Categorie: Cultuur

  • 100 jaar onafhankelijkheid

    100 jaar onafhankelijkheid

    Aaltensche Courant, 30 juli 1913

    Herhaaldelijk lezen we of hooren we spreken van „Plan 1913″. Wat wordt daarmee bedoeld, wat is dat ? Dat is het plan of voornemen, om de heugelijke gebeurtenis, nu 100 jaar geleden, feestelijk te herdenken. Is daar reden voor? Zij, die dat nog vragen, geven bewijs het geleerde op school, wat betreft de geschiedenis van ons vaderland, te zijn vergeten. Het eenige dat hiervoor ter verontschuldiging kan worden aangevoerd is, dat voor velen de schooljaren reeds ver achter den rug liggen en mondelinge overlevering niet meer wordt gehoord.

    Het was in 1863, toen in Aalten het vijftigjarig feest van Neêrlands Onafhankelijkheid werd gevierd, heel anders. Toen was er haast geen gezin of uit den mond van grootouders hoorde men of had men hooren vertellen van den droevigen tijd door onze voorouders doorleefd, zoolang de Franschen hier de baas waren. Voorvallen, die een familie persoonlijk hadden getroffen werden verteld, doch nu, 50 jaar verder, is veel van dat alles met den sluier der vergetelheid bedekt.

    In ’t algemeen willen we daarom enkele feiten in herinnering brengen, die de geschiedenis heeft geboekt. De 17e eeuw (1600-1700) wordt genoemd de „gouden eeuw” onzer historie, de 18e eeuw (1700-1800) de „eeuw van verval”.

    Wat was de oorzaak van dat verval? Men ging rusten op de lauweren door het voorgeslacht behaald. Ondernemingsgeest trof men niet meer aan. In ledigheid ging men genieten van de verzamelde rijkdommen en was men beangst daarvan iets af te staan, wat kon strekken tot bevordering van ’s lands welvaart. Voor leger en vloot stelde men geen gelden beschikbaar en het aanzien van de ééns zoo machtige republiek der Vereenigde Nederlanden slonk van jaar tot jaar.

    In ’t oog van de andere Europeesche Staten telden wij niet meer mee. Daarbij ontstond ontevredenheid over het beheer, die werd aangevuurd door den revolutiegeest, die zich in Frankrijk openbaarde, zoo zelfs, dat de Omwentelingsgezinden, Patriotten genoemd, vijandig optraden tegen Stadhouder Willem de Vijfde en zijne aanhangers, Prinsgezinden geheeten.

    De Franse tijd

    Toen de groote Omwenteling in Frankrijk had plaats gehad, en de revolutionairen den Koning en de Koningin om ’t leven hadden gebracht, riepen de Patriotten de hulp in van de Franschen om ook hier den Stadhouder te verdrijven. Deze kwamen in 1795 met een groot leger ons land binnentrekken en werden door de omwentelingsgezinden met gejuich ontvangen.

    De regeering was niet in staat hen te keeren, want het leger was niet behoorlijk uitgerust en de vestingen waren vervallen. Het geld voor ’t onderhoud daarvan benoodigd, was bezuinigd, doch nu konden zij aan de Franschen 100 millioen gulden geven, welke deze eischten voor de door hen bewezen hulp en bijstand. Willem de Vijfde nam de wijk naar Engeland en zijn tegenstanders namen de plaats in van de vroegere regeeringspersonen.

    Nu hadden de Franschen wel weer kunnen vertrekken, maar daar dachten ze niet aan. Telkens werden de Fransche soldaten, wanneer zij hier goed gevoed en gekleed waren, verwisseld met een havelooze uitgehongerde bende, om hier op kosten der burgerij weer in goeden doen te komen. Hun invloed op den gang van zaken hier te lande nam intusschen meer en meer toe, tot ze geheel het bestuur in handen kregen.

    In Frankrijk heerschte groote verwarring tot het eindelijk aan een advocatenzoon afkomstig van Corsica, Napoleon Bonaparte geheeten, gelukte wat orde te scheppen. Hij was een dapper generaal en een bekwaam krijgsman, die de legers van de Staten, die aan Frankrijk den oorlog hadden verklaard, versloeg en aan zijn vijanden vernederende vredesvoorwaarden voorschreef. In 1804 liet hij zich uitroepen als Keizer en twee jaar later zond bij zijn broeder Lodewijk Napoleon hierheen om als Koning over ons land te regeeren.

    Zware offers

    Het bondgenootschap met Frankrijk kostte ons zware offers. De Engelschen, die met de Franschen in oorlog waren, werden nu ook onze vijanden en namen bijna al onze koloniën in bezit en roofden onze koopvaardijschepen, waardoor onze handel zoo goed als verliep. Men moest reeds een vierde van zijn inkomen aan belasting betalen en nog eischte Napoleon meer.

    Napoleon had zijn broeder Lodewijk hier als koning doen uitroepen in de verwachting dat deze zich geheel naar zijn wil zou schikken. Hierin werd hij echter teleurgesteld. Lodewijk kwam hier met de bedoeling den bloei van zijn rijk zooveel mogelijk te bevorderen en het volk voor verdere verdrukking te bewaren. Dit heeft hij ook getoond door o.a. te weigeren de loting en de tierceering in te voeren en door het oogluikend toelaten van den sluikhandel met Engeland.

    Napoleon had om Engeland te treffen allen handel met dit land ten strengste verboden. Nu Lodewijk hem hierin niet genoeg steunde, noodzaakte hij hem afstand te doen (1810) en Holland werd bij Frankrijk ingelijfd. Ons land werd nu een Fransche provincie en hield dus op een zelfstandig rijk te zijn. De regeering werd thans op Franschen voet ingericht. De Nederlandsche taal moest langzamerhand verdwijnen. Op de scholen moest Fransch worden geleerd en ook de dagbladen moesten in ’t Fransch verschijnen.

