in genoemde lokalen, hoofdzakelijk door de jongelingschap. Als de klok haar twaalf slagen had laten hooren, begonnen de nachtwachts hun nieuwjaarswensch uit te spreken. Men begon bij den gemeente-secretaris. Gezongen werd daarbij een lied. De rondgang werd zoo gemaakt bij enkele notabelen en caféhouders. Het behoeft geen betoog dat de nachtwachts door een groote groep nieuwsgierigen gevolgd werden, die ijverig meezongen… en men had gratis drinken.”

    En nu het lied, dat de Nachtwacht op Oudejaarsavond met hun aanhang zongen:

    Het oude jaar is nu voorbij,
    Het nieuw’ is aangekomen.
    Dus wensch ik U van harte blij,
    En U, en alle vromen:
    Een nieuwen geest in ’t nieuwe jaar
    En een vroom leven met elkaar,
    Zoo laat ons God hier loven.

    Hoe menig zijn het vorig jaar
    Gezond met ons begonnen,
    Die hebben door den dood voorwaar
    Hun leefdraad afgesponnen.
    Die leven inde eeuwigheid,
    Ons is het leven nog bereid,
    Dus laat ons God nu loven.

    ’t Is God die ’t licht heeft voortgebracht,
    Die zon en maan doet rijzen,
    Om ons ’t verloop van dag en nacht,
    En maand en jaar te wijzen.
    Laat ons voor ’t afgeloopen jaar
    Met dank den Opperzegenaar,
    Den God der eeuwen prijzen.

    Gelukzaolig Niejaor, Piet te Lintum
    Tekening: Piet te Lintum

    De beide eerste coupletten was eigen maaksel. Het derde is uit de Evangelische gezangen no. 159 vers 1. Vers 3 van dat gezang werd ook wel eens gezongen.

    Men kan zich voorstellen dat dit nieuwjaarswenschen in den Oudejaarsnacht wel eenigen tijd in beslag nam, en de ernst er van zal, vooral wanneer men aan ’t eind van den rondgang kwam, wel verloren zijn geweest, temeer daar het geluid van geestrijk vocht de hoofdrol speelde. Maar bij ouden van dagen gaat de herinnering aan deze gebeurtenis niet verloren. En vooral bij de lezing van deze artikelen worden de oude voorvallen nog eens weer opgehaald en besproken, en menigeen denkt met weemoed terug aan de dagen van weleer, en ze herinneren zich, als ze in slapelooze nachten, of wanneer bij ziekte en ongeval gewaakt moest worden en het stil was in de huiskamer, den eentonigen stap van den man, die Aalten’s straten doorkruiste: “Heur, doar he’j de nachtwacht!”

    “Op den nieuwsjaarsdag was de jeugd weer in actie. Zij en de armere menschen gingen huis aan huis nieuwjaar wenschen. Men kan zich begrijpen dat de bevolking blij was dat het middag was, dan gold het niet meer. De schaduwzijde van dit alles was dat koning alcohol op die dagen zijn scepter zwaaide. In de talrijke café’s en kroegjes werd aan dien vorst druk geofferd. De jenever was goedkoop. In Aalten waren eenige jeneverstokerijen of branderijen. Een 4tal van die branderijen weet men te noemen. Geen wonder dus dat bij schier alle gelegenheden het gebruik van sterken drank overheerschend was.”

    Carbidschieten

    In delen van Oost-Nederland, inclusief Aalten, is het traditie om op oudejaarsdag carbid te schieten. Men plaatst een kleine hoeveelheid carbid (calciumcarbide) in een melkbus, verfblik of aangepaste gasfles, voegt water of speeksel toe, en sluit de bus af met een (plastic) bal. Er vormt zich ethyngas en na ongeveer 30 seconden wachten ontsteekt men het gas door een klein zundgat (of met een bougie). Het gas ontploft met een dreunende knal, waarbij de bal uit de bus schiet en tientallen meters verderop terecht kan komen.

    De geschiedenis van het carbidschieten is niet goed bekend. De traditie voert mogelijk terug tot de Germaanse joelfeesten. In de 19e eeuw bestond zowel op het platteland als in de stad het gebruik om op bijzondere dagen kabaal te maken. Waarschijnlijk is daaruit het carbidschieten ontstaan.

    Voordat acetyleengas in flessen verkrijgbaar was, gebruikten de meeste dorpssmeden carbid om te lassen. Er was dus eenvoudig aan te komen.

    Ni-jjaor winnen

    Artikel ADW door Evert M. Smilda

    Oudejaarsdag, een dag als andere dagen. Maar toch, rond vier uur in de middag worden velen onrustig. Straks gaat het gebeuren. Niet één dag in het jaar dat wij zo vaak op de klok kijken. Buiten, in de schemering, ruiken wij in de ijle winterlucht het bakken van oliebollen. Bij de kinderen, zo tussen de vier en twaalf jaar oud, is enige spanning te bespeuren. Morgen is het zover. Dan gaan ze ‘ni-jjaor winnen’.

    Nieuwjaar afwinnen met als dank wat lekkers is al een heel oud gebruik waarvan de oorsprong moeilijk is te achterhalen. In onze omgeving komt het voor in de voormalige Heerlijkheid Bredevoort, maar niet in de rooms-katholieke enclave Lichtenvoorde-Groenlo. Mogelijk heeft het te maken met religie en wat daar omheen gebeurt.

    Ver voor de Reformatie was 11 november een belangrijke dag, Sint Maarten. Volgens een legende stond hij de helft van zijn rode mantel af aan een bedelaar. Hij was de schutspatroon van onder anderen Utrecht. Het wapen van die stad is een rood-wit gedeeld schild. Rood van zijn mantel en wit van zijn ondergoed nadat hij met zijn zwaard een deel van zijn mantel had afgesneden. Dit gebaar heeft de volksverbeelding sterk aangesproken. Als volksheilige werd hij vereerd en voorgesteld als een ruiter op een wit paard. Niet alleen in het aangrenzende Duitsland maar ook in het zuiden van ons land, in Noord-Holland, in Groningen en Friesland. Op zijn naamdag trok een namaaksint op een wit paard in een lichtjesoptocht door dorpen en steden. Hij deelde lekkernijen uit. In Bocholt, hier direct over de grens, was in 1988, maar ook later, een grote lichtjesoptocht door een volkomen verduisterde stad. Een sprookjesachtig gezicht. Op de Markt aangekomen stond hij daar, op een wit paard, voor het prachtige raadhuis in het volle licht van schijnwerpers. Een martiale verschijning. Alle kinderen mochten voor hem langs lopen en een zak snoep in ontvangst nemen.

    Het is niet denkbeeldig dat men na de Reformatie af wilde van heiligenvereringen. Een Sint was uit. Op een vergadering van de classis Zutphen in 1668 kwam veel ter sprake. Men wilde af van het vogelschieten, ganzentrekken, boksebier en andere onregelmatigheden. Het heette bijgeloof, ook wel ‘paapse stoutigheden’ genoemd. Mogelijk heeft er een verschuiving plaatsgevonden van 11 november naar 1 januari om kinderen en de behoeftigen niet te vergeten. Misschien ook wel doordat Nieuwjaar nogal eens op de kalender is verhuisd. Dergelijke verschuivingen vonden vaker plaats. Trouwens, Sint Maarten was zelf al in de plaats getreden van een oud Germaans herfstfeest met dankoffers voor de oogst aan Wodan.

    Bij het verschuiven moest wel rekening worden gehouden met andere, bijzondere dagen. Sint-Nicolaas was geen optie. Mogelijk is men zo op 1 januari gekomen. Het is een veronderstelling, maar niet denkbeeldig. Met Sint Nicolaas zat men in die tijd trouwens ook de maag. De Calvinistische predikanten wensten hiermee grondig af te rekenen. Dat lukte maar niet. Ook het vogelschieten bleef doorgaan.

    Oorspronkelijk gingen op het platteland de arbeiders naar de boer en boerin, hun werkgevers, om ze een gelukkig nieuwjaar te wensen. Het geloof in voortekenen was groot. Was de persoon die de wens kwam uitspreken een vrouw of meisje, dan was men verzekerd van een vruchtbaar jaar met veel koe-kalveren. Het leek haast een wedstrijd wie als eerste de goede wensen zou uitspreken. Dat is het nu nog wel. Men geloofde stellig in de gedachte dat het gewenste geluk zou terugkeren bij degene die als eerste de wens uitsprak. Dat werd wel beloond.

    In tijden van grote armoede, die waren er veel, kon het gebeuren dat etenswaren werden meegegeven. Bekend is dat in de tijd van aardappelschaarste men enkele aardappelen gaf. Deze werden dan in een dichtgeknoopte rode zakdoek meegenomen naar huis. In de vorige eeuw gingen kinderen in groepjes de buurt in om ‘ni-jjaor te winnen’. Na het uitspreken van de goede wensen werden rode zakdoeken op de stoelen in de keuken uitgespreid en kwamen allerhande lekkernijen tevoorschijn. Apenootjes, een pöfferken, opzettertjes, schuimpjes, vijgen, een oliebol of krentenbroodje en een appel. In de loop der jaren zijn veel gebruiken verdwenen maar het ‘ni-jjaor winnen’ is in onze grensstreek gebleven.

    Het heeft zich wel aangepast aan de tijd. Geen rode zakdoeken op stoelen met biezen matten uitgespreid. Tussen 1950 en 1980 heeft plastic de wereld veroverd. De rode zakdoeken hebben plaatsgemaakt voor goed gevulde plastic zakken. Soms klaargemaakt door zakenlieden of liefdadigheidsinstellingen.

    Tegenwoordig neemt het vuurwerk op oudejaarsavond een belangrijke plaats in. Vijfentwintig jaren terug was nieuwjaarsdag belangrijker. Op de eerste dag van het nieuwe jaar moest het gebeuren. Spanning bij de kinderen. Eerst naar de buren. Wat een overvloed als ze daar wel dertig of meer zakken in de keuken op het aanrecht zagen liggen. Na het uitspreken van de goede wensen gingen de handen haast vanzelf omhoog om de ‘toete’ aan te pakken.

    Al wat grotere jongens pakten de fiets en jakkerden van de een naar de ander. Vroeger met een schoenendoos onder de snelbinder, later met een plastic tas aan het stuur. Zij kregen wel de boodschap mee om de mensen goed aan te kijken en het netjes te zeggen maar veel tijd om te praten gunden zij zich niet. Het was alsof zij aanvoelden dat het wel eens de laatste keer kon zijn. Eenmaal thuis werd de oogst gesorteerd. Het werd in porties bij elkaar gelegd. Je misselijk eten had je onderweg moeten doen. Moeder begon er ook al in te grabbelen. Koekjes gingen in een trommel en snoepgoed in een blik. Je kon er wel een maand van snoepen. Het leek wel of die verscheidenheid een groot aantal wensen symboliseerde.

    In onze tijd is het afgelopen met de pret als de kinderen in de brugklas zitten. Hooguit roepen zij in het langsfietsen: ‘Gelukkeg ni-jjaor, he-j de toeten al klaor?’

