Aalten

Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Van deur tot deur
Geschiedenis
Kadaster 1832

Adresboek 1934


Erfgoed is van ons allemaal
Aalten
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Aalten
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Aalten
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Textielfabrikant
Johan Bernard Anton (roepnaam: Anton) Driessen (Bocholt, 05-12-1797 – Aalten, 07-03-1879) was een belangrijke textielfabrikant in Aalten. Anton stamde uit een Bocholts textielgeslacht. Vader Herman (1765-1817) was eveneens textielfabrikant, net als diens broer Peter Driessen (1756-1843), die tevens schepen en tweede burgemeester van Bocholt was.
Na de dood van hun vader stichtten Anton en zijn jongere broer Joseph het textielbedrijf ‘Gebrüder Driessen‘. In 1826 richtten Anton en Joseph Driessen een verzoek aan koning Willem I om in Aalten een textielfabriek te vestigen. De motieven voor het verzoek van de gebroeders Driessen waren de verhoogde invoerrechten in Nederland. Zij hadden Aalten uitgekozen ‘als zijnde deze plaats hiertoe het best geschikt‘.
Zij vroegen vergunning tot oprichting van een bombazijnweverij en -blekerij, alsmede van een katoenspinnerij en ververij. De gebroeders Driessen kregen toestemming voor de vestiging onder de voorwaarde dat deze binnen de kom van Aalten zou worden gevestigd.
Niet veel later vroeg ook hun neef Heinrich Driessen toestemming aan de koning, dat eveneens werd gehonoreerd.
Anton verhuisde in 1826 naar Aalten. Hij woonde aanvankelijk bij Meijerink in de Kerkstraat. Zijn broer Joseph bleef in Bocholt waar ze een filiaal hielden.
Het bedrijf startte “in de Schuur en Tuinkamer van den heer Bonninghoff“. Hoogstwaarschijnlijk bedoelde men daarmee het huis Markt 18 van de vrederechter G.J. te Gussinklo, die in 1804 de boerderij Borninkhof had gekocht. Men noemde de bezitter vaak naar zijn boerderij.
Voor het verwerken van het garen was Anton Driessen aangewezen op de vele thuiswerkers die hier woonden. Overigens vermeldt het gemeenteverslag over 1826 onder meer: “Eenige huisgezinnen hebben zich hier met der woon nedergezet, voornamelijk van Boekholt“. Het verslag over 1827 meldt voor het eerst dat, naast de landbouw als voornaamste bron van bestaan, men veel bombazijn weefde voor de fabrikanten afkomstig uit Bocholt. Er zijn dan ongeveer 218 bombazijnwevers, “het werk in hunne huizen verrigtende”.
In datzelfde jaar 1827 verplaatste men de katoenspinnerij vanuit de schuur en tuinkamer van Bonninghoff naar een beter ingericht pand in het centrum van het dorp. Driessen had daar een huis van Manus Scholten gekocht dat stond op de plaats van het tegenwoordige adres Landstraat 25.
Maar de verplaatsing ging niet geruisloos. Twee buren, de schoolmeester H. Schotman en de landbouwer W. Obrink, dienden bij het gemeentebestuur een bezwaarschrift omdat zij vreesden voor geluidsoverlast en brandgevaar. De gemeente wees hun bezwaren echter af. De beide buren lieten het daar niet bij zitten en richtten hun bezwaren vervolgens tot de gouverneur van de provincie Gelderland. Echter, ook de gouverneur zag geen aanleiding om aan hun bezwaren “eenig gevolg” te geven.
Eind 1827 kon Anton Driessen beginnen met de verbouw van het huis tot spinnerij. Het nieuwe onderkomen had een verdieping, die met het benedengedeelte tot bedrijfsruimte werd bestemd. Zowel beneden als boven werden machines geplaatst.
In 1835 begon Anton met de bouw van zijn nieuwe woonhuis aan de tegenwoordige Dijkstraat, dat we tegenwoordig kennen als Beekhuize.
Anton Driessen is begraven op de oude R.K. begraafplaats aan de Piet Heinstraat in Aalten.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Bredevoortsestraatweg 30-32, Aalten
Aalten B445
Frona Cohen (Doesburg, 04-08-1875), manufact.
Aalten B445 > C500
Jacob Gans (Wisch, 05-03-1858), koperslager
Jetta Goldbach (Braakel/D, 10-10-1863)
Aalten C500 > Bredevoortschestraat 32
J. Gans
Bredevoortschestraat 30
Werkplaats
Bredevoortsestraatweg 32
G.H. Kappers
Bredevoortsestraatweg 30
Adres wordt niet (meer) vermeld.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | I-11506 |
Functie | Woonhuis, Werkplaats, Winkel |
Bouwjaar | 1909 |
Monument | nee |
Dale
Gerrit Meijerman (Silvolde, 08-11-1857)
Willemina te Paske (Dale, 31-01-1872)
Dale 98 > 103
Dale 103 > Lichtenvoordsestraatweg 53
D.J. Heezen
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | O-1701 |
Functie | Woonhuis |
Bouwjaar | 1910 |
Monument | nee |
Prinsenstraat 31, Aalten
Overzicht is niet volledig.
Jaar | Perceel | Eigenaar | Omschrijving |
---|---|---|---|
1832 | I-1061 | wed. Hermanus Tienes, touwslager | 188 m² huis en erf |
Willemina Gielink (Aalten, 03-11-1771), wed. Arent Tienes
Harmen Jan Tienes (Aalten, 03-09-1811), touwslagerij
Harmen Jan Tienes (Aalten, 03-09-1811), touwslager
(1) Janna Hoog Antink (Groenlo, 29-10-1809)
(2) Fredrike Huinink (Lichtenvoorde, 03-07-1818)
Jacobus Schaafs (Kevelaer/D, 23-12-1817), touwslager
Fredrike Huinink (Lichtenvoorde, 03-07-1818)
Jacobus Schaafs (Kevelaer/D, 23-12-1817), touwslager
Fredrika Huinink (Lichtenvoorde, 03-07-1818)
Jacobus Schaafs (Kevelaer/D, 23-12-1817), touwslager
Fredrika Huinink (Lichtenvoorde, 03-07-1818)
Jacobus Schaafs (Kevelaer/D, 23-12-1817), touwslager
Fredrika Huinink (Lichtenvoorde, 03-07-1818)
Jacobus Schaafs (Kevelaer/D, 23-12-1817), touwslager
Gerrit Hendrik Heinen (Aalten, 07-02-1852), kleermaker
Johanna Hendrika ten Have (Lichtenvoorde, 16-10-1848)
Gerrit Hendrik Heinen (Aalten, 07-02-1852), kleermaker
Johanna Hendrika ten Have (Lichtenvoorde, 16-10-1848)
Jan Isaac Hoftiezer (Aalten, 26-04-1864), winkelier
Harmina Johanna Rensink (Miste, 13-11-1880)
Jan Isaac Hoftiezer (Aalten, 26-04-1864), kruidenier
Harmina Johanna Rensink (Miste, 13-11-1880)
Johan Hoftijzer (Aalten, 02-11-1872), schilder
Harmina Johanna Rensink (Miste, 13-11-1880)
Antonij Gerhardus Heinen (Aalten, 09-03-1886), kleermaker
Willemina Hoopman (Aalten, 30-05-1889)
Aalten C537
Antonij Gerhardus Heinen (Aalten, 09-03-1886)
Willemina Hoopman (Aalten, 30-05-1889)
Aalten C537
Abraham Heinen, kleermaker
Aalten C537 > Prinsenstraat 31
Prinsenstraat 31
G.H. Heinen
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | I-12033 |
Functie | Woonhuis |
Bouwjaar | 1900 |
Monument | nee |
Aalten
Overzicht is niet volledig.
