Dit dubbele woonhuis is al lang afgebroken (vermoedelijk begin jaren 70). Vóór 1955 behoorde dit adres bij ’t Dal. Links woonden ooit broer en zus Beernink en rechts een andere broer met zijn gezin (bron: reacties Facebook-pagina ‘Oud Aalten’).
In 1967 was ’t Dal 6 het adres van de voormalige borstelfabriek. Vóór dat jaar hoorde dit huisnummer vermoedelijk bij een ander pand (woning), maar waar deze zich bevond en of deze nog bestaat is ons vooralsnog onbekend.
Het adres ’t Dal 1 is omstreeks 1955 gewijzigd, toen de Steile Dalweg werd aangelegd. Het oude huis op deze plek, dat waarschijnlijk gebouwd werd rond 1835, werd eind jaren vijftig van de vorige eeuw afgebroken en in 1960
De dubbele woning ’t Dal 14 en 15 is medio jaren 50 afgebroken. In 1931 vond in ’t Dal nummer 14 een familiedrama plaats. Na de aanleg van de Beeklaan werd werd op deze locatie in 1960 een woning met winkel gebouwd waar vele jaren Schildersbedrijf Pennings was gevestigd.
De voormalige woning ’t Dal 14 te AaltenWasserij De Slinge, met ’t Dal 14-15 op de achtergrondFragment kadastrale kaart, 1960 (perceel I-4362/5637)Fragment kadastrale kaart, 1969 (perceel I-9614)Graafschapbode, 3 april 1895Aaltensche Courant, 30 december 1949
Dit vrijstaande voormalige boerderijtje ligt aan de noordelijke zijde van de Dalweg, beeldbepalend op de hoek met de Steile Dalweg. Het gebouw dateert van rond 1910. Hoewel de invullingen van de ramen zijn vernieuwd heeft dit pand zijn karakteristieke landelijke uitstraling goed behouden. Deze authentieke uitstraling wordt versterkt door de fraaie grote oude beuk in de voortuin van het pand. De op het perceel gesitueerde garage is van recente datum. Het voormalige boerderijtje herinnert aan de tijd dat dit voormalig agrarische gebied nog nauwelijks bebouwd was.
Het begin van de Dalweg, vóór 1955Zutphensche Courant, 11 mei 1910Nieuwe Aaltensche Courant, 4 mei 1928De Graafschapper, 6 april 1939Aaltensche Courant, 10 juni 1941
’t Dal 4, ‘Opa en Oma Mengerink’, foto ontvangen van Willie Knipscheer-KosterFragment kadastrale kaart, 1901 (perceel I-4963)Aaltensche Courant, 8 januari 1926Aaltensche Courant, 2 februari 1926Aaltensche Courant, 9 februari 1926Het Vrije Volk, 19 mei 1961
Het pand werd in 1908 gebouwd in opdracht van J.W. Lammers en J.H. Sieverink. Het betreft een dubbele woning met eigen (voormalige) deel en stalruimtes. Het gebouw staat haaks op de Hogestraat. De andere kopgevel grenst aan ’t Dal. De oorspronkelijke hoofdvorm en detaillering van het gebouw is goed bewaard gebleven waardoor het geheel een karakteristieke uitstraling heeft. Het pand herinnert aan de periode dat dit voormalig agrarische gebied nog nauwelijks bebouwd was.
De andere helft van dit dubbele woonhuis heeft tegenwoordig als adres Hogestraat 47.
Het pand werd in 1908 gebouwd in opdracht van J.W. Lammers en J.H. Sieverink. Het betreft een dubbele woning met eigen (voormalige) deel en stalruimtes. Het gebouw staat haaks op de Hogestraat. De andere kopgevel grenst aan ’t Dal. De oorspronkelijke hoofdvorm en detaillering van het gebouw is goed bewaard gebleven waardoor het geheel een karakteristieke uitstraling heeft. Het pand herinnert aan de periode dat dit voormalig agrarische gebied nog nauwelijks bebouwd was.
De andere helft van dit dubbele woonhuis heeft tegenwoordig als adres ’t Dal 2.