    Bronnen


    • ‘Uit Aalten’s verleden’, door G.H. Rots, Aaltensche Courant, 19 november 1937 (via Delpher, deel IV & deel VI)
    • Wikipedia
    • Artikel ‘Nieuwjaarsdag in Aalten en omgeving’, ADW, E.M. Smilda
  • Huisslacht

    Huisslacht

    In vroeger tijden was november de tijd wanneer er geslacht moest worden. Het slachten gebeurde destijds nog niet op slachthuizen, maar gewoon bij de boer op het erf. Het werd meestal uitbesteed aan een ‘huisslachter’ een slager die aan huis slachtte. Over de huisslacht in Aalten en de gebruiken eromheen schreef G.H. Rots in 1937 het volgende:

    “De drukste en gewichtigste dagen van het jaar waren wanneer er geslacht moest worden. Als November in ’t land kwam, dan kwam de slachtperiode. De „wieme was lèug”, en in ieder huisgezin dacht men er over één of meer varkens of een „beestjen” te slachten. De huisslachters hadden handen vol werk.

    Als er morgens geslacht was, kwamen zoo tegen half twaalf de „vetpriezers”. Dan werd er door de buren gekeurd of de „nierkes wal onder ’t vet zatten”. De dikte van ’t spek werd getaxeerd, en eindelijk kwam de vrouwe met de „flessche”, want geheelonthouders kende men vroeger niet. Op de slachtdagen zorgde men dat men wat „in de flessche” had. De slachters kregen ’s morgens den eersten „borrel”, ’s middags de vetpriezers en ’s avonds kwam het groote feest: de slachtvisite.”

    Hoe het slachten in zijn werk ging

    In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw was het nog toegestaan om zelf aan huis te slachten. Een fornuispot met flink wat water werd aan de kook gebracht. Het varken werd gedood met behulp van een schietmasker, dat een pin in zijn kop schoot. Het varken raakte bewusteloos. De keel van het dier werd vervolgens doorgesneden en het bloed werd opgevangen in een speciale platte pan.

    Het varken werd schoongemaakt en met kokend water overgoten, zodat de haren gemakkelijker verwijderd konden worden, het zogenaamde ‘krabben’ van het varken. Het dier werd vervolgens aan een ‘leere’ opgehangen en opengesneden.

    In een grote teil werden de ingewanden opgevangen. De darmen werden schoongemaakt. Eerst werden ze gespoeld met water en daarna werden ze schoon geschraapt en kon men deze gebruiken om worst te maken. De darmen werden dichtgebonden met worstenpinnen en opgehangen aan het plafond.

    Al het vlees van het varken werd gebruikt. Van het vlees van de kop werd ‘hoofdkaas’ of zure zult gemaakt. De worsten en hammen werden aan het plafond te drogen gehangen. Het slachten en verwerken van een varken kostte een week werk, maar leverde voor een jaar vlees voor eigen gebruik op. Een manier om vlees voor bederf te behoeden was inzouten. Het vlees werd dan in een kuip zout gelegd. Het zout werd goed in het vlees gewreven. Ook kon men vlees conserveren in weckglazen. Zo kon men vlees vele maanden goed houden.

    Een bekende huisslachter in Aalten en omgeving was Bertus ter Maat. Bovenstaand interview met de destijds 77-jarige Aaltenaar werd in 1991 gemaakt door FilmAalten.

    Slachtvisite

    Over de slachtvisite schreef Rots: “Die slachtvisites waren de uitgaansavonden voor de bevolking. Dan kwamen de buren bij elkaar en was men gezellig bijeen. Het begon met een köpken koffie met ’n beschuutjen. Daarna kwam de flesch op tafel. Op die avonden werden de gebeurtenissen van dien tijd besproken. De een wist dit, de ander had dat gehoord, en een derde had „korts de krante nog elaezene”, en den wist het sekuur. En de „vrouwleu” vertelden elkaar de geheimen van den burgerlijken stand en hetgeen daarmee in verband stond. Ondertusschen noodigde de huisvrouw nog eens: „Drinkt er um nog is uut”. „De poggen bunt good met-evallene”. En eindelijk, als het tijd van naar huis gaan was, verkeerde men in de allervroolijkste stemming.

    Men stelle zich niet voor dat alle varkens die men gemest had voor eigen gebruik bestemd waren, kun je begrijpen. Eén varken moest zeker verkocht worden, en van het andere dat men zelf hield werden de hammen of schinken ook verkocht, want schinken zelf houden, „dat was joo um ’t opmaken te doone”, neen daar moest ook klein geld van gemaakt worden. En als men een vaars of „bolle” slachtte, dan werden zeer zeker de nagelhouten verkocht. Er waren enkele opkoopers die deze fijnere vleeschwaren inzoutten en rookten, en naar de grootere plaatsen verzonden. Het geld dat de varkens opbrachten moest veelal bestemd worden voor betaling van hooigras, hypotheekrenten enz. althans voor buitengewone uitgaven.”

    Bronnen


  • Willy Walvoort

    Willy Walvoort

    Tekenaar, schilder en illustrator

    Jan Willem (Willy) Walvoort werd op 17 juli 1935 in Aalten geboren als zoon van fabrieksarbeider Johannes Walvoort en Berendina Geertruida Prinsen. Hij werkte beroepsmatig als onderhoudsman bij de Vereniging Volkshuisvesting (later De Woonplaats), maar verwierf lokale bekendheid als tekenaar en schilder. Walvoort legde talloze plekken in Aalten, Bredevoort en omgeving vast. Hij overleed op 16 januari 2018, 82 jaar oud.

    Jeugd, onderwijs en vak

    Walvoort toonde al vroeg belangstelling voor tekenen en schilderen. Meester Siebrands van de Openbare Lagere School in Aalten adviseerde Walvoorts ouders om hun zoon naar de Kunstacademie te sturen. Zijn ouders zagen dat echter niet zitten. “Een goed vak leren, waar je de kost mee kunt verdienen”, vonden ze belangrijker.

    Na de lagere school volgde hij de Technische School, de opleiding timmeren en metselen. Hierna bekwaamde hij zich in het vaktekenen. Zijn loopbaan bracht hem bij de Volkshuisvesting, waar hij jarenlang als onderhoudsman werkte.

    Oeuvre van tekeningen, schilderijen en illustraties

    Naast zijn werk bouwde Walvoort gestaag aan zijn oeuvre van vooral pentekeningen en schilderijen met herkenbare dorps- en stadsgezichten. In een interview in 1999 noemde hij de Achterhoekse schilder Piet te Lintum zijn grootste voorbeeld—“de schilderende ambassadeur van de Achterhoek”. Bescheiden als hij was, vertelde Willy in een interview dat er niet overdreven veel talent nodig is om te kunnen tekenen en schilderen. “Als je er veel liefde en tijd in wilt én kunt steken, dan kom je een heel eind!”

    Als boekillustrator kreeg Walvoort bekendheid in 1995. Hij illustreerde de heruitgave van Henk Krosenbrinks roman Het Beloofde Land. In 1997 verzorgde hij de omslagillustratie voor Jos Wessels’ boek: Nazareth en zijn katholieken. Nout Wellink, destijds president van de Nederlandsche Bank en geboren in Bredevoort, mocht het eerste exemplaar in ontvangst nemen.

    Laatste jaren en overlijden

    In zijn laatste levensfase verbleef Walvoort enige tijd in een verzorgingshuis in Varsseveld. Hij overleed op 16 januari 2018; de uitvaart vond in besloten kring plaats. Honderden tekeningen en schilderijen in particuliere en lokale collecties houden de herinnering aan deze kunstenaar levend.


    Galerij

    Een selectie uit het werk van Willy Walvoort:

  • Spuitbal

    Spuitbal

    Spuitbal was een jaarlijks terugkerend evenement, dat de Brandweer van Aalten van 1981 tot en met 2016 organiseerde. Het waterrijke spektakel trok ieder jaar vele deelnemers en toeschouwers.

    Spelopzet

    Bij spuitbal streden twee teams van zes personen tegen elkaar. Elk team bediende drie brandweerslangen en probeerde met krachtige waterstralen een grote bal in het doel van de tegenstander te duwen. Elke slang werd door een koppel bediend: de voorste speler richtte de straal op de bal, terwijl de achterste speler moest voorkomen dat er knikken in de slang kwamen. Het team dat in zes minuten de meeste doelpunten maakte, had gewonnen.

    In de beginjaren werd het spuitbaltoernooi op verschillende locaties georganiseerd, onder andere bij De Ahof. In latere jaren vond het evenement plaats bij Camping Lansbulten aan de Eskesweg. Het benodigde water pompte men uit de nabijgelegen beek.

    In 2008 deden er maar liefst zes dames- en dertig herenteams mee. Veel teams waren er ieder jaar weer bij, zoals De Flippers, De Pimpels, De Pollekes, Atlantic, Schiller, ’t Noorden en Jong Gelre.

    De 36e (en vooralsnog laatste) editie vond plaats in 2016. In 2017 werd het evenement wegens onvoldoende belangstelling afgelast en sindsdien is het niet meer teruggekeerd.

    Video

    Op Youtube zijn diverse video’s te vinden van Spuitbal in Aalten, zoals onderstaande video van Jong Gelre uit 2012.

    Bronnen (o.a.)


  • Waarom luiden de klokken?

    Waarom luiden de klokken?

    Al eeuwen luiden de klokken van de Oude Sint Helenakerk in Aalten om de bevolking op de hoogte te stellen van sterfgevallen, het zogenaamde ‘overluiden’.

    Het komt regelmatig voor dat de klokken van de Oude Helenakerk ’s ochtends op diverse tijdstippen geluid worden. Vroeger gebeurde dat overigens vaker dan tegenwoordig. In vroeger tijden wist ook bijna iedereen wel wat dit betekende. Aan de hand van het tijdstip en het aantal slagen konden de mensen namelijk afleiden in welke buurtschap iemand gestorven was en ook of het een kind was, een vrouw of man en of de overledene gehuwd of ongehuwd was.

    Het gebruik dat de klokken geluid worden als ergens een sterfgeval heeft plaatsgevonden heet ‘overluiden’. Al vele eeuwen klinkt er klokgelui uit de monumentale toren van de kerk op dagen midden in de week. Menigeen staat er even bij stil en denkt: memento mori.

    De klokken van de Oude Helenakerk op de Markt in Aalten worden nog altijd voor dit plechtige moment gebruikt, altijd in overleg met de nabestaanden. Het overluiden kan voor alle overledenen gedaan worden, dus niet alleen voor leden van de Protestantse Gemeente.

    Betekenis

    Worden de klokken geluid om 9.30 uur dan betreft het een inwoner van de buurtschap Lintelo. Gebeurt het om 09.45 uur dan is iemand van de Haart overleden. Om 10 uur wordt geluid voor een sterfgeval uit Dale of IJzerlo en om 10.15 uur voor iemand uit de Aaltense Heurne. Gaat het om iemand uit Barlo dan is het tijdstip 10.30 uur. Vaak wordt om 11 uur geluid, dan wordt een overledene uit het dorp Aalten overluid.

    Bij een man of weduwnaar wordt er voor en na het overluiden driemaal geklept met de klepklok. Bij een vrouw of weduwe wordt er twee keer driemaal voor en na het overluiden met de klepklok geklept. Bij een ongehuwde of een kind gebeurt dat drie keer tweemaal voor en na het luiden.