    Een leger douanen bezette de kust en zorgde, dat wanneer een schip met Engelsche goederen binnen kwam, de lading werd verbrand. De Indische waren, zooals koffie, thee, tabak, rijst, stegen daardoor verbazend in prijs. De verarmde burgerij behielp zich met aftreksel van geroosterd roggebrood in plaats van koffie te gebruiken en in plaats van tabak rookte men noteboombladeren. Om de suiker te vervangen, legde men zich er op toe uit het zoete sap van mangelen suiker te maken.

    Vele welgestelde burgers werden arm en zij, die van hun renten moesten leven, alsmede tal van weeshuizen en liefdadigheidsgestichten leden gebrek toen Napoleon de rente der staatsschuld liet tierceeren, d.w.z. maar voor één derde liet erkennen. Zij, die b.v. recht hadden op ƒ 300 rente, kregen maar ƒ 100 uitbetaald. Er werd niet meer verdiend, maar wel moest worden opgebracht, waardoor de armoede begon te nijpen; honderden huizen werden voor afbraak verkocht, prachtige buitenplaatsen voor een kleinigheid weggedaan, paarden en rijtuigen afgeschaft en dienstboden ontslagen. In Amsterdam groeide het gras op de straten.

    Vechten voor Napoleon

    Doch de Franschman nam niet alleen het goed maar eischte ook het bloed. Napoleon had soldaten noodig om in alle oorden van Europa voor hem te vechten en dwong nu onze jongens om in zijn legers te dienen. Hij voerde n.l. de loting in, wat voor ons iets ongehoords was. In onze vroegere oorlogen meldden zich altijd genoeg vrijwilligers aan om het vaderland te verdedigen, maar nu werd bij loting aangewezen wie de wapens moest opvatten. Zoo zagen tal van gezinnen hunne geliefde betrekkingen naar den vreemde voeren om ze nooit terug te zien.

    Toch durfde niemand klagen of hij maakte kennis met de gevangenis. Geheime spionnen slopen overal rond, om elk verdacht woord op te vangen en de politie drong vaak huizen binnen en opende de brieven om iemands meening over den Keizer te hooren. Boeken en kranten mochten niet verschijnen vóór zij waren goedgekeurd.

    Toch had deze verdrukking ook zijn goede zijde. Het volk vergat thans zijn oude partijschappen en gevoelde zich weer één en hunkerde naar verlossing. Napoleon’s macht was ten top gestegen. Alleen Engeland en Rusland trotseerden hem nog, anders heerschte hij over geheel Europa. Ook Rusland zou nu zijn slagen voelen. Met een leger van meer dan een half millioen trok hij derwaarts, doch van elk twintig tal soldaten kwamen er negentien in Rusland’s sneeuwvelden jammerlijk om het leven. Ook de ongeveer vijftienduizend Nederlanders zagen hun vaderland niet weer terug.

    Oranje boven

    Na dezen afloop beraamden de graven van Hogendorp, van Limburg Styrum en van der Duijn van Maasdam in stilte plannen om het Fransche juk af te schudden. Na den slag bij Leipzig, waarin Napoleon werd geslagen, werd het sein tot den opstand gegeven door het zich tooien met de oranjekleur, wat vroeger met den dood werd gestraft. De Fransche soldaten zagen verbluft en hadden den moed niet zich daartegen te verzetten.

    Pruisen en Kozakken boden hulp en den 15 November 1813 klonk reeds het „Oranje boven” door Arnsterdam’s straten en twee dagen later in Den Haag. Den 21 November aanvaardden van Hogendorp en van der Duijn van Maasdam het voorloopig bestuur en den 30 November stapte de Prins van Oranje, zoon van den verdreven Stadhouder Willem de Vijfde, te Scheveningen aan land, waar hij met ongekende geestdrift door de menigte werd toegejuicht. Twee dagen later werd hij te Amsterdam als Souvereinen Vorst uitgeroepen.

    De Franschen dropen af en Nederland was vrij. Dat is nu honderd jaar geleden en al dien tijd bleven we er voor bewaard, dat vijanden onze grenzen overschreden. Er is dus reden, om met dank aan God Neêrlands’ verlossing feestelijk te herdenken. Waardeeren we onze vrijheid, want geen grooter ramp kan een volk treffen, dan wanneer het door vreemden wordt overheerscht. Bij het nu binnen de gemeente Aalten te vieren eeuwfeest van onze onafhankelijkheid op 28 Augustus a.s. klinke dus luide onze aloude leuze: „Oranje boven”.

    Bron


  • Wilhelm Albertus Lammers

    Wilhelm Albertus Lammers

    De Kippenschilder van Aalten’

    Wilhelm Albertus (Willem) Lammers (Aalten, 1857 – Ginneken, 1913) was een Nederlandse kunstschilder met een opvallende specialisatie: taferelen met pluimvee. Tot aan het einde van de 19e eeuw werd er nauwelijks aandacht besteed aan de leefomstandigheden van pluimvee. Kippen sliepen doorgaans in een boerenschuur of in bomen. De schilder wist dit levendig op doek vast te leggen.

    Lammers werd op 3 april 1857 geboren op boerderij Schulenkamp in de buurtschap Dale bij Aalten, als zoon van Albertus Lammers en Theodora Huls. Het gezin verhuisde meerdere malen binnen Aalten—eerst naar de Kerkstraat, daarna de Dijkstraat en de Hoekstraat. Willem Lammers was aanvankelijk schoenmaker van beroep. In 1880 vertrok hij naar Gaanderen en enkele later woonde hij in Amsterdam.

    In 1887 veroordeelde de Krijgsraad te ’s-Hertogenbosch hem wegens desertie tot vier maanden militaire detentie. In de registratie werd zijn beroep als schilder genoteerd, zijn gezindte rooms-katholiek, lengte 1,66 m, met blond haar, blauwe ogen en een krullende baard.

    Op 24 juli 1890 trad Lammers in Breda in het huwelijk met Wilhelmina van den Akker. Het echtpaar woonde kort in Aalten (Dijkstraat) en verhuisde in april 1891 naar Breda. Daar werden acht kinderen geboren: zeven dochters—van wie één doodgeboren—en één zoon. Lammers overleed op 4 februari 1913 in Ginneken (gemeente Breda).

