In Aalten was het vroeger gebruikelijk dat veehouders zelf boter karnden en deze aan de plaatselijke winkeliers verkochten. Dit veranderde in 1896 met de oprichting van de Aaltense Coöperatieve Zuivelfabriek (ACZ), beter bekend als de Boterfabriek, op initiatief van de heer Slicher van Bath. Dit bracht een enorme werkbesparing voor de landbouwers, waardoor zij zich intensiever op andere taken konden richten. Bovendien verbeterde de kwaliteit van de boter aanzienlijk.
De eerste vergadering om de mogelijkheden tot oprichting van een coöperatieve zuivelfabriek te onderzoeken vond plaats op 27 december 1895. Dit gebeurde op initiatief van de heer A.P. Slicher van Bath, voorzitter van de afdeling Aalten van de Gelders-Overijsselse Maatschappij van Landbouw. Al snel werd besloten een coöperatie op te richten, waarin uit elke buurtschap van Aalten twee leden zitting hadden.
Men ging voortvarend te werk. Bij akte van 21 februari 1896 werd de coöperatie officieel opgericht bij de toenmalige notaris van Aalten, de heer P. Losecaat Vermeer. Slicher van Bath werd benoemd tot voorzitter. De overige bestuursleden waren W.F. te Bokkel, H.W. Westendorp, C. Tolkamp, H. Lammers, W. Rosier, E. Scheffer, W. Lammers, Joh. Obbink, R. van der Wint, J.W. Klein Poelhuis en G.J. Hoftijzer.
Bouw en uitbreidingen
Een tuin op de Kemena werd gekocht van de heer Arentzen en de bouw van het fabrieksgebouw werd aanbesteed. Samen met de machines bedroeg de investering 18.000 gulden. Dit geld werd verkregen door de uitgifte van obligaties en het plaatsen van aandelen à tien gulden. In de zomer van 1896 kwam het gebouw tot stand. De eerste directeur werd R. de Jong, die deze functie echter slechts anderhalf jaar vervulde. Hij werd opgevolgd door G. de Vries.
Op 21 september 1896 werd de eerste melk ontvangen. In de eerste weken werd er tussen de 2600 en 2800 liter melk geleverd. Aanvankelijk werd de geproduceerde boter voornamelijk naar Engeland verkocht. In de loop der jaren bleef de hoeveelheid aangeleverde melk toenemen, waardoor de fabriek regelmatig moest uitbreiden.
Diefstal
In de nacht van 6 op 7 mei 1920 werd uit een brandkast in het kantoor van directeur De Vries een geldbedrag van ruim 14.000 gulden gestolen. Na maandenlang onderzoek door Justitie en Marechaussee in deze geruchtmakende zaak, leidde een heuse undercoveroperatie uiteindelijk tot de arrestatie en veroordeling van de twee daders.
In 1936 werd uitgebreid stilgestaan bij het 40-jarig bestaan. Bekend werd de zuivelfabriek door de kaasmakerij. In 1976 werd het bedrijf gesloten.
Supermarkt
Lambertus Kip had een kleine ELKA supermarkt aan de Hogestraat. De naam ELKA was afkomstig van de initialen van de oprichter (L.K.). Kip wilde zijn imperium drastisch uitbreiden en kocht de oude zuivelfabriek voor ruim 1 miljoen gulden. Hij bouwde het pand om tot een Elka Giganta supermarkt.
Deze supermarkt werd op 7 september 1978 geopend. Iedere inwoner kreeg een pentekening van de oude Roomboterfabriek. Door de wijze van leidinggeven en de gedwongen winkelnering die men aan de werknemers wilde opleggen kwam het in 1980 in de Aaltense vestiging tot een bedrijfsbezetting door de Dienstenbond FNV.
Door deze kwestie werd het bedrijf beschadigd en verkocht aan Albeda Jelgersma van groothandel Unigro. Er vestigde zich een Almarkt, later werd het Super Hendriks en tenslotte Super de Boer. Na de overname door Jumbo werden de gebouwen van de voormalige zuivelfabriek in 2012 gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw voor de supermarkten Jumbo en Aldi.