Dit was vroeger een dubbele woning met als adres ’t Dal 11 en 12. De huisnummering in ’t Dal zijn omstreeks 1955 gewijzigd. Tegenwoordig bestaat huisnummer 5 niet meer.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-650
Kinderen van Bernardus Bennink
620 m² tuin
Bewoners
Over het linkerrijtje tot 1870 zijn we niet zeker. Nader uit te zoeken!
Derk Jan Hesseling (Aalten, 09-03-1789), wever (1) Johanna Willemina Heusinkveld (Aalten, 02-10-1788) (2) Stina Maria Westendorp (De Heurne, 24-10-1791)
Volgende bewoners:
Roelof ter Horst (Aalten, 12-12-1790), wever Hendrika Stapelkamp (Aalten, 08-03-1797)
Volgende bewoners:
Jan Berend Klumperink (Lichtenvoorde, 14-12-1797), landb. Johanna Maria Bennink (Aalten, 23-03-1809)
Het begin van de Dalweg, begin jaren vijftig. Het huis dat we zien is Dalweg 4. Dalweg 2 en 2a zijn in 1956/1957 gebouwd op de plek waar op de foto de kassen staan.
Op 13 april 2016 werden vijf Stolpersteine voor dit huis gelegd ter nagedachtenis aan twee families die hier begin jaren 40 van de vorige eeuw woonden. Drie stenen voor Levi Salomon Schaap, zijn vrouw Ella Schaap-Philips en hun zoon Eliazar Hars Schaap en twee stenen voor Frits Landau en Amalia Landau-Lorch. Het laatstgenoemde echtpaar is in de Tweede Wereldoorlog door het verzet geliquideerd. Hun stoffelijke resten zijn tot op heden niet gevonden.
Meer informatie: synagoge-aalten.nl. Hier staat tevens vermeld dat ’t Dal 1 voorheen (= voor 1955) het adres ’t Dal 8 had.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-1333
E. van Eerden, timmerman
154 m² huis en erf
Bewoners
1813
Aalten 95
Hendrika Hesselink (Aalten, 06-02-1752) Jan Berent van Eerden (Winterswijk, 20-07-1732), oud man
Aaltensche Courant, 30 september 1899Aaltensche Courant, 21 oktober 1899Nieuwe Winterswijksche Courant, 28 oktober 1932Aaltensche Courant, 16 augustus 1940Het Joodsche Weekblad, 5 juni 1942Aaltensche Courant, 2 november 1945
’t Dal 6 is het huidige adres. Vóór 1955 hoorde de fabriek vermoedelijk bij toenmalige adres Willemstraat 1 (tegenwoordig Hogestraat 69/2).
Beschrijving
Voormalige borstelfabriek, rond 1950 opgericht aan de zuidelijke zijde van de Hogestraat, op het terrein van het boerderijtje Hogestraat 69 II. Dit boerderijtje en het omliggende terrein waren in het bezit van de borstelfabriek Luva (Luvink –Aalten). In de bedrijfsruimte achter de boerderij werden tot 1970 borstels gemaakt. Het bedrijf bestaat nog steeds en is nu gesitueerd op het industrieterrein. Hoewel het bedrijfspand in de huidige toestand een enigszins vervallen indruk wekt, heeft het gebouw zijn oorspronkelijke hoofdvorm en karakteristieke industriële uitstraling goed behouden. Mede door de forse bouwmassa neemt het een prominente plaats in binnen het beeld aan dit gedeelte van de Hogestraat. Het pand is tevens goed zichtbaar vanaf ’t Dal aan de achterzijde.