    Als kunstenaar was Lammers auto-didact. Hij werkte vooral in olieverf op doek of paneel, meestal in klein tot middelgroot formaat. Zijn voorstellingen tonen kippen, kuikens en hanen in hun dagelijkse omgeving: rond de voederplaats, bij de hooiberg of in een schuurinterieur. Hij signeerde zijn werk als “W.A. Lammers”, “W. Lammers” of met het monogram “W.L.”.


    Galerij

    Een selectie uit het werk van Wilhelm Albertus Lammers:

    Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.

  • Schuttersfeest 1904

    Schuttersfeest 1904

    Aaltensche Courant, 24 september 1904

    AI was het wat laat in den tijd, er zou toch dit jaar weer een Schuttersfeest gehouden worden, wat sinds 1900 niet het geval was geweest. In 1901, 1902 en 1903 was het de wielerclub „Houd Moed”, die óf alleen óf in samenwerking met „Floralia” nog eens een feestje organiseerde. Doch daar de wielerclub, naar wij hoorden, ontbonden is, was van dien kant geen feestelijkheid te verwachten.

    Het was daarom van eenige werklieden een goede gedachte om te trachten een Schuttersfeest te organiseeren en door de flinke medewerking van de burgerij, die daarvoor milde bijdragen schonk, en door de aanmelding vaneen groot aantal liefhebbers van schieten was dat mogelijk. Het getal schutters was dan ook meer dan het dubbele van het laatst gehouden schuttersfeest.

    De optocht, die Woensdagmorgen door het dorp trok, had dan ook veel bekijk en mocht best gezien worden. Met een goed muziekkorps voorop ging het in goede orde door de verschillende straten en werd voor de huizen van den Burgemeester, den Pastoor en enkele particulieren het vaandel geslagen. Op het feestterrein stonden de masten reeds klaar, met den vogel en den fladder in top, waar de schutters hun geoefendheid op konden toonen.

    De vogel was zeer zwaar gemaakt en daardoor duurde het verbazend lang, voordat bekend werd, wie als koning van het Schuttersfeest moest worden gehuldigd, Ten laatste werd de vogel toch bij de verschillende gedeelten afgeschoten en werd de eerste prijs voor de romp toegekend aan A. H. Huinink, die daardoor koning werd. De 2e prijs voor het afschieten der rechtervleugel verkreeg D. Dibbets. De 3e prijs voor den linkervleugel viel bij loting ten deel aan J.H. Papenborg, terwijl de 4e prijs voor den kop aan J. Walvoort en de 5e prijs voor de staart aan G.J. Wensink werd toegekend.

    Bij het fladderschieten bleken de knapste schutters te zijn: H.J. Degenaar, die dele, G.W. van Eerden, die de 2e, H.A. Hoopman, die de 3e, G.J. Brunink, die de 4e, en Chr. Bijen, die de 5e prijs bekwam. Bij het ringrijden te paard werden de prijzen gewonnen als volgt: H. Bouhuis dele, W. H. Veldkamp de 2e, J. Heersink de 3e, J.B. Bouhuis de 4e, en A. J. Mateman de 5e prijs.

    Tegen 6 uur, toen de wedstrijden waren afgeloopen, trok men weer in optocht door het dorp naar het feestgebouw van den heer P. Lelivelt bij het station, waar de prijzen met een toepasselijk woord door den voorzitter der feestcommissie, de heer de Wit, aan de winners werden uitgereikt, en waar men nog lang in opgewekte stemming bij elkaar bleef. Daar het feest goed is geslaagd en alles in de beste orde afliep, mag het bestuur van het Schuttersfeest met trots op haar arbeid terugzien, aan welken arbeid altijd veel moeite en opofferingen verbonden zijn. Zij heeft velen een prettige dag bezorgd en dit is voor haar al een mooie belooning.

    Bronnen


  • Kroningsfeest Wilhelmina 1898

    Kroningsfeest Wilhelmina 1898

    Aalten en Bredevoort

    Op 6 september 1898 kreeg Nederland een nieuwe vorstin: koningin Wilhelmina. Op 31 augustus 1898 was Wilhelmina achttien jaar geworden en daarmee kreeg ze ook de bevoegdheid om de regering op zich te nemen. De inhuldiging vond een week na haar achttiende verjaardag plaats in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Deze feestelijke gebeurtenis werd in het hele land uitbundig gevierd. Ook in Aalten en Bredevoort werd het kroningsfeest gevierd.

    Ter gelegenheid van het 40-jarig regeringsjubileum van de Koningin, blikte de Aaltense Courant in 1938 terug op het kroningsfeest voor Wilhelmina:

    Nu de voorbije feestdagen ter gelegenheid van het 40-jarig regeeringsjubileum van H. M. de Koningin nog versch in het geheugen liggen, is het misschien niet onaardig – en de ouderen onder onze lezers en vooral zij, die deze feesten meer van nabij meemaakten, zullen het zeker ten zeerste op prijs stellen – wanneer wij eens het een en ander mededeelen over de Kroningsfeesten, welke hier te Aalten zoowel als elders met eenzelfde geestdrift gevierd werden als dit nu met het 40-jarig regeeringsjubileum het geval was. Kortheidshalve moeten wij ons hierbij in hoofdzaak beperken tot de gemeente Aalten. Ons courantenarchief bewijst ons hier uitstekende diensten.

    Wij schrijven Woensdagavond 5 Januari 1898: vergadering van het comité voor de viering van het Kroningsfeest in de Sociëteit op het Blik. Ons nummer van den 8en Januari 1898 geeft daarvan het volgende verslag:

    Programma Kroningsfeest Wilhelmina - Aaltensche Courant, 20-08-1898
    Aaltensche Courant, 20 augustus 1898

    „Onder voorzitterschap van den heer A.P. Slicher van Bath vergadert de commissie voor de viering van het Kroningsfeest. Ook de verschillende buurtschappen waren hierbij vertegenwoordigd doch van één deel der gemeente n.l. Bredevoort waren geen afgevaardigden in de commissie gekozen, omdat men verwachtte, dat aldaar wel een afzonderlijk feest gevierd zal worden. Al spoedig bleek, dat er verdeeldheid was en een warm debat over enkele punten bleef dan ook niet achterwege. Uiteindelijk werd besloten dat, als de muziek zich wil laten vinden, er op 31 Augustus en 1 September feest gevierd zal worden. Van het gemeentebestuur zal een bijdrage gevraagd worden ten behoeve van een kinderfeest voor alle in de gemeente bestaande scholen en voor een uitdeeling aan behoeftigen en ouden van dagen.”