Jaar | Perceel | Eigenaar | Omschrijving |
---|---|---|---|
1832 | I-1008 | Jacob Hengeveld | 144 m² huis en erf |
Hendrik Vervelde (Aalten, 02-06-1765), landbouwer
Elisabeth Wassink (Aalten, 05-05-1778)
Jacob Hengeveld (Aalten, 23-05-1791), arbeider
Janna Geertruid Dulmes (Winterswijk, 13-08-1783)
Jan Asmus (Ulft, 12-12-1780), landbouwer
Aaltjen Bennink (Aalten, 23-11-1782)
Jan Asmus (Ulft, 12-12-1780), landbouwer
Aaltjen Bennink (Aalten, 23-11-1782)
Theodor Joannes Schenk (Bocholt/D, 23-08-1803), wever
Joanna Christina Fastering (Rhede/D, 03-07-1798)
Harmen Jan Brethouwer (Aalten, 08-01-1820), wever
Grada Berendina Winkelhorst (Aalten, 16-10-1824)
“Achterstraat”
Harmen Jan Brethouwer (Aalten, 08-01-1820), wever
(1) Grada Berendina Winkelhorst (Aalten, 16-10-1824)
(2) Aleida Brethouwer (Heurne, 26-05-1815)
(3) Gesina Aleida Wevers (Barlo, 05-11-1823)
Harmen Jan Brethouwer (Aalten, 08-01-1820), wever
Gesina Aleida Wevers (Barlo, 05-11-1823)
Harmen Jan Brethouwer (Aalten, 08-01-1820), landbouwer
Gesina Aleida Wevers (Barlo, 05-11-1823)
Harmen Jan Brethouwer (Aalten, 08-01-1820), landbouwer
Bernardus Harmanus Brethouwer (Aalten, 16-08-1850), kunstdraaier
Johanna Christina Pennings (Dale, 15-05-1847)
Bernardus Harmanus Brethouwer (Aalten, 16-08-1850), kunstdraaier
Johanna Christina Pennings (Dale, 15-05-1847)
Harmen Jan Brethouwer (Aalten, 06-07-1874), winkelier / kruidenier
Grada Johanna Meijnen (Aalten, 05-10-1876)
Harmen Jan Brethouwer (Aalten, 06-07-1874), winkelier
Grada Johanna Meijnen (Aalten, 05-10-1876)
Aalten C344
Harmen Jan Brethouwer (Aalten, 06-07-1874)
Grada Johanna Meijnen (Aalten, 05-10-1876)
Johan Christiaan Brethouwer (Aalten, 19-06-1900)
Jacoba Nijman (Aalten, 31-08-1907)
Aalten C344 > Prinsenstraat 24
Winkel
Aalten C344a > Prinsenstraat 22
J.H. Bouwmeester
Prinsenstraat 24
H.J. Brethouwer
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | I-10927 |
Functie | Woonhuis, Winkel |
Bouwjaar | 1929 |
Monument | nee |
Dinxperlosestraatweg 111, Heurne
Gerrit Hallerdijk (Dale, 05-06-1879), landbouwer
Johanna Berendina Wesselink (Haart, 01-03-1884)
Gerrit Hallerdijk (Dale, 05-06-1879), landbouwer
Johanna Berendina Wesselink (Haart, 01-03-1884)
Derk Willem Freriks (Heurne, 26-06-1892), landbouwer
Dina Aleida Heinen (IJzerlo, 03-09-1893)
Heurne 75 > 9
H.J. Scholten
Heurne 9 > Dinxperlosestraatweg 111
H.J. Scholten
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | R-749 |
Functie | Boerderij |
Bouwjaar | 1908 |
Monument | nee |
Prinsenstraat 29, Aalten
Aalten I1061
wed. Hermanus Tienes
touwslager te Aalten
188 m² huis en erf
De bewonersgeschiedenis vóór 1870 is ons vooralsnog onduidelijk.
Maria Blits (Aalten, 22-11-1811)
Hendrika Scheel (Aalten, 13-06-1802)
Harmen Jan Kappers (Dale, 11-05-1823), arbeider
Harmina Gesina Bouwmeester (Aalten, 18-06-1820)
Harmen Jan te Kiefte (Dale, 06-03-1840), arbeider
Garritjen Hezen (Aalten, 26-09-1827)
Hendrikus Arnoldus Swienink (Wisch, 07-08-1863), fabr.arbeider
Johanna Hendrika Wikkerink (Aalten, 23-12-1863)
Jan Hendrik Scholtenlo (Bredevoort, 05-01-1848), stoeldraaier
Harmina Johanna Top (Bredevoort, 26-10-1850)
Jan Hendrik Scholtenlo (Bredevoort, 05-01-1848), stoeldraaier
Harmina Johanna Top (Bredevoort, 26-10-1850)
Jan Hendrik Scholtenlo (Bredevoort, 05-01-1848), meubelmaker / draaier
Harmina Johanna Top (Bredevoort, 26-10-1850)
Antonius Wilhelmus Tammel (Lintelo, 07-07-1841), arbeider
Peter Wilhelm August Kasten (Ringenberg/D, 07-12-1877), meubelmaker
Antonetta Frederica Lensink (Aalten, 14-03-1876)
Gerhardus Arnoldus Worms (Aalten, 16-10-1833)
Janstjen Luijmes (Terborg, 01-10-1839)
Gerhard Hendrikus Hupjé (Arnhem, 17-09-1887), fabr.arb.
Maria Helena Baars (Doesburg, 04-04-1870)
Antonius Adrianus Sauer (Bredevoort, 19-04-1858), scharenslijper
Maria Elisabeth de Voer (Wierden, 06-01-1861)
Willem Winkelhorst (Aalten, 28-01-1882)
Willemina Jansen (Aalten, 19-06-1886)
Willem Winkelhorst (Aalten, 28-01-1882), kleermaker
(1) Willemina Jansen (Aalten, 19-06-1886)
(2) Theodora Hendrika Berendina Deunk (Aalten, 25-08-1879)
Aalten C536
Willem Winkelhorst (Aalten, 28-01-1882), kleermaker
(2) Theodora Hendrika Berendina Deunk (Aalten, 25-08-1879)
(3) Gesina Geertruida Kappers (Bredevoort, 18-11-1894)
Gerrit Hendrik Winkelhorst (Aalten, 16-02-1899)
Aalten C536
Gerrit Hendrik Winkelhorst (Aalten, 16-02-1899), sigarenhandelaar
Berendina Gesina Wijnveen (Lintelo, 01-04-1903)
Aalten C536 > Prinsenstraat 29
Prinsenstraat 29
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | I-10936 |
Functie | Woonhuis |
Bouwjaar | 1920 |
Monument | Gemeentelijk monument |
Wikkerinkweg 2, Heurne
Aalten E202
Samuel te Becking en cons.
1470 m² huis en erf
Wa(rn/nd)er (C/K)appers alias (Klein) Rikkers (Aalten, 30-10-1718 – Heurne, 04-02-1788),
trouwt op 21-08-1745 in Aalten met
Enneke(n) te Pele / Peelen (Winterswijk, 18-05-1719 – Aalten, 26-07-1794)
Lammert (Klein) Rikkers (15-07-1743 – Heurne, 07-09-1813), trouwt op 12-10-1770 in Aalten met
Hendrika Le(e)lan(d/t) (Aalten, 17-09-1747 – Heurne, 24-02-1815)
Doopdatum Lammert volgens Registre Civique, niet in doopboek Aalten.