    Overluiden Aalten
  • Nôkse karke

    Nôkse karke

    De oude Sint Helenakerk was zelfs voor ras-Winterswijker Bernard Stegeman een inspiratiebron.😊 Hij schreef het gedicht Nôkse karke over Aaltens markante middelpunt op de Markt (jaartal onbekend). De tekening is van geboren Aaltenaar Piet te Lintum.

    ‘Maor noo löp miene reize toch haoste ten end’
    Lao’ws kieken, mi’j wacht er nog ééne.
    Jao ‘k zee ’t al, daor ginder dee karke op den bult,
    Zoo mooi, a’k nog zelden heb e-zeene.
    Das Aalten, mo’j wetten, ’t aardige darp,
    waor ‘k nog iederbods geerne komme praoten,
    Ik kenne er de menschen, ik weet ‘er den weg
    Deur zien wondere, golvende straoten.
    Wat ligt er dat marktplein daor hoog’ op den bult
    En hoo noks hönk dee karke der teggen,
    ‘k Hebben e-heurd, dat ’t darp naor den bult is e-neumd,
    Maor of ’t waor is, dat dörv’ ik neet zeggen.’

    Oude Helenakerk, Aalten, tekening Piet te Lintum
  • Gondelvaart Bredevoort

    Gondelvaart Bredevoort

    De Gondelvaart was een evenement dat van 1968 tot 2010 jaarlijks plaatsvond op de Grote Gracht in Bredevoort. Tegenwoordig is het evenement uitgebreid tot ‘Bredevoort Schittert‘, met veel ruimte voor muziek, kunst en theater, zonder het sprookjesachtige karakter te verliezen.

    Van 1928 tot 1935 waren er ook al Gondelvaarten, maar vanwege de economische crisis moest men hiermee stoppen. Toch was Bredevoort het lichtjesfeest niet vergeten. Het bleef rondzoemen in de naoorlogse jaren. Tot in 1968 een comité onder leiding van Jan Elferink de bevolking bij elkaar riep met een krantje. De bevolking ging massaal aan het gondels bouwen. Pastoor Metternich en de dominees Drop en Van Ziel kregen de kerkgangers zover dat die een gondel namens de drie kerken bouwden. En de middenstand stelde zich garant voor een eventueel tekort en nam voor de zekerheid zelf plaats achter de kassa’s.

    En elk jaar trok het publiek van heinde en ver (waaronder steeds meer Duitsers) in augustus of september naar Bredevoort om de verlichte gondels te zien en na afloop het feest in het stadje mee te maken. En natuurlijk ook om het vuurwerk te zien. Uit een enquête in 1991 bleek dat twintig procent van de bezoekers op de eerste plaats voor het vuurwerk kwam. Het vuurwerk is al vanaf het begin vast onderdeel van de Gondelvaart en dit is met de overgang naar Bredevoort Schittert onveranderd gebleven.

    Gondelvaart Bredevoort 2008
    Gondelvaart Bredevoort 2008
    Gondelvaart Bredevoort 1928
    Gondelvaart Bredevoort 1928

    Techniek

    De gondels werden vroeger getrokken door motorboten. De boten trokken meestal twee à drie gondels, verbonden door kruislings vastgemaakte sleeptouwen. Met puntstokken voorkwamen de bouwers dat de gondels vast kwamen te zitten in de modderige bodem van de gracht. Later werd overgestapt op tractie. Vanaf 1989 veranderde de presentatie en kwamen gondels één voor één langs, ondersteund door een stuk tekst en bijpassende muziek.

    De technische ontwikkelingen gingen steeds door: waxinelichtjes werden fietslampjes en daarna LED-lampjes. Accu’s werden vervangen door aggregaten en daarna gewoon stroom uit het stopcontact (nu de gondels in het stadje staan). En er kwamen de verlichte tuinen waar je met een treintje langs kunt rijden.

    Anecdotes

    Een enkele keer ging de Gondelvaart niet door. In 1972 werd er niet gevaren omdat de beken rondom Bredevoort werden uitgebaggerd en er mogelijk onvoldoende water zou zijn. In 1976 werd de Gondelvaart afgeblazen omdat de Grote Gracht door de warme zomer was drooggevallen.

    Slecht weer zorgde ervoor dat de Gondelvaart in 1983 werd afgelast. Door de storm belandde de gondel van s.v. Bredevoort zelfs in de bomen. De afgelasting kostte de Gondelvaart maar liefst 35.000 gulden, een recordverlies.

    In 1982 was het zo droog, dat men beekjes moest verleggen en zandzakken leggen om het water in de goede richting te sturen.

    De Aaltense huisarts/bootsman Wim Pampiermole liep in 1980 een nat pak op tijdens het testen van de boot. Ook toenmalig voorzitter Jan Elferink hield het niet droog. Hij wilde na de opening het podium afstappen maar viel in de gracht. Jan bedacht zich geen moment, fietste naar huis en verwisselde zijn lichte zomerpak voor een donker exemplaar en was weer op tijd aanwezig voor de afkondiging zonder dat iemand iets van het gebeuren gemerkt heeft.

    Elk jaar speelden twee trompettisten vanaf de openingsgondel. Velen kennen nog de enorme zwaan die vanaf 1993 de openingsgondel trok. In 2002 ging deze zwaan met pensioen en kwam er een nieuwe openingsgondel in de stijl van Venetië. In 2008 vierde men het 40-jarig bestaan van de Gondelvaart met wederom een nieuwe openingsgondel: De Golf.

    Bredevoort Schittert

    In 2010 maakte de organisatie een nieuwe opzet van de Gondelvaart bekend. De gondels veranderden in lichttaferelen en niet alleen de gracht maar het hele stadje wordt als podium gebruikt. Hierdoor kunnen de bezoekers overal zelf langs lopen en is er meer ruimte voor kunst, muziek en theater.

    De Werkgroep Bredevoort Schittert zorgt onder andere voor een groot deel van de werkzaamheden rondom het evenement. Denk aan het ophangen van zeilen, het neerzetten van hekken, opbouwen van de kassa’s en het plaatsen van routebordjes.

    De Werkgroep is al jarenlang een begrip in Bredevoort. Nauw daaraan verbonden zijn de Bloemenmeisjes, vroeger verantwoordelijk voor het versieren van de openingsgondel en het podium, tegenwoordig als Schitterende Vrouwen te bewonderen bij het lichttafereel van de Werkgroep.

    De verlichte gondels en passende muziek, maar ook de rust van het water met de donkere boompartijen hebben heel wat romantische gevoelens losgemaakt. Niet alleen medewerkers wisten elkaar in het donker te vinden, ook bij bezoekers zijn meerdere vonken overgeslagen tijdens het vuurwerk. Dat Bredevoort Schittert nog steeds een romantische setting is, blijkt wel uit het feit dat er enkele jaren geleden op het springkussen een innig verstrengeld paar ‘op heterdaad’ werd betrapt. Nadat iemand de stekker uit het luchtkussen trok, namen zij snel de benen.

    Leestip


    • Gondelvaart Bredevoort in Woord en Beeld 1968-2008, door J. Wessels en J. Betting
  • Anton Kuijsten

    Anton Kuijsten

    Onderwijzer, aquarellist, tekenaar en houtsnijder

    Antonie (Anton) Kuijsten (1917–2007) was onderwijzer en schoolhoofd in Aalten, daarnaast autodidact houtsnijder, tekenaar en aquarellist. Hij leidde vanaf de oprichting tot aan zijn pensioen de Hervormde School Aalten-Zuid (later De Broekhof). Zijn achternaam wordt ook vaak gespeld als Kuysten.

    Kuijsten werd geboren op 5 oktober 1917 in Huizen. Zijn moeder overleed toen hij acht jaar was, maar dankzij de manier waarop zijn vader het gezin opving en de hulp in de huishouding die langdurig bij het gezin bleef, had hij toch een gelukkige jeugd.

    Na de kweekschool in Amsterdam stond Kuijsten op verschillende plaatsen voor de klas, onder meer in Naarden, Muiden, Rheden—waar hij zijn latere vrouw leerde kennen—en Zutphen. In de laatste maanden van de bezetting dook hij onder om te voorkomen dat hij voor de bezetter moest werken. Op 11 april 1947 trouwde hij in Rheden met Hendrina Groenewoud.

    Bij de opening van de 2e Nederlands-Hervormde School Aalten-Zuid in 1954 (de latere Broekhofschool) werd hij aangesteld als hoofd. Kuijsten stond bekend als een verteller die geschiedenislessen tot leven bracht “alsof hij er zelf bij was geweest”. In 1967 woonde het gezin aan de Wilhelminastraat 4 in Aalten. Hij deed ook veel voor de Protestantse Gemeente: ruim twintig jaar leidde hij de kinderkerk in Aalten-Zuid en hij was enige tijd ouderling.

    Naast het onderwijs ontwikkelde Kuijsten zich als autodidact houtsnijder, tekenaar en schilder. Behalve aquarellen maakte hij tekeningen met ecoline. Van zijn hand verschenen ook (verjaardags)kalenders. Hij is opgenomen in het boek Kunstig Aalten (2021), een overzicht van Aaltense kunstenaars, samengesteld door Leo van der Linde.

    Het plotselinge overlijden van zijn vrouw in 1987 was een zwaar verlies. Enkele jaren legde hij penseel en potlood neer, waarna hij zijn werk gelukkig weer hervatte. In zijn laatste levensfase kampte hij met een broze gezondheid. Na een opname in het ziekenhuis in Winterswijk en een kort verblijf in ’t Hoge Veld overleed hij uiteindelijk in het ziekenhuis. De begrafenis vond plaats op 1 december 2007, na een dankdienst in de Oude Helenakerk in Aalten. Hij vond zijn laatste rustplaats op begraafplaats Berkenhove.


    Galerij

    Een selectie uit het werk van Anton Kuijsten:

  • Joop en Truus Doodeheefver

    Joop en Truus Doodeheefver

    Kunstenaarsechtpaar

    Joop en Truus Doodeheefver waren een kunstenaars­echtpaar dat in 1973 van Amsterdam naar Aalten verhuisde en daar decennialang actief was. Joop (1924–2001) legde zich in Aalten toe op tekeningen en transparante aquarellen van landschappen en boerderijen. Truus (1928–2004) maakte portretten, dierfiguren en vrij werk in brons, aluminium en hout. Ze exposeerden geregeld samen in de regio en daarbuiten.

    Johannes Christoffel (Joop) Doodeheefver werd op 6 juni 1924 in Amsterdam geboren. Hij werd opgeleid in het atelier van Nel Fernhout en werkte circa dertig jaar als ontwerper-colorist bij de behangfabriek van zijn vader, de firma Rath & Doodeheefver. In 1945 trouwde hij met Truus Kremer.

    Geertruida Jeannette Frederika (Truus) Kremer werd op 15 februari 1928 in Leiden geboren. Kort daarna verhuisde het gezin naar Amsterdam. Ze leerde beeldhouwen bij Adrianus Remiëns en trouwde in 1945 met Joop Doodeheefver.

    Verhuizing naar Aalten

    Het echtpaar koesterde al langer de wens eens het jachtige Amsterdam te verlaten om zich in het “nog onbedorven oosten” te vestigen. In 1973 voegden ze de daad bij het woord en vestigden zich met hun gezin in de monumentale boerderij De Kiefte in de Aaltense buurtschap Heurne.

