Tag: Aalten Achteruit

  • Zware straffen wegens plundering

    Zware straffen wegens plundering

    Aaltensche Courant, 24 juli 1945

    Vrijdag werd in de raadzaal van het gemeentehuis wederom een zitting gehouden van de Krijgsraad. Als president fungeerde Majoor Jhr. Mr. van Nispen tot Sevenaer, terwijl als auditeur-militair optrad Mr. Arriëns.

    Met gesloten deuren werd allereerst de zaak tegen H.A. v. T. behandeld, die wegens een zedendelict veroordeeld werd tot 1 jaar gevangenisstraf, waarvan 8 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.

    Eveneens met gesloten deuren werd de zaak van F.K. Meijnen behandeld, die wegens plundering veroordeeld werd tot 9 maand tuchtschool. Verdediger in deze zaak was Mr. Voorink uit Winterswijk. A. Meijnen, die als puinopruimer uit een gebombardeerd huis sigaren en tabak ontvreemd had, werd na een pleidooi van Mr. Voorink veroordeeld tot 3 maand gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar.

    E.J. ter Heurne wordt er van beschuldigd een damesrijwiel te hebben weggenomen toebehoorende aan Mej. J.W. Wesselink. Verdachte ontkent het rijwiel te hebben weggenomen. Volgens hem heeft hij het karretje opgeborgen, toen het door een SS-man was achtergelaten. Hij heeft er met het oog op de rijwielvordering, de banden en het zadel afgenomen. Dit gebeurde in October 1944. Als getuige à decharge wordt gehoord Mej. D. Kuijntjes die de lezing van verdachte bevestigt. Zij heeft nog op het rijwiel gereden.

    Er ontspon zich over deze zaak een debat tusschen den verdediger en de rechtbank over de toedracht. Er kon geen klaarheid gebracht worden, daar de gestolen fiets eerst maanden na October ontvreemd is. De zaak wordt daarom geschorst om nog enkele getuigen te hooren.

    Intusschen verschijnt M. Wensink voor de groene tafel teneinde zich te verantwoorden over het feit dat hij 4 kg. spek gegeven heeft voor een gestolen rijwiel. Verdachte ontkende geweten te hebben dat de fiets van diefstal afkomstig was, hetgeen de Auditeur-militair niet erg geloofwaardig vond, gezien de eisch: 3 mnd voorw. met een proeftijd van 2 jaar en een geldboete van ƒ 500.—. De rechtbank oordeelde er echter anders over en sprak beklaagde vrij.

    Een zekere Melitz, een SS-man, scheen een aardig partijtje kunstmest opgeslagen te hebben. Nu hij verdwenen is, hebben een aantal landbouwers de zaak eens bekeken en de meststof op hun landerijen gebracht. Dit bracht hun thans voor de rechtbank, die hen veroordeelde tot geldboeten varieerende van ƒ 25.— subs. 25 dagen, terwijl er één vrijgesproken werd. Na onderling overleg trokken ze maar meteen „de knippe”. Het was tenminste geen zwarte prijs.

    H.J. te Grotenhuis had het een en ander noodig, o.a. een broodmes, een directoir en een paar koeienhalsters, en stal deze bij verschillende menschen. Het is dezelfde persoon die onlangs een N.B.S.-man met een mes heeft bewerkt tijdens zijn arrestatie na de ontvluchting. Te Grotenhuis maakte geen erg betrouwbare indruk en is blijkbaar niet geheel toerekenbaar. Hiermede hield de rechtbank blijkbaar ook rekening en veroordeelde hem tot 6 mnd gevangenisstraf.

    Hierna kwam de zaak van E.J. ter Heurne weer in behandeling. Het karretje werd binnen gereden en door de eigenaresse Mej. Wesselink bekeken. Zij verklaarde dat het inderdaad haar fiets was. A.J. Wentink als getuige gehoord, verklaarde dat hij de bewuste fiets bij ter Heurne in beslag heeft genomen. Hij herkende ook het rijwiel. De getuige à decharge Mej. Kuijntjes kwam ook de fiets bekijken en kan het rijwiel slechts ten deele herkennen. De fiets, welke zij in October bij ter Heurne zag, was mooier. Nadat in deze zaak ook nog als getuige gehoord was de gemeente-opzichter R. Hoogeveen, eischt de Auditeur-militair een gevangenisstraf van 2 jaar. De rechtbank bracht het terug tot de helft, zoodat ter Heurne voor dit feit 1 jaar zal moeten zitten. Mr. Voorink pleitte ook in deze zaak.

    De volgende verdachten hebben heel wat op hun geweten. Er is een schaap gestolen en geslacht; er zijn een 50-tal eieren weggekaapt en een aantal kippen en nog een hoeveelheid te velde staande tabaksbladen. Hiervan worden verdacht de gebrs. A.H. en H.J Bettink in vereeniging met H. Dibbets, die weer tesamen met T.W. Jansink schapenwol stal en met één van de broeders Betting pl.m. 500 kg. aardappelen.

    Ook voor eigen rekening werkten de heeren Betting en Dibbets. Zoo gapte H.J. Betting bij het puinruimen bij het huis van F.J. te Linde, twee hemden, een paar sokken en een hoeveelheid tabak; H. Dibbets een horloge, een hemd, een paar sokken, klosjes naaigaren en een spel speelkaarten. Tenslotte was de vader van de broers, H.J. Bettink Sr. de aanleidende oorzaak van de diefstallen van het schaap en de aardappelen en moest zich wegens opzettelijke uitlokking verantwoorden.

    De jongens bekenden vlot het te laste gelegde, maar Bettink Sr. verklaarde dat alles gelogen was. Dat hij tot de diefstallen aangezet zou hebben, was duimzuigerij. Integendeel hij had de jongens altijd het goede voorgehouden en ze verboden te stelen. Deze verklaring veroorzaakte, gezien ’s mans antecedenten, nogal hilariteit. De vonnissen waren lang niet malsch. A.H. Bettink kreeg 3 jaar met aftrek van voorarrest.

    T.W. Jansink zag zich 6 maand toegewezen, terwijl over H. Dibbets nog een rapport uitgebracht zal worden over de mogelijkheid hem in een jeugdgevangenis te plaatsen. Over H.J. Bettink Jr. zal een psychiatrisch rapport uitgebracht worden, daar deze sterk verminderd toerekenbaar geacht werd. H.J. Bettink Sr. plukte de wrange vruchten van zijn goede bedoelingen en zal de eerste jaren niet in staat zijn, zijn zoons op het goede pad te houden. Hij kreeg n.l. 4 jaar.

    Als slachtoffer van zijn goede bedoelingen stond vervolgens terecht E.J. van de Lende, die bij het puinruimen uit het huis van F.J. te Linde een heerenpantalon, een lap voeringstof en een coupon had meegenomen, om deze te bewaren en zoo uit de handen van de Duitschers te houden. Dit gebeurde op 24 Maart. Intusschen was echter van de stof al een rokje gemaakt, hetgeen de rechtbank hem erg kwalijk nam. Ook had hij vergeten de zaak terug te brengen. Eerst toen het geval in handen van de politie was, kwamen de goederen terug. Deze vergeetachtigheid kostte hem 8 maanden gevangenisstraf, terwijl de goederen teruggegeven moeten worden.

    Aan het slot van de zitting bracht de president Maj. Jhr. Mr. van Nispen tot Sevenaer, een woord van hulde aan wachtmeester Bruggeman, die door zijn uitstekend werk en zeer goede processen verbaal het werk van de rechtbank ten zeerste heeft verlicht.

    Bron


  • Ingezonden brief: de bevrijding

    Ingezonden brief: de bevrijding

    De Graafschapper, 18 mei 1945

    Brieven uit de Graafschap

    Amice,

    Ik kan me voorstellen, dat je als oud-Achterhoeker, geboren en getogen in onze mooie streek, brandend benieuwd bent naar nieuws uit onze contreien en hoe we het hier met zijn allen maken. Het zal me een genoegen zijn je af en toe op de hoogte te brengen, van wat er hier alzoo gebeurd is en gaat gebeuren. Laat ik maar beginnen met te vertellen, dat we er hier in onzen Achterhoek over het algemeen goed afgekomen zijn. De Tommies die hier vlak voor Paschen uit de richting Bocholt binnenkwamen, stonden verbluft over het vriendelijke, voor het oog nog welvarende land. waarin ze, na de puinvelden van Duitschland, plotseling overgezet waren.

    „Je ziet hier weer een onbeschadigd huis,” zei er een tegen me, „en je ziet warempel weer eens vriendelijke menschen, die lachen en je toewuiven! Dat hebben we de laatste maanden wel anders meegemaakt” Toch is het ons niet cadeau gegeven hoor, denk dat niet. Het laatste half jaar vooral heeft het hier aardig gespookt. Ook op politiek terrein. Het was razzia op razzia. Groenen, zwarten, landwachten, Gestapo, S.S., al dat fraais in zijn verschillende variaties hebben we hier meegemaakt. Enfin, je hebt dat zelf ook ervaren in de stad. dus je weet er alles van. Laat ik je liever vertellen, hoe we hier de bevrijding vierden, toen bekend werd, dat ons heele volk uit de slavernij verlost werd.

    Ik kan dat het beste vertellen van Aalten, waar ik het toevallig zelf meemaakte, maar ik weet wel zeker, dat in den heelen Achterhoek hetzelfde enthousiasme heerschte. Moet je vandaag eens in Winterwijk komen, dat versleten werd voor een broeinest van de partij, nietwaar? Het blijkt nu pas, wat een “dun” laagje van de bevolking daar toch eigenlijk de terreur op gang hield, want er is geen een gemeente in den Achterhoek, waar je zoo uitbundig ziet vlaggen als juist daar.