Adresgeschiedenis
Bevolkingsregister 1900-1910
Aalten 98/1 > A118
Bevolkingsregister 1910-1920
Aalten A118 > A120
Adresboek 1934
Aalten A120 > Admiraal de Ruijterstraat 10
Boterfabriek
Adresboek 1967
Admiraal de Ruyterstraat 10
Coöp. Zuivelfabriek
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Briefhoofd ‘Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Aalten’, 1910Zuivelfabriek Aalten, tegeltableau ca. 1915‘Aaltensche Coöp. Zuivelfabriek’Sticker die op de kazen werd geplakt voordat ze de Aaltense zuivelfabriek verlieten voor de verkoop of export (foto: Hans Schutte)Nieuwe Winterswijksche Courant, 25 augustus 1976
De molen ‘op ’t Rot’ stond tussen het huis aan de Admiraal de Ruyterstraat nummer 7 en de toenmalige Breukelaarschool (MULO) aan de Piet Heinstraat. Deze buurt werd ’t Rot genoemd. In de volksmond stond de molen bekend als de ‘molen van Hakstege’.
De molen werd in 1896 gebouwd door Derk Hakstege (1860-1953), op de plek waar daarvoor ook al een molen stond die echter was afgebrand. Deze voorganger was een achtkante beltmolen genaamd ‘De Knötte’.
Zoon Abraham Wessel Hakstege (1889-1964) was ongeveer 7 jaar oud toen de molen werd gebouwd. De benodigde bakstenen werden per spoor aangevoerd. Het transport van de stenen gebeurde nog met paard en wagen. De afstand tussen het spoorstation en de nieuw te bouwen molen was ongeveer 3 tot 4 honderd meter en zoonlief kreeg de opdracht het paard en de wagen te begeleiden.
Onttakeling
In 1931 werd de molen onttakeld, omdat de kosten voor een nieuwe as die op dat moment nodig was, niet op te brengen waren. De molen liep daarna in 1952 zware stormschade op. Rond 1970 werd ook de romp verwijderd.
Na het overlijden van zijn vader werd Abraham Wessel op 1 juli 1954 eigenaar van de molen. Wegens ziekte, ouderdom en het ontbreken van een opvolger voor het beroep van molenaar werd de molen op 27 september 1963 verkocht aan de Breukelaarschool die ruimte nodig had voor uitbreiding.
Adresgeschiedenis
Adresboek 1934
Aalten A105 > Admiraal de Ruyterstraat 5
Molen
Adresboek 1967
Admiraal de Ruyterstraat 5
Molen
Aaltensche Courant, 2 november 1923
Aaltensche Courant, 16 januari 1940
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
De firma Peters & Gans (PEGA) was één van de bedrijven in Aalten die actief was in de voor Nederland unieke hoornindustrie. Bij PEGA werden pijpen, wandelstokken en snuifdozen gemaakt.
In 1896 verliet Johannes Peters de hoornwerkplaats van zijn vader aan de Köstersbulte en sloot een vennootschap met Marcus Gans, een Joodse koopman. Gans financierde de firma genaamd PEGA (Peters & Gans). De pijpenfabriek stond aanvankelijk naast Peters’ woning aan de toenmalige Gasthuisstraat (nu Haartsestraat).
Naast Duitse pijpen voor Duitse reservisten werden wandelstokken met hoornen handvatten vervaardigd. Nadat de fabriek in 1917 totaal uitbrandde, vestigde Johannes Peters zijn pijpenfabriek aan de Admiraal de Ruyterstraat. In plaats van Duitse pijpen werden er vooral bruyèrepijpen gemaakt.
In 1931 publiceerde de Graafschapbode een artikel over „De Aaltensche Hoornindustrie”, en schreef daarin over Peters & Gans:
We bezochten de fabriek der firma Peters & Gans te Aalten, fabrikante van hoornen-, kunsthoornen- en houten pijpen en van de typische Duitsche pijpen met veel hoornen versiersels, van wandelstokken en… van snuifdoozen! Mooie, geheel uit hoorn vervaardigde snuifdoozen, die afzet vinden onder de mijnwerkersbevolking van Zweden en Duitschland.