    Hier legde Joop zich toe op het tekenen en aquarelleren van landschappen en boerderijen in de omgeving. Hij werkte ook veel in opdracht, om objecten, personen en landschappen vast te leggen voor latere generaties. Hij verzorgde ook de illustraties voor het boek De Freule van Dorth, geschreven door Ben Bekker (1974).

    Truus beeldhouwde naturalistische portretten en dierfiguren en maakte houtsnijwerk. Een bekend werk van haar hand is het beeldje van Hendrickje Stoffels op ’t Zand in Bredevoort (1977).

    Zowel gezamenlijk als individueel exposeerden zij succesvol in binnen- en buitenland.


    Galerij

    Een selectie uit het werk van Joop en Truus Doodeheefver:

  • Een wandeling door een huilend bos

    Een wandeling door een huilend bos

    Van Aalten naar Winterswijk

    De Scholtenpad-etappe van Aalten naar Winterswijk is circa 20 kilometer, en voert vooral over zandpaden. Aalten en Winterswijk zijn per trein bereikbaar, op beide stations staat het Scholtenpad direct aangegeven met rood-witte markering. Het totale Scholtenpad is een LAW-wandeling en de beschrijving met goede kaarten is verkrijgbaar bij de in wandelingen gespecialiseerde boekhandels.

    Bij de watermolen van Berenschot, net ten zuiden van Winterswijk, is het ‘openluchtmuseum’ compleet. Het rad beweegt door het kolkende water, de molenaar sjouwt met zakken, en boven, in een ruimte die voor het publiek toegankelijk is, draaien zware stenen veevoeder. De tijd lijkt te hebben stilgestaan, dat is wellicht een cliché, maar bij Berenschot komt die uitdrukking direct bovendrijven.

    Eigenlijk is het hele Scholtenpad een tocht door een tijd die achter ons ligt. De etappe van Aalten naar Winterswijk voert direct na de bebouwde kom langs het vestinghuis het Walfort. Er sjezen wat kinderen op mountainbikes door de tuin, dat is het enige stukje twintigste eeuw hier. Langs de Keizersbeek soppen we even heen en terug naar Bredevoort voor een kop koffie, in het stadje dat is opgetrokken rond een burcht uit de twaalfde eeuw. Maarten van Rossum heeft destijds een vesting van het gehucht gemaakt, met grachten en echte bastions. Maar in 1646 sloeg de bliksem hier in de kruittoren en ging de hele burcht de lucht in, inclusief de drost.

    Van die eigenlijke vesting is nog maar weinig zichtbaar, toch blijft Bredevoort pittoresk. Het is een rommeltje in die stad, van vakwerkhuizen kriskras door elkaar. Volgens de VVV moet dit het middeleeuwse stratenpatroon zijn. We lopen langs het beeldje van Rembrandts vrouw Hendrickje Stoffels naar de Korenmolen, die op een oud stuk stadswal fier boven de daken van Bredevoort uitsteekt.

    Het gaat terug richting hoofdpad, en in de bossen horen we de midwinterhoornblazers, die vandaag een openluchtconcert geven. Om de kilometer staan plukjes blazers, die hun tonen uit de houten traditionele hoorns aan de wind meegeven. Het bos huilt.

    Het Scholtenpad dankt zijn naam aan de zogenoemde scholtegoederen die in de streek rond Winterswijk in de middeleeuwen ontstonden. In die tijd waren de adel en de kloosters zeer machtig, en hadden zij veel grond. De boeren zochten bescherming bij de machtige lieden, en in ruil daarvoor werden ze horig. Aan het einde van de middeleeuwen waren de hofgoederen in deze streek zo uitgedijd dat het beheer moest worden overgedragen aan ‘filiaalhouders’, vooraanstaande boeren, de scholten, die de functie van rentmeester kregen.

    Na de middeleeuwen verslapte de macht van de adel, en kregen de scholten juist meer te vertellen, ze werden zelf eigenaar en ontwikkelden zich tot hereboeren. Scholteboer werd een eretitel. In de zeventiende en achttiende eeuw werden de scholten steeds machtiger, vooral door de lucratieve handel met het westen. En met de winst werden weer nieuwe goederen gekocht zodat een groot aaneengesloten gebied van scholtegoederen ontstond.

    Op de tocht rond Winterswijk komen wandelaars die boerderijen regelmatig tegen. Het aardige van het gebied is dat er nog steeds kleinschalige landbouw plaatsvindt en er nauwelijks ruilverkaveling heeft plaatsgevonden. De boerderijen met hun land worden afgewisseld door bossen en beken. Ze vormen één geheel, één landschap.

    De oude zandpaden zijn bij een herindeling niet rechtgetrokken, maar slingeren hier moeizaam van boerderij naar boerderij, een oude eik ontwijkend en precies over een bruggetje dat voor het gemak eigenlijk tien meter naar links had moeten liggen. De houtwallen, de essenbossen, het geeft het agrarisch gebied iets intiems in een hoedanigheid die je nog zelden in Nederland aantreft.

    We slingeren richting noorden, sommige boerderijen zijn door yuppen overgenomen, in andere woont de boer nog. Langs het pad staat een oud kippehok, er grazen wat schapen, en in de verte loopt een bokje over een stellage van hout.

    Vooral ten zuiden van Winterswijk struikelen wandelaars bij wijze van spreken over laaglandbeken, die hier, in tegenstelling tot in andere delen van Nederland, veelal hun natuurlijke loop hebben kunnen aanhouden.

    Opvallend is dat de beken zo diep zijn uitgesneden. Dat komt door de keileemlaag, die slechts enkele meters onder het zand begint en geen water doorlaat. Overtollig water kan dus niet de grond in en komt in de beken terecht, die daardoor worden uitgesleten. Bij de bruggetjes liggen stuivers in het water, gooi een muntje over je rug de beek in, en je krijgt geluk, heet het. Laten we nou alleen papieren geld en wat guldens bij ons hebben.

    HANS MARIJNISSEN

    Bron


    • Trouw, 31 december 1993 (Delpher)
  • Waterskiën achter de auto

    Waterskiën achter de auto

    Algemeen Dagblad, 25 juli 1985

    AALTEN — Wat betreft doldwaze evenementen is Amerika altijd een voorloper geweest. Toch kunnen de Nederlanders er ook wat van. Zo worden zaterdag 27 juli in het Gelderse Aalten alweer voor de derde maal de waterskikampioenschappen achter auto’s gehouden.

    Organisator Henk Houwers is er trots op dat hij als eerste dit festijn in ons land heeft geïntroduceerd. „Een aantal jaren geleden heb ik het waterskiën achter auto’s eens in Amerika gezien. Meteen dacht ik waarom zouden we dat ook niet in ons land kunnen doen. We hebben tenslotte voldoende sloten en plassen daarvoor.”

    Bij de kampioenschappen in Aalten is de snelheid niet belangrijk. Op het 550 meter lange parcours aan de Slingebeek (nabij camping Goorzicht) zal de jury de zestig beginnelingen en gevorderden beoordelen op techniek, presentatie en kleding. Wat het laatste betreft, kunnen de meest vreemde uitdossingen worden verwacht. „Sommigen komen verkleed als een oud omaatje, anderen weer als Batavier,” zegt Houwers.

    „Het leuke is dat alles mag, maar niets hoeft. Een kushandje naar de jury kan bijvoorbeeld al extra punten opleveren.” Het evenement begint om 14 uur en wordt in de pauze opgeluisterd met een roeiwedstrijd op boomstammen van vierhonderd kilo.

    Waterskiën achter auto's, 27 juli 1985
    Waterskiën achter auto’s, 27 juli 1985

    Bron


  • Aaltense boerderijnamen verklaard

    Aaltense boerderijnamen verklaard

    Aalten heeft een groot aantal boerderijen met een eigen naam. In het adresboek van de gemeente Aalten uit 1967 worden er zo’n 480 genoemd. Bijna al deze namen zijn uniek. Om verwarring te voorkomen lag het voor de hand om een boerderij een naam te geven die nog niet voorkwam. Wel vindt men bijvoorbeeld het Oude Loo en het Nieuwe Loo, Groot Kampe en Klein Kampe, zelfs ’t Paske, Groot Paske, Klein Paske en Nieuw Paske. Dit zijn vaak boerderijen, die voorheen één hofstee vormden, maar die bij verdeling onder de kinderen in delen is gesplitst. Namen met “Olde” of “Oude” wijzen dan op het oorspronkelijke huis.

    Wanneer men die namen gaat bekijken, doet men een interessante ontdekking. Ze zijn in te delen in verschillende groepen. Zo is er een groep namen, waaruit men kan opmaken hoe de begroeiing rondom het erf vroeger was en in wat voor milieu de boerderij werd gesticht. Een andere groep wijst op het bedrijf, dat daar vroeger naast landbouw en veeteelt werd uitgeoefend. Veel boeren, en vooral de kleine, hadden voldoende tijd om er iets naast te doen en er wat bij te verdienen, wat dikwijls noodzakelijk was.

    Nu is het geven van namen aan boerderijen al zeer oud. In het verpondingskohier van 1647/50 staan onder Aalten de personen genoteerd die de verponding (een grondbelasting) moesten betalen, evenals onder Bredevoort. Maar onder de buurtschappen worden de namen van de boerderijen vermeld, met daarachter de namen van de bewoners. Zo hebben we een lijst van hofsteden die toen bestonden. Veel van de tegenwoordige namen komen er al in voor.

    Uit verschillende archieven van kerken en kloosters en dergelijke kan nog een vroegere lijst, van vóór 1500, worden samengesteld. Zo blijkt bijvoorbeeld dat het Kurtebeke in de Heurne al in 1200 werd genoemd. Vóór 1500 vinden we onder andere de Ahof (Huis de Pol), den Honhof (Nonhof), Buclo (Bokkel), Marchwardinck (Markerink), Welinch, Hengevelt, Ruwenhove, ten Westendorpe, de Boegel (nu Smees), Lohues, Lichtwerdinck (Ligterink), Meijnencamp, Snoeijenbuijsch, en nog vele anderen. In totaal zijn er 72 boerderijnamen bekend uit die tijd.

    Bolwerkweg 7, Barlo (Het Bokkel)
    ’t Bokkel, Barlo

    Men moet wel een zeer grote fantasie bezitten om zich te kunnen voorstellen, hoe het Aaltense land er eeuwen geleden uitzag. Negen tiende van het land bestond uit heide, bos en moeras. De bebouwbare oppervlakte was gering en werd slechts gebruikt voor de teelt van groenten en enkele graangewassen. De meeste boerderijen waren klein: stedekes. Markeverdeling, kunstmest en betere afwatering hebben een einde gemaakt aan de prange en de marode van de boer.

    Boerderijen, genoemd naar de begroeiing van de omgeving

    Namen die voor zichzelf spreken zijn: Heidekamp, Heidelust, Heidehof en Heideman. De Neeth (den Heet): heide. Onder ’t Veld verstond men woestliggende grond, voornamelijk wel het heideveld, zie ook Veldhuis. ’t Boske, den Bosch, Bosvliet, Giezenbosch, Boschhoeve, Oosterbosch, Paskerbosch, Scholtenbosch en het Boskerslag (een stuk bos, dat aan de gemeenschappelijke grond onttrokken was), ’t Loo, ’t Loohuis, Looman, het Oude en Nieuwe Loo.