    De muziek was direct op de been, dat snap je. ’s Middags al trok een heele stoet met kinderen en ouderen er achteraan door de versierde straten en het was een feest om weer eens een Hollandsche marsch te hooren. De zaak hield even stil voor het huis van Jan Wikkerink. die ken je misschien nog wel van school vroeger. En anders zeg ik maar „Oome Jan”, dan weet tenminste elke onderduiker in den Achterhoek om wie het gaat. Nu, die muzikale hulde bij hem voor de deur was mijns inziens precies op zijn plaats. Want dat is nu maar een doodgewone aannemer, nietwaar? maar wat heeft die man in de oorlogsjaren een hoop gepresteerd zoo stiekum weg.

    Hij was in alle stilte districtshoofd van de Landelijke Organisatie voor Onderduikers en had er de zorg voor, dat al die knapen in het leven en zoo mogelijk uit handen van de slavenjagers bleven. Hij heeft er met zijn mannetjes talloozen ondergebracht, (je weet toch dat ze daar in Aalten den naam hadden. dat er evenveel onderduikers als inwoners waren?) en waar het noodig was al die lui ook van bonkaarten te voorzien, niet alleen stadsmenschen, maar ook een heeleboel Joden en verder alles wat, met de Gestapo op de hielen, den Achterhoek kwam binnenvluchten. In samenwerking met de Knockploegen zijn er in onze omstreken heel wat distributiekantoren met een vruchtbaar bezoek vereerd en Oome Jan had daar altijd de stille, voorzichtige leiding van.

    Het verbaasde dan ook niemand, toen er op een nacht juist bij hem op de stoep een kind te vondeling werd gelegd. Hij wist immers met alles en met iedereen raad en hij was nu eenmaal hèt groote plaatsingsbureau, ook blijkbaar voor babies. Enfin, die kleine hoefde niet ver te gaan, hij bleef aan hetzelfde adres, d.w.z. aan de andere kant van de voordeur, waar hij liefderijk werd opgenomen. Het was precies op den 21sten September en zoodoende werd de vondeling den volgenden morgen met een stalen gezicht officieel op het gemeentehuis onder den naam Willem Herfstink aangegeven. (Het achtervoegsel „ink” beteekent in het Achterhoeksch immers „de zoon van”). Maar den eersten dag van de bevrijding kwam de „Zoon van den Herfst” weer op zijn eigen adres, nl. bij de Jodenmeester, die met zijn vrouw dol gelukkig was, dat ze hun kleine in zoo’n gevaarlijken tijd veilig bewaard hadden geweten. Je snapt dat dat kaartje weer met echt-Achterhoeksche slimheid doorstoken was. De dokter had het kind van de ondergedoken ouders linea recta naar Oome Jan gebracht, die het al stond op te wachten achter de deur.

    Het was een schrik voor de geheele streek toen ze Oome Jan eindelijk te grazen kregen. Als de heele streek het tenminste zoo gauw vernomen heeft, want de gevangenschap duurde maar een paar uurtjes. De knockploeg had het nog wel gauwer in orde kunnen maken, maar ze moesten even wachten op den dokter voor de chloroform en de dienstdoende wachtmeester van de marechaussee moest toch ook even instudeeren, hoe hij zich zoo echt mogelijk moest laten bedwelmen. Maar toen was het ook zoo gebeurd, alleen de dokter was nog anderhalf uur bezig den goeien wachtmeester tot het leven terug te roepen, want de jongens hadden hem wat al te enthousiast met de chloroform-dot bewerkt.

    De rustige figuur van Oome Jan was sindsdien uit het gezicht verdwenen, maar hij had nu zooveel te meer tijd voor zijn illegale werk. De Duitschers waren als gewoonlijk ziedend en wisten niets beters te doen dan in machtelooze woede een paar handgranaten in zijn huis te gooien, dat natuurlijk finaal uitbrandde. Maar beter het huis dan Oome Jan, zei ieder getroost en zoodoende was die muziek van de week dan ook een spontane hulde vande heele bevolking. En het was zeker ook met instemming van het heele dorp, toen er later nog een paar liederen gespeeld werden voor het huis van wijlen dr. der Weduwen, die zoo ontzaglijk veel clandestiene hulp verleend heeft en in ’t bijzonder voor tal van jongens in de kampen van Bocholt en Rees een redder uit den nood is geweest. De Achterhoek weet feest te vieren, maar ook mee te leven met hen voor wie het feest onmogelijk is door schrijnende herinneringen.

    Daar vertel ik je tot slot van mijn brief nog één voorbeeld van, dat je goed zal doen. Het was op een der buurtschappen, dat de muziekvereeniging rond ging langs de hoeven met schetterend feestgeschal. Maar er hing juist over deze buurtschap een schaduw. Op den laatsten dag voor de bevrijding had een voltreffer in een schuilkelder vijf kinderen uit één gezin, met nog twee oudere evacué’s, uit het leven weggerukt. De plek van die ramp lag aan den grooten weg, waar de stoet langs kwam. Maar op honderd meter van die plaats zweeg de muziek en in stilte ging men verder. En daar bij die uitgebrande schuilkelder werd toen in het ontroerende zwijgen van alle buurtgenooten dat koraal gespeeld van den 103den Psalm: Gelijk het gras is ons kortstondig leven… Daarna trok men met stille trom weer verder en eerst op grooten afstand van die plek werd de feestmuziek hervat.

    Ik schrijf je dit, omdat ik weet, dat het je goed zal doen. De oorlog heeft ons niet verhard en gevoelloos gemaakt. Daar is nog ruimte in het Achterhoeksche hart voor medegevoel en stille piëteit.

    Tot wederschijvens, je
    GERT GROOTERS

    Bron


    • De Graafschapper, 18 mei 1945 (via Delpher)
  • Een brief uit verre landen

    Een brief uit verre landen

    De Graafschapper, 15 mei 1945

    Een dezer dagen bracht voor de fam. Houwers, „Neerhof” te Dale een eigenaardige verrassing. Zij kregen n.l. een brief van een Franschman, die daar ongeveer drie weken zijn toevlucht zocht en vond, maar toen helaas door wreede S.S.-mannen werd weggesleept, evenals de Apeldoornsche onderduiker Henk, die ook het slachtoffer werd. Een derde voortvluchtige zag kans nog te ontsnappen.

    Ongeveer midden Juli van het vorige jaar arriveerde onze Remy bij Houwers. „Goed volk”, was zijn eerste vraag. Onmiddellijk merkte men aan de eigenaardige uitspraak, dat het een buitenlander was. Veel tijd voor praten was er niet, en daarom werd hij vlug naar den zolder getransporteerd, waar hij den tijd verkortte met aardappels schillen en boontjes doppen. De grootste moeite leverde het verschil in spraak op, zoodat hij zich alleen maar aan de dochter, een onderwijzeres, verstaanbaar kon maken. Maar dan kwamen er soms ook spannende verhalen los.

    Hij was, zoo vertelde hij, een Fransch onderofficier, dis o.a. op Madagascar, in Afrika en in Fransch Achter-Indië gevochten had. In 1940 was hij helaas één van de eerste krijgsgevangenen die er gemaakt werden. Er was echter ook geen soldaat in het heele kamp, die vlijtiger was dan Remy. Spoedig had hij het vertrouwen van zijn bewakers gewonnen. Dientengevolge verplaatste men hem naar een fabriek in Krefeld. Door een voorgewende ziekte moest hij abnormaal vaak naar de W.C. Hierdoor kreeg hij de kans om plannen te maken voor zijn ontvluchting. Dit had hij al drie keer eerder geprobeerd, maar altijd hadden ze hem, nog voor hij in Frankrijk was, weer gegrepen.

    Bron

    In zijn werkplaats maakte hij een kompas van een oud conservenmesje. Een scheermesje, dat met een mes magnetisch gemaakt was, werd op een vriigezellenknoop bevestigd. Op de Noordpool van de magneet een beetje radium gedaan en zoo kon hij zich, ook ’s nachts, oriënteeren. De sigaretten werden bewaard en ingeruild voor een burgerpak. Hij trof zijn laatste voorbereidingen, deed zijn „ziekte” nog eenmaal „de eer” aan en ontvluchtte toen door het W.C.-raampje. Na een reis van 4 dagen, waarbij hij overdag onder de doornen een hazenslaap hield en ’s nachts, door zijn kompas geholpen, naar het Noorden vluchtte, passeerde hij veilig de grens. Tegen den morgen bereikte hij Houwers, waar hij zoo onthaald werd, dat hij besloot hier te blijven.

    Drie weken bleef hij op ,,’t Neerhof” en toen werd hij voor de vijfde maal gegrepen en meegevoerd naar Arnhem. Hierna, zoo schrijft hij in zijn brief, werd hij opgesloten in een kamp bij Bocholt. In September werd hij echter verplaatst en kwam hij in Münster terecht. Maar hier werd het al spoedig te warm voor de Duitschers, omdat „het stel idioten”, zooals Hitler zich in zijn rede eens uitdrukte, al maar in hun richting optrok. Zij zagen zich dus genoodzaakt weg te trekken en nu werd hun doel: Bremen. Maar onderweg, zoo schrijft Remy, had ik geen zin hen nog verder te volgen, met andere woorden: Voor de vijfde keer zag onze vriend kans te ontsnappen. En dit keer had hij meer geluk, want een week na zijn laatste vlucht kwamen de Amerikanen hem verlossen en brachten hem veilig terug in zijn geboorteplaats; Palalda, in de Pyreneeën.

    De brief was den 18en April 1945 geschreven en bereikte 9 Mei het doel van zijn bestemming. Wij wenschen de fam. Houwers, die zooveel voor dezen jongeman deed, van harte geluk met dezen brief en we hopen dat ook de andere onderduiker Henk, die eerst naar Amersfoort gebracht werd en daarna in Duitschland terecht kwam, spoedig weer, met al de anderen die daar nog zijn, op vaderlandschen bodem mag terugkeeren.

    Nationaal Onderduikmuseum

    Markt 12, Aalten. Hier zaten tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduikers verstopt.
    ‘Onderduikpand’ Markt 12, Aalten

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Aalten een toevluchtsoord voor een groot aantal onderduikers. Om de herinnering aan dit deel van de geschiedenis vast te leggen en levend te houden is in Aalten het Nationaal Onderduikmuseum opgericht. Het museum richt zich op het tonen en documenteren van de verhalen van onderduikers en de mensen die hen hielpen. Het laat zien hoe gewone mensen in buitengewone omstandigheden moed en medemenselijkheid kunnen tonen.