“Rikkers”
Hendrik Jan Rikkers (Aalten, ged. 29-09-1771), landbouwer
Teunisken Doornink (Aalten, 30-12-1776)
Jan Hendrik Smees (Aalten, 20-01-1818), landbouwer
Berendina Kappers (Aalten, 25-05-1818)
Jan Hendrik Smees (Aalten, 20-01-1818), landbouwer
Berendina Kappers (Aalten, 25-05-1818)
Jan Hendrik Smees (Aalten, 20-01-1818), landbouwer
Harmina Stapelkamp (Aalten, 02-06-1826)
Jan Hendrik Smees (Aalten, 20-01-1818), akkerbouwer
Harmina Stapelkamp (Aalten, 02-06-1826)
Jan Hendrik Smees (Aalten, 20-01-1818), landbouwer
Harmina Stapelkamp (Aalten, 02-06-1826)
Jan Hendrik Smees (Aalten, 20-01-1818), landbouwer
Harmina Stapelkamp (Aalten, 02-06-1826)
Gerrit Jan Smees (Aalten, 31-08-1866), landbouwer
Johanna Hendrika Lammers (Aalten, 24-01-1867)
Gerrit Jan Smees (Aalten, 31-08-1866), landbouwer
Johanna Hendrika Lammers (Aalten, 24-01-1867)
Zij vertrekken in 1900 naar Lintelo.
Christiaan Hijink (Corle, 18-06-1852), landbouwer
Fredrika Kuiper (Laren (G), 11-03-1852)
Christiaan Hijink (Corle, 18-06-1852), landbouwer
Fredrika Kuiper (Laren (G), 11-03-1852)
Heurne 63 > 37
Heurne 37 > Bocholtsestraatweg 72
G.W. Hijink
C. Hijink
H.H. Hijink
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | R-1736/1735 |
Functie | Boerderij |
Bouwjaar | 1900 |
Monument | nee |
Na de Unie van Utrecht heerste in Nederland vrijheid van godsdienst. Daardoor kwamen in het begin van de 17e eeuw veel Joden naar Nederland. De eerste Joden in Aalten werden gedocumenteerd omstreeks 1630. Aalten was toen een kleine, geïsoleerde en gesloten agrarisch-ambachtelijke dorpsgemeenschap met een arme en nog in hoge mate bijgelovige bevolking.
Men keek vreemd aan tegen de Joden met hun afwijkende godsdienst, gebruiken en kleding. De bevolking plaatselijke bevolking beschouwde hen nog lang als vreemdelingen. Tot aan de Napoleonitische tijd bleef het aantal joden beperkt tot vier gezinnen, die in de afgelegen straten van het dorp Aalten woonden. Als beroep werd meestal ‘koopman’ vermeld.
Al in 1631 had Bredevoort Joodse inwoners. Deze woonden destijds met name rondom de Hozenstraat, waar zij ook een eigen begraafplaats hadden, in de volksmond ‘De Timp’ geheten. Omstreeks 1700 richtte een Joodse handelaar in manufacturen in Bredevoort een huissynagoge in. In 1714 verhuisde deze huissynagoge naar een ruimere locatie, een grote stenen schuur op de Ganzenmarkt tussen de Hozenstraat en Gasthuisstraat. Deze schuur staat er nog altijd. Ook Joden uit Aalten en Lichtenvoorde bezochten deze synagoge.
Tot 1821 viel de gemeenschap nog onder Winterswijk, maar in 1830 werd het een zelfstandige gemeente. Omstreeks 1830 werd dan ook een echte synagoge gebouwd aan de Vismarkt.
Rond 1800 telde de Joodse gemeente in Bredevoort bijna evenveel leden als de Aaltense gemeente, maar ging in de loop van de 19e eeuw gestaag in omvang achteruit. In 1900 waren er onvoldoende leden om regelmatig diensten te houden en werd de Bredevoortse gemeente bij die van Aalten gevoegd.
Het gebouw aan de Vismarkt diende nog tot aan het begin van de Eerste Wereldoorlog als synagoge. Omstreeks 1920 werd de synagoge verbouwd tot woonhuis. Tegenwoordig is het gebouw een gemeentelijk monument.
Pas in 1776 wordt voor het eerst melding gemaakt van een ‘Jodenkerk’ in Aalten. Dat moet ook een huissynagoge zijn geweest. Tussen 1800 en 1850 groeide de Joodse gemeenschap in Aalten in aantal van 39 tot 70, voornamelijk door gezinsuitbreiding in de bestaande Joodse families: het aantal huishoudens nam nauwelijks toe.
In 1857 nam men de synagoge aan de Stationsstraat in gebruik. De Joodse gemeente verkreeg in 1852 de begraafplaats aan de Haartsestraat in eigendom, maar werd al eerder (we weten niet hoe lang) gebruikt om er de doden te begraven.
In de periode 1870-1900 nam het aantal Joodse inwoners in Aalten af van 80 naar 50. Dit moet uit plaatselijke omstandigheden verklaard worden: het aantal Joden dat met een kleine nering in zijn levensonderhoud moest voorzien, was door de sterke groei in de daaraan voorafgaande jaren te groot geworden voor de nauwelijks gegroeide (door emigratie zelfs enigszins teruggelopen) Aaltense bevolking. Een deel van de Aaltense Joden trok daarom ook weg, vooral naar de wat grotere steden in Oost-Nederland (Arnhem, Zutphen, Deventer).
Pas toen de totale bevolking van Aalten weer begon toe te nemen, kon ook het aantal mensen dat in de kleine handel werkte weer groeien. En dat gebeurde ook, niet alleen door geboorteoverschot, maar voor het eerst sinds lange tijd ook door vestiging van nieuwe families.
Begin 1900 telde het kerkbestuur drie leden. Er was een godsdienstschool met één onderwijzer en een ritueel bad. Naast een begrafenisvereniging voor mannen kende Aalten een vrouwengenootschap dat hulp bood bij ziekte en overlijden.
De Joodse gemeente in Aalten was gelovig, al deed de één er misschien wat meer aan dan de ander. De sociale controle speelde daarbij wel een rol. De sabbatsregels werden echter, om economische redenen, niet altijd even strikt nageleefd.
De Joodse gemeente in Aalten bestond overwegend uit veehandelaars en slagers. Het feit dat binnen de kleine gemeente velen tot dezelfde beroepsgroep behoorden leidde veelvuldig tot ruzies, die nogal eens in of bij de synagoge werden uitgevochten. Deze spanningen en twisten, tussen rituele slachters die moesten bepalen of een koe koosjer was, en tussen slagers die wilden verkopen, waren evenzeer onderdeel van de Joodse cultuur in Aalten als de onderlinge hulp in geval van ziekte en armoede.
Werden de Joden in de 17e en 18e eeuw nog als vreemdelingen gedoogd, in de 19e eeuw vond geleidelijk een proces van integratie plaats. Dit leidde ertoe dat de Joden in het begin van de 20e eeuw een geaccepteerde minderheid vormden. Ze vervulden bijvoorbeeld bestuursfuncties in verenigingen als Aaltens Belang, de Oudheidkamer en het Feestgebouw.
Marcus Gans was medeoprichter van pijpenfabriek Peters en Gans aan de toenmalige Gasthuisstraat. Bij de oprichting van de zuivelfabriek waren Joodse veehandelaren als aandeelhouders betrokken. De openbare school kende Joodse onderwijzeressen, de Aaltense Orkestvereniging, toneelvereniging Thalia en Symphonia telden Joodse leden. Joodse leden maakten deel uit van de Aaltense afdeling van het Nationaal Crisis Comité en de vrijwillige brandweer.