    De volgende namen vragen om een verklaring: Bokkel, in 1284 Buclo genoemd, beukenbos. Het Walfort heette voorheen het Waldenvort, een voorde (door de Slinge) bij het Wald, bij het bos. Zo ook Walvoort op de Haart, met een voorde door de Keizersbeek.

    Gendringseweg 44, Lintelo (Olde Brusse)
    ’t Olde Brusse, Lintelo

    De naam Voorst (van forestis) werd gebruikt voor een woud, waarin niet gejaagd mocht worden; het was privé jachtterrein van de koning of de heer. Het terrein van de Snoeijenbos is in het bos gerooid. Brusse is gevormd van: Brusch, struikgewas, ’t Hagt en het Heegt: bos van laag hout, misschien bestaande uit hagedoornstruiken.

    De Slehegge kan aan de sleedoorn herinneren, ’t Heggeltje: een kleine hagt. De Hakstege lag aan een smal pad (stege) door het hagt. De Rieste dankt zijn naam aan het rijshout. De Heisterkamp is gesticht op een terrein, waar veel struikgewas groeide.

    In 1386 komt de naam Varenvelde en later nog het Verrevelt voor, wat nu het Vervelde is, De Veernhof is ook ontstaan in een veld vol varens. De Tente dankt zijn naam aan de tente, het boerenwormkruid. De Greute herinnert aan de gruit, de gagel, waarmee men het bier gistte en die op moerassige grond groeide, evenals het riet, wat men terugvindt in de naam de Riete. Woest onbebouwd land, vage vindt men terug in Vaags.

    Boerderijen, genoemd naar dieren

    De Kiefte (Kievit), de Kikvorsch, Welpshof (Wulp), Nachtegaal, Koekoek, Vossebult, Vosheurne, Gantvoort, genoemd naar de gans. Het voormalige Grevink was genoemd naar de das, de greving, die zo goed holen graven kan.

    Boerderijen, op een hoogte gelegen

    Men moet zich van deze hoogten geen grote voorstelling maken. Een verhevenheid van een halve meter werd al een bult, een horst of een heuvel genoemd. Deze hoogten boden geen enkele bescherming tegen de vochtige omgeving. De huizen waren erg vochtig.

    Namen als De Bulte, Bultink en De Heuvel spreken voor zich. De Brink (brinc) was een met gras begroeide hoogte. De Bree (van bride) wordt beschouwd als een akker op de es. Drenthel (oorspronkelijk Drenthelo): bos op een hoogte. Haartman en Haartelink: een haart is een hooggelegen heideveld. Hengeveld (heng, helling), Hillen (hil, heuvel), Hoopman, de Klinke (heuvelachtige heidegrond met hier en daar plassen en poelen).

    De Horst (een met laag hout begroeide hoogte), Leemhorst, Seinhorst, Stokhorst en Winkelhorst. Leeland (lee, heuvel, ook gerichtsplaats), de Limbarg (leemberg?). De Pol: een zandheuveltje, dat als een eilandje boven de omgeving uitstak. Pikpolle (pec, armoede): schamele hut op een pol.

    Tammel (in 1384 Tanbulen): dennenbos op een bult? Hondorp: dorp, terp, hoogte ter grootte van een hont, een oppervlaktemaat. Ook het Westendorp wijst op een hoogte. Wierkamp: wier, wierde, hoogte uitstekend boven een natte omgeving.

    Boerderijen, in op bij een moeras gelegen

    Het grootste gedeelte van de gemeente Aalten was vroeger moeras. Alleen de heuvelrug Bocholt–Vragender stak boven de moerassen uit. Deze broeken waren ontstaan doordat de riviertjes de Slinge, het Zilverbeekje en de Keizersbeek het water niet voldoende konden afvoeren. Daarom hebben zoveel boerderijen een moerasnaam, zoals Goorhuis, Goorman, Goorzicht, Moorveld, de Stroete (drassig onland), Veenemaat, Groot en Klein Veenhuis, ’t Veentje, Wijnveen (winne boerderij, boerderij in het veen), Hagenbroek (een broek met hagendoornstruiken), Kortenbroek (een broek met kort gras en daarom onvruchtbaar land), de Woerd (woert, laag liggend land).

    Bolandsweide (bol, week, moerassig, modder). De Nonhof (in 1281 den Honhof) en de Hennepe (in 1284 Honepe), beide namen van “hoen” en “huun” gevormd. Luiten, in de volksmond Luten, was laaggelegen slecht land, lute, terwijl Maris vrijwel hetzelfde voorstelde: moeras. Glieuwe: gliede, zwarte glanzende grond, turf. Somsenhuus: somp, moerassig land. Pietenpol (in 1640 Pytenpoel): pitte, put, kuil, dus een poel op een lage plaats, De Put (kuil, poel). ’t Slaa: slade, heideplas, moeras. Te Sligte (in 1384 Schlichte): vlak moeras. Mager: pover schraal land. Het Navis bezat een vochtige weide; nate, nat en vis, Wisch, wiese, weide. Bij Amerongen staat nog de middeleeuwse woontoren de Matewisch.

    Pietenpol, Lieversdijk 4, Haart
    Pietenpol, Haart

    Kampnamen

    Kiefteweg 4, Heurne (Stapelkamp)
    Stapelkamp, Heurne

    Een aantal namen eindigen op -kamp. Oorspronkelijk waren de kampen kleine stukjes land, die in de bossen van struikgewas en bomen waren ontdaan, ontgonnen bos dus. Later heeft het woord kamp de betekenis gekregen van akker.

    De Kamp, Grote en Kleine Kampe, Barnekamp (een terrein, dat door afbranden van bos is ontstaan), Boomkamp, Graaskamp, Haverkamp, Heidekamp, Heisterkamp, Langenkamp, Leemkamp, Maatkamp, Middelkamp, Nieuwkamp, Schuttenkamp (een boerderij, die nogal verscholen, verborgen in het land lag?), Stapelkamp (een plaats waar een stapel, een gerichtspaal stond, een gerichtsplaats dus), Tolkamp, Wierkamp. Verder ook de namen Oud, Nieuw en Klein Kempink, Kemper en Overkempink.

    Ontginningsnamen

    Slechts enkele namen herinneren aan het ontginnen van woeste gronden. Nijland, Nijveld, Nijhof, Nieuwkamp, Nieuwe Weide. De Bijvanck, wat er bij gevangen, bijgenomen werd. Te Brake wijst ook op het ontginnen, het breken van de woeste grond. Ruwhof: rude, rode, ontgonnen land.

    Boerderijen, die herinneren aan passen, hekken, tollen enz.

    Een pas is een doorgang in een landweer, een houtwal. De bewoner van de nabij gelegen boerderij moet oppassen, toezicht houden op de binnenkomende personen. Zo’n boerderij droeg soms de naam “Pasop”. Langs de Romienendiek liggen bijvoorbeeld het Paske, de Pasop en de Paskerhut: de bewoners moesten de personen in de gaten houden die door de Wolboom en het Zwarte Veen de marke binnenkwamen. Op de grens met het Varsseveldse gebied bij de Varsseveldseweg, ligt ook een Pas. Aan de Varsseveldse zijde liggen hier de Loerdijk en de Kijkuit. De marken waren goed beschermd.

    ’t Pashuus, de Nieuwe Pas, Oude en Nieuwe Pasop, Nieuw, Groot en Klein Paske. Ook het Fort moet tot deze groep gerekend worden: furt, een doorgang door een landweer. De bewoners van Straks (strang, streng) en Ongena waren voor de binnenkomende vreemdelingen wel ongemakkelijke heren!

    Tot degenen die mede de marke onder hun hoede moesten nemen, behoorde de bewoner van het Markerink, vroeger March-ward-inck geheten. Een werde was een wachtpost, een plaats waar men toezicht moest houden op de binnendringende ongure elementen. Een zelfde activiteit werd verwacht van het Ligterink, dat in 1435 Licht-werd-inck genoemd werd: het oppassen viel daar schijnbaar nogal licht. De plicht, van het wachthouden lag ook op de Kuier en de Kuierman: koeren, kuren betekende “uitkijken”.

    Woonde de schutte, die het vee van een andere marke, dat in de eigen marke was binnengedrongen, in beslag moest nemen, moest schutten, op de Schuttenkamp en woonde zo iemand ook op de Man-schot-weide? Aan de tollen herinneren Slotboom, de Stokkert, ’t Bonte Hek, Klaphekke, ’t Tolhuis, Tolkamp en Tolder (tolgaarder).

    Herinneringen aan de kerk

    De Pater, ’t Klooster (genoemd naar het klooster Schaer), Kerkhof (een hoeve van de kerk), Kerkkamp, Neerhof (den Heerhof, bewoond door de monniken), De Kloeze, kluizenaar, misschien ook Klaus. Kosters custerie: de opbrengst van dit goed was voor de koster.

    Kleine woningen

    Kleine woningen kregen de naam van hutte: de Hutte, Bazenhutte, Bramer Hutte, Brassenhutte, Bruggenhutte, Jacobshutte, Paskerhut, Wendelenhutte, Stronkshutte. Soms werd een woninkje afgeschoten in een schuur, een schoppe: de Schoppert, Drenthelschoppe, Freriksschure, Kortenschoppe, Reinders Schoppe, Schurink, Slaa Schoppe. Ook een spieker (korenopslagplaats) werd wel als woning ingericht: Brussen Spieker, Drenthel Spieker, Spiekershof, ’t Ni-je Spieker. Koskamp (van kotkaap, cote, hut).

    Boerderijen, waar een nevenbedrijf werd uitgeoefend

    Beestman (veehoeder), de Scheper (schaapherder), Sweenen (zwijnenhoeder), Fukker (fokker), Peerdeboer, ’t Villeken (waar gestorven dieren werden gevild en de huiden werden gelooid), Baten (beten, het looien van huiden). De Brasse (brouwerij), Pakkebier (backe, ook brouwerij), Schenk (schenkhuis, tapperij) en Slikkertap (een tap in het slik, moeras).

    Brethouwer (moeten we ‘bret’ hier interpreteren in de betekenis van plank, dus iemand die planken maakte?), de Klumper en Klompenhouwer (‘houwen’ is hakken of snijden), Kolstee (plaats waar houtskool werd gebrand), Kuiper, Draaijer, Kappers, Kleuver (herinnering aan het kappen en kloven van hout), de Smid en ’t Smees (vroeger Smedeserve). Papiermolen, de Olde Mölle, ’t Olde Mulder, de Görter (grutter, pelmolenaar), Te Roele (in 1640 ten Rule – rullen, pellen van graan, pelmolen).

    Bouwhuis Wever, Kloosterdijk 9, 't Klooster (2009)
    Bouwhuis Wever, ’t Klooster

    Den Blauwen (blauwverven van linnen), de Wever, Bouwhuis Wever, Weversborg, de Pellewever (wever die fijner goed weefde, zoals damast en tafellinnen), Schreurs, Snieder en Snijdershuis (kleermakers). Kremer (marskramer) en Klodde (voddenkoopman). Speelman (iemand die met een muziekinstrument de feesten opvrolijkte) en de Piepert (pijper, fluitspeler). Krieger (bewoond door een soldaat? In 1640 kwam in Barlo ook een soldaetencamp voor).

    Boerderijnamen eindigend op -ink enz.