    Het museum is deels gevestigd in een pand met een bijzondere geschiedenis: Markt 12. Dit was destijds het woonhuis van een gezin met kinderen. Op zolder werden onderduikers verstopt en de kelder was een schuilplaats voor buurtbewoners, terwijl de woonkamer door de bezetter was gevorderd als ‘Ortskommandatur’.

    Meer informatie: nationaalonderduikmuseum.nl

  • Spelend de dood in

    Spelend de dood in

    Piepersweg, Aalten

    Aan de Piepersweg in de Aaltense Heurne staat een gedenkteken ter herinnering aan een tragisch ongeluk dat kort na de bevrijding van Aalten plaatsvond. Het monument is opgericht ter nagedachtenis aan drie jonge jongens die bij het ongeval om het leven kwamen.

    Op de middag van 4 april 1945, slechts enkele dagen na de bevrijding, speelden de jongens Wim Schenk (8 jaar), zijn broertje Henk Schenk (6 jaar) en hun vriendje Wim Wisselink (5 jaar) buiten. In een droge sloot langs de Bocholtsestraatweg vonden ze een projectiel. Zich niet bewust van het gevaar, gooiden ze het naar elkaar toe. Op een gegeven moment wierp één van de jongens het projectiel tegen de muur van een nabijgelegen woning, waarop het explodeerde.

    De gevolgen waren afschuwelijk. Wim Schenk overleed ter plekke. Zijn broertje Henk en Wim Wisselink raakten zwaargewond en werden overgebracht naar een militair noodhospitaal in Barlo, waar zij kort na elkaar overleden.

    In 2011 verscheen een boekje over deze dramatische gebeurtenis met de titel: ‘Spelend de dood in’, geschreven door Louis Veldhuis.

    Zeventig jaar na het ongeluk, in 2015, werd op de plek van het drama een monument onthuld. Het bestaat uit een sokkel met afbeeldingen van de drie jongens en is ontworpen door kunstenares Ans Braamskamp. De onthulling werd verricht door nabestaanden van de familie Schenk.

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • De Bevrijding van Aalten

    De Bevrijding van Aalten

    30 maart 1945

    Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, op Goede Vrijdag 30 maart 1945 werd Aalten bevrijd door Britse troepen. Deze bevrijding maakte deel uit van de grootschalige geallieerde opmars door Oost-Nederland, direct na de oversteek van de Rijn tijdens Operation Plunder. De bevrijders behoorden tot de 1st Battalion Grenadier Guards en het 3rd Battalion Irish Guards, beide onderdeel van de 32nd Guards Brigade binnen de Guards Armoured Division van het Britse leger.1

    Opmars naar Aalten

    Eind maart 1945 trokken de Guards vanuit Duitsland de Achterhoek binnen. De Grenadier Guards vormden de voorhoede en rukten op langs de Bocholtsestraatweg richting Aalten en daarna verder naar Enschede, met de Irish Guards als gemechaniseerde infanterie in hun kielzog.2 De opmars werd bemoeilijkt door verwoeste bruggen, mijnenvelden en felle tegenstand van terugtrekkende Duitse eenheden.

    De King’s Company van de Grenadier Guards kreeg de opdracht om via de zogeheten ‘centre line’ richting het centrum van Aalten op te rukken. Echter, belangrijke bruggen bleken door de Duitsers te zijn opgeblazen. De brug aan de Bodendijk was deels nog intact en majoor Baker, commandant van de King’s Company, leidde zijn mannen hier overheen.3

    Bij de spoorlijn aangekomen stuitten de mannen op hevig verzet en werden ze bestookt met mortiervuur en granaten. Het gevecht met de vijand had rampzalige gevolgen voor de bevrijders: meerdere soldaten kwamen om, onder wie pelotonscommandant Andrew Duncan.4

    Omstreeks middernacht sneuvelden nog eens twee soldaten van de Irish Guards doordat hun voertuig op een mijn reed in de toenmalige Dijkstraat (nu Plein Zuid). De explosie leidde tot een felle brand waarbij het oude café Vultink volledig afbrandde. De volgende dag, 31 maart 1945 kwamen twee genisten van de Royal Engineers om tijdens het ruimen van mijnen.5

    Verliezen en begraafplaats

    Van de in totaal 13 omgekomen Britse soldaten, liggen er 12 begraven op de algemene begraafplaats Berkenhove in Aalten. Pelotonscommandant Andrew Duncan ligt begraven op het Reichswald Forest War Cemetery bij Kleve. Dankzij historisch onderzoek zijn inmiddels van twaalf van deze soldaten ook foto’s teruggevonden. Daarmee hebben de bevrijders letterlijk een gezicht gekregen.6

    Na de bevrijding

    Meteen na de bevrijding verscheen de Aaltensche Courant weer. Kort na de bevrijding op 4 april vonden drie jongens, de achtjarige Wim Schenk, zijn zesjarig broertje Henk en de vijfjarige Wim Wisselink in een droge sloot aan de Bocholtsestraatweg een projectiel. Zij besloten het projectiel te testen en gooiden het tegen de muur van een huis. De drie kinderen vonden de dood.7

    Ter ere van de inzet van de King’s Company werd de brug over de Keizersbeek vernoemd tot de King’s Company Brug. De ceremonie vond plaats op 5 mei 2008 en werd bijgewoond door onder andere veteraan Walter Price, die in 1945 daadwerkelijk diende in deze eenheid.8

  • Bombardement Dijkstraat

    Bombardement Dijkstraat

    Aalten, 24 maart 1945

    Op 24 maart 1945 vond er in de Dijkstraat in Aalten een bombardement plaats. De fabrieken aan de Dijkstraat waren het doelwit. Er vielen zeker 18 tot 19 dodelijke slachtoffers. Het precieze aantal is echter tot op heden niet bekend.

    Kort voor het einde van de Tweede Wereldoorlog, op zaterdag 24 maart 1945, doken boven Aalten plotseling vliegtuigen gierend omlaag. Vrijwel direct hoorde men het fluitend geluid van de vallende bommen. Een deel van de textielfabriek en het kantoor van Driessen werd plat gebombardeerd. Ook de fabriek van de Aaltense Tricotagefabriek (ATF) veranderde in een puinhoop. Van de brug aan de Dijkstraat tot aan de spoorbaan waren huizen totaal verwoest, anderen hadden zeer ernstige schade opgelopen. De gevolgen waren verschrikkelijk.

    Slachtoffers

    Bij smid Umbach werd de kelder, waar vader Umbach (43 jr.) en drie van zijn kinderen (13 jr. 10 jr. en 5 jr.) schuilden, door een voltreffer geraakt. Allen kwamen om. De moeder uit het gezin en een andere zoon overleefden ternauwernood door onder een tafel in de keuken te kruipen. Even verderop kwam het echtpaar Te Linde-Wechelaar (beiden 68 jaar) en hun 40-jarige zoon om het leven. Bij Koelman zijn vader Henricus Wilhelmus (55 jr.) en dochter (20 jr.) omgekomen. Ook Johannes Henricus Antonius Tepe (50 jr.), Maria Johanna Christina Leemhorst (34 jr.), Anton Lamers (73 jr.), Annie Kamphuis (15 jr.), Henk van Mechelen (15 jr.) behoren tot de slachtoffers. Voorts een drietal evacués, te weten Catharina van Ingen (79 jr.), Catharina Hendrika Stokking (25 jr.) en een onbekend 15-jarig meisje uit Haarlem.

    In de Aaltensche Courant van 4 mei 1945 en in het boek “Er op of er onder” (door W.P. Nederkoorn en G.J.B. Stork) worden nog een tweetal slachtoffers genoemd: M.J. Praster-Polman (28 jr.) en een zekere G.A. van der Meulen (44 jr.).

    Er waren ook vele gewonden. De toegesnelde hulpdiensten van het Rode Kruis en de Luchtbescherming hadden hun handen vol aan het bergen van de doden en overlevenden onder het puin vandaan te halen. Er zijn ook bommen gevallen in de Stationsstraat, De Wheme, Kerkstraat, Hofstraat, Hogestraat en Boomkampstraat. Aan de Parallelweg en Koopmanstraat, ten zuiden van de spoorlijn waren panden beschadigd. Ook vielen er nog bommen in de Molenstraat en Varsseveldsestraatweg.

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen

    • Aaltensche Courant, 04-05-1945
    • ‘Er op of er onder’, W.P. Nederkoorn en G.J.B. Stork
  • Bombardement Barlo

    Bombardement Barlo

    Nijhofsweg 4, Barlo

    Op 30 maart 1945 werd de Aaltense buurtschap Barlo bevrijd door de geallieerden. Bij de ontzetting van Barlo en omgeving werd een schuilkelder bij boerderij Nijhof getroffen door een bom van de geallieerden die gericht was op de terugtrekkende Duitsers.

    Tijdens de schermutselingen tussen de strijdende partijen verscholen de zeven kinderen van de familie Weenink, het gevluchte echtpaar Elfers uit Den Haag en het echtpaar Nijhof en dochter Wanda zich in de schuilkelder van boederij Nijhof die werd geacht als een betrouwbare schuilplaats.

    Hoofdonderwijzer Weenink, die veertien kinderen had, woonde naast de school die was ingenomen door Duitse soldaten. Toen het alarm ging stuurde hij zijn kinderen naar de schuilkelders buiten de kern van Barlo, omdat hij het daar te gevaarlijk achtte. Zeven kinderen vluchtten naar de schuilkelder bij boerderij Nijhof aan de Nijhofsweg. De andere kinderen gingen naar de schuilkelder van boerderij ’t Markerink. De schuilkelder bij Nijhof zat niet onder, maar naast het huis. Het huis bleef ongeschonden.