    Het door de commissie aan den raad dezer gemeente gerichte adres om een subsidie voor de te houden feesten, als in haar vergadering van 5 Januari, vond in den Raad een gunstig onthaal, al kon men het in de zitting van 12 Februari niet eens worden over de grootte van het toe te kennen bedrag, waarna deze zaak werd aangehouden tot een volgende vergadering. Hier bleek meer overeenstemming te bestaan. Ons nummer van 12 Maart 1898 bericht hierover:

    „In de hedenochtend gehouden raadsvergadering werd met eenparige stemmen besloten aan het Kroningscomité een subsidie te verleenen van f 300.– met de bedoeling, dat daarvan f 150.– zal worden bestemd voor de schoolkinderen en f 150.– om daarmede ook den armen dezer gemeente een vroolijken dag te bezorgen”.

    Het Comité was meer dan tevreden met dit bedrag. Een dergelijke som beteekende in die dagen heel wat en de heer Slicher van Bath was dan ook wel de tolk van heel de bevolking, wanneer hij in de daaropvolgende vergadering van het comité den raad den diepgevoelden dank overbracht voor deze toekenning. Het is ons niet bekend of door middel van lijsten ook bijdragen werden gevraagd van de ingezetenen ter bestrijding van de kosten der te houden feestelijkheden. Wij konden hierover geen enkele mededeeling vinden.

    Wat de verdere werkzaamheden van het comité betreft, hierover kunnen wij geen nadere mededeelingen doen, daar ons deze niet bekend zijn. Wel kunnen wij constateeren, dat het in den opzet der feestelijkheden naar ieders wensch geslaagd is en Aalten toendertijd feest gevierd heeft, waarop het nog lange jaren met voldoening kon terugzien. Men oordeele slechts over het volgende programma:

    Zie afbeelding rechts (klik om te vergroten).

    Verslag der feestelijkheden

    Tenslotte laten wij hier volgen het verslag der feestelijkheden zooals dat voorkomt in ons nummer van 3 September 1898:

    Kroningsfeest Wilhelmina - Aaltensche Courant, 10-09-1898
    Aaltensche Courant, 10 september 1898

    „Nadat ten 7 ure alle klokken gedurende een half uur waren geluid, werd te half negen een muziekuitvoering op de Markt gegeven en werd vervolgens in de verschillende Kerkgebouwen Gods zegen afgesmeekt voor het welzijn van de jeugdige Vorstin en hare door Nederland zoo hoog gewaardeerde Moeder. De aanspraak van den Burgemeester, welke voor een groot gedeelte onverstaanbaar was, werd gevolgd door een uitvoering van de voor deze gelegenheid opgerichte zangvereeniging onder leiding van den heer Veldkamp. De gezongen liederen klonken flink over het plein en de woorden waren wel geschikt om de geestdrift op te wekken.”

    Van 12—3 uur vond de tentoonstelling „Floralia” in de Sociëteit plaats, welke honderden bezoekers trok. Prijswinnaars waren: Eerste prijzen: Dirk Wiggers, J. Hoogenkamp, D.J. Heinen en J.W. te Hennepe; tweede prijzen: Derk Mijnen, Toon Schepers, E.J. Vreeman en J. Oberink; derde prijzen: Jan te Sla, H. Winkelhorst, G.J. Hoitink en Bern. te Brake; vierde prijzen: vrouw Wechgelaer-Doornink, Mina te Loo, Hendrik Koelman en Chr. Hoens. Onder de 105 inzenders werden 72 prijzen verloot. Als eene verrassing werd aan Derk Mijnen en Derk Peters ieder een zilveren remontoir-horloge uitgereikt, omdat zij gedurende de laatste elf jaren de meeste eerste prijzen hadden behaald.

    Een even gunstig oordeel als over de verlichting in den tuin der Sociëteit, wordt door bijna allen geveld over den optocht en roemt men als om strijd de fraai versierde wagens en fietsen en de keurige costumes van de twee herauten en de knapen en meisjes. ’t Was in een woord prachtig en het is dan ook wel zeker dat het veler verwachting heeft overtroffen. De optocht werd besloten door de kinderen van de openbare dorps- en buurtscholen, die in de feesttent onthaald werden en zich om beurt konden vermaken in de op het terrein aanwezige draaimolen.

    De tweede dag was meer gewijd aan de verschillende wedstrijden, als in het schieten, vliegerwedstrijd en ringrijden. Ten getale van 228 trokken de schutters, waaronder velen te paard, voorafgegaan door herauten, muziek en feestcommissie ’s morgens door het dorp en werd voor de huizen van den burgemeester en van den heer Slicher van Bath halt gehouden en door den banierdrager „het vaandel geslagen”.

    In den schietwedstrijd werden overwinnaars: 1e prijs (regulateur) A.J.G. Beernink, 2e (flobert-karabijn) G.W. van Eerden, 3e (horloge) W. Meerdink, 4e (petroleumstel) J. Probst, 5e (porceleinen servies) H. Hoopman, 6e (twee kistjes sigaren, H.J. Degenaar. Vreemdelingenprijs (wandelstok) H. Weenink uit Bocholt. Door den heer Slicher van Bath waren voor de beide eerste prijswinnaars ieder een medaille beschikbaar gesteld, welke gedurende 3 jaren door het opnieuw winnen van een prijs moeten worden verdedigd. Van de ringrijderij, waaraan door 20 personen werd deelgenomen, was de uitslag: 1e prijs bij loting (12 gulden) J. Berendsen, 2e (een trens) H. Berendsen), 3e (singeldeken) B. Westerveld, 4e (wekker) M. Bongers, 5e (horloge) H. Bouhuis. In den vliegerwedstrijd behaalde W. Huinink 3 prijzen, n.l. voor de schoonste vlieger een horlogeketting, voor de grootste een portemonnaie, en voor het hoogste de 1ste prijs een horloge; de 2e prijs kreeg E. Fles en de 3e Chr. Mengerink.

