Volgens Funda is het bouwjaar van deze woning 1935. Vermoedelijk gaat het echter om een grondige verbouwing van het huis dat rond 1894 op dit perceel werd gebouwd. De naam op de gevel van de aanbouw van dit karakteristieke boerderijtje verwijst ongetwijfeld naar Hendrik Ansink, die hier aan het begin van de vorige eeuw woonde en voerman van beroep was.
Deze prachtige villa, gebouwd op een heuveltje, kent een rijke geschiedenis en is aangemerkt als gemeentelijk monument. In eerste instantie deed het dienst als kantongerecht met woning en daarna als kostschool van de dames Hagen. Vervolgens woonde er de gemeentesecretaris Bernard Hendrik Vaags.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er onderduikers in het huis ondergebracht. De onderduikers waren ‘verstopt’ in een kleine ruimte in een slaapkamer achter de zijkant van een dakkapel, die toegankelijk was via een geheime toegang van de boekenkast.
Later werd het een notariskantoor van Krijgers Janzen. Nadat de notaris vertrok, was het pand lang in gebruik als locatie van de Volle Evangelie Gemeente ‘Heil en Lof’. Hierna werd de woning particulier eigendom. De tuin stond in het voorjaar vol met prachtige krokussen, een bezienswaardigheid.
Hier stond tot begin 20e eeuw een pand dat dienst deed als stalhouderij. Eind 19e eeuw had dokter Servaas van Leuven hier zijn paard en koets staan. Dokter Van Leuven woonde aan de overkant van de Bredevoortsestraat, waar nu Trekpleister zit.
Agterhof (Göpse Vetelsels, p.32) schrijft dat de bodedienst naar de Haart verbonden was met “het huis dat thans bewoond wordt door Garrit Coeleman, staande aan de Bredevoortsche Strate met de ene zijde naast het huis van de Jode Gompert David en met de andere naast het Peperstraatje…”. Dat was dus het hoekpand links op de foto. Het huis ernaast, waar later Foto Hubers was gevestigd, is minstens vanaf 1775 tot ca. 1920 bewoond geweest door “Jode Gompert David” en zijn nakomelingen, de familie Van Gelder.
De wat oudere Aaltenaren herinneren zich nog de groente- en delicatessezaak van Stoltenborg op de hoek van de Bredevoortsestraat en de Peperstraat. Later zaten in dit pand onder meer brood- en banketbakkerij Haverkamp en cadeauwinkel TopArt. Tegenwoordig zit hier herenkledingzaak Pepper 8.
Hierna worden er tot ca. 1910 geen bewoners meer vermeld. Het kadaster vermeldt dat het pand in 1860 werd verbouwd. Daarna wordt het perceel tot begin 20e eeuw vermeld als ‘schuur en erf’. Blijkbaar woonde er in deze periode dus niemand.
Op bovenstaande foto zien we links de stalhouderij die hier vroeger stond.Hetzelfde pand nogmaals, met een inkijkje in de Peperstraat.Het huidige pand op deze plek, toen bakkerij Haverkamp er al was verdwenen, blijkens het bord ‘Te Huur’.Fragment kadastrale kaart, 1891 (perceel I-2528)Algemeen Dagblad, 16 september 1972
Deze verdwenen boerderij stond aan de noordzijde van de huidige Bredevoortsestraatweg, vlakbij de bocht naar de huidige Tolhuisweg (te zien op een kaart uit ca. 1850). In een Staatsblad van het Koningrijk der Nederlanden uit 1816 wordt de Vleeschhal genoemd in een lijst, “aanwijzende den loop der liniën van toezigt, welke … over den in- en uitvoer van goederen en koopmanschappen, het vrije van het onvrije territoir afscheiden”. Rond 1911 werd de boerderij afgebroken.