    De laatste bom die vanuit een geallieerd vliegtuig werd gegooid viel op de schuilkelder. De mensen daarin werden bedolven onder aarde en boomstammen. De familie Nijhof was juist bij de ingang van de kelder om te kijken of het bombarderen was afgelopen en werd hierdoor gespaard. Maar vijf van de zeven kinderen en het Haagse echtpaar kwamen om. De bevrijding van Barlo zou door deze tragedie vooral een dag van rouw worden.

    De zeven slachtoffers waren Thomas Elfers (74 jr.), Helen Elfers-Reisenleitner (74 jr.), André Weenink (6 jr.), Co Weenink (17 jr.), Jan Weenink (3 jr.), Mien Weenink (20 jr.) en Rudolf Weenink (6 jr.).

    Monument

    Op initiatief van de Stichting Dwars door Barlo en de nabestaanden van de slachtoffers is een monument opgericht ter nagedachtenis. Het monument is geplaatst bij boerderij Nijhof en werd op 30 maart 2009 onthuld. Het monument bestaat uit twee zwerfkeien, waarbij de één rechtop de andere staat. In de bovenste steen zit een rond gat met daarin een stuk gebroken glas verwerkt, als symbool voor de onherstelbare schade. Hieronder staan de namen en leeftijden van de slachtoffers vermeld. Op de onderste steen, die als voetstuk dient, staat een citaat uit de Bijbel. Bij het monument is tevens een informatiebord geplaatst.

    De tekst op het monument luidt:

    ‘GOEDE VRIJDAG
    30 MAART 1945

    MIEN WEENINK 20 JAAR
    CO WEENINK 17 JAAR
    ANDRÉ WEENINK 6 JAAR
    RUDOLF WEENINK 6 JAAR
    JAN WEENINK 3 JAAR
    T.H. ELFERS 74 JAAR
    H.C.M. ELFERS-REISENLEITNER 75 JAAR’.

    Op het voetstuk staat het citaat:

    ‘ONSCHULDIGE LEVENS VERNIETIGD
    DOOR MEEDOGENLOOS
    OORLOGSGEWELD

    PSALM 73, VERS 12 EN 14
    (OUDE BERIJMING)’.

    De tekst op het informatiebord luidt:

    ‘MONUMENT TER NAGEDACHTENIS

    OP GOEDE VRIJDAG 30 MAART 1945 VIEL DE LAATSTE BOM OP
    DEZE PLEK WAAR OOIT EEN SCHUILKELDER STOND. DIT LUIDDE
    HET EINDE IN VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG IN DE
    BUURTSCHAP BARLO. DE ZO STERKE SCHUILPLAATS VAN DE
    FAMILIE NIJHOF BLEEK NIET BESTAND TEGEN ZULK NIETS
    ONTZIEND OORLOGSGEWELD.

    HET ECHTPAAR NIJHOF MET HUN DOCHTER OVERLEEFDEN DE
    INSLAG; HET ECHTPAAR ELFERS EN VIJF KINDEREN WEENINK
    KWAMEN HIERBIJ OM.

    DE VELDKEIEN SYMBOLISEREN HET LOODZWARE EN MASSALE
    VERDRIET. HET GAT MET HET – GEBROKEN – GLAS IN EEN VAN DE
    ZWERFSTENEN TOONT ONS EEN BLIK OP EEN NIEUWE
    TOEKOMST, ALHOEWEL DIE NOOIT ONGESCHONDEN ZAL ZIJN.

    WIJ HOPEN DAT DEZE PLAATS VAN HERDENKEN U STIL DOET
    STAAN BIJ HET GROTE GESCHENK VAN DE VRIJHEID WAAR WIJ
    NU MOGEN LEVEN. LATEN WIJ DAAR ZORGVULDIG MEE
    OMGAAN EN ONS INZETTEN OM OOK ANDEREN OP DEZE
    WERELD DIE VRIJHEID TE GUNNEN.

    STICHTING DWARS DOOR BARLO.’

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • De Bark

    De Bark

    Gelkinkweg, De Heurne

    In de zomer van 1944 werd De Bark, een onbewoonde boerderij tussen Aalten en Dinxperlo, een onderduikplaats voor een groeiend aantal merendeels jonge onderduikers, die de Arbeitseinsatz wilden ontwijken, alsmede enkele neergeschoten geallieerde piloten.

    Op zondagmorgen 25 februari 1945 sloeg de wacht alarm, toen drie Duitse soldaten van een landmeeteenheid een onverwacht bezoek brachten aan het voorhuis, waar zij geen strijders maar mogelijk wel verdachte voorwerpen hadden aangetroffen.

    Na het verlaten van het huis werden de Duitsers door de met een stengun gewapende ‘Lange Henk’ en makkers aangehouden, ontwapend en gevangengezet. Hetzelfde gebeurde met hun collega die in een legerwagen op hen wachtte. Het commando zat vervolgens met een complex probleem: hoe het gebeurde buiten kennis van de Duitse bezetter te houden en wat te doen met de vier gevangenen?

    Doodstraf

    Een geïmproviseerde krijgsraad van De Bark sprak de doodstraf uit. Hen fusilleren en daarna begraven was te omslachtig en riskant. De uiteindelijke conclusie luidde: ophangen. Aldus geschiedde.

    De vier lijken werden door Jan Ket in een auto, ondermijnd met twee springladingen, in een recente bomkrater nabij Varsseveld tegen een boom gereden. Ze werden zo goed mogelijk in aannemelijke posities in het voertuig geplaatst, waarna de springladingen werden ontstoken. Slechts één ging er af, maar de explosie was zwaar. Ket en zijn mannen, die moesten maken dat zij weg kwamen, waren zeker van hun zaak.

    Nog dezelfde avond auto vond een Duitse patrouille de gedeeltelijk uitgebrande auto met ernaast de lijken van twee Wehrmacht-soldaten met nog koorden om hun benen en striemen rond hun hals. De twee andere lichamen waren onherkenbaar. Later onderzoek toonde aan dat de achterste springlading niet is afgegaan door de kracht van de voorste.

    Represaille

    De represaillemaatregel van de Duitse bezetter was genadeloos. Zesenveertig politieke gevangenen werden uit het kamp De Kruisberg (Doetinchem) gehaald en op de grens van Aalten en Wisch, bij de Aaltense tol, gefusilleerd.

    De verzetsgroep had De Bark inmiddels volgens plan verlaten en week uit naar een oude landbouwloods aan de Dinxperlosestraatweg tussen Aalten en Dinxperlo. Het bericht dat de list met het geënsceneerde ‘auto-ongeluk’ was mislukt en de Duitse represaille door liquidatie van 46 Nederlandse politieke gevangenen bereikte hen pas vele dagen later. Het wekte bij hen eerst ongeloof en daarna diepe indruk.

    Veel tijd voor bezinning en verwerking werd hen niet gegund, omdat inmiddels vier geallieerde divisies de Rijn overgestoken hadden en de Achterhoek naderden. Op 30 maart maakten ze voor het eerst contact met twee Canadese gevechtswagens, die opdoken bij het ‘Somsenhuus‘. De bevrijding was een feit.

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Bombardement Kruisstraat

    Bombardement Kruisstraat

    Aalten, 24 februari 1945

    Op zaterdag 24 februari 1945 vielen er bommen op en rond het kruispunt Kruisstraat (tegenwoordig Prinsenstraat) en Bredevoortsestraatweg, in het centrum van Aalten. De gevolgen van het bombardement waren desastreus: acht mensen kwamen om, waaronder drie kinderen, er vielen enkele gewonden en de ravage was enorm.

    Addie Steenbergen, dochter van bakker Steenbergen, woonde bijna op de hoek van de Kruisstraat en de Prinsenstraat. Een echtpaar was net uit de winkel vertrokken, toen het luchtalarm afging. Het echtpaar wilde niet mee de schuilkelder in, maar bleef schuilen in het portiek. Addie moest van haar moeder naar de overkant om haar zusje Netty op te halen, die daar aan het spelen was. Vrouw Helmink stond nog buiten en riep dat Netty al bij haar thuis in de schuilkelder zat. Addie ging terug naar huis de schuilkelder in. Moeder, oma Meijnen en zusje Bea, zaten er al.

    Vader en Toon Lammers, de knecht, stonden nog even buiten te kijken bij de ingang van de schuilkelder, toen de bom insloeg. De bom kwam op bakkerij Steenbergen terecht. Als ze een enorme steekvlam zien, zegt Addie’s moeder dat ze maar dichtbij haar moeten komen zitten: “Als we dan verbranden, dan zien ze in elk geval dat we samen zaten.”

    Er was een enorme stofwolk en toen een totale stilte…

    Slachtoffers en ravage

    Toen Addie, haar moeder en zusje weer buiten kwamen, was er niets meer van het huis over, alleen nog maar puin. Toon Lammers, de 18-jarige bakkersknecht, kreeg een ladder op z’n nek en was direct dood. Vader Steenbergen was door de luchtdrukverplaatsing voorover de kelder van de bakkerij in gevallen. Hij had een schedelbasisfractuur en was in coma. Het echtpaar (van den Berg-Jacobs) dat in het portiek schuilde is ook omgekomen. Netty kwam om in de schuilkelder van de familie Helmink, evenals Hansje Houwers en een dochtertje van Helmink, haar speelkameraadjes. Deze drie kinderen kwamen om door overdruk op de longen. Verder kwamen ook twee Duitsers om. Addie vond later nog een stuk been van één van hen tussen het puin.

    Gerrit en Bernard Buesink waren die zaterdagmiddag, even na het middaguur buiten bezig. Ze woonden op de hoek van het kruispunt Prinsenstraat/Kruisstraat. Vader Beusink had er een smederij. Het huis kreeg een voltreffer, maar wonder boven wonder overleefden ze het.

    Ooggetuigeverslag

    Ooggetuigeverslag van de vader van Cindy Weeber over het drama op 24 februari 1945, opgeschreven in 2006:

    “Mijn broer moest brood halen bij bakkerij Wikkerink, aan de Bredevoortsestraat, en ik wou een tol halen bij de Coöperatie. We gingen met de fiets van mijn vader, mijn broer Henk fietste en ik ging achterop de ‘pakkiesdrager’ zitten, en zo gingen we naar Aalten. Eerst gingen we brood halen bij Albert Wikkerink en toen fietsten we verder naar de Coöperatie om voor mij een tol te halen.