    De feestvreugde is in Aalten, zoover wij weten, door geen enkelen wanklank gestoord. Op beide feestterreinen is alles in goede orde afgeloopen. Van alle huizen, op een enkele uitzondering na, wapperde de driekleur, doch van versiering der woningen en straten was niet veel te bespeuren. Ook de versiering van het gemeentehuis had weinig te beteekenen, en de verlichting liet veel te wenschen over.

    Kroningsfeest Bredevoort

    Wat de feestelijkheden in Bredevoort betreft, ook hier was voor een uitgebreid programma gezorgd. Deze vonden plaats op 6 en 7 September.

    6 September: ’s morgens 6 uur: reveille; 7–7½ uur: klokgelui; 7½–8 uur: muziek op den toren; 8½ uur; planting van den Wilhelminaboom; 9 uur: optocht; 10 uur: schietwedstrijd; 12–12½ uur; muziek op het Zand; 2–6 uur: verschillende volksspelen, wo. wedloop van drievoeters enz. enz.; 7 uur verlichting van het Zand; 8½ uur: fakkeloptocht.

    7 September: ’s middags 2 uur: schoolfeest.

    Uit het verslag der feestelijkheden nemen we o.a. het volgende over:

    „’s Morgens te 9 uur werd op het Zand de optocht georganiseerd die er, met zijn ruiters en schoolkinderen en banieren zeer kleurig en schoon uitzag. Eerst werden de eere-leden, de hh. B.S. Mulder, pastoor, en A.J. Wartena, predikant, afgehaald, waarna de stoet zich naar het Marktplein begaf ter planting van den Wilhelminaboom (geschonken door den heer Bulten te Aalten). Na een kort woord van den voorzitter der feestcommissie, den heer Stöcker, zetten de eere-leden pastoor Mulder en Ds. Wartena de beteekenis van den te planten Wilhelminaboom uiteen, waarna tot planting werd overgegaan. Een „Leve de Koningin” besloot deze plechtigheid.

    Des middags vonden de schietwedstrijden plaats. Winnaars werden: 1e prijs: J. Piek H.J.zn.; 2e prijs J. Piek J.Dzn.; 3e prijs: J. Thomson; 4e prijs: H. den Hartogh en 5e prijs: H. Veldkamp Azn. Bekroningen van eerepoorten: Poort Landstraat–Prinsenstraat bij den heer J. B. Voltman 1e prijs; Landstraat–Markt bij den heer B.G. Lammers 2e prijs; bij den heer Van Heerde, Hosse, 3e prijs; bij de pastorie, Zand, 4e prijs, en bij den heer ten Barge, Ganzenmarkt, 5e prijs.”

    Bronnen


    • Aaltensche Courant, 20 augustus 1898 (via Delpher)
    • Aaltensche courant, 10 september 1898 (via Delpher)
    • Aaltensche Courant, 13 september 1938 (via Delpher)
  • Afschaffing publieke vermakelijkheden

    Afschaffing publieke vermakelijkheden

    Op 9 april 1896 behandelde de Aaltense gemeenteraad een verzoek van het christelijke werkliedenverbond Patrimonium tot “afschaffing der publieke vermakelijkheden (kermis, dansen in herbergen op marktdagen als anderszins), waardoor zedelijkheid en godsdienstzin zullen worden bevorderd”. Een verhitte discussie tussen vóór- en tegenstanders volgde. De raadsvergadering werd voorgezeten door burgemeester Tack.

    De Graafschapbode deed verslag:

    Alvorens deze zaak te behandelen, wordt een adres voorgelezen van een aantal neringdoenden dezer gemeente, die – vernomen hebbende dat bovenstaand adres zou worden behandeld – te kennen geven, dat hunne belangen worden bedreigd. De afschaffing dier vermakeljjkheden zullen vele bewoners van andere plaatsen weerhouden in onze gemeente te komen, waarvan groote schade voor hen het gevolg zal zijn. Zij verzoeken derhalve den Raad afwijzend op het adres te beschikken.

    De Voorz. verklaart zich ten gunste van het laatste adres. De afschaffing zou voor de neringdoenden zeer nadeelig werken. Hij weet dat de gemeente Aalten vredelievend is en eene der eerste plaatsen waar goede orde en tucht heerscht en eene gunstige uitzondering maakt in vergelijking met tal van andere plaatsen. Het lid Lammers is ook van dat gevoelen. De maatregel zou niet baten. Het kwaad zou slechts verplaatst worden naar gesloten bijeenkomsten. Hij ziet in het dansen geen zedeloosheid.

    Toen de Verloren Zoon, in de gelijkenis van Jezus, in de ouderlijke woning terugkeerde, hoorde men gerij en gezang, en „gerij” is dansen. Als Jezus tegen dansen was zou Hij dit niet in de gelijkenis toepassen; ook met andere voorbeelden uit de Heilige Schrift toonde hij aan, dat in het dansen zelf geen zonde is. De boog kan niet altijd gespannen zijn, dan wordt de pees slap. Zo ook met de jongelui. Wanneer hun alle genoegens wordt ontzegd zoeken ze het elders. Ook heeft hij nooit gehoord dat op zoo’n avond buitengewone zedeloosheid in de gemeente geschiedde.

    De Voorz. heeft eens nagegaan hoe het steeds stond met de processen-verbaal bij dergelijke gelegenheden opgemaakt en kan verzekeren dat het aantal zeer gering is. Het lid W. te Gussinklo heeft met verwondering gehoord, dat de Voorz. Aalten eene der eerste plaatsen noemt die gunstig bekend staan, maar wijst op de f 25000 accijns, welke in één jaar voor jenever wordt betaald. Een massa inwoners heeft aan aan den gemeenen jenever haar ongeluk te danken. De Raad kan het gebruik van den jenever niet geheel den kop indrukken, maar spr. zou doen wat hij kon om het kwaad te bestrijden.