De meeste Joodse kinderen hadden ook niet-Joodse vrienden en vriendinnen en ook de ouderen gingen doorgaans vriendschappelijk met niet-Joden om. Bij officiële gebeurtenissen in Joodse kring was het gemeentebestuur officieel vertegenwoordigd.
In de jaren na 1933 kwam een vluchtelingenstroom op gang vanuit Duitsland. Na de Reichskristallnacht in 1938 nam die stroom nog sterk in omvang toe. Een klein deel van hen die men toeliet tot Nederland mocht zich in Aalten vestigen. De meesten werden doorgestuurd naar speciale vluchtelingenkampen die op verschillende plaatsen in het land waren ingericht.
Op 1 januari 1942 telde Aalten 17 inwoners met de Duitse nationaliteit (die ze overigens op 25 november 1941 officieel verloren hadden: de Duitse vluchtelingen waren feitelijk staatloze burgers geworden). In de eerste weken en maanden van de Duitse bezetting bleef in Aalten alles nog rustig. Maatregelen die men tegen de Joden nam, raakten de Joodse gemeenschap in Aalten in het eerste jaar nog niet direct. Wat op den duur wel gevolgen zou hebben was de registratie van alle Joodse inwoners in het najaar van 1940. 63 kaarten werden naar Arnhem gestuurd.
In 1941 begon de verdrijving van Joden uit het openbare leven. Eerst verschenen er steeds minder advertenties van Joodse middenstanders in de kranten, daarna kwamen de verordeningen die hen de deelname aan openbare bijeenkomsten en de toegang tot de publieke ruimten verboden. Joodse leerlingen werden uit het onderwijs geweerd. In datzelfde jaar 1941 viel het eerste Joodse slachtoffer uit de Aaltense Joodse gemeente als gevolg van een razzia.
De lijst van speciaal voor Joden geldende verboden en verplichtingen bleef groeien en in de zomer van 1942 begonnen de deportaties. Men moest besluiten om al of niet onder te duiken. Wie niet koos voor het laatste werd ingezet voor wat heette ‘de werkverruiming in het oosten’ en – zo weten we achteraf – in de gaskamers vermoord.
Op 13 juli 1942 werd in vijfvoud het overzicht van de Aaltense Joden opgestuurd naar de Zentralstelle für jüdische Auswanderung in Amsterdam. Dat was het begin van het einde.
Met uitzondering van de NSB-ers gedroeg de niet-Joodse bevolking van Aalten zich over het algemeen behulpzaam. Wel kan men achteraf zeggen, dat zowel Joden als niet-Joden het gevaar hebben onderschat en de zwaarte van de maatregelen niet hebben ingezien.
Op 4 oktober 1942 werden 10 Aaltense Joden, familieleden van Joden die uit enkele gesloten werkkampen naar Westerbork waren overgebracht, op transport gezet naar het doorgangskamp en vandaar naar Polen. Kort daarna werden zij ‘wegens vertrek naar het buitenland’ uit het bevolkingsregister afgevoerd.
Binnen een maand daarna waren 37 Aaltense Joden ondergedoken. Zij werden ook uit het bevolkingsregister geschrapt met de toevoeging v.o.w. (vertrokken, onbekend waarheen). Begin 1943 doken nog eens 15 Aaltense Joden onder. De overige 25 zijn via Vught of Westerbork gedeporteerd. Daarmee was Aalten op 10 april 1943 officieel Judenrein.
De huizen van de weggevoerde families werden leeggehaald (ten behoeve van Duitse Bombengeschädigte) en opnieuw verhuurd. Openstaande rekeningen en vervoerskosten werden betaald door Lippmann en Rosenthal, de bank in Amsterdam waar alle Joodse vermogens waren ondergebracht.
Dook men in 1941 nog tijdelijk onder, vanaf oktober 1942 kreeg de onderduik een permanent karakter. Lang niet iedereen keerde terug uit de onderduik.
Van de 52 ondergedoken Joden zijn er uiteindelijk drie tijdens hun onderduikperiode overleden en zes na verraad opgepakt, weggevoerd en vermoord. Er zijn ook Joden geweest die in Aalten geboren werden, er al of niet een groot deel van hun leven doorbrachten, maar die tijdens de bezetting door verhuizing elders in Nederland woonden. Over hun lot zijn de gegevens niet volledig. Tellen we hen mee, dan is het aantal slachtoffers uit Aalten veel groter dan de 34 van wie we het zeker weten.
Het Nationaal Onderduikmuseum in Aalten vertelt met ‘kleine’ verhalen de grote geschiedenis van verzet, onderduiken en vrijheid voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Het museum gaat in op de keuzes en dilemma’s van gewone burgers aan de Nederlands-Duitse grens en gebruikt de verhalen van toen om het gesprek over nu te voeren.
De 46 leden van de Joodse gemeente in Aalten die de oorlog overleefd hadden waren ontredderd. Velen hadden een groot deel van hun familie verloren en bezaten ook niets meer. Hun pogingen om iets van hun vroegere bezittingen terug te krijgen ontmoetten niet altijd medewerking en stuitten vaak ook op onwil.
Het aantal Joden in Aalten liep na de oorlog gestaag terug. Jongeren vertrokken naar Israël of naar het westen van het land, de ouderen stierven. In 1965 bedroeg het aantal nog 28, in 1981 21, en nu is er nog maar een enkeling.
Prinsenstraat 44-48, Aalten
Links op bovenstaande foto de winkel, rechts de koffiebranderij. Voorheen hadden deze panden samen huisnummer 44. Tegenwoordig staan hier appartementen met huisnummers 44-48.
De koffiebranderij vormde een flessenhals in de Prinsenstraat en werd daarom eind jaren 60 (?) gesloopt.
Overzicht is niet volledig.
Jaar | Perceel | Eigenaar | Omschrijving |
---|---|---|---|
1832 | I-990 | Barend Frederiks, jeneverbrander | 188 m² huis en erf / jeneverbranderij |
Hermanus Betting (Suderwick/D, 20-02-1799), arbeider
Aleijda Huls (Suderwick/D, 08-09-1799)
Johannis Weikamp (Aalten, 30-11-1818), arb.
Wilhelmina Johanna Ebbeskamp (Aalten, 05-10-1810)
Johannis Weikamp (Aalten, 30-11-1818), arbeider
Wilhelmina Johanna Ebbeskamp (Aalten, 05-10-1810)
Scheune Simon Schaap (Aalten, 08-11-1807)
Scheune Simon Schaap (Aalten, 08-11-1807)
Derk Willem Obelink (Aalten, 12-08-1834), arbeider
(1) Johanna Kolwagen (Aalten, 15-01-1839)
(2) Aleida Hendrika Keunen (Barlo, 05-03-1836)
Derk Willem Obelink (Aalten, 12-08-1834), arbeider
Aleida Hendrika Keunen (Barlo, 05-03-1836)
Harmen Jan Kappers (Dale, 11-05-1823), arbeider
Harmina Gesina Bouwmeester (Aalten, 18-06-1820)
Lambertus Westerveld (Aalten, 16-09-1849), arbeider
Johanna Josina ter Haar (Aalten, 10-02-1850)
Derk Willem Vaags (Aalten, 08-11-1841), winkelier
Hendrika Gesina Sophia Becking (Aalten, 12-11-1843)
Derk Willem Vaags (Aalten, 08-11-1841), winkelier
Hendrika Gesina Sophia Becking (Aalten, 12-11-1843)
Derk Willem Vaags (Aalten, 08-11-1841), winkelier
(1) Hendrika Gesina Sophia Becking (Aalten, 12-11-1843)
(2) Reintjen Vaags (Aalten, 04-12-1855)
Derk Willem Vaags (Aalten, 08-11-1841), kruidenier
Reintjen Vaags (Aalten, 04-12-1855)
Derk Willem Vaags (Aalten, 08-11-1841), kruidenier
Reintjen Vaags (Aalten, 04-12-1855)
Hendrik Jan Vaags (Aalten, 29-03-1885), kruidenier
Aalten C332 > Prinsenstraat 44
Prinsenstraat 44
H.J. Vaags
Mej. J. Vaags
J. Hogeweg
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | I-11457 |
Functie | Woonhuis, Jeneverbranderij, Koffiebranderij, Kruidenier |
Bouwjaar | onbekend |
Sloop | onbekend |
In het oosten van Nederland is het begrip naoberschap algemeen bekend. Dit fenomeen, dat ook wel burenplicht of burenhulp wordt genoemd, verwijst naar de traditie waarbij buren elkaar ondersteunen, zowel bij vreugdevolle als bij droevige gebeurtenissen.