    Plotseling klonk de sirene, een waarschuwing voor luchtalarm. Mijn broer Henk gooide de fiets met brood tegen de gevel van smederij Buesink en schuilde daar voor de bommen en ik ging bij bakkerij Steenbergen schuilen. Wat volgde was een oorverdovend lawaai van neersuizende bommen. Dit alles duurde ongeveer 10 minuten. Na ongeveer een kwartier durfde ik me op te richten. Mijn handen, armen en hoofd zaten vol wondjes maar voor de rest had ik niets. Achteraf besefte ik dat ik wel dood had kunnen zijn maar als je daar zo ligt denk je daar niet aan. Toen ik opstond en naar buiten ging, was alles één grote puinhoop en ik zat van boven tot onder vol stof.

    Toen ik over het puin scharrelde, hoorde ik mijn broer roepen: ”Jan, Jan, hier ben ik”. Ik herkende zijn stem en riep: “Waar ben je?” “Hier”, klonk het en ik zag een grijze figuur op me af komen. Het was mijn broer Henk die ook onder de kleine wondjes zat maar voor de rest mankeerde hij niets. De fiets en de tas met brood was totaal verpletterd.

    Mijn broer zei tegen me: “Ga gauw naar huis, en zeg ze dat alles goed is” en ik rende naar huis en zei tegen vader en moeder wat er gebeurd was. Ze raakten beide in paniek en dachten het ergste maar ik zei dat ook Henk niets mankeerde. Vader is toen met me meegegaan om de fiets en het brood op te halen maar alles zat onder het puin.

    Later hoorde ik dat er zeven doden waren. We hebben toen wel een beschermengel gehad want we waren beide praktisch ongedeerd.

    Wat mij nu, na al die jaren, is opgevallen is dat mijn broer nooit meer over dit voorval met mij gepraat heeft. Bij mij zelf komt dit steeds meer naar voren. Waarom weet ik niet maar af en toe word ik ’s nachts wakker, nat van het zweet, en zie ik het weer voor me. Misschien is het als je ouder wordt te verklaren, maar het komt steeds vaker terug.

    Mijn broer is helaas overleden. Wat zou ik graag met hem erover gepraat hebben, maar helaas. Na goed 60 jaar komt er toch een moment dat je gaat nadenken waarom wij gespaard zijn en die zeven anderen niet.”

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Bombardement Dale

    Bombardement Dale

    Omgeving Elshoek/Grevink, Dale

    Op 8 februari 1945 vond in de Aaltense buurtschap Dale een vergissingsbombardement plaats, waarbij elf mensen om het leven kwamen. Ter nagedachtenis aan deze slachtoffers werd in 1988 een monument onthuld op de hoek van de Aladnaweg en de Grevinkweg.

    Minder dan drie maanden voor het einde van de oorlog, op 8 februari 1945, vertrokken Amerikaanse B-26 Marauder-bommenwerpers vanaf hun basis in het Noord-Franse Cambrai. Hun primaire doelwit was de omgeving van Kleve, en als dat niet mogelijk was hadden ze nog een alternatief doel bij Groenlo. Bij Kleve was het te bewolkt en dus vlogen ze door, maar ook in de Achterhoek was het zicht matig. Even na 11.00 uur lieten ze 528 fragmentatiebommen vallen.

    Twee uur later keerden de toestellen veilig terug in Cambrai. Hun missie-rapport vermeldde: “Impossible to determine further damage or to locate pattern accurately due to 80% cloud cover“.

    Dood en verderf

    De dodelijke lading kwam terecht in de omgeving van de Elshoek en het Grevink in Dale, met verschrikkelijke gevolgen. De honderden splinterbommen zaaiden dood en verderf. De scherven vlogen horizontaal over de grond en troffen zowel mensen als dieren. Overal lagen uiteengereten paarden, koeien, schapen, kippen en ganzen. Enkele boerderijen kregen voltreffers te verduren.

    Alle dokters, verpleegsters en hulpdiensten werden naar de rampplek gestuurd. In de modder en tussen de puinhopen verleenden zij eerste hulp aan de gewonden. Deze werden op brancards en ladders vervoerd naar Huize Avondvrede aan de Hogestraat. Van daaruit werden de zwaargewonden overgebracht naar het noodhospitaal in Harreveld.

    Het bombardement eiste uiteindelijk elf levens en liet meerdere mensen blijvend gehandicapt achter.

    De slachtoffers

    In de keuken van boerderij ’t Olde Nooitgedacht van de familie Neerhof werd onderduiker Joop de Roon uit Rotterdam dood aangetroffen. Bij boerderij de Glieuwe, waar de familie Hogenkamp woonde, kwamen dochter Anna en de zonen Herman en Jozef om het leven. Boerderij Bekerhuis van de familie Te Grotenhuis werd volledig verwoest. Hier vielen vier slachtoffers: de kinderen Arie en Teun te Grotenhuis en de broers Hendrik en Gerrit Stronks, die er ondergedoken zaten.

    Mink van der Harst, afkomstig uit Scheveningen en onderduiker bij de familie Eppink van boerderij ’t Nooitgedacht, werd buiten dodelijk getroffen door granaatsplinters. Ook de boerderij van Brus werd geraakt. Gerrit Brus overleed ter plekke, en zijn vrouw Sientje Brus-Stronks stierf enkele dagen later in het noodhospitaal in Harreveld.

    Daarnaast vielen er ook nog bommen in de Haartsestraat. Clarel Smit, die net het huis van Van Lente verliet, raakte hierbij zodanig gewond aan zijn voeten en benen dat hij vier maanden later in het noodhospitaal in Harreveld alsnog overleed.

    Het monument

    Het monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers bestaat uit vier stenen, afkomstig uit de restanten van het huis van de familie Te Grotenhuis. De heer Te Grotenhuis heeft deze stenen na het bombardement op de bewuste plek opgestapeld. Jarenlang fungeerden de stenen als een onofficieel gedenkteken. In 1988 werden ze, op aandringen van de plaatselijke bevolking, erkend als officieel monument.

    Op de gedenksteen zijn de namen van de slachtoffers aangebracht:

    G.J. BRUS 62 JAAR
    G.A. BRUS-STRONKS 63 JAAR
    A.J. TE GROOTENHUIS 12 JAAR
    A. TE GROOTENHUIS 10 JAAR
    M. VAN DER HARST 25 JAAR
    J.M. HOGENKAMP 22 JAAR
    H.J. HOGENKAMP 15 JAAR
    J.B.A. HOGENKAMP 6 JAAR
    J. DE ROON 18 JAAR
    H.W. STRONKS 33 JAAR
    G.W. STRONKS 26 JAAR

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen


    • Aalten in oorlogstijd, J.G. ter Horst
    • Als ik ze maar eens weer kon zien, het bombardement van Dale 8 februari 1945, H. de Beukelaer
    • Er op of er onder, Aalten, het land der onderduikers en der illegaliteit, G.W. Vaags
    • Interview met Karel Aversteeg (Louis Veldhuis en Gerrit Nijman)
    • Nationaal Comité 4 en 5 mei
    • Nationaal Onderduikmuseum, Aalten
    • Toespraak burgemeester Stapelkamp, 8 februari 2020
  • ‘Ome Jan’ Wikkerink

    ‘Ome Jan’ Wikkerink

    Verzetsleider

    Hendrik Jan Wikkerink (30 juni 1896 – 18 januari 1981), alias ‘Ome Jan’, was in de Tweede Wereldoorlog een belangrijk verzetsleider in Aalten. In zijn huis aan de Patrimoniumstraat in Aalten werd in 1942, onder andere met ‘Tante Riek‘ uit Winterswijk de LO opgericht: de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers.

    Verzetswerk

    Ome Jan was de hele oorlog betrokken bij het verzet. Hij hielp ontsnapte krijgsgevangenen en neergeschoten piloten ontvluchten via België naar Engeland. Ook regelde hij onderduikplaatsen voor Joden en Nederlanders die niet voor de Duitsers wilden werken.

    Met de hulp en moed van veelal boeren gaf hij de onderduikers onderdak. De LO regelde adressen en voedselbonnen. Bekend is het verhaal van de joodse baby Willem Herfstink. Het pasgeboren kind was de zoon van de Aaltense rabbi Jedwab. Het echtpaar zat ondergedoken in Lintelo, maar het jongetje kon niet op dat onderduikadres blijven. Met medeweten van Ome Jan werd het voor zijn huis te vondeling gelegd. De in scene gezette vondst had tot resultaat dat de inmiddels genoemde Willem bij de familie Wikkerink onderdak kreeg.

    Ome Jan overleefde de oorlog ternauwernood. Op 15 oktober 1944 werd hij met twee onderduikers in zijn eigen huis door de Duitsers opgepakt en gevangengezet in de marechausseekazerne aan de Ringweg. Diezelfde middag nog werd hij door knokploegen bevrijd en dook hij onder bij een boer in Vragender. Twee dagen later koelden de bezetters hun woede op de woning van de ‘terrorist’. Zij gooiden handgranaten naar binnen, waardoor brand uitbrak in het huis. De brandweer wist de schade echter te beperken.

    Onderscheidingen

    Door zijn respectvol optreden en zijn diepe overtuiging van waarden was hij onbetwist een leidend figuur, ook na de oorlog. Na de bevrijding bracht koningin Wilhelmina een bezoek aan het echtpaar Wikkerink om hen persoonlijk te bedanken voor hun dappere moed en trouw. In Nederland werd hij geridderd. Hij kreeg ook eremedailles van de Franse president De Gaulle en de Amerikaanse president Eisenhower. In 1978 werden Hendrik Jan Wikkerink en zijn vrouw, Dela Gesina door Yad Vashem erkend als ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’. Niet voor niets staat zijn borstbeeld in de hal van het Nationaal Onderduikmuseum in Aalten.

    Ome Jan Wikkerink ligt begraven op begraafplaats Berkenhove.