    Een veertigtal boerderijnamen eindigen op -ink. Deze wijzen grotendeels op het bezit, op het goed van een bepaald persoon. Ze zijn voornamelijk samengesteld uit een persoonsnaam + -ink. Er zijn uit alle mogelijke archiefstukken lijsten samengesteld van eigennamen, die in de middeleeuwen voorkwamen en aan de hand van deze lijsten kan men een aantal boerderijnamen verklaren.

    Eppink, Romienendiek 4, Dale
    Eppink, Dale

    Dit zijn b.v. Ansink (van Anso), Beusink en Bussink (van Buse), Bulsink (van Bule), Beunk (in 1640 Bo-ynck-mate), Buunkmate (Bonninckmate) en Bunink (1248 Bonninck), alle drie van Bono. Misschien is ook Bongen van Bono afgeleid), Bijnen (1284 Benninck, van Benno), Deunk (in 1366 Dudinc? van Dudo), Elferink (van Alfhard), Eppink (Eppo), Mekkink (Menko), Pennings (Pinno), Pöppink (Poppo), Wensink (Wenzo), Wesselink (Wezilo), Wikkerink (Wikko), Obeling en Oberink (Obo), Lurvink (Lurvo), Rensink (Rinzo), Lensink (Landso), Siebelink (Siebo), Swietink en Swijtink (Swid), Welink (Willo), Wennink (Wanno). Ook Oonk moet hierbij gerekend worden; 1366 Odino (Odo), Gussinklo: bos op het goed van Godso.

    Hoenink, Huinink en Hunink lagen in een hoen, een huun, een moeras. Een andere verklaring waar we, volgens het CBG Centrum voor familiegeschiedenis, rekening mee moeten houden is dat namen als Hoenink en Huinink teruggaan op de Germaanse persoonsnaam Huno.

    Er is echter een aantal namen, die niet op persoonsnamen zijn terug te voeren. Zij hebben duidelijk op iets anders betrekking. Dat zijn: Bekink (ligt bij een beek), Bultink (ligt op een bult), Doornink (ligt in of bij een doornbos), Eekink (ligt op een terrein met eiken), Essink (ligt op een Es), Heijink (ligt op de hei), Kempink (ligt bij of in een kamp), Haartelink (ligt op een Haart). Rengelink kan duiden op een “rinc”, wat een gerechtsplaats was. Op de Borninckhof ontspringt de Haartse Wetering, daar liggen dus bronnen. Op het vroegere Richterink hield de richter zijn geding.

    Er is een tijd geweest, dat men de betekenis van de uitgang -ink niet meer begreep. Men ging toen namen vormen met “stedeke” en “goet”. Zo vinden b.v. Heijnengoet, Goossenstedeke enz. In het latere taalgebruik liet men de woorden stedeken en goet weg. Freriksgoet werd Freriks, Rutgerstedeken werd Rutgers. Ook hier weer veel boerderijnamen, gevormd van persoonsnamen: Freers, Freriks, Bullens (van Bullo), Ebbers (van Ebbo), Goosen (Goosen, Goos), Heinen (Hein), Lammers (Lammo), Lievers (Lieven), Lindert (Lindert), Lubbers (Lubbert), Reinders (Reinder), Rutgers (Rutger), Wiggers en Wiechers (van Wigger), Wubbels (van Wubbel), Wolters (Wolter) en Rikkert (Rico).

    Namen eindigend op -huis (-huus in het dialect) zijn Bartshuis, Devenhuus, Dorushuus, Japikshuus, Kobushuus, Matthijsenhuus, Luuksenhuus (volksnaam voor Lucas). Boerderijen met enkel een eigennaam: Maas (volksnaam van Thomas), Thijs (Mattheus), Jonen (Johannes), Liezen (Elisabeth), Wendelenhutte (Wendelin), Karsjes (Christina), Koop (Jacob).

    Aparte vermelding

    Naast de boerderijen die in bovenstaande groepen zijn ingedeeld, zijn er nog enkele, die aparte vermelding verdienen: de Tuunte was omgeven door een tuun, een gevlochten omheining, evenals de Vreman en het Vreveld. De Zigtvrede had enkele voorkeursrechten bij de jaarlijkse verdeling van de markegronden. Een van deze boerderijen wordt in 1640 Seegvreden genoemd, geheten naar de seege, de geit. De Hegge was omringd door een haag. Het Sonderen had ook rechten; een deel van de gemeenschappelijke grond mocht voor eigen gebruik worden aangewend. Dat deel werd uit de marke afgezonderd. Het Meijnen is eveneens een deel van de gemeenschappelijke marke geweest.

    Het Haverland en de Haverkamp hadden de plicht haver te leveren aan heer of kerk, enz. Op de Hemelmaat werd recht gesproken; een hegemael, een heimael, was een door een heg omgeven ruimte, waar een mael, een rechtzitting gehouden werd. De Akkermaat dankt zijn naam aan een weide, die in een dag gemaaid kon worden en de Maandag aan het stuk land dat in een dag met het gemende vee kon worden geploegd. Een vroegere naam zou dus geweest zijn: Mendag. De Hogewind moest eigenlijk de Hogewend heten, want dit was het hoge eind van het land, waar de ploeg gewend werd, gekeerd.

    Het Grotenhuis geeft inlichtingen over de omvang van het huis en het Nieuwenhuis (in 1640 Nijenhuis) wijst op een toen nieuw gebouwde woning, net als Nijboer. Het Lankhof en Scheel geven de vorm van het land aan: lang en scheef. Het Korten (in 1640 Kortenstedeken) was maar kort van land. De Heurne had een vorm van een hoorn, een spits toelopend stuk land evenals de Timp en de Timpert. Droevig was het gesteld met de Prange, de Marode en de Drommelder, welke namen alle drie vertaald kunnen worden door ellende.

    Het Smol was “klein en gering”. Kan de Huikert een hooiweide zijn geweest of is het een vervorming van de volksnaam Huik voor Hugo? Het Botervat: botterweide? Het Westendorp, het Oosterbosch, de Oosterhoeve en de Oosterman ontlenen hun naam aan de windstreken, waarnaar ze gericht liggen. Op de landbouw wijzen: Bouwlust, Bouwhuis en het Bovelt (bouwveld). Is het Hillo (Heiligelo?) een herinnering aan het heidendom of was het een lo op een hil (heuvel)? De Leste Stuver was vroeger een herberg bij Bredevoort waar rondtrekkende mensen hun laatste stuiver kon verbrassen.

    Hessenweg 18, Dale (Grotenhuis)
    ’t Grotenhuis, Dale

    Fantasierijke personen hebben zeker gewoond op Avondrood, Morgenrood, Bestevaer (‘grootvader’), Driekleur, Midden in ’t Land, Nooitgedacht en de Vlijt. En de bedenkers van de namen Meihof en Meihuis hebben zeker oog gehad voor het mooie groen en de kleurrijke bloemen in de maand mei.

    Bron


  • Oorman

    Oorman

    Een oorman, soms oormenneke genoemd, is een kamer die bij sommige (dorps)boerderijen werd aangebouwd, waar de bejaarde ouders van de bewoners hun laatste levensjaren woonden. Tegenwoordig zou men wellicht de term ‘aanleunwoning’ gebruiken. Een oorman was soms ook gehuurd door een alleenstaande persoon. Het was een kamertje van ongeveer twee bij twee en een halve meter, waarin een alkoof als slaapplaats diende.

    Over de herkomst van het begrip ‘oorman’ schrijft E.M. Smilda in Aalten en Bredevoort in oude ansichten het volgende:

    “De benaming ‘oorman’ moet naar mijn mening zeker niet worden beschouwd als te zijn afgeleid van ‘zoals de oren van een mens uitsteken, zo ook is een oorman een uitbouwsel aan het boerenhuis’. Integendeel, het is genoemd naar de bewoner zoals dat in deze streek gebruikelijk is. Beter gespeld heet het huisje ‘oirman’. Vondel laat in een van zijn stukken vragen: “Hebt gij dan geen oir?” Met ‘oir’ wordt erfgenaam bedoeld. In het eindkamertje, bij een boerderij aangebouwd, kon de oudere man die wel een oir had zijn laatste levensjaren doorbrengen. Hij was de oirman, woonde daar, hielp nog wel wat hier en daar en had de kost vrij. In geheel Nederland komt deze originele naam ‘oirman’ alleen in Aalten voor.”

    De laatste Aaltense oorman bevond zich in de Hogestraat, nummer 38/40.

    Bronnen


    • ‘Aalten en Bredevoort in oude ansichten’, door E.M. Smilda
  • Piet Bloot

    Piet Bloot

    Schilder, tekenaar en dichter

    Pieter (Piet) Bloot (1924–1982) kwam in de zomer van 1940 als zestienjarige jongen uit het gebombardeerde Rotterdam naar Aalten. Op initiatief van de gereformeerde predikant Th. Delleman—voorheen dominee in Aalten, daarna in Rotterdam-Kralingen—verscheen in de Aaltense kerkbode een oproep om Rotterdamse kinderen uit getroffen gezinnen een onbezorgde zomervakantie te bieden. Piet was één van de gelukkigen.

    Wat als vakantie begon, werd een verblijf van vijf jaar. Bloot werkte in die periode in de hoornindustrie in Aalten. Omdat hij een passie voor tekenen had, keerde hij na de bevrijding terug naar Rotterdam, waar hij aan de Academie voor Beeldende Kunsten reclametekenen leerde.

    Piet kon echter niet meer aarden in Rotterdam en vertrok eind 1947 weer naar de Achterhoek. Hij ging werken bij het elektrotechnisch installatiebedrijf ERBA Van Lochem in Aalten. In september 1949 leerde hij Johanna Wildenbeest kennen, geboren op boerderij de Kiefte in de Heurne. Ze trouwden in 1952 en kregen drie kinderen.

    Begin jaren vijftig startte Bloot samen met collega Leendert Rhebergen onderaan de Hogestraat een eigen zaak: Rhebergen en Bloot, een elektrotechnisch installatiebedrijf met winkel in elektrische apparatuur.

    Piet Bloot overleed op 30 januari 1982, 57 jaar oud, en werd begraven op begraafplaats Berkenhove.

    Publicaties

    In 2016 verscheen bij uitgeverij Fagus Zo ik niet had geloofd, brieven van mijn moeder, gebaseerd op circa 160 brieven en kaarten die zijn moeder hem tussen 1940 en 1945 vanuit Rotterdam stuurde, aangevuld met zijn eigen herinneringen. Bloot is tevens opgenomen in Kunstig Aalten (2021), een overzichtswerk van Aaltense kunstenaars, samengesteld door Leo van der Linde.


    Galerij

    Een selectie uit het werk van Piet Bloot:

  • Modelspoor Panorama

    Modelspoor Panorama

    Beerninkweg 2a, Aalten (verdwenen)

    Modelspoor Panorama Aalten

    Wat begon als een uit de hand gelopen hobby groeide uit tot een van de meest geliefde attracties van Aalten: het Modelspoor Panorama van Bernard Buesink. In zijn tuin aan de Hollenberg bouwde hij vanaf 1973 aan een indrukwekkende miniatuurwereld in Oostenrijkse sfeer, compleet met spoorlijnen, bruggen, een bergrivier, skiliften en een stad — allemaal op schaal 1:22,5.