Borstelfabriek Lurvink is een familiebedrijf in Aalten met een geschiedenis die zeker twee eeuwen teruggaat. Uit archieven blijkt namelijk dat er al vanaf het begin van de 19e eeuw allerhande soorten borstels werden gemaakt.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Jan Lurvink (1747-1823), een Aaltense kleermaker, had samen met zijn vrouw, Willemina Wenderink (1763-1832) tien kinderen. Uit verschillende officiële aktes van de burgerlijke stand en notarissen blijkt dat vijf van hun zoons kiezen voor het beroep borstelmaker. De eerste officiële documentatie vinden we op de huwelijksakte van Arnoldus Lurvink (1789-1876) en Johanna Geertruid Feldkamp. Zij trouwden in 1813. Op hun huwelijksakte staat bij Arnoldus aangegeven dat hij van beroep borstelmaker is. In 1820 trouwt zijn jongere broer Frederikus Reinirus Lurvink (1793-1842) met Maria Wilhelmina Joanna Balster. Ook Frederikus blijkt zich volgens de huwelijksakte te hebben toegelegd op het maken van borstels.
In 1823 overleed Jan Lurvink (1747-1823). Van de tien kinderen die hij met Willemina Wenderink heeft wonen op dat moment nog drie zoons thuis. Gerhardus Lurvink (1796), Bernardus Lurvink (1799) en Henricus Bernardus Lurvink (1805). Alle drie deze zoons kozen ook voor het beroep van borstelmaker. Wanneer zij exact gestart zijn is niet duidelijk maar vermoedelijk nog voor het overlijden van hun vader, want vlak voor het overlijden van Jan Lurvink verkopen hij en zijn vrouw Willemina hun huis aan hun zoon Gerhardus Lurvink. Dit gebeurt in mei 1823. In de aanwezige notariële verkoopakte staat hun zoon Gerhardus Lurvink (1796) benoemd als zijnde borstelmaker. Ook op de trouwakte uit 1828 van Gerhardus Lurvink en zijn vrouw Joanna Oostendorp staat Gerhardus als borstelmaker vermeld.
Aaltensche Courant, 14 november 1947
Bevolkingsregister
1823 is ook het jaar dat Aalten begint met de aanleg van een bevolkingsregister. Volgens het register wonen de weduwe Willemina en haar drie zoons op ‘Aalten 136‘ als eerste hoofdbewoners. De drie zoons, Gerhardus, Bernardus en Henricus Bernardus staan alle drie ingeschreven als borstelmakers.
Gerhardus Lurvink (1796) stopte als eerste broer met het maken van borstels. Zijn borstelbedrijf doet hij in 1836 over aan zijn broer Bernardus Lurvink (1799). Bernardus Lurvink (1799) trouwt in datzelfde jaar met Hendrika Scheerder (1801). Zij krijgen samen geen kinderen. Op de trouwakte van 10 februari 1836 staan broers van Bernardus Lurvink (1799) met name genoemd. Henricus Bernardus, Arnoldus en Gerhardus Lurvink zijn getuigen op de bruiloft van hun broer Bernardus. Ook volgens deze akte zijn al deze broers borstelmaker van beroep. Bernardus en Hendrika verhuizen tussen 1860 en 1870 naar huisnummer 100 in Aalten.
In 1843 krijgt de jongste broer Henricus Bernardus Lurvink (1805) een zoon die hij eveneens Bernardus noemt. Op de geboorteakte van zijn zoon staat de vader vermeld als ‘borstelmaker’. Bernardus Lurvink (1799) neemt zijn neef Bernardus Lurvink (1843) in huis. Rond 1862 neemt Bernardus (1799) zijn neef in dienst. Dit blijkt ook uit het bevolkingsregister van Aalten. Bernardus Lurvink (1799) staat in het register te boek als borstelmaker. Zijn neef Bernardus (1843) staat in het bevolkingsregister op dit adres ingeschreven als ‘Borstelmaker leerling’. Aannemelijk is dat Bernardus (1843) op dat moment in de leer is bij zijn oom.
Kasboek
Het oudste kasboek van de fabriek in de archieven van familie Lurvink dateert uit 1851 en loopt tot 1856. In het kasboek zijn alle bestellingen van klanten omschreven.
De kadastrale geschiedenis van de borstelfabriek begint in dienstjaar 1862. Op de splitsing van de Willemstraat/Hogestraat te Aalten wordt de borstelfabriek gevestigd. Het ‘huis en erf’ werd in 1861 door Bernardus Lurvink (1799) op een veiling gekocht voor 960 gulden.