Volgens overlevering mochten veroordeelden van het gericht van Bredevoort hier hun galgenmaal nuttigen, voor hun terechtstelling op de nabijgelegen Galgenbulte.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
C-1190
Gerrit Jan Hunink, landbouwer
730 m² huis en erf
1865
C-2786
Gerrit Hendrik Huinink, timmerman
730 m² huis en erf
1883
C-3084
Derk Willem Swijtink, landbouwer
93 m² huis
1901
C-3654
Gerrit Jan Heijink, timmerman
3110 m² huis en bouwland
1902
C-3654
Gerrit Willem Meinen, landbouwer / kunstdraaier
3110 m² huis en bouwland
1915
C-3654
Jan Hendrik Meinen, landbouwer en jachtopziener
3110 m² huis, schuur en bouwland
1931
C-3654
Gerhard Antoon Prinsen, landbouwer “op de Hutte”
3110 m² huis, schuur en bouwland
Bewoners
Bevolkingsregister 1823-1850
“Peppink”
Dale 58
Gerrit Jan Hunink (Aalten, feb 1778), landbouwer Johanna Berendina Heinen (Aalten, feb 1780)
Volgende bewoners:
Jan Willem Wijnveene (Aalten, 20-05-1821), landbouwer Anna Hendrika Lensink (Aalten, 24-09-1816)
Bevolkingsregister 1850-1860
Dale 73
Jan Willem Wijnveen (Aalten, 20-05-1821), landbouwer Anna Hendrika Lensink (Aalten, 24-09-1816)
De naam van de boerderij verwijst naar de vroegere afsluiting door middel van een gestreept hek van de Walfortlaan door de eigenaar Baron van Pallant, die het Walfort bewoonde. De Walfortlaan was destijds de privé-oprijlaan.
Archieven
Kadaster 1832
Aalten C1193 Jan baron van Pallandt 1130 m² huis en erf
Volgens overlevering gebruikten de richter van Bredevoort en zijn helpers, bij gelegenheid van een terechtstelling op de nabijgelegen Galgenbulte, de maaltijd in de Bruggenhutte. De huidige woning op dit adres is gebouwd in 2006. Daarvoor stond er een oudere woning, die mogelijk in oorsprong teruggaat tot omstreeks 1885, het jaar wanneer er volgens het kadaster voor het eerst sprake was van bebouwing op dit perceel. Of de eerder genoemde overlevering klopt, is dan ook de vraag.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1885
C-3595
Hendrikus Theodorus te Beest, landbouwer
850 m² huis en moestuin
1890
C-3659
Berend Hendrik te Hennepe, klompenmaker
845 m² huis en moestuin
1909
C-3659
Willem te Hennepe, landbouwer en fabriekarbeider
845 m² huis, moestuin en erf
Bewoners
Bevolkingsregister 1890-1900
Dale 89
Berend te Hennepe (Lintelo, 18-10-1846) Hendrika Willemina Koskamp (Heelweg, 14-07-1850)
Bevolkingsregister 1900-1910
Dale 94 > 106
Berend te Hennepe (Lintelo, 18-10-1846) Hendrika Willemina Koskamp (Heelweg, 14-07-1850)
Voormalig woonhuis van de Aaltense notabele Adriaan Pieter Slicher van Bath. Het pand is een goed en gaaf voorbeeld van een villa in een stijl die invloeden vertoont van het neoclassicisme. De villa heeft esthetische kwaliteiten zoals goede verhoudingen, een vrij gave hoofdvorm en een bijzondere detaillering in vormgeving.
Menig Aaltenaar heeft dit pand van binnen gezien, maar bewaart er geen prettige herinneringen aan. Hier was namelijk ook jarenlang de woning en praktijk van tandarts Brandsma gevestigd.
Aan het begin van de twintigste eeuw groeide de behoefte aan een moderne energievoorziening in Nederland. Tot dan toe waren veel huishoudens en bedrijven afhankelijk van olie- en petroleumlampen voor verlichting en van hout of steenkool voor verwarming en koken. Gasverlichting werd gezien als een grote vooruitgang.
Net als in veel andere plaatsen besloot men in Aalten daarom een gasfabriek te bouwen, waarmee huishoudens, bedrijven en straatverlichting van gas konden worden voorzien. De komst van de fabriek betekende een belangrijke stap in de modernisering van de lokale infrastructuur, maar bracht ook de nodige uitdagingen met zich mee.
Het productieproces
In 1905 werd besloten tot de bouw van een ‘steenkolen-gasfabriek’ in Aalten. Twee jaar later, in 1907, werd deze in gebruik genomen. De fabriek produceerde gas door middel van droge destillatie van steenkool. Dit proces hield in dat steenkool werd verhit in afwezigheid van zuurstof, waardoor gas vrijkwam dat kon worden opgevangen voor distributie.