    Uit de hand gelopen hobby

    Bernard Buesink had een diepe passie voor modeltreinen. Aanvankelijk beperkte hij zich tot kleine modellen in vitrinekasten, maar al snel ontstond het idee om een grootschalig landschap in de open lucht te bouwen. In het hart van zijn tuin, op een eilandje in de vijver, begon hij aan een panoramisch berglandschap van maar liefst 250 m². Rondom deze miniatuurwereld schilderde hij zelf een 50 m² grote wandschildering — het panorama waar de attractie zijn naam aan dankt.

    Openstelling voor publiek

    In eerste instantie was het modelspoor alleen bedoeld voor familie en vrienden. Maar in 1979, na een tip van een kennis, stelde Buesink zijn creatie open voor het publiek. Wat begon met enkele nieuwsgierige campinggasten, groeide uit tot een regionale trekpleister. In samenwerking met de VVV werd de baan gedurende de zomermaanden op zondagmiddagen opengesteld. Het trok bezoekers uit binnen- en buitenland, met op piekmomenten tot wel 600 mensen op één middag.

    Meer dan miniatuur

    Buesink hield het niet bij kleine treinen. Hij bouwde ook drie grotere locomotieven, waarvan de grootste 5,5 meter lang was, en zes wagons, waaronder een speciaal exemplaar dat als stofzuiger fungeerde om het 300 meter lange spoor schoon te houden. Bezoekers konden hiermee een rondrit maken om zijn huis. Wegens geluidsoverlast moest deze attractie in 1989 worden stilgelegd, en in 1998 verkocht hij het grootste deel van het materiaal aan café-restaurant ’t Noorden in Aalten.

    De Bos-Express

    Toch bleef Buesink actief. Eén locomotief hield hij achter, waarmee hij tot 2015 de “Bos-Express” liet rijden op een traject van 90 meter in zijn tuin. Kinderen en volwassenen konden tegen een kleine vergoeding een ritje maken — een laatste overblijfsel van de ooit zo uitbundige modelbaan.

    Sluiting en nieuwe plannen

    In 2015 werd de poort definitief gesloten vanwege de afnemende gezondheid van Buesink. Het terrein werd verkocht en de complete installatie opgeborgen. Bernard Buesink overleed in 2018. Zijn kleinzoon, Ramon Vreeman, erfde niet alleen het materiaal, maar ook de passie. Hij is sinds 2022 voorzitter van de Stichting Miniatuurpark BerBuland, waarmee hij het doel nastreeft het werk van zijn opa op een andere locatie nieuw leven in te blazen.

    Meer informatie over het project en de toekomstplannen is te vinden op: www.berbuland.nl

    Bronnen


  • Japanse televisie maakt opnamen in Aalten

    Japanse televisie maakt opnamen in Aalten

    Dagblad Tubantia, 7 september 1972

    Vandaag en morgen is een groep televisiemakers uit Japan in Aalten om daar opnamen te maken voor een aflevering in een serie van zeven films over Nederland, die voor de Japanse televisie zal worden uitgezonden. De groep is in dienst van de Tokio Broadcasting System en door bemiddeling van de streek-VVV Achterhoek uit Zutphen in Aalten terecht gekomen.

    De serie van zeven films over Nederland, die elk ’n kwartier in beslag nemen, is hoofdzakelijk in het westen van het land in de grote steden opgenomen. De Japanners wilden echter ook het leven op een boerderij elders in Nederland op de film vastleggen. Men herinnerde zich in landbouwkringen in Den Haag, waar de Japanners om advies vroegen, de actualiteit die van Aalten uitging destijds bij het bezoek van de minister van landbouw ir. P. J. Lardinois. De Japanners wilden ook geen specifiek rundvee- of varkensbedrijf maar het liefst een gemengd bedrijf waar zij de verschillende aspecten van het Nederlandse boerenleven in een klap konden registreren.

    Via de streek-VVV zijn zij verwezen naar Aalten naar de boerderij van de heer A.D.W. Houwers aan de Heijinkdijk. Na een eerste oriënterend gesprek, gistermiddag, zijn de Japanners vanmiddag met de opnamen begonnen, waarbij de familie Houwers werd verzocht de gewone dagelijkse gang te gaan en niets bijzonders in scène te zetten. Verder ligt het in de bedoeling dat de Japanse televisiemensen vanavond een bezoek brengen aan de gondelvaart in Bredevoort, waarbij tevens eventueel opnamen zullen worden gemaakt.

    Bron


  • Nirwana & De Keet

    Nirwana & De Keet

    Varsseveldsestraatweg 1 en 3, Aalten

    Het begin van de Varsseveldsestraatweg, van de kruising met de Landstraat / Lichtenvoordsestraatweg tot de toenmalige Ds. Stegemanschool, was vroeger erg smal. Het werd daarom in de volksmond het “Nauw van Calais” genoemd. In de jaren zeventig van de vorige eeuw is de straat verbreed door een aantal woningen te slopen. In twee panden die voor de verbreding moesten wijken hadden jeugdgroepen een onderdak gevonden, Nirwana en De Keet.

    In een krantenbericht uit (vermoedelijk) begin jaren zeventig stond het volgende:

    In het kader van de verbetering van de kruising Varsseveldsestraat met de Landstraat zal de gemeente Aalten één dezer dagen een begin maken met de sloop van de panden Varsseveldsestraat 1 en 3. De sloop is noodzakelijk omdat de doorgang ter plaatse veel te nauw is. In de panden, die, in afwachting van de sloop, reeds geruime tijd leeg stonden hebben twee jeugdgroepen een onderdak gevonden. De ene groep heeft zich de hemelse naam “Nirwana” aangemeten, de andere groep heet gewoon “De Keet”.

    Met de sloop van hun behuizingen worden de groepen min of meer met de ondergang bedreigd, omdat men nog geen nieuw onderdak gevonden heeft. Niettemin is men van plan de panden zonder moeilijkheden te verlaten. Met de ontruiming is al begonnen.

    Voor talloze Aaltense jongelui is het voortbestaan van beide groepen van het grootste belang. “De groepen voorzien duidelijk in een behoefte”, zo meent groepscommandant der rijkspolitie J. Westerink, die zich overigens bijzonder positief over de groepen uitlaat. Ook de gemeentelijke overheid stelt zich sympathiek op, maar vindt wel, dat de jongelui eerst moeten proberen zelf een onderdak te vinden, voordat zij bij de gemeente aankloppen. Uit een gesprek met beide groepen blijkt al gauw, dat er grote onderlinge verschillen zijn.

    Nirwana

    De Nirwana-groep is een duidelijk “links” georiënteerde groep. Opmerkelijk zijn de overeenkomsten met de in Lichtenvoorde zo vergalde “Pick”, een jongerengroep die in die gemeente nogal wat stof heeft doen opwaaien. “Nirwana” kent geen bestuur. Er is geen enkele controle op wat de aanwezigen doen. Wie zin heeft in een flesje pils pakt dat en men vertrouwt er op, dat het ook betaald wordt. Gebeurt dat niet, dan maakt niemand zich daar druk over. Ons uitgangspunt is vertrouwen, zeggen de trouwste Nirwana-leden.

    Grif wordt toegegeven dat in de club regelmatig getript wordt. Bij een onderzoek dat de politie enige tijd geleden instelde (Nirwana-leden spreken van “de inval”) wees alles op het gebruik van drugs, hoewel de politie geen verdovende middelen heeft kunnen vinden. Wel werd een waterpijp in beslag genomen.

    Nirwana kent een kussenzolder, waar vrij-lustigen zich naar hartewens kunnen uitleven. Toch stelt men duidelijk prijs op een sociaal gedrag. Hierover één van de Nirwana-leden aan het woord: “Enige tijd geleden kwam het veel voor dat stelletjes hier binnen kwamen en dan meteen door renden naar de zolder. Voor ons waren ze dan onbereikbaar. We vonden dat een a-sociaal gedrag. Daarom zijn we er met zijn allen om heen gaan zitten en hebben hen zo duidelijk gemaakt dat wij ook hun belangstelling verdienden”.

    Er wordt in deze club veel geslapen. Mensen die geen slaapplaats kunnen vinden kunnen hier terecht. Er blijken heel wat buitenlanders van deze mogelijkheid gebruik te hebben gemaakt. Maar ook Aaltense jongelui die bijvoorbeeld vanwege ruzie met de oudelui niet naar huis willen kunnen in Nirwana een onderdak vinden.

    Politieke belangstelling gaat uit naar de CPN, de PSP en misschien de PvdA. Politieke onderwerpen dienen vaak tot gespreksstof. Men overweegt in de toekomst een Nirwana-krant te gaan uitgeven. De overige activiteiten zijn vrij beperkt. Er wordt veelal naar muziek geluisterd, weinig gepraat en veel niets gedaan.

    De Keet

    Pal naast Nirwana, aan de rechterzijde heeft “De Keet” een onderdak gevonden. Enkele duidelijke verschillen springen in het oog. De inrichting van “De Keet” is veel ordelijker. Er is hier een barman die drankjes verkoopt en een discjockey die bepaalt welke plaatjes er worden gedraaid. De organisatie berust zeer duidelijk in handen van een autoritaire kerngroep die de diensten uitmaakt.

    De mensen die zich aangetrokken voelen tot De Keet zijn over het algemeen wat jonger dan de Nirwanaërs. Orde en regel heersen. We willen het leuk houden, zeggen de kerngroep-leden. Vrijen mag natuurlijk wel, maar niet te gek. Wie tript gaat eruit, daar moeten we niets van hebben. Trouwens met de lui hiernaast willen we niets te maken hebben (een duidelijk afkeurend gebaar in de richting van Nirwana). De vertrouwensbasis van Nirwana achten de Keetleden niet reëel. De instelling is hier ook duidelijk materialistischer. Als ze bij Nirwana wat meer op hun centen hadden gepast hadden ze nu zeker tienduizend gulden gehad.

    De Keet vindt het maken van een goede indruk bij de oudere generatie van het grootte belang. We willen graag dat onze ouders het goed vinden dat we hier komen. Er wordt hier ’s nachts dan ook niet geslapen. De discussie gaat hier dikwijls over muziek, godsdienst, algemene zeden en politiek. De voorkeur gaat uit naar de regeringspartijen.

    Verwaand

    De Nirwana-leden verwijten de lui van De Keet een bekrompen denkwijze. Wel geven ze toe, dat de muziek bij De Keet beter is. Ze vinden de Keet-mensen verder wel “lieve jongens”. In de ogen van de aanhangers van De Keet zijn de Nirwanaërs verwaand. “Ze denken dat ze meer en beter zijn dan wij, ze houden er een domme manier van herrieschoppen op na en hebben onverstandige uitgangspunten“, zo menen de Keet-mensen.

    Hoewel de Aaltenaren in de buurt wel eens klagen over te veel lawaai en plagerijtjes vallen de klachten over het algemeen wel mee. Adjudant Westerink, die, zoals gezegd zich vrij positief opstelt heeft toch wel bezwaren. “Er is geen vaste doelstelling”, zegt hij. “Er is alleen maar vaagheid. Maar misschien is die vaagheid (vrijheid, zeggen de clubbezoekers) wel hun doel”. Het contact dat de adjudant heeft gehad met de kerngroepleden noemt hij goed. De enkelingen bederven het, meent hij.