Bernardus Lurvink (1799) benoemt zijn neef Bernardus Lurvink (1843) tot zijn erfgenaam. In zijn testament schrijft hij dat zijn neef bij hem werkzaam is als borstelmaker.
Het oudste kasboek van de fabriek, voorzien van stempel ‘B. Lurvink Borstelfabrikant Aalten’ dateert uit 1866 en loopt tot 1868. In het kasboek zijn alle bestellingen van klanten omschreven.
1876 doet Bernardus Lurvink (1799) de zaak over aan zijn neef. Vanaf dan is Bernardus Lurvink (1843) de eigenaar van de borstelfabriek. Bernardus Lurvink (1843) krijgt met zijn vrouw Johanna Wilhelmina Berendsen meerdere kinderen. In 1880 krijgt hij een zoon, Martinus Johannes Joseph Lurvink (1880). Op de geboorteakte van zijn zoon staat Bernardus Lurvink (1843) omschreven als ‘Borstelmaker’.
In het bevolkingsregister van Aalten is ook het gezin van Bernardus (1843) opgenomen. Bij het gezin van Bernardus staat hij ingeschreven als zijnde “borstelmaker baas”. Bij twee van zijn zoons, Martinus Johannes Joseph Lurvink (1880) en Wilhelmus Gerhardus Johannes Lurvink (1886) staat eveneens ‘borstelmaker’. Uit het register valt op te maken dat ze in dienst zijn bij hun vader door de toevoeging “bij 1”.
Inschrijving KvK
Volgens een gewaarmerkt uittreksel van de Kamer van Koophandel is de officiële inschrijfdatum van de onderneming 18 november 1897.
Wanneer zijn zoon Martinus Johannes Joseph Lurvink (1880) precies in de zaak kwam is niet bekend. Op een wisselbrief met logo van de fabriek uit 1905 blijkt dat de fabriek op dat moment bekend is onder de naam ‘B. Lurvink en zonen’. Op een betaalbewijs uit 1911 staat eveneens ‘B. Lurvink en zonen’ vermeld. Een briefkaart uit 1913 is het laatste gedateerde stuk uit het huidige archief waaruit blijkt dat de fabriek nog altijd zo heette.
Het is niet duidelijk wanneer Martinus Lurvink (1880) precies de fabriek van zijn vader Bernardus Lurvink (1843) overneemt. Bernardus Lurvink (1843) overlijdt in 1917. Op een orderbevestiging uit 1926 blijkt dat de naam van de fabriek is veranderd in ‘M.J.J. Lurvink – Machinale Borstelmakerij’ te Aalten. Tussen 1913 en 1926 heeft Martinus Lurvink (1880) het bedrijf van zijn vader overgenomen en hernoemd naar zichzelf.
Martinus Lurvink (1880) richt ‘Vennootschap onder firma M.J.J. Lurvink’ op. Op 2 januari 1961 komt de dan 15-jarige Martinus Johannes Joseph Lurvink (1945) in dienst van de fabriek. Hij is de kleinzoon van Martinus Lurvink (1880) en zoon van Gerhardus Johannes Bernardus Lurvink (1913).
Verhuizing
Fa. M.J.J. Lurvink verstuurt in 1972 een adreswijziging met de mededeling dat het complex van de Hogestraat/Willemstraat, welke in 1862 door Bernardus Lurvink (1799) was aangekocht, verhuist naar de 2e Broekdijk te Aalten.
In 1975 wordt de Besloten Vennootschap “Borstelfabriek M.J.J. Lurvink B.V. opgericht.” Onder andere de zoon en kleinzoon van Martinus Lurvink (1880), Gerhardus Johannes Bernardus Lurvink (1913) en Martinus Johannes Joseph Lurvink (1945) zijn bij de oprichting als komparant genoemd.
Op 3 juli 1987 wordt Martinus Lurvink (1945) benoemd tot directeur. Zijn zoon, Martinus Johannes Gerhardus Lurvink (1984), is de laatste generatie uit de stamboom van de familie Lurvink die in 2010 als eigenaar tot de fabriek is toegetreden.