In 1874 beschreef J. ter Gouw, met medewerking van E.F. Avenarius, onderwijzer te Lintelo en Is. de Waal, voormalig predikant te Aalten, de gebruiken en plichten van het naoberschap zoals die destijds in Aalten gangbaar waren.1 Hieronder wordt het artikel weergegeven.
N.B. In het oorspronkelijke artikel wordt naoberschap gespeld met oa. Omdat wij Oud Aalten zijn en het artikel over Aalten gaat, hebben wij ervoor gekozen deze term aan te passen aan de WALD-spelling, met ao dus.2
“Ofschoon deze gebruiken nog in de gemeente Aalten in zwang gaan, behooren zij evenwel tot den ouden tijd. Zij zijn overblijfselen van de voorvaderlijke zeden, fragmenten slechts, die daar nog voortleven, maar mogelijk na weinig jaren ook al verdwijnen zullen.“
Bij het bouwen eener nieuwe woning gaat de toekomstige bewoner bij acht of twaalf der naaste buren en vraagt him of zij “naober” van hem willen worden. Meestentijds wordt dit aangenomen, daar eene weigering eene beleediging is, en het opzeggen der naoberschap tevens het afbreken van alle onderling verkeer is.
Op de naobers rusten wederkeerige verpligtingen. Zoo is elk naober verpligt bij het bouwen eener woning de houten gebindten en den kap kosteloos te helpen oprigten. Des avonds zetten dan de naober-jongelui de meiboomen (een paar dennen) voor het huis, waarvoor de eigenaar hen trakteeren moet.
Hierop volgt een zoogenaamd “rigtemaal” voor de naobers, die ook te dezer gelegenheid het nieuwe gebouw eenen naam geven, bij welken naam de bewoner verder almede genoemd, en veelal beter dan bij zijn familienaam gekend wordt.
Eer de nieuwe woning betrokken wordt, komen de naobervrouwen, of hare dochters of dienstboden, met manden vol turf en hout aandragen, om het vuur “aan te bueten”, dat wil zeggen: aan te leggen. En als de nieuwe bewoner tot de behoeftigen behoort, dan wordt hem door zijne meergegoede naobers dikwijls zulk eene groote hoeveelheid brandstof gebragt, dat hij daar verscheidene maanden lang zijnen haard van voorzien kan.
J. ter Gouw
Zal een jongeling of jongedochter in ’t huwelijk treden, dan gaan de andere jongelui uit de naoberschap, voordat de tweede huwelijks-afkondiging plaats heeft, naar de bewoners, bij wie de jonggehuwden hunnen intrek zullen nemen, en vragen aan den bruidegom of de bruid, of zij mogen “mooi maken”. Dit mooi maken bestaat in het planten van vier hooge denneboomen voor de deur, die onderling verbonden worden met bogen, en omwonden met palm, en bestoken met vlaggetjes van gekleurd papier; terwijl in het midden een kroon gehangen wordt, die met geknipt papier omwonden en met vergulde eijeren vercierd is. In ’t binnenste van deze kroon hangt een houten duif, als het zinnebeeld der liefde, die netjes met goudpapier beplakt is.
Deze bruiloftskroonen worden zeer in eere gehouden, en zoo lang mogelijk bewaard. Bij vele boeren kan men nog de kroonen zien, die bij huns grootvaders huwelijk zijn opgehangen.
Het afhalen van den bruidegom of de bruid, om hen naar hunne bestemde woning te brengen, geschiedt ook door de naober-jongelui. De wagen is met groen vercierd, en dikwijls met vier paarden bespannen; de meisjes uit de naoberschap nemen daarop plaats, en onder het zingen of liever uitschreeuwen van: “Naar Oostenrijk willen wij varen, Schier over de heide, enz.”, begeven zij zich op weg.
Is het, dat een bruidegom zijne bruid haalt, dan zit deze voor in den wagen, eene lange Goudsche pijp ‒ zoo mogelijk een staalpijp, door zijne naobermeisjes met rood, wit en blaauw zijden lint vercierd, te rooken. Nu is dat natuurlijk allang uit de mode; de bruigoms rooken nu sigaren of rooken niet. Maar in den pijpentijd moest een bruigom rooken. Ik heb er gezien, die werkelijk behoorden tot de niet-rookers, en evenwel op de bruidstranen en op de bruiloft met de bruigomspijp tusschen de tanden zitten, en nu en dan stoppen en aansteken moesten.
Aan de woning der bruid gekomen, wordt aan de linkerzijde van zijnen hoed een bouquet van gekleurd en verguld papier vastgemaakt, zoodat menigeen hem dan voor een koetsier, met eene kokarde aan den hoed, zou aanzien. De bruid krijgt een dito bouquet op de linkerzijde der borst.
Als er nu eerst wat brood en koffij gebruikt is, wordt de bruid door een naoberjongen en de bruidegom door een naobermeisje naar den wagen geleid, terwijl de andere naoberjongens de “bruidskoe” uit den stal halen en achter den wagen medevoeren. Zijn de ouders der bruid welgestelde lieden, dan nemen de naoberjongens de vrijheid, ook wat worst, spek, vleesch, kippen en meer van dien aard voor de jonggehuwden mede te nemen.
Veelal is daags te voren reeds de kast der bruid, goed voorzien van rollen linnen, servet- en tafelgoed, benevens acht of twaalf stoelen, een spinnewiel en een haspel, naar de toekomstige woning gebragt.
Is de bruidswagen daar aangekomen, dan brengen de naober-jongelui, niet alleen den avond, maar ook een groot gedeelte van den nacht, door met het drinken van “foesel” (jenever) en ’t uitschreeuwen van allerlei liedjes, want zingen kan men het niet noemen, en keeren dan eindelijk naar hunne woning terug, om den volgenden dag het veelvuldig gebruik van dien “pestdrank” zooals sommigen hem noemen met hoofdpijn en lusteloosheid te bezuren.
Somtijds volgt de bruiloft of “broedlagt” weken, ja, maanden later, of wordt vereenigd met het kinderbier van ’t eerste spruitje.
J. ter Gouw
Bij sterfgeval zijn de verpligtingen der naobers nog veelvuldiger. Zoodra er in een huisgezin iemand sterft, wordt hiervan aan een der naastbijgelegene naobers, indien er geen tegenwoordig is, kennis gegeven, en deze gaat onverwijld de geheele naoberschap rond, en daarna gaan de naobers te zamen naar het sterfhuis, om den doode te “verhennekleeden”, dat is: van zijne kleeren ontdoen en in ’t lijkgewaad hullen.