Deze firma, die haar producten reeds in 1897 met een gouden medaille bekroond zag, vervaardigt een groote verscheidenheid van rookartikelen, te weten de door iedereen gebruikte houten pijpen, kunsthoornen pijpen, sigaren- en sigarettenpijpen, terwijl deze fabriek zich in het bijzonder toelegt op de fabricage in ’t groot van mondstukken voor pijpen, o. a. voor de Goudsche doorrookkoppen. Deze mondstukken worden gemaakt van hoorn of kunsthoorn, vaak in verbinding met het zgn. Weichselhout of reukhout, dat de „smaak” van het rooken verhoogt.
De typische lange Duitsch pijp is een „specialité de la maison” dezer fabriek!
Eenige pijpen der Fa. Peters & Gans
Zooals uit een der bijgaande foto’s blijkt, bestaat zoo’n pijp uit een aaneenschakeling van kunstig bewerkte hoorndeeltjes; de arbeiders, die deze kunstig bewerkte pijp-exemplaren maken, zijn ware beeldhouwers in ’t hoornvak! Vooral Amerikanen koopen deze pijpen graag, die ze meenemen als aandenken aan Holland… om dan hun landgenooten te vertellen, dat heel Holland uit deze merkwaardige pijpen rookt! De fa. Peters & Gans zou willen dat het waar was!
„Duitsche pijpen”
Het is evenwel een pijp, waaruit men dient te rooken in de entourage van een oude boerenhofstede of te midden van een gezellige meubileering van ettelijke tientallen jaren geleden, ’t liefst met een zwart pak aan en een calotje op! Juist dit aparte karakter van deze ouderwetsche pijp is tegelijk charme; het is de moeite waard haar als sieraad aan een pijpenrek te hangen en er voor de curiositeit bij tijd en wijle uit te rooken. Deze „Duitsche pijpen” vinden hun afzet in Holland en gaan voorts, zooals we al opmerkten, veel naar Amerika en ook naar Duitschland. ’t Zijn dus eigenlijk Hollandsche „Duitsche” pijpen.
De hoornen onderdeeltjes van deze pijpen worden op de draaibank vervaardigd. Behalve pijpen en snuifdoozen is de fa. Peters & Gans leverancierster van wandelstokken, waarin ze engros handelt; zij specialiseert zich in het goedkoope en midden-genre, maakt bergstokken voor de Valkenburgsche toeristen, rieten stokken voor de veemarkten, moderne heeren-wandelstokken, met hoornen of kunsthoornen knoppen of versieringen.
Een veel gebruikt materiaal is tegenwoordig, aldus verzekerde de firmante ons, het Tohiti-riet uit Ned. Oost-Indië, een lichte en sterke stok, die zeer buigbaar is. De houten stokken komen meest uit Midden-Europa; zij hebben dan doorgaans reeds den haakvorm ruw aangebracht, waarna men de stokken eerst kurkdroog laat worden en vervolgens naar ons land expedieert. Omdat ze dan al wat op wandelstokken lijken, belast de fiscus ze aan de grens met 8% invoerrecht, hetgeen de fa. Peters & Gans een zeer onjuiste practijk vindt, daar hier de grondstof voor de Nederl. industrie belast wordt!
40-jarig jubileum
In 1936 vierde de firma Peters & Gans haar 40-jarig jubileum. De Aaltensche Courant schreef toen het volgende:
Heden voor 40 jaren, 1 Mei 1896 werd alhier de acte van oprichting der firma Peters & Gans verleden. De oprichting dezer firma was zuiver een uitvloeisel van plaatselijke toestanden. De ouderen onder onze lezers zullen zich zeker nog herinneren dat in de vijftiger jaren hier ter plaatse de hoornindustrie werd gesticht door den heer B. Vaags. Deze verwerkte toen het dichte deel der horens, het open gedeelte was eigenlijk afval voor de pijpenfabricatie. Dit afval werd later door den heer A. ten Dam productief gemaakt door het aan te wenden voor vervaardiging van kammen. Deze kammenfabricage nam zoo’n groote vlucht dat weldra de bordjes werden verhangen, en de pijpenfabrikanten kochten toen de punten bij de kammenfabriek.