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Fallschirm-Armee Waffenschule

    Fallschirm-Armee Waffenschule

    Herenstraat 4, Aalten (okt 1944 – feb 1945)

    Tijdens de bezettingsjaren was er korte tijd een ‘Fallschirm-Armee Waffenschule’ gevestigd in de Openbare Lagere School aan de Herenstraat in Aalten.

    Na de landingen in Normandië wilde Hitler zo snel mogelijk een grootschalige tegenaanval aan het westfront ontplooien. Hiermee wilde hij de geallieerden tot stilstand brengen. Dit zou Duitsland tijd moeten geven voor de voltooiing van hun ‘geheime project’, namelijk de ontwikkeling van massavernietigingswapens.

    Op zeer tactische wijze troffen de Duitsers voorbereidingen en werden de benodigde gevechtseenheden samengesteld. Zo ook in Aalten. Hier moest Freiherr Von der Heydte een Kampfgruppe gaan samenstellen, ter voorbereiding op een speciale inzet in dit nieuwe offensief. Aalten werd in deze maanden overlopen door Duitse troepen. Zij vorderden vrijwel alle schoolgebouwen voor de inkwartiering van deze troepen.

    School voor parachutisten

    De zogenoemde ‘Fallschirm-Armee Waffenschule’ (oktober 1944 – februari 1945) werd gevestigd in de openbare school aan de Herenstraat. Het gros van de Duitsers werd hier ook ingekwartierd. Onderofficieren en officieren werden ingekwartierd bij Aaltense burgers.

    De school moest aspirant officieren van de Duitse parachutisten in de praktijk opleiden en klaarstomen voor het werk aan het front. Daarnaast gaven ervaren instructeurs er cursussen hoe pantservoertuigen van de vijand uit te schakelen met de middelen en wapens die de Duitsers destijds hadden. En als laatst werd er een speciale Kampfgruppe (gevechtseenheid) gevormd. Deze zou een speciale opdracht gaan krijgen, namelijk een inzetsprong middels parachute achter geallieerde linies gedurende het Ardennen Offensief. Op het hoogtepunt waren in Aalten circa 1200 Duitse parachutisten verzameld. Zij vormden de zogenaamde ‘Kampfgruppe Von der Heydte’.

    Duitse parachutisten werden overal ingekwartierd in Aalten en omliggende dorpen. Niet alleen in grote schoolgebouwen maar ook particulier bij mensen in huis. De militairen moesten daarvoor naar het districtkantoor dat in het gemeentehuis was gevestigd. Hier kregen zij een bewijs van inkwartiering mee, zoals zij dat destijds noemden en vervolgden hun weg naar het adres waar ze mochten logeren. Daarnaast zijn vrijwel alle café’s in Aalten in gebruik geweest bij de Duitse troepen en omgebouwd tot zogenaamde kasino’s. Niet om hier films te bekijken, maar om de militairen in hun vrije tijd te vermaken met gezelligheid en snuisterijen.

    Strak regime

    Er heerste een strak regime onder de Duitse troepen. Kostbare tijd werd efficiënt ingevuld om zo spoedig als mogelijk van dit gemêleerde gezelschap een echte Kampfgruppe te maken. Iedere ochtend werd van de troepen verwacht een mars van ongeveer 10 km te volbrengen op een nuchtere maag. Verder hield men schietoefeningen op enkele oefenterreinen rondom Aalten en de gevechtsgroepen werden opgeleid in het vechten in bosachtige gebieden.

    Een ooggetuige heeft Duitse parachutisten in sporttenue gezien, op weg naar zwembad ’t Walfort. Hier sprongen de parachutisten van een verhoging in het mulle zand. Bij het in contact komen met het zand maakten zij een zogenaamde para-rol om de val te breken. Ze moesten deze manoeuvre beheersen voordat ze een parachutesprong gingen maken om zo blessures te voorkomen.

    Na het verlaten van de zogenoemde Kampfgruppe door Von der Heydte nam Hauptmann Von Hütz het commando van de Waffenschule in Aalten over. Gedurende de resterende periode ontplooide deze nieuwe gevechtsgroep enkele operaties. Deze werden door zowel de geallieerden als de Duitsers zelf als zeer hard beschreven.

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • De Roggebroodtrein

    De Roggebroodtrein

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd voedsel steeds schaarser. Hoewel de ernst van de situatie per regio verschilde, kregen mensen overal te maken met bonkaarten en stamkaarten. Deze waren gewild, maar tegelijk voorwerp van ironie. In een clandestien blaadje, dat in Aalten verspreid werd, stond een merkwaardig recept:

    „Men neme de vleeskaart, rolt ze in de bloemkaart, legt ze in de vetkaart en braadt ze met de kolenkaart heerlijk bruin. De aardappelkaart leg men in de boterkaart en laat dit langzaam smoren in de petroleumkaart. Dan warmt men de koffiekaart op, voege de melkkaart en de suikerkaart toe en dompelt de broodkaart er in. Men neme twee broodbonnen, legge daar tussen één vleesbon en u heeft een sandwich. Na het eten vege men de mond af met de stamkaart. Eet smakelijk.”

    Voedselzendingen naar het westen

    Ondanks de oorlogsomstandigheden hadden de Achterhoekers het over het algemeen niet slecht. Zelfs met 2500 onderduikers op een bevolking van 11.000 inwoners, kon men in Aalten redelijk goed eten. Er was zelfs genoeg voedsel beschikbaar om grote hoeveelheden naar het hongerende westen te sturen.

    De Aaltense bakkers stonden elke dag urenlang voor de oven. Massa’s roggebrood en andere levensmiddelen gingen dagelijks met de trein van ’s middags half vijf naar het westen. Niet alleen in Aalten, maar ook op andere haltes op de lijn Winterswijk-Arnhem werd voedsel meegegeven voor de hongerige bevolking in het westen van Nederland.

    De eerste zendingen van roggebrood naar het westen begonnen in 1942. In 1944 reed er in Aalten dagelijks een paard-en-wagen met zestig à zeventig zakken roggebrood van het postkantoor naar het station. De trein van half vijf werd al snel bekend als de ‘Roggebroodtrein‘ en groeide uit tot een begrip. In het eerste jaarverslag van de P.T.T., dat na de oorlog verscheen, werd zelfs een foto opgenomen van het inladen van de vele roggebroden.

    In september 1944 kwam er een einde aan de Roggebroodtrein door de landelijke spoorwegstaking.

    De Roggebroodtrein zou nog éénmaal rijden

    Ter gelegenheid van de 25-jarige herdenking van de bevrijding organiseerden het Oranjecomité en de plaatselijke afdeling van de Stichting 1940-1945 van 4 tot 6 mei 1970 bevrijdingsfeesten in Aalten. Een van de hoogtepunten van deze festiviteiten zou een reünie zijn van onderduikers en oud-strijders. Het was de bedoeling dat de onderduikers zoveel mogelijk op hun oude onderduikadres zouden verblijven. Op Bevrijdingsdag, 5 mei, stonden een herdenkingsbijeenkomst met de predikanten en de kapelaan uit de oorlogsjaren, en een allegorische optocht op het programma. De NCRV besteedde op Nederland 2 aandacht aan dit Aaltense initiatief.

    Voor het vervoer van de reünisten zou de NS een speciale trein inzetten: de oude Roggebroodtrein. Met hetzelfde materieel waarmee tijdens de oorlog roggebroden werden vervoerd, zouden de oud-strijders en onderduikers naar Aalten terugkeren om het 25-jarig jubileum van de bevrijding mee te vieren. Dit keer zou de Roggebroodtrein echter in omgekeerde richting rijden, van het westen naar het oosten, om de reünisten naar Aalten te brengen. Voor deze bijzondere gelegenheid zou zelfs een speciaal treinkaartje worden ontworpen.

    Helaas besloot de organisatie kort voor de herdenkingsfeesten om de reünie, het belangrijkste onderdeel van het programma, te schrappen. De reden hiervoor was dat er onvoldoende interesse leek te bestaan onder de onderduikers. Achteraf kwamen er echter signalen dat er mogelijk iets mis was gegaan met het versturen van de uitnodigingen. Hoe dan ook, de Roggebroodtrein bleef definitief een herinnering uit het verleden

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen


    • Zutphensch Dagblad, 7 juli 1949 (via Delpher)
    • Nieuwe Winterswijksche Courant, 5 december 1969 (via Delpher)
    • Dagblad Tubantia, 15 januari 1970 (via Delpher)
    • Trouw, 14 maart 1970 (via Delpher)
  • De kerkrazzia in Aalten

    De kerkrazzia in Aalten

    30 januari 1944

    Op zondag 30 januari 1944 werden 48 jonge mannen opgepakt bij een razzia door de Duitse bezetters op twee kerken Aalten. De mannen werden afgevoerd en vijf van hen zouden niet levend terugkeren. De gebeurtenis maakte diepe indruk, zowel in eigen land als daarbuiten.

    De bezetters wisten dat veel jongemannen in de leeftijd van 19 tot en met 23 jaar de verplichte Arbeitseinsatz ontliepen of niet waren teruggekeerd na verlof. Ook wisten zij dat de kerken in Aalten op zondag vol zaten met kerkgangers. De Duitsers grepen dit moment aan om hun slag te slaan.

    Die zondag omsingelden Duitse SS’ers de Christelijk Gereformeerde Kerk aan de Berkenhovestraat en de Gereformeerde Westerkerk aan de Hogestraat. De mannelijke kerkgangers werden gedwongen hun persoonsbewijs te tonen. Jongemannen in de leeftijd van 19 tot en met 23 jaar werden aangehouden en afgevoerd naar de koepelgevangenis in Arnhem. Ook enkele oudere mannen werden opgepakt.

    Vanuit Arnhem werden de 48 gearresteerde mannen doorgestuurd naar Kamp Amersfoort of het Oranjehotel in Scheveningen. Sommigen werden na verloop van tijd tewerkgesteld op boerderijen in Duitsland of in fabrieken in het Ruhrgebied. Anderen kwamen terecht in Duitse concentratiekampen.