    Op de processen-verbaal kon men niet rekenen. Hij kan voorbeelden aanhalen, waarbij dronkenschap de hoofdrol speelde zonder van processen-verbaal te hooren. Hiermede wilde hij de politie niet beschuldigen maar zou een verscherpt toezicht noodig achten. Hij noemt de aanhaling uit de Heilige Schrift door het lid Lammers een dwaallicht. Gods woord leent zich niet om het kwaad te vergoeielijken.

    Het lid Pennings zegt dat men veel kan doen om het misbruik te bestrijden, door het sluitingsuur der herbergen en kroegen te vervroegen. Het lid Lammers protesteert tegen de uitdrukking van het lid W. te Gussinklo, als zou zijne aanhaling een dwaallicht zijn. Hij kon evengoed het gezegde van het lid te Gusslinko een dwaallicht noemen. Het lid W. te Gussinklo meende duidelijk gesproken te hebben. Hij wenscht Gods Woord niet te bezigen om het kwaad te verschoonen, maar brengt hulde aan Patrimonium voor haar genomen besluit.

    Het lid v. Eerden vindt in het adres wel waar hij vóór, maar ook veel waar hij tegen is. Wat aangaat het vroeger sluiten der herbergen kan hij zich zelf goed mede vereenigen. De Voorz. geeft den raad de verzekering, dat hij het gewone sluitingsuur op kermis, Mei- en St. Nicolaasmarkten zal toepassen. Het lid v. Eerden brengt in ’t midden, dat bij zeer tegen het dansen is op christelijke feestdagen, zooals dit bij Weenink op den jongsten 2e Paaschdag geschiedde. Daarvoor moest geen toestemming gegeven worden.

    Het lid ten Dam is het hiermede niet eens. Op den 2e Paaschdag ziet hij er geen kwaad in als er muziek gemaakt wordt. Dit geschiedt door het geheele land. Door afschaffing der vermakelijkheden treft men het doel niet. Het is hier te doen om de dronkaards te treffen, maar men verkort de rechten tevens van anderen. Men moest de zaak aan den Burgemeester overlaten. De jongelui worden van alles teruggehouden en komen later in vele moeilijkheden om staande te blijven. Er zijn andere machten die daarvoor moeten waken, namelijk: de ouders, de geestelijken en de onderwijzers.

    Het lid W. te Gussinklo spijt het, dat het lid ten Dam het adres niet verdedigt. Hij weet wel dat deze maatregelen het kwaad niet geheel zullen doen ophouden, maar de Raad mag den tegenwoordigen toestand niet bestendigen.

    Hierna gaat men tot stemmen over. Met 6 tegen 5 stemmen wordt het voorstel verworpen. Vóór waren de leden W. te Gussinklo, S. Gussinklo, Pennings, Bulsink en Luiten.

    Dit was zeker niet de enige keer dat dit onderwerp ter sprake kwam. Twee jaar later bijvoorbeeld, vonden de voorbereidingen plaats van het kroningsfeest ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina. In een vergadering van het organiserende comité waren “wereldsche vermakelijkheden” opnieuw onderwerp van discussie. Echter ook hier werd “de danspret met groote meerderheid van stemmen op het programma gehandhaafd”.

    Dansen of niet - Zutphensche Courant, 22-01-1898
    Zutphensche Courant, 22 januari 1898

    Bronnen


    • De Graafschapbode, 11 april 1896 (via Delpher)
    • Zutphensche Courant, 22 januari 1898 (via Delpher)
  • Kroningsfeest Bredevoort

    Kroningsfeest Bredevoort

    Zutphense Courant, 16 mei 1874

    Bredevoort, 12 Mei. ’t Kroningsfeest heeft hier gisteren volgens programma plaats gehad. Reeds in den vroegen morgen kondigden ’t kanongebulder en ’t luiden van alle klokken aan, dat Bredevoort feest zou vieren. En inderdaad, nog nimmer te voren had ons stadje een zoo feestelijk voorkomen als gisteren. Immers geene straat- ’t zij hoofd – of meer afgelegene, of zij was keurig met groen versierd en telde hare eerebogen, waarvan sommige van zeer gepaste opschriften voorzien waren. Tal van banieren wapperden, zoowel van den torentrans als van de huizen der inwoners. Bekroond door allerschoonst lenteweder, bracht het feest eene ontelbare volksmenigte op de been, onder welke massa echter eene niet gestoorde, vroolijke opgewektheid en zeldzame eenstemmigheid bleven heerschen.

    Bij den wedstrijd in het schieten waren 8 prijzen uitgeloofd. Zij werden behaald: de 1ste prijs door H. Frenken te Bredevoort, de 2de door Wechelaar te Varsseveld, de 3de door Ormel le Haart, de 4de door Schaapveld te Bredevoort, de 5de door Dammers te Bredevoort, de 6de door Voltman te Eibergen , de 7de door Brethouwer te Barlo , en de Bste door Heijink te Bredevoort.

    De feestrede, gehouden door den heer D.B. Moll, hoofdonderwijzer te Bredevoort, werd beantwoord door den burgemeester mr. L. Roelvink, die op gepaste wijze den Spreker dank zeide voor de vervulling zijner niet gemakkelijke taak. De volksspelen, bestaande in mastklimmen, koekhappen en zakloopen, gaven eene aangename afwisseling. De vroolijke opgewektheid der jeugd deed menigen aanschouwer goed, vooral ook, omdat hunne liederen begeleid werden door hoornmuziek. De verlichting van „’t Zand” was prachtig en ’t vuurwerk voldeed wel. Lang – zeer lang zal dit feest in herinnering blijven bij de ingezetenen van Bredevoort.