De vader van den huidigen oudsten firmant-oprichter de heer Joh.s Peters was een der eerste knechts van B. Vaags, hij begon een eigen bedrijf op de Hoogestraat, later in het pand hoek Markt. Een 20-tal werklieden vonden hier toen emplooy. In 1896 zette de heer Peters zijn bedrijf stop. Zijn zoon de heer Joh.s Peters stichtte toen de zaak, die door associatie met de heer M. Gans, de firmanaam Peters & Gans kreeg.
Dit bedrijf was op veel moderner leest geschoeid. Voor de primitieve trapbeweging kwam de motorische drijfkracht. In 1900 trad de heer Gans uit de firma. Op 27 Mei 1917 werd de fabriek aan de Gasthuisstraat door brand totaal verwoest en niet herbouwd, doch in Juni reeds werd het bedrijf weer voortgezet in de voormalige meubelfabriek van den heer Vreede, die door bijbouw en verbouw aan den eisch en behoeften van het bedrijf was aangepast.
Hoofdzakelijk werden pijpen gefabriceerd, de grondstoffen waren hoofdzakelijk de op de kammenfabriek onbruikbare stukken van de horens. Naast pijpen werden wandelstokken vervaardigd, het afzetgebied was voor beide producten tot den oorlog hoofdzakelijk over de grens gelegen.
Thans zijn de bordjes evenwel verhangen en importeert het bedrijf meer dan de export bedraagt, de eigen productie is tot een minimum moeten worden teruggebracht. Een groote tegenstelling met de mobilisatiejaren toen de vraag de productie overtrof. Het echte pijpendraaien zooals dat vroeger gebeurde was een mooi, doch zeer moeilijk vak en vereischte naast handigheid, smaak en initiatief.
Velen hebben gedurende deze 40 jaren een werkkring in de fabriek der firma gevonden. Een der oudste werklieden die er bijna vanaf de oprichting werkzaam is, is de heer G. Eppink.
De tabakspijp is het hoofdartikel dat de zaak thans pousseert, de rookers zullen de bekende bruyere „Pega” pijpen wel niet vreemd zijn. De houten „koppen’ worden ruw geïmporteerd, de „spitsen” of mondstukken zijn eigen fabrikaat. Naast de bruyere pijpen worden nog steeds de z.g. Duitsche pijpen vervaardigd, welke in bepaalde streken nog steeds aftrek hebber., en de firma Peters & Gans is in haar rayon eigenlijk de eenigste die aan de vraag naar dit artikel kan voldoen.
De heer Joh.s Peters welke z’n twee zoons in de firma heeft opgenomen is ondanks z’n 69 jaren nog geregeld in de weer voor den bloei van z’n bedrijf met een vitaliteit die menig jongere hem zal benijden.
Heden is het voor firmanten en personeel een feestdag, ongetwijfeld zal men van het uitstapje naar Emmerich genieten, en zullen de ups and downs van het bedrijf nog wel de revue passeeren. Gaarne feliciteeren we de firmanten met dit jubileum en verbinden daaraan de wensch dat hun bedrijf zich in een gestagen bloei moge verheugen.
De jubileerende familie.
In 1953 schrijft Dagblad Tubantia:
“De kleine pijpenfabriek der fa. Peters en Gans bestaat nog en er worden ook nog pijpen vervaardigd, doch in hoofdzaak is dit bedrijf toch wel overgeschakeld op grossierderij, ook in allerlei aanverwante rookartikelen.”
Woning Joh. Peters en pijpenfabriek aan de Gasthuisstraat in Aalten.Fragment kadastrale kaart, 1951 (perceel I-7558), aan de Admiraal de RuyterstraatLimburger Koerier, 7 juli 1910Zutphensche Courant, 29 mei 1917Jubileumlogo, 1896-1946Aaltensche Courant, 7 februari 1950