’s Anderendaags wordt de doode overluid, en moeten de naobers aan de familie, zelfs tot op een afstand van vijf uren, het overlijden bekend maken. Des avonds brengen twee of drie naobers de kist en leggen het lijk er in. Is de overledene aan eene besmettelijke ziekte gestorven, of geeft de onaangename reuk reeds ontbinding te kennen, dan wordt hem een glas “pestdrank” gegeven. Maar dit is dan ook de eenigste jenever, die in een sterfhuis wordt gebruikt.
Van den dood tot de begrafenis beredderen de naobers alles. Zij moeten het zaad, voor ’t begrafenismaal benoodigd, naar den molen brengen, en alles wat er verder noodig is, bezorgen. De naobervrouwen moeten het meel ziften en brood bakken, en hierdoor heerscht er in het sterfhuis eene drukte, welke voor de nabestaanden hinderlijk is, die zich gaarne met den geliefden doode alleen zouden bevinden. Van die drukte kan men zich een denkbeeld maken, als men weet, dat op eene begrafenis of groeve wel meer dan honderd huisgezinnen genoodigd worden.
(Bij een mijner boeren, die vrij welgesteld was, maar toch slechts eene kleine hoeve had, was zulks het geval, toen er, bij ’t overlijden zijner hoogbejaarde moeder, eene groeve aan huis was. Er werd bij die gelegenheid vier mud rogge verbakken, waaruit 75 brooden kwamen, en daar ’t brood voor vier man bestemd was, had men op driehonderd eters gerekend. Voorts was er ingeslagen: een volle Leidsche kaas en een bijna volle, te zamen 33 oude ponden; twaalf oude ponden koffij, en 5/4 oude ponden witte klontjes. Bij den brouwer werd een ton bier besteld, waarmee men echter rekende niet te kunnen volstaan. De luiders dronken voor drie gulden aan jenever.)
Op den dag der begrafenis wordt des morgens om tien uren het lijk op “den deel” (den dorschvloer) gezet, en de kist zoover geopend, dat het gelaat van den doode zigtbaar is. De naobervrouwen schenken nu koffij en presenteeren brood aan de genoodigden, terwijl die naobervrouw, wier man het lijk naar de begraafplaats moet rijden, het voorregt heeft, de naaste familie te bedienen, en zoo heeft elke naobervrouw naar haren rang en stand hare bepaalde werkzaamheid.
Nadat alle genoodigden, waarbij de naobers en de bewoners van het rot (de wijk) behooren, zich met brood en koffij verzadigd hebben, gaan allen naar den deel, om den afgestorvene voor ’t laatst te zien. Is er een predikant tegenwoordig, dan houdt deze bij de geopende lijkkist een toespraak; hij tracht de bedroefden te troosten, houdt allen het memento mori voor, en eindigt met een toepasselijk gebed.
Nu wordt de kist achter op eenen wagen geplaatst, en gaan de twee naaste betrekkingen van den overledene op het voeteinde der kist zitten, daarnaast de twee daaraanvolgenden, en zoo voort totdat alle plaatsen bezet zijn. De vrouwen hebben een zwart regenkleed of folie over haar hoofd hangen, en weten, door zich hiermede geheel of gedeeltelijk te bedekken, haar verwantschap tot den overledene zeer nauwkeurig aan te duiden.
De optogt naar het graf vormt eene lange, soms onafzienbare rij, daar niet slechts de betrekkingen, maar ook de naobers en zij, die tot het rot behooren, het lijk volgen, en bovendien, zoodra de lijkstoet het dorp nadert, ook velen van daar zich er bij aansluiten; zoodat niet zelden anderhalf honderd mannen, vrouwen en kinderen aan dien optogt deelnemen.
Van ’t oogenblik af, dat de stoet in ’t gezigt van het dorp komt, totdat die de begraafplaats weer heeft verlaten, worden alle klokken geluid, en van het graf gaat het naar den brouwer, waar enkelen thee, maar de meesten bier drinken, en dit laatste in zeer ruime mate. Van den brouwer gaat het weer naar het sterfhuis terug; hier wordt dan andermaal brood en koffij gebruikt, en de plegtigheid is afgeloopen.
Maar ’s anderendaags volgt er nog een kleine nabetrachting. Reeds met het krieken van den dag staan de armen voor de deur (vijftig of honderd soms), om ook nog “een spierken” van het sterfhuis te kunnen wegdragen. Men geeft hun de niet heel angstig uitgezifte zemelen van de verbruikte rogge en het overgeschoten brood.
’s Namiddags komen de naobervrouwen nogmaals aan het sterfhuis; zij gebruiken weer koffij en een boterham, en daarna zoekt elk hare geleende kopjes, schoteltjes, messen, enz. bij elkaar, en verwijdert zich met het gebruikelijke: “ik wunsch oe het beste.”
Lintelo, E.F. Avenarius
Hetgeen door mijnen vriend Avenarius is medegedeeld, en waar ik een paar opmerkingen bijgevoegd heb, betreft bepaaldelijk de naoberschap bij de buitenlieden. In de kom der gemeente heeft men wel hetzelfde thema maar met eenige variatie.
Bij ’t betrekken eener woning komt er spoedig van de naobers, die tot het huis (naar eenmaal gedane keuze) behooren, het aanbod om “een vuurtje te bueten”, d.i. aan te leggen. Dit aangenomen en het uur bepaald zijnde, zenden de naobers dochters of maagden (dienstboden) met brandstof “kluwen” of baggerturf de een, hout de ander en alles wordt aan den ledigen haard opgestapeld, als moest er zoo dadelijk de brand in gestoken worden. Wil men ’t eens regt mooi maken, dan gaat over alles heen een krans van gekleurd papier. Na dit “vuurtje-bueten” verwacht men al dadelijk een glaasje “foesel” (jenever), en is er nog iets bij, des te beter; daarna worden de naobers zelven “geneugd” (genoodigd), en krijgt men dientengevolge de hoofden der gezinnen op “een kupken koffij” met “kluntje,” krentenwigge, en ten slotte “foesel met soeker” (jenever met suiker).
Ook na den afloop van bruiloft en begrafenis worden de naobers op gelijke wijze genoodigd, en dan zitten jood en christen, roomsch en on-roomsch, rijk en arm, vriend-broederlijk bij elkander; en zulk een avond laat genoegelijke herinneringen achter, terwijl men op nieuw zich gestemd gevoelt, om elkander over en weer al de diensten te bewijzen, die de naoberschapspligten voorschrijven.
Binnen de plaats is het bij begrafenissen wel doorgaans niet op zoo groote schaal aangelegd als wij zooeven vernamen; maar toch is de vergadering somtijds zoo talrijk, dat de predikant, die bij ’t geen er gebruikt zal worden in den gebede voorgaat, zich weleens moet plaatsen tusschen twee ruime vertrekken, ten einde in beide verstaan te worden. ’t Gebeurt zelfs, dat er nog een derde kamer noodig is, waar de gasten het dan met eenige klanken uit de verte voor lief nemen moeten.
Middelburg, Is. de Waal
Lichtenvoordsestraatweg 2, Aalten
Het pand is gesitueerd op de hoek van de Lichtenvoordsestraatweg en de Prinsenstraat. Het pand is opgericht in 1921 voor J.G. Debbink als winkel met bovenwoning. Architect B. Wikkerink leverde het ontwerp in traditionele baksteenarchitectuur met een sobere detaillering in Amsterdamse Schoolstijl. De ingang van de winkel op de begane grond bevond zich op de afgeschuinde hoek van het pand.