    Over druggebruik: “Ik neem wel aan dat er drugs gebruikt worden, hoewel men daar geen overdreven voorstelling van moet maken. Overal waar tegenwoordig jongeren bij elkaar zijn worden die middelen doorgegeven. Laatst is zoiets ook nog in het feestgebouw voorgevallen”. De heer Westerink gelooft niet dat de groepen de sympathie van de Aaltense bevolking hebben. Over het algemeen slaan die dingen bij de plaatselijke bevolking niet zo aan. Wel vindt hij dat de Aaltense bevolking soms al te negatief reageert.

    Subsidie

    Nirwana heeft een verzoek ingediend bij b en w om subsidie. Mochten b en w besluiten deze kwestie aan de Aaltense raad voor te leggen, dan belooft het een interessante discussie te worden. De grootste zorg voor beide groepen is voorlopig het vinden van onderdak. Anders moeten ze weer de straat op.

    Bronnen


  • Space-show in Feestgebouw

    Space-show in Feestgebouw

    23 april t/m 3 mei 1971, Aalten

    Een maansteen met een verzekerde waarde van 1,7 miljoen gulden vormt het duurste onderdeel van de „space-show” die vandaag in het Gelderse Aalten (Polstraat 7) begint en die tot en met 3 mei duurt. Ook de Gemini X-capsule waarin de astronauten Young en Collins in juli 1969 omhoog raasden staat er te bezien, evenals de ruimtepakken van Collins en Walter Schirra en hitteschilden van de Gemini en Apollocapsule.

    Een electronisch vraag- en antwoordapparaat, een aantal foto’s en modellen vormen andere attracties van de show, waarbij ook een (doorlopende) film te pas komt, die werd opgenomen in en vanuit de Apollo XI. Morgenmiddag half drie staan demonstraties met helicopters op het programma van de Marineluchtvaartdienst.

    Maanjus

    Het smaakt prima, zei burgemeester Faber van Aalten, nadat hij een slok jus d’orange had genomen. Het bijzondere daarvan was, dat hij de vloeistof via een soort ventiel uit een plastic zak zoog en dat diezelfde vloeistof eigenlijk bedoeld was geweest voor een van de astronauten, die op de maan landden. De jus d’orange, die de burgemeester — en later ook zijn echtgenote te drinken kreeg — is meegeweest naar de maan.

    Het klinken van de burgemeester met de „maanjus” en de heer P. van Breukelen, directeur van de stichting wetenschappelijke en educatieve tentoonstellingen (met „aardse jus”), was het feitelijke begin van de grootse ruimtevaarttentoonstelling, die tot en met maandag 3 mei in en rond het feestgebouw in Aalten te zien is.

    Het bijzondere van deze tentoonstelling is, dat er bijzonder veel origineel materiaal is te zien. Van door de astronauten van de Apollo 11 gemaakte foto’s, een dito film (met beelden, die tot dusver nog niet werden vertoond), tot het stuk maansteen en de oorspronkelijke Gemini-capsule, waarmee Young en Collins in juli 1966 de ruimte ingingen.

    Natuurlijk moest burgemeester Faber ook even plaats nemen in de nauwe cabine van de Gemini. Alleen het idee al, dat een mens het daar tien dagen achtereen moest uithouden is moeilijk te verwerken. Overigens is de in Aalten aanwezige cabine een 70-tal uur in de ruimte geweest. De astronauten maakten in die tijd 44 rondjes om de aarde. Ook is er het ruimtepak van Collins te zien, waarin hij zijn uitstapje tijdens diezelfde vlucht buiten de cabine maakte.

    Het zijn maar enkele onderdelen van een tentoonstelling die in alle opzichten de moeite waard is en ook zeer overzichtelijk is, niet in de laatste plaats door de wijze waarop hier, hoe kan het ook anders, met de ruimte is gespeeld. Verder zijn het niet alleen de „ruimtevaarders”, die met oorspronkelijk materiaal kwamen, maar ook de marine met reddingsmateriaal en de luchtmacht, waarvan onder andere een testset en een straalmotor van een Starfighter is te zien.

    Interesse blijft

    In zijn openingstoespraak dacht burgemeester Faber, vooruitlopend op wat hij later zou zien, dat de sensatie van de maanvluchten nu wel af is, maar de interesse hoe zo’n vlucht in zijn werk gaat toch wel is gebleven. Wat dat betreft voorziet deze show in een behoefte, zo zei hij. De burgemeester toonde zich gelukkig met het initiatief tot het organiseren van de tentoonstelling.

    Aalten kan terecht trots zijn, dat het in staat is de dienende functie ten aanzien van de eigen inwoners en van de regio en van het aangrenzende Duitse gebied, vanwaar eveneens grote belangstelling bestaat, waar te maken. Aalten verkeert nu tien dagen in hogere sferen, zo besloot de heer Faber zijn rede, maar ook tien dagen met beide benen op de grond, want we hopen te tonen, dat we goede gastheren kunnen zijn.

    Alvorens burgemeester Faber zijn openingsrede uitsprak en het gezelschap van genodigden een ronde langs de verschillende stands maakte, waarbij tevens de film over de maanlanding van de Apollo 11 met, nog nooit eerder vertoonde beelden te zien was, gaf na een kort openingswoord van de voorzitter van de medeorganiserende VVV-Aaltens Belang, de heer B.G. Wilms, de heer Van Beukelen een uitleg over de tentoonstelling.

    De openingstijden van de verder binnenshuis gehouden show zijn: maandag t.m. zaterdag van 9 tot 12 en van 13.30 tot 21 uur. ’s Zondags bent u welkom van 14 tot 21 uur. De V.V.V. van Aalten geeft de verdere inlichtingen: 05437 – 3052.

    Bronnen


    • Algemeen Dagblad, 23 april 1971 (via Delpher)
    • Dagblad Tubantia, 23 april 1971 (via Delpher)
  • Zeskamp (1968)

    Zeskamp (1968)

    Evenement

    In 1968 zette Aalten zichzelf op de kaart door deel te nemen aan het populaire TV-evenement Zeskamp. De gemeente telde toen zo’n 12.000 inwoners. De textielindustrie was tanende, buiten de bebouwde kom was de boer nog troef. Aalten was in die periode een verzuild dorp. De Zeskamp lijkt echter een omslag teweeg te hebben gebracht.

    De Zeskamp was een sportief evenement, georganiseerd door de NCRV en de Belgische BRT en zij zonden het live uit op TV. Het trok destijds miljoenen kijkers en was daarmee één van de best bekeken TV-programma’s. Er waren deelnemers uit zes verschillende plaatsen, drie uit Nederland en drie uit België.

    Inwoners deden massaal en enthousiast mee. Bewoners van verschillende geloofs- en levensovertuigingen werkten samen. Nu ontmoetten zij elkaar eens echt en leerden elkaar kennen. En zo werden denkbeeldige muren geslecht.

    De wedstrijden werden op zes zaterdagavonden gespeeld, steeds in één van de deelnemende plaatsen. In Aalten was de Markt het wedstrijdtoneel.

    Uiteindelijk mocht Aalten naar de finale in Zutphen en won! Men huldigde de deelnemers met een rondrit door het dorp.

    Zie ook:

  • Aalten krijgt een eigen Twenclub

    Aalten krijgt een eigen Twenclub

    Nieuwe Winterswijksche Courant, 19 oktober 1966

    JEUGD NEEMT ZELF HET INITIATIEF

    Verantwoorde ontspanning in eigen sfeer

    Les Doremi - Nieuwe Winterswijksche Courant, 19-10-1966
    Ook de Aaltense groep „Les Doremi” zal natuurlijk binnenkort in de Twenclub optreden.

    Hans Huinink, Bert Stronks en Wim Mateman uit Aalten hebben de koe bij de horens gepakt. De Twen-koe, wel te verstaan. Zij hoorden jarenlang de klacht dat er in Aalten zo weinig ontspanningsmogelijkheden waren. En dat daarom tal van Aaltense jongelui in het weekeinde naar omliggende plaatsen gingen (o.a. Winterswijk en Groenlo) om daar gezelligheid en vertier te zoeken.

    Hans, Bert en Wim, beide eerstgenoemden leerlingen van de kweekschool in Doetinchem, laatstgenoemde student in de sociologie, hebben zelf ook meegedaan aan het uiten van die klacht. Maar ze realiseerden zich tegelijkertijd dat men met het uiten van klachten alleen het probleem niet oplost. Zij hebben met leeftijdgenoten ideeën besproken en de plaatselijke overheid gepolst.

    De prettige reactie die men van burgemeester Van Veen kreeg, droeg er toe bij dat men besloot „iets te gaan doen”. En daarom komt er in Aalten een „Twenclub ’66” die a.s. zaterdag in café-restaurant „’t Noorden” van start zal gaan.

    Voorlopig zal deze club haar wekelijkse meetings (in twen-style, zoals de organisatoren dat noemen) houden in ’t Noorden. Het zal echter een geheel op zichzelf staande club zijn met een aparte clubruimte, die geheel in een moderne twensfeer gebracht zal worden en aangepast aan de eisen van de leden. Voor deze smaakvolle aankleding zullen de organisatoren zelf zorg dragen. Het aangekondigde programma ziet er aantrekkelijk uit. Regelmatig zullen er bekende bands aangetrokken worden, die natuurlijk beat, maar ook andere, lichte genres zoals countrymuziek en dixieland-jazz zullen brengen. Daarnaast zullen er discobals georganiseerd worden, waarvoor de initiatiefnemers de beschikking hebben gekregen over een hypermoderne geluidsinstallatie.

    Eigen sfeer

    De Twenclub ’66 zal een besloten karakter dragen om een geheel eigen niveau en sfeer te kunnen handhaven. Dat is tegenwoordig een gebruikelijke gang van zaken bij ontspanningsgelegenheden voor jongeren. Met een lidmaatschapskaart zal men echter ten alle tijde toegang tot de club hebben. Deze toegang is in beginsel, vrij, maar de organisatoren houden zich het recht voor om bepaalde eisen te stellen. „We streven naar een gezellige, losse sfeer, waarin men zich vrijuit kan ontspannen bij muziek, dans en ontmoeting met leeftijdsgenoten. Wie zich niet aan de clubregels houdt zetten we zonder pardon buiten de deur” zeggen de bestuursleden vastbesloten. Zij zijn ervan overtuigd, dat het merendeel van de jongeren, en zelfs ouders achter hun doelstelling (verantwoorde ontspanning tegen betaalbare prijs) staat.

    „Eenmaal in de week willen we er helemaal uit zijn.” In onze club krijgen de jongeren daarvoor de gelegenheid. De prijs van het lidmaatschap is zo laag mogelijk gehouden. Ook de studerende jongeren krijgen dus de kans om mee te doen. En al kost het aantrekken van goede bands veel geld, toch zullen ook de consumpties niet extra-duur zijn.

    De organisatoren overwegen zelfs om in de loop van dit jaar in de Twenclub een goedkope snackbar te vestigen, evenals een TV-hoekje, waardoor men zelfs zijn favoriete zaterdagavondprogramma’s niet hoeft te missen. Het bestuur heeft reeds zovele enthousiaste reacties ontvangen, dat zij hun Twenclub met veel vertrouwen lanceren. Op de openingsavond zal een zeer bekende beatband een geheel nieuw programma van bekende hits verzorgen. Voor wie lid wordt zal deze introduktieavond gratis zijn.

    Bron