    Bronnen


  • Landbouwtentoonstelling ontaardt in hevig tumult

    Landbouwtentoonstelling ontaardt in hevig tumult

    Zutphensche Courant, 12 oktober 1873

    Aalten, 8 Oct. Mocht men reeds genoeg in de gelegenheid geweest zijn om te kunnen weten dat de dag van gisteren een feestdag zou worden, het vroegtijdig wapperen onzer geliefde driekleur meldde het ons nog bovendien. Door de afdeeling Winterswijk der Geldersche maatschappij van Landbouw werd hier namelijk eene tentoonstelling gehouden van paarden, vee, landbouw-producten enz. die ten 11 ure met eene rede van den heer president Veeren uit Winterswijk werd geopend. Aan de regelingscommissie in ’t algemeen en aan den heer Slicher in ’t bijzonder komt alle hulde toe wegens de flinke organisatie, waardoor het program stipt kon worden gevolgd en uitgevoerd.

    Toen ten 1 uur de bekrooning in de beste orde was afgeloopen nam de matinée musicale een aanvang, die evenwel wegens een snel opgekomen regen aanbrengende onweersbui niet dat genot kon opleveren ’t welk men zich er van had voorgesteld. Ten 3 uur begaven de leden der maatschappij zich ten huize van den heer Oosthout (Hotel de Roskam, OA), waar een smakelijk diner hen wachtte. De grondtoon was er vroolijk, terwijl menige dronk, aan verschillenden rang en stand werd gewijd.

    De uitvoering van het concert, dat op 7 uur was bepaald, werd helaas! gestoord door een onaangenaam incident. Tegen het programma in, wilden enkelen om spoediger hun danslust te kunnen voldoen, dat het vuurwerk, ’t welk het bal vooraf ging, 2 uur vroeger zou worden afgestoken. Een nog al ernstig conflict was hiervan met een hevig tumult ’t gevolg. Ofschoon dit later, alles weer als vergeten werd beschouwd, bracht zulks toch, vooral in ’t eerst, een zekeren schok in de feestviering te weeg.

    Ten 9 uur werd volgens programma het door den heer Ruijsch van Utrecht geleverd vuurwerk afgestoken, dat, blijkbaar uit de daverende bravo’s ten zeerste voldeed. Men ging vervolgens over tot het uiterst druk bezocht en zeer levendige bal, dat onder de vroolijkste stemming tot laat in den nacht voortduurde. Daarmede was het feest ten einde, dat naar wij hopen en vertrouwen, bij allen eene aangename en blijvende herinnering zal achterlaten.

    Onze buren van Oud Winterswijk hebben een reconstructie gemaakt van het hele gebeuren: lees het hier.

    Bronnen


  • Oost-Gelderland in 1741

    Oost-Gelderland in 1741

    Tubantia, 6 oktober 1951

    Reizen, reizen door eigen land, reizen in den vreemde, is een liefhebberij, van alle tijden en alle volkeren. Reizen en reisbeschrijvingen maken gebeurde ook in Overijssel. De Deventerse geleerde mr. G. Dumbar, heeft in de 18de eeuw veel over ons land geschreven. Zo ook over Gelderland. In de Tegenwoordige Staat van alle Volkeren (afd. Gelderland) vertelt hij van steden en dorpen in de Achterhoek, waaraan wij het een en ander ontlenen. Te beginnen bij Borculo gaande tot Lichtenvoorde, zullen wij vertellen hoe Dumbar het oude land in de Graafschap zag.

    Veel is er veranderd; de heide en de venen zijn grotendeels weg. De zeer slechte zandwegen zijn vervangen door prima verharde wegen. De armelijke hutachtige boerenwoningen zijn veranderd in behoorlijke verblijven voor mens en vee. Vele bossen zijn eveneens verdwenen en met deze loop der laatste twee eeuwen tal van adellijke huizen. Steden en dorpen zijn veranderd, maar toch niet zo veel of zij hebben hun voorsprong die zij reeds hadden, tot op de huidige dag behouden.

    Saksische boerderij
    Illustratie door Piet te Lintum uit het artikel ‘Boerenleven

    De Heerlijkheid Bredevoort

    Van Neede stapt hij over op de heerlijkheid Bredevoort waarvan wij lezen dat de Heerlijkheid Bredevoort reeds zeer oud is. In 1245 werd het kasteel van Bredevoort door Herman Graaf van Loon ter leen opgedragen aan Otto van Nassau Graaf van Gelder en Zutfen. Willem hertog van Gulik en Gelder, gaf het leen in het jaar 1388 in pandschap aan Hendrik van Gemen voor drie duizend Franse Schilden. Jacob van Bronckhorst heeft er naderhand met toestemming der Staten van Gelderland het zelfde recht van pandschap op gehad. Doch in het jaar 1580 de zijde van de vijand gekozen hebbende, werd de stad met het kasteel en Heerlijkheid Bredevoort aan Prins Willem I gegeven. Zijn nakomelingen hadden in 1741 de Heerlijkheid nog.

    De Stad Bredevoort

    Wat de stad Bredevoort aangaat, was het er in 1741 beter dan nu. Toen woonden er de drost en de richter en nog twee plaatsvervangende dito’s, een stadhouder, een advocaat-fiscaal, een landschrijver, een Commandeur. Verder nog enkele officieren. Al die hoge heren sleten veel geld in het stadje dat er destijds zeer voornaam moet hebben uitgezien. De gewone man die in de dorpen Winterswijk, nota bene destijds het grootste dorp van geheel Gelderland! Aalten en Dinxperlo leefde, moest dansen naar het pijpen van de drost van Bredevoort en zijn kliek.

    Het steedje Breedevoort, 1743

    Bredevoort zelf heet in 1741 zeer sterk te zijn. De omliggende gronden bestonden alle uit moeras, waarop niemand zich waagde. Bovendien lagen er drie compagnieën infanterie, waar al deze mensen onder dak werden gebracht is mij nog steeds een raadsel.