De winkelpui is verlevendigd met markant uitgemetselde decoratieve elementen. Hoewel de invullingen van de winkeltoegang en woningtoegang zijn vernieuwd, heeft het pand zijn karakteristieke uitstraling behouden. Het vormt zo aan het begin van de Lichtenvoordsestraatweg een beeldbepalend element. Bovendien geeft het een goed beeld van de ontwikkeling van de „bewinkeling‟ van de dorpskern van Aalten en de modernisering van het winkelbestand.
Ooit zat hier de manufacturenwinkel van Debbink, ook wel genaamd “De Wolbaal”, later het fopwinkeltje van mevrouw Grievink, Goeie Grutten, het kantoor van de Aalten Vooruit. Daarna zat Aladna FM nog enkele jaren in dit pand.
Overzicht is niet volledig.
Jaar | Perceel | Eigenaar | Omschrijving |
---|---|---|---|
1832 | I-983 | Berend ter Maat, arbeider | 210 m² huis en erf |
Berend Hendrik ter Maat (Aalten, 10-12-1785), arbeider
(1) Geertruid Bouwmeester (Aalten, 25-07-1786)
(2) Harmina Wissink (Aalten, 17-05-1786)
Berend Hendrik ter Maat (Aalten, 10-12-1785), arbeider
Harmina Wissink (Aalten, 17-05-1786)
Derk Jan ter Maat (Aalten, 30-12-1817), klompenmaker
Johanna Hendrika Lensink (Aalten, 26-11-1815)
Derk Jan ter Maat (Aalten, 30-12-1817), klompenmaker
Johanna Hendrika Lensink (Aalten, 26-11-1815)
Derk Jan ter Maat (Aalten, 30-12-1817), arbeider
Johanna Hendrika Lensink (Aalten, 26-11-1815)
Derk Jan ter Maat (Aalten, 30-12-1817), arbeider
Johanna Hendrika Lensink (Aalten, 26-11-1815)
Derk Jan ter Maat (Aalten, 30-12-1817), landbouwer
Johanna Hendrika Lensink (Aalten, 26-11-1815)
Derk Jan ter Maat (Aalten, 30-12-1817), landbouwer
Elizabeth Kappers (Bredevoort, 20-12-1841)
Mozes de Groot (Leeuwarden, 10-08-1856), slager
Saartje Hemelrijk (Winterswijk, 23-05-1860)
Arij Ommering (Vlaardingen, 02-11-1859), boekhandelaar
Adriana Johanna Andriessen (Winterswijk, 14-10-1859)
Arij Ommering (Vlaardingen, 02-11-1859), boekhandelaar
Adriana Johanna Andriessen (Winterswijk, 14-10-1859)
Derk Jan te Mebel (Lintelo, 07-12-1877), timmerman
Willemina Johanna Kemper (Binnenheurne, 20-09-1874)
Frederik Jansink (Aalten, 12-03-1850), timmerman
Willemina Wevers (Aalten, 29-08-1849)
Johan Hogeweg (Borculo, 24-05-1882), koperslager
Metta Cornelia Grijsen (Bredevoort, 26-04-1886)
Derk Jan Antonij Reimes (Aalten, 03-12-1849), fabr.arb.
Jenneken Heusinkveld (Varsseveld, 12-10-1847)
Johan Gerrit Debbink (Corle, 23-07-1880), manufacturier
Johanna Theodora Geurkink (Miste, 03-04-1880)
Johan Gerrit Debbink (Corle, 23-07-1880), manufacturier
Johanna Theodora Geurkink (Miste, 03-04-1880)
Aalten C329 > Lichtenvoordschestraat 2
Lichtenvoordsestraatweg 2
J. Grievink
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | I-11828 |
Functie | Woonhuis, Winkel |
Bouwjaar | 1920 |
Monument | nee |
Bodendijk 14, Aalten
Heezen was een buurtsuper voor Aalten-Zuid. Later heette het ‘De Combinatie’ en nog later werd dit Albert Heijn. Nadat de ‘Appie’ verhuisde naar het Lage Blik, vestigde zich schoenen- en sportkledingzaak Scapino in het pand.
Overzicht is niet volledig.
Jaar | Perceel | Eigenaar | Omschrijving |
---|---|---|---|
1882 | I-3759 | Hendrik ten Hietbrink, arbeider | 365 m² huis en erf |
1897 | I-3759 | Lambertus ten Hietbrink, fabriekarbeider | 365 m² huis en erf |
1933 | I-6461 | Gerard Heinrich Heusinkveld, koopman | 400 m² huis en erf |
1954 | I-7773 | de Gemeente Aalten | 1685 m² |
1978 | K-910 | Johan Heezen, winkelier | 730 m² huis, tuin, schuur |
1979 | K-1266 | Johan Heezen, winkelier | 2420 m² huis, erf, supermarkt |
Hendrik ten Hietbrink (Aalten, 03-03-1827), arbeider, landbouwer
Everdina Herders (Aalten, 19-06-1831)
Lambertus ten Hietbrink (Aalten, 10-09-1863)
Johanna Hendrika Bongen (Aalten, 04-01-1866)
Lambertus ten Hietbrink (Aalten, 10-09-1863)
Johanna Hendrika Bongen (Aalten, 04-01-1866)
Lambertus ten Hietbrink (Aalten, 10-09-1863)
Johanna Hendrika Bongen (Aalten, 04-01-1866)
Aalten D784
Lambertus ten Hietbrink (Aalten, 10-09-1863)
Johanna Hendrika Bongen (Aalten, 04-01-1866)
Johan Prinsen (De Heurne, 22-04-1858), klompenmaker
Gerritjen Elburg (Lintelo, 02-01-1861)
Aalten D784 > Bodendijk 18
J.H. Hunink
Aalten D784a > Bodendijk 18a
Wed. Joh. Prinsen
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | K-1546 |
Functie | Winkel |
Bouwjaar | 1978 |
Monument | nee |
Aalten
Tegenwoordig vinden we op de plek van de voormalige adressen Dijkstraat 7 en 9 de bibliotheek.
Aalten I1199
Bernardus Vaags
64 m² huis en erf
Aalten I1200
Bernardus Vaags
72 m² huis
Aalten 31 & 32
Christiaan Gerritsen (10-08-1773), daglooner
1 man
1 vrouw
1 zoon
Een kamer: weduwe Brunnink, dagl.
1 weduwe
1 Jonge
Harmen Jan Vaags (06-01-1771), borstelmaker
Hendrika Elizabeth Degenaar (Aalten, 22-01-1761)
Harmen Jan Vaags (06-01-1771), borstelmaker
Hendrika Elizabeth Degenaar (Aalten, 22-01-1761)
Hendrik Jan Lohuis (Aalten, 28-11-1812), wever
Hendrika Hoopman (Lintelo, 24-11-1811)
Hendrik Jan Lohuis (Aalten, 28-11-1812), arbeider
Hendrika Hoopman (Lintelo, 24-11-1811)
Bernardus Gerhardus Vaags (Aalten, 27-01-1828), kunstdraaijer
Dora Willemina Prins (Aalten, 25-01-1830)
Bernardus Gerhardus Vaags (Aalten, 27-01-1828), kunstdraaijer
Dora Willemina Prins (Aalten, 25-01-1830)
Dora Willemina Prins (Aalten, 25-01-1830)
Dora Willemina Prins (Aalten, 25-01-1830)
Dora Willemina Prins (Aalten, 25-01-1830), winkelierster
Dora Willemina Prins (Aalten, 25-01-1830)
Hermina Johanna Vaags (Aalten, 07-05-1865)
Hermina Johanna Vaags (Aalten, 07-05-1865)
Aalten D701 > Dijkstraat 7
Dijkstraat 7
H.M. Hollander
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | I-11211 |
Functie | Woonhuis |
Bouwjaar | onbekend |
Sloop | < 1983 (bron) |
Bernardus Gerhardus Vaags leerde het vak van hoorndraaier in Thüringen. Na zijn terugkeer kocht hij een eenvoudige voetdraaibank en begon een hoorndraaierij. In een opkamertje in de naastgelegen schoenmakerij van zijn ouders maakte hij onderdelen voor Duitse pijpen van buffelhoorn. Het was het begin van de – in Nederland unieke – hoornindustrie in Aalten.