    Ontsnappingen

    Aalten bood tijdens de oorlog onderdak aan 500 evacuées uit Scheveningen, van wie veel vrouwen klederdracht droegen. Enkele mannen wisten arrestatie te ontlopen door zich te vermommen met een witte Scheveningse kap of door onder een brede mantel te schuilen.

    In de Westerkerk hielp mevrouw Visser-Taal, een evacuée uit Scheveningen, de 19-jarige Gerrit Hoopman, die zich niet voor de Arbeitseinsatz had gemeld, aan een vermomming. Ze gaf hem haar overrok, schouderdoek en traditionele kap met hoofdijzer. Vermomd als vrouw verliet Gerrit, gearmd met andere vrouwen, de kerk en wist zo te ontsnappen.

    Ook was er een jongeman die door kerkgangers onder de vloer werd verstopt, bovenop de verwarmingsbuizen, waar hij bleef tot de kust veilig was.

    Chr. Gereformeerde kerk

    Het plan van de Duitsers was om de Oosterkerk en de Westerkerk te overvallen. Toen men iemand de weg vroeg naar de Oosterkerk, kreeg deze persoon een bang vermoeden wat de bezetter van plan was. De Duitsers werden misleid en naar de kleinere Christelijk Gereformeerde kerk aan de Berkenhovestraat gestuurd. Jaap Papiermole (destijds 11 jaar oud) was op straat getuige van de overval. Hij vertelt:

    “Op de ochtend van 30 januari 1944 kwam ik net naar buiten bij een woning van een bekende aan de Berkenhovestraat, toen er een Duitse overvalwagen aan kwam rijden, die voor de Christelijk Gereformeerde kerk stopte. De straat werd afgezet en de Duitsers omsingelden het kerkgebouw. Ik heb gezien dat ze mannen oppakten, maar volgens mij was de buit niet zo erg groot. De heer Bennink heeft nog foto’s gemaakt van het gebeurde. De overvalwagen met de arrestanten reed vervolgens richting de Ringweg. Op dat moment ging het luchtalarm af en ik zette het op een lopen naar huis, want mijn vader was streng en had ons ingeprent bij luchtalarm direct thuis te komen.

    Toen ik de Oosterkerkstraat uitliep kwam dezelfde overvalwagen van de Damstraat richting het dorp rijden. Op hetzelfde moment kwam mijn vader aanlopen en hield de auto staande. Mijn vader droeg een soort uniformjasje dat bij de Luchtbeschermingsdienst hoorde. Het autoportier ging open en met een commandostem die geen tegenspraak dulde, bulderde vader: ‘Ausweise sofort!’ De Duitsers waren onder de indruk van zijn barse stem en gaven het stapeltje persoonsbewijzen af. Vader liep er doorheen, pikte er één uit en zei: ‘Dieser Mann suche ich. Er arbeitet bei mir.’ *

    Hij liep naar de achterkant van de wagen en gaf het bevel de bewuste persoon onmiddellijk uit te laten stappen. De verbouwereerde jongeman stapte uit de wagen en liep met vader mee naar ons huis. De vrachtwagen reed door naar de Bredevoortsestraat. Toen vader in de achtertuin stond met die jonge kerel zei hij: ‘Hier heb je je persoonsbewijs terug. Maak als de sodemieter dat je wegkomt.’”

    * Jaaps vader H.J. Papiermole was procuratiehouder bij de firma Driessen

    De impact van de razzia

    De razzia in Aalten maakte veel indruk, zowel in eigen land als daarbuiten. Het was de eerste keer dat een dergelijke actie tijdens een kerkdienst in Nederland plaatsvond. The London News schreef op 14 februari 1944:

    “AALTEN – Bij het uitgaan van de kerk werd een razzia gehouden. 50 ondergedokenen liepen er in! Ook een kerkgang is dus niet meer veilig. Men blijve thuis, al zal dat velen zwaar vallen.”

    Vanaf dat moment gingen onderduikers niet meer ter kerke. Kerkdiensten werden voortaan in het geheim gehouden op afgelegen boerderijen, waarbij altijd iemand op de uitkijk stond.

    Vijf van de opgepakte mannen hebben het niet overleefd. Vier stierven aan de ontberingen in een Duits concentratiekamp of tijdens een dodenmars, de vijfde bij een bombardement. De mannen die het wel overleefden, droegen de gevolgen hiervan hun leven lang met zich mee. De razzia liet diepe sporen na in Aalten en blijft een tragisch en onvergetelijk hoofdstuk in de plaatselijke geschiedenis.

    Documentaire

    Bekijk ook de documentaire gemaakt door Omroep Gelderland “Door het ijzer gespaard“, over de bijzondere ontsnapping van Gerrit Hoopman:

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Waar zijn Frits en Amalia Landau?

    Waar zijn Frits en Amalia Landau?

    Het Joodse echtpaar Frits en Amalia Landau woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Aalten. Hun levens eindigden tragisch toen zij door het verzet werden geëxecuteerd vanwege het gevaarlijke gedrag van Frits. Hun lichamen werden vermoedelijk in het buitengebied van Aalten begraven, maar de exacte locatie is tot op heden onbekend.

    Frits Landau werd geboren op 28 november 1905 in Aalten. Hij werd handelsreiziger en bleef lang ongehuwd. Op 6 juni 1942 verloofde hij zich met Amalia Lorch, roepnaam Maly, geboren op 20 december 1902 in Bocholt. In augustus van datzelfde jaar trouwden zij en gingen inwonen bij de familie Schaap, ’t Dal 1 in Aalten (tegenwoordig ‘t Dal 1).

    Al spoedig moesten zij onderduiken. Per 1 april 1943 moest Gelderland namelijk officieel ‘Juden-frei, Juden-rein’ zijn. In het Aaltense bevolkingsregister staat vermeld dat ‘Frits & Amalia op 17 maart 1943 vertrokken zijn, onbekend waarheen’. Daarna verbleven zij op twee verschillende onderduikadressen, het laatst bij de familie Van Eerden op boerderij ‘De Maote’ in de buurtschap Dale.

    Onvoorspelbaar en gevaarlijk gedrag

    Over Frits Landau wordt gezegd dat hij een alcoholist was met een kort lontje, wat leidde tot onvoorspelbaar en gevaarlijk gedrag. Naar verluid maakte hij het zijn onderduikgevers niet gemakkelijk. Hij viel jongedames lastig en wilde elke avond zijn borrels hebben. Hij was gewend aan een luxe leven. In 1943 had men echter nauwelijks nog drank op de boerderijen.

    Meermaals dreigde Frits zijn onderduikadressen te verraden om zichzelf zo vrij te kopen bij de Nazi’s. Althans, hij ging ervan uit dat dit zou lukken. Tot tweemaal toe wist men zo’n poging van hem op het nippertje te verijdelen.

    Frits & Amalia Landau - Aaltensche Courant, 28-08-1945
    Aaltensche Courant, 28 augustus 1945

    Liquidatie door het verzet

    Omdat hij door het plaatselijke verzet als een risico voor de veiligheid van andere onderduikers werd beschouwd, besloot men hem te executeren om andere onderduikers en hun helpers te beschermen.
    Vooraf werd gesproken door de Raad van Verzet en zelfs door de plaatselijke dominees over hoe met hem om te gaan. Ome Jan Wikkerink stelde voor Frits permanent te laten bewaken door onderduikers en piloten. Zover kwam het echter niet, want enkele jonge verzetsmensen namen zelf het initiatief om hem uit de weg te ruimen.

    Ze vertelden het echtpaar Landau dat ze naar een ander onderduikadres in Vragender zouden worden gebracht, een geschikte smoes om naast Frits ook Amalia mee te krijgen. Het was overigens de bedoeling om Frits en Maly te scheiden, men wilde haar dit lot besparen. Maar Frits wilde niet meewerken aan de afzondering en zo werd Maly meegetrokken in zijn lot.

    Frits en Amalia Landau-Lorch werden eind 1943 of begin 1944 door het plaatselijke verzet in het buitengebied van Aalten geliquideerd en begraven.

    Locatie onbekend

    Over de exacte plek en datum van de liquidatie lopen de meningen uiteen. Volgens een theorie werden Frits en Amalia Landau-Lorch omgebracht op de Schaarsheide, dicht bij de Nazarethdijk. Een andere theorie wijst naar het Daalse Goor.

    Er is meerdere malen gezocht naar de begraafplaats van het echtpaar Landau, om hen een herbegrafenis op de Joodse Begraafplaats te geven, tot op heden echter zonder resultaat.

    Tijdens een zoektocht op de Schaarsheide werd een damesschoen en drie verroeste scheppen gevonden. Onderzoek wees uit dat de schoen mogelijk uit de jaren dertig van de vorige eeuw dateert. Het is aannemelijk dat daarbij de eerste grafplek is gevonden. Volgens betrokkenen zouden de lichamen namelijk zijn herbegraven. Destijds moest alles snel gebeuren, en blijkbaar besloot men later dat de oorspronkelijke begraafplek niet geschikt was. Bij het ruimen van het eerste graf zou de damesschoen zijn achtergebleven. Daarna zijn de stoffelijke resten ergens anders herbegraven, maar waar is onbekend.

    In 2023 vond de laatste zoektocht plaats. In een stukje bos tussen Aalten en Lichtenvoorde zochten twaalf ervaren amateurs naar de lichamen van Frits en Amalia. Met detectoren werd gezocht op verschillende frequenties naar verschillende materialen, maar men vond geen menselijke resten.

    Op 13 april 2016 werden twee Stolpersteine voor Frits en Amalia Landau-Lorch gelegd bij hun laatste officiële woonadres aan ’t Dal.

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Freya-radarstation

    Freya-radarstation

    Ringweg, Aalten

    Beschrijving

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog bouwden de Duitsers een radarstation aan de rand van het dorp Aalten van het type Freya. De locatie bevond zich ten noorden van de Ringweg, ongeveer halverwege het Tolhuis en de watertoren. Deze radarstelling was onderdeel van een uitgebreid luchtverdedigingssysteem van de Luftwaffe. Het radarsysteem, vernoemd naar de Germaanse godin Freya, was aan het eind van de jaren dertig door de Duitsers ontwikkeld. Het kon vijandelijke vliegtuigen tot op een afstand van ongeveer 150 kilometer signaleren.