Het ruwe gas bevatte diverse onzuiverheden, zoals teer, ammoniak en zwavelverbindingen. Deze werden verwijderd via condensatie en chemische zuivering. Het gezuiverde gas werd vervolgens opgeslagen in een grote gashouder en via een netwerk van ondergrondse leidingen naar woningen en bedrijven geleid, waar het werd gebruikt voor verlichting, koken en verwarming.
Aanleg van het gasnet
De aanleg van het gasnet bracht echter de nodige overlast met zich mee. Voor de plaatsing van de leidingen moesten de straten regelmatig worden opengebroken, wat leidde tot veel klachten van inwoners.
Tot eind 1908 klaagde men over de slechte toestand van de wegen en het ongemak dat de werkzaamheden veroorzaakten. Toch werd het gebruik van gas al snel steeds populairder, en groeide de gasfabriek uit tot een belangrijke voorziening binnen de gemeente.
In 1919 nam de gemeente Aalten de gasfabriek over voor een bedrag van ƒ 115.000, plus ƒ 29.602,87 voor de infrastructuur, zoals leidingen en gasmeters.
Gaspenningen
Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw hadden sommige huishoudens een gasmeter die werkte met speciale gasmuntjes. Dit systeem, bedoeld om betalingsachterstanden te voorkomen, werd ook in Winterswijk gebruikt. De Aaltense gaspenning was een zinken muntje met een waarde van 10 cent. Was het gas op, dan moest men weer een nieuw muntje in de meter stoppen.
Met de komst van de geiser raakte dit systeem in onbruik. De waakvlam van deze apparaten moest continu branden, en dat was niet toegestaan in combinatie met een muntmeter. Rond 1955-1958 verdwenen de gaspenningen volledig, mede door de invoering van het landelijke aardgasnet.
Het einde van de gasfabriek
De ontdekking van de aardgasbel in Slochteren betekende het einde van de lokale gasfabrieken, waaronder die in Aalten. Het gebouw kreeg daarna verschillende tijdelijke functies, zoals een technische school en later een meubelfabriek (Fa. Hervo), tot het pand in 1964 door brand werd verwoest.
Na de sluiting bleek de bodem ernstig vervuild met gevaarlijke stoffen zoals zwavel en cyanide. De sanering van het terrein werd pas tientallen jaren later, in 2009, volledig afgerond.
Gasfabriek Aalten met in het midden de gashouder, ca. 1920Fragment kadastrale kaart, 1908Het Vaderland, 16 augustus 1904Aaltensche Courant, 19 december 1906 (Ormelstraat 382a)Zutphensche Courant, 26 juni 1907Nieuwe Winterswijksche Courant, 7 augustus 1964
Inmiddels verdwenen, statige woning van burgemeester Monnik, die maar liefst 35 jaar lang burgemeester was van de gemeente Aalten (1910-1945). Langs deze woning liep de tram, welke reed van Lichtenvoorde via Bredevoort en Aalten naar Bocholt. De woning werd in 1968 afgebroken.
Gronden naast en achter de woning waren in het bezit van de familie Monnik. Bij het afscheid van burgemeester Monnik bepaalde hij dat deze gronden ter beschikking moesten worden gesteld van de Aaltense bevolking. Zo werd er kort na de oorlog een gezondheidscentrum gebouwd met badhuis. Na de sloop van Zonneheuvel wilde men op deze plek een verpleeghuis bouwen. De provincie gaf hiervoor echter geen toestemming omdat er al verpleeghuizen waren in Varsseveld en Winterswijk.
In 1969 werd vervolgens een plan ontwikkeld voor de bouw van een overdekt zwembad. Dit zwembad werd gebouwd en in 1972 in gebruik genomen en kreeg de naam ‘Zonneheuvel’. In de decennia die volgden hebben vele Aaltenaren hier hun zwemdiploma’s behaald. De eerste badmeester werd Kor Kremer. Later werd het zwembad verkocht aan reclamebureau Frappant. Naast Zonneheuvel stond de woning van de familie Boom en ook deze is inmiddels afgebroken.