Dijkstraat 3, Aalten
In de jaren 70 van de vorige eeuw was op dit adres Stomerij Ascot gevestigd.
Abram Johannes Roelofswaard (Nieuwer Amstel, 17-08-1895), fabr.arbeider
Johanna Geertruida Florij (Lichtenvoorde, 03-11-1896)
Zij vertrekken op 23-02-1922 naar Lichtenvoorde.
Aalten D700a
Johannes Gerhardus Wiggers (Aalten, 05-12-1893), fabrieksarbeider
Johanna Wilhelmina van Lochem (Lichtenvoorde, 21-01-1897)
Aalten D700a
Derk Jan Somsen (Zelhem, 16-04-1903), manufacturier
Aalten D700a > Dijkstraat 3
Onbewoond
Adres niet vermeld
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | I-11432 |
Functie | Woonhuis, Winkel |
Bouwjaar | onbekend |
Sloop | onbekend |
Dijkstraat 2, Aalten
Karakteristiek en monumentaal herenhuis, gebouwd in 1860 als pastorie van de naastgelegen rooms-katholieke kerk, die in 1893 is afgebrand. Rond 1920 kreeg de pastorie een nieuwe bestemming als huisartsenwoning met praktijkruimte. In 1948 werd aan de achterzijde van het monumentale pand een aanbouw gerealiseerd.
Overzicht is niet volledig.
Jaar | Perceel | Eigenaar | Omschrijving |
---|---|---|---|
1832 | I-1247 | Derk Jan Wolbrink en cons., dagloner | 230 m² huis en erf |
Aalten 52
Willem Wolberink (Aalten, 10-05-1789), schoenmaker
Arend Wolberink (Aalten, 11-03-1753), knoopemaker
2 man
2 vrouws
Fredrik Sluiskes (IJzerlo, 25-07-1756), daglooner
1 man
1 vrouw
Jan Willem Uffink (Aalten, 26-07-1767), wolspinner
Lammert Uffink (Aalten, 1796), dito
1 man
1 vrouw
1 zoon
Derk Jan Wolbrink (Aalten, 09-02-1794), schoenmaker
trouwt (1) op 17-05-1816 in Barneveld met
Jannetje de Roller (Barneveld, 25-03-1792)
Derk Jan Wolbrink (Aalten, 09-02-1794), schoenmaker
trouwt (2) op 17-02-1838 in Aalten met
Hendrika Weversborg (Aalten, 23-05-1792)
Derk Jan Wolbrink (Aalten, 09-02-1794), schoenmaker
Hendrika Weversborg (Aalten, 23-05-1792)
Hendrikus Hoogveld (Ewijk, 22-05-1824), priester/pastoor
Hendricus Antonius Piek (Culemborg, 09-06-1829), priester/pastoor
Berendina Willemsen (Angeren, 24-07-1826)
Aalten 64 (de RK kerk was nr. 63)
Hendricus Antonius Piek (Culemborg, 09-06-1829), pastoor
Berendina Willemsen (Angeren, 24-07-1826)
Peter Everhardus Bosman Lambertus (Bergh, 16-03-1835), pastoor
Peter Everhardus Bosman Lambertus (Bergh, 16-03-1835), pastoor
Peter Johannes Joseph Vetter (Zutphen, 18-01-1846), pastoor
Peter Johannes Joseph Vetter (Zutphen, 18-01-1846), pastoor
Joannes Bernardus Wubbels (Dalen (Dr.), 22-04-1855), pastoor
Joannes Bernardus Wubbels (Dalen (Dr.), 22-04-1855), pastoor
Joannes Bernardus Wubbels (Dalen (Dr.), 22-04-1855), pastoor
Evert Jan van Schaik (Heerde, 30-11-1881), arts
Aalten A3 > Dijkstraat 2
Dijkstraat 2
D.N. Visser, arts
Mej. H.E. Kunst
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Dijkstraat 9, Aalten
Aalten I1201
Bernardus Vaags
40 m² huis en erf
Aalten I1202
Bernardus Vaags
200 m² huis en erf
Aalten 34
Hermen Jan Vaags (Aalten, 06-01-1774), borstelmaker
Gerrit Jan Vaags (Aalten, 14-07-1798), zoon
1 man
1 vrouw
4 kinderen
Bernadus Vaags (Aalten, 31-07-1787), schoenmaker
Geertjen Kappers (Aalten, 08-04-1791)
Bernadus Vaags (Aalten, 31-07-1787), bode van het plaatselijk bestuur
Geertjen Kappers (Aalten, 08-04-1791)
Bernardus Vaags (Aalten, 31-07-1787), bode van ’t bestuur
Geertjen Kappers (Aalten, 08-04-1791)
Bernardus Vaags (Aalten, 31-07-1787)
Geertjen Kappers (Aalten, 08-04-1791)
Gerrit Willem Vaags (Aalten, 27-11-1820), winkelier
Willemina Geertruid Becking (Aalten, 29-12-1834)
Gerrit Willem Vaags (Aalten, 27-11-1820), winkelier
Willemina Geertruid Becking (Aalten, 29-12-1834)
Gerrit Willem Vaags (Aalten, 27-11-1820), winkelier
Willemina Geertruid Becking (Aalten, 29-12-1834)
Gerrit Willem Vaags (Aalten, 27-11-1820), winkelier
Willemina Geertruida Becking (Aalten, 29-12-1834)
Arent Jan Vaags (Aalten, 06-09-1868), winkelier
Gesina Sophia Vreede (Aalten, 27-07-1871)
Arent Jan Vaags (Aalten, 06-09-1868), kruidenier
Gesina Sophia Vreede (Aalten, 27-07-1871)
Arent Jan Vaags (Aalten, 06-09-1868), kruidenier
Gesina Sophia Vreede (Aalten, 27-07-1871)
Aalten D702 > Dijkstraat 9
Aalten 702 > Dijkstraat 9
Hendrik Gerrit Johan Lubberding (29-06-1909), winkelier
Berendina Johanna Willemsen (Langerak/Doetinchem, 16-08-1912)
Dijkstraat 9
H.G.J. Lubberding
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Kadastraal nr. | I-11211 |
Functie | Woonhuis, Winkel |
Bouwjaar | onbekend |
Sloop | < 1983 |
Bernardus Gerhardus Vaags, zoon van Bernardus Vaags en Geertjen Kappers, leerde het vak van hoorndraaier in Thüringen. Na zijn terugkeer kocht hij een eenvoudige voetdraaibank en begon een hoorndraaierij. In een opkamertje in de schoenmakerij van zijn ouders maakte hij onderdelen voor Duitse pijpen van buffelhoorn. Het was het begin van de – in Nederland unieke – hoornindustrie in Aalten.