    De burgers van Bredevoort lieten de buitenmensen van Winterswijk en Aalten voelen dat zij van een betere soort mensen waren. Als het des winters bitter koud was en het vroor hard dan moesten de Aaltenaren en de Winterswijkers komen om ijs voor de ijskelders te hakken. De post moest door de mannen van Winterswijk en Aalten voor niemendal bezorgd worden. Ook moest elk jaar een wagen vol rijsbezems aan Bredevoort geleverd worden. Moest er klopjacht op dieven, rovers, vagebonden en wolven gehouden worden, de Aaltenaren en Winterswijkers mochten kloppen en de geweren dragen en zich door de heren laten uitschelden. Wat zal het volk van Winterswijk en Aalten gejubeld hebben, toen de Fransen in 1795 aan deze toestand een eind maakten.

    Intussen schreven wij nu 1951 en het moet gezegd worden: de beide assepoesters van Winterswijk en Aalten zijn sinds 1741 flinke maagden geworden, en verkeren in blakende welstand. Het is echter wel de ironie der geschiedenis, dat de stiefmoeder Bredevoort nu wel eens wat stiefmoederlijk behandeld wordt. Wanneer men ten minste over haar ongelijke straten van veldkeien wandelt, dan krijgt men medelijden met de uit de kleren geschoten jonkvrouwe van twee eeuwen geleden.

    Aalten overvleugelde Bredevoort

    Markt Aalten, door Jan de Beijer, 1743
    De Markt te Aalten, door Jan de Beijer, 1743

    Toen de moderne textielindustrie opkwam, was Aalten favoriet. De Driessens uit Bocholt, zijn de grondleggers van Aaltens opkomst. Reeds in 1826 vestigden zij zich hier. Zij trokken andere industrieën aan. Wel zijn er in de vorige eeuw nog enkele zwarte bladzijden, doch Aalten keerde de rollen om en is thans de baas in de voormalige Heerlijkheid Bredevoort. Vanzelfsprekend heeft de gemeente thans even grote zorgen als haar zuster gemeenten, dat neemt echter niet weg dat Aalten er zijn mag.

    Het is intussen verbazingwekkend hoeveel moerassige grond, zulke grote heidevelden en woeste bossen er in 1741 waren. Wanneer de historie niet natuurgetrouw was weergegeven en ons ook nog niet meer bronnen ten dienste staan, zou men haast niet kunnen geloven dat de toestand zo was. Thans ziet men er welvarende landen en malse weiden, die een lust voor het oog zijn.

    Hetgeen wij hier hebben beschreven is zo ongeveer alles wat er van de Achterhoek verteld wordt. Het is weinig. Men vergete echter niet dat in 1741 iemand uit Amsterdam de door ons beschreven streek als een soort rimboe beschouwde, waar hij liefst zo ver mogelijk vandaan bleef. Het is dan ook zeer verklaarbaar dat in vroeger eeuwen de bevolking van Oost-Gelre in economisch en geografisch opzicht veel nauwer verwant was met Duitsland dan met het Hollandse Westen. De houding der Duitsers heeft hierin de laatste jaren een grote verandering gebracht.

    Van Coeverden — Goor.

    Bron


    • Tubantia, 6 oktober 1951 (via Delpher)
  • Marry’s heksenproef

    Marry’s heksenproef

    Bredevoort, 1675

    Een van de laatst bekende heksenprocessen in Bredevoort en misschien zelfs van Nederland, was het proces rondom Marry Hoernemans in 1675. Die overigens de waterproef succesvol doorstond, waarop zij met opgeheven hoofd weer naar huis liep, nadat door de succesvolle proef haar onschuld voor altijd bewezen was.

    In de zeventiende eeuw geloofde men dat heksen vrouwen waren die een verbond met de duivel hadden gesloten. Zij zouden bovennatuurlijke krachten hebben ontvangen in ruil voor het afzweren van God en zijn heiligen. Men geloofde dat heksen bijvoorbeeld boter uit een sloot konden karnen, mensen onvruchtbaar konden maken of oogsten konden laten mislukken.

    Vrouwen die buiten de sociale norm vielen – bijvoorbeeld ongetrouwde vrouwen zonder kinderen – liepen een verhoogd risico om beschuldigd te worden van hekserij. Bij onverklaarbare gebeurtenissen, zoals ziekte of brand, wees men hen vaak aan als schuldige. Het was dan aan de beschuldigde om haar onschuld te bewijzen, vaak door een heksenproef.

    In Bredevoort woonde in 1675 een zekere Marry, de tweede vrouw van Hendrik Hoernemans. Uit zijn eerste huwelijk had Hendrik een zoon, Jan genaamd. Zoals wel vaker gebeurt kon de stiefzoon niet zo goed overweg met z’n stiefmoeder en ze kregen dan ook ruzie. Jan zei voortdurend in het bijzijn van anderen dat zijn stiefmoeder een heks was.

    Marry was woest over deze beschuldiging en stapte naar de rechter. Ze legde het probleem voor, maar voegde er aan toe dat ze niet wilde, dat de rechter haar stiefzoon zou straffen. Wel verzocht ze om een zogenaamde waterproef te mogen ondergaan, om zo te bewijzen dat ze geen heks was. De rechter achtte dat niet nodig: “Iedereen weet toch dat u geen heks bent,” zei hij. “Uw zoon heeft het vast niet zo bedoeld en in zijn drift die opmerkingen gemaakt.” Marry liet zich echter niet van haar stuk brengen. Ze wilde met alle geweld de proef doorstaan.

    Op haar aandringen stemde de rechter toe en op 26 juli 1675 werd de waterproef afgenomen. Zoals gebruikelijk bij heksenproeven werd Marry volledig uitgekleed. Haar handen en voeten werden samengebonden en de beul gooide haar, samen met zijn knecht, tot drie keer toe in het water.

    Marry zonk telkens als een baksteen en als men haar niet steeds naar boven had getrokken zou ze zeker zijn verdronken. Volgens het volksgeloof zou een echte heks blijven drijven, omdat zij door de duivel gedragen werd. Marry zonk – en was dus geen heks. Na afloop kleedde Marry zich aan en ging, zonder verder nog een woord te zeggen, tevreden naar huis. Bewezen was nu, dat ze geen heks was en haar stiefzoon een leugenaar.

    Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.