    De radarinstallatie bevond zich op een terrein met een omtrek van ongeveer 800 meter, omgeven door een stelsel van loopgraven en een prikkeldraadafrastering. Bovendien was er een luchtdoelgeschut aanwezig.

    Er stond een grote radar, bestaande uit een voet van rode baksteen, ongeveer zeven bij zeven meter en drie meter hoog. Daarbovenop stond de antenne, een metalen raamwerk van zes bij zes meter. Het grote vierkante antennescherm kon handmatig in de gewenste richting worden gedraaid.

    Ook stond er een radar van kleinere afmetingen, zonder stenen voet. Daarnaast stonden er op het terrein nog ongeveer tien houten barakken van vier bij zes meter, groen beschilderd, voor de manschappen.

    De directe omgeving van de radarstelling was tot Sperrgebiet verklaard. De Ringweg was van het Tolhuis tot de watertoren verboden voor voetgangers. Op die plaatsen stonden borden met “Militäre Werke“. Auto’s en fietsers mochten wel doorrijden, maar stoppen of afstappen was verboden.

    De Freya-radarstelling in Aalten werd gebouwd aan het einde van de zomer van 1942. In het najaar van 1944 werd de stelling verlaten. Tot in de beginjaren vijftig waren er nog restanten van de radarstelling te zien, zoals de behuizing van het antennescherm, gemaakt van beton en bakstenen.

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Kenmerken

    Kadastraal nr.L-583
    FunctieWoonhuis
    Bouwjaar1942
    Sloopjaren ’50

    Bronnen

  • Bezoek aan een 82-jarigen oud-mulder in Aalten

    Bezoek aan een 82-jarigen oud-mulder in Aalten

    Dagblad Tubantia, 6 mei 1942

    De moderne techniek heeft heel wat prachtige molens in ons land doen verdwijnen. De tijdsomstandigheden zijn zeker oorzaak, dat vele windmolens in ons land thans weer in bedrijf worden gesteld. In de meeste gevallen wordt dan de nieuwste techniek voor de wieken toegepast, welke meer rendement oplevert, waardoor de kans groot is, dat de molens ook in de toekomst in gebruik zullen blijven. Men vraagt zich echter af: Hoe is het mogelijk, dat op verschillende plaatsen de windkracht nog voor de molens kan worden gebruikt, terwijl elders de wieken moeten worden afgenomen en alleen met den motor kan worden gemalen. De 82-jarige oud-molenaar D. Hakstege uit Aalten wist ons hiervoor een interessante verklaring te geven.

    Vanzelfsprekend kan met windmolens niet onder alle omstandigheden worden gemalen. Is er geen wind, dan kan de molen niet draaien en terecht zegt het versje, dat de wind de vrind van den mulder is. Een motor kan op elk oogenblik in gebruik worden gesteld en de mensch is nu eenmaal gemakzuchtig. Het plaatselijk gebruik speelt ten deze een beslissende rol. Reeds in de vorige eeuw waren er molenaars, die de stoomtechniek voor het malen toepasten en zij verwendden de klanten. Vele boeren werden er daardoor aan gewend, dat zij konden wachten tot het graan gemalen was, zoodat ze het meteen weer konden meenemen. Bij een windmolen is dat in vele gevallen niet mogelijk.

    Kon een ouderwetsche mulder niet aan de nieuwe verlangens voldoen dan gingen de klanten naar een anderen molen, waar met stoom en later met electrische kracht werd gemalen. Zoo noodzaakten de molenaars elkaar op de moderne manier te malen en na verloop van tijd werd hetgeen eerst een gunst was, later als iets vanzelfsprekends beschouwd. In andere streken werden de klanten echter niet zoo verwend en daar is men tot op den huidigen dag gewoon om eerst na eenigen tijd het meel van den molen te halen omdat men daar weet dat de mulder niet kan malen wanneer er geen wind is. De stichting van de landbouwcoöperaties, waar ook op de meest moderne wijze wordt gemalen, speelde uiteraard ook een rol.

    De molens van Aalten

    Het is interessant eens met den rustenden mulder Hakstege te praten, die zijn 82 jaar ten spijt nog een kwieke oude baas is, die zich allerlei voorvallen uit lang vervlogen tijden nog uitstekend weet te herinneren. De gemeente Aalten, zoo vertelde hij ons, had oorspronkelijk 11 molens, waarvan alleen nog die te Bredevoort in bedrijf is. Ook de molen te Lintelo is nog ongeschonden, hoewel hij niet meer draait. Deze molen is aangekocht door de plaatselijke landbouwcoöperatie; hopenlijk zal hij in den tegenwoordigen staat behouden blijven.

    Van de vier molens van Aalten bezat de heer Hakstege de jongste, welke in 1873 was gebouwd door een boer, die liefhebberij had in het muldersbedrijf maar die het niet kon bolwerken. Toentertijd bestond ook de watermolen te Aalten nog, welke later is afgebroken. Uit een oudheidkundig oogpunt is dat zeer te betreuren, maar de heer Hakstege begroette het indertijd met vreugde omdat er een lastige concurrent mee verdween.

    Vooral in de ’70er en ’80er jaren van de vorige eeuw werden vele molens gebouwd; het was toen een bloeitijd van het muldersbedrijf. Men denke echter niet, dat de eigenaar van een molen alleen daarvan kon bestaan. Hij was er of landbouwer of winkelier bij; de heer Hakstege oefende ook het boerenbedrijf uit. Hij was een dergenen, die al spoedig de stoomtechniek in bedrijf bracht. Maar dat heeft hem heel wat hoofdbrekens gekost! In ’86 bouwde hij al een nieuwen molen in de plaats van den oude, welke uit dennenhout was opgetrokken.

    Op 16-jarigen leeftijd, toen hij knecht was bij den molenaar Van Eerden te Aalten beleefde Hakstege eens een hachelijk avontuur. Hij moest mais malen, een in dien tijd op de molens vrijwel onbekende graansoort. Op een gegeven moment is toen de molensteen gesprongen; als door ’n wonder werd de jongen niet door de stukken steen, welke met geweldige kracht werden weggeslingerd, getroffen! Hij kwam zóó onder den indruk van het voorgevallene, dat hij eenigen tijd niet durfde te malen.

    De molen van Hakstege is reeds in den vorigen oorlog stop gezet. Hij kreeg gedurende een jaar een subsidie van f 25 van de Vereeniging „De Hollandsche molen” om de wieken aan de molen te laten. Na een jaar hield die subsidie echter op, maar de wieken bleven zoolang intact, tot ze een gevaar begonnen op te leveren door bouwvalligheid. Thans staat de molen er als een zielloos geraamte, als een aanklacht tegen den modernen tijd, welke zoo veel oude schoonheid heeft weggevaagd.

    Bron


  • Nog nooit een stoplicht gezien!

    Nog nooit een stoplicht gezien!

    Nieuwe Apeldoornsche Courant, 6 november 1941

    In 1941 moest een Aaltense jongedame zich voor het kantongerecht in Apeldoorn verantwoorden wegens het negeren van een rood verkeerslicht… Huh, een wat…?

    “De volgende verdachte, die voor het hekje verscheen, bleek een ware ‘Unschuld vom Lande’ te zijn. Het was een jongedame, G. H. H. zonder beroep, uit Aalten, die voor een dag of tien bij haar tante in Apeldoorn had gelogeerd. En toen was het gebeurd: ze had over de Hoofdstraat gefietst en er geen oogenblik aan gedacht, om voor het roode stoplicht af te stappen. Dergelijke automatische verkeersregelaars kent men immers in het landelijke Aalten niet!

    Toch leek het wat ongeloofwaardig, dat in het jaar 1941 een jong meisje nog nooit een stoplicht zou hebben gezien en daarom werd er van achter de groene tafel geïnformeerd, of de verdachte dan nog nooit in een stad was geweest. “Ja, wel in Winterswijk”, zei het meisje, “maar daar hebben ze dat ook niet.” Verdere reizen, al was het maar naar Arnhem of naar Bocholt bleek zij nooit gemaakt te hebben. Met het oog daarop kwam zij eraf met een boete van f 3.”

    Bron


  • Rotterdammertjes in Aalten

    Rotterdammertjes in Aalten

    Rotterdam na het Duitse bombardement van 14 mei 1940

    Rotterdam na het Duitse bombardement van 14 mei 1940

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog boden Aaltense gastgezinnen onderdak aan zo’n 800 kinderen uit het zwaar gebombardeerde Rotterdam. Het initiatief kwam van ds. Th. Delleman, predikant in Kralingen, die tot kort daarvoor dominee was geweest in Aalten. Dankzij zijn inzet en het netwerk van beide kerkgemeenten konden Rotterdamse kinderen tijdelijk tot rust komen in de Achterhoek – ver weg van het oorlogsgeweld.

    In mei 1940 werd Rotterdam zwaar getroffen door een Duits bombardement. Bijna de volledige historische binnenstad werd verwoest. In de wijk Kralingen maakte dominee Thomas Delleman de gevolgen van dichtbij mee. Hij zag hoe vooral kinderen getekend waren door angst en verdriet.

    Te midden van deze chaos besloot Delleman actie te ondernemen. Hij kende de Achterhoek goed: van 1930 tot 1938 was hij predikant in Aalten, waar hij de gastvrijheid van de mensen had leren kennen. Hij geloofde dat een tijdelijk verblijf in de rustige omgeving van Aalten kinderen goed zou doen – een plek waar stilte en zorg de oorlog even konden doen vergeten.

    Al snel werd een comité gevormd, met steun van diakenen en gemeenteleden uit zowel Rotterdam als Aalten. In juli 1940 vertrokken de eerste groepen kinderen naar de Achterhoek, waar ze werden ondergebracht bij gastgezinnen.

    In de loop van de oorlog zijn naar schatting circa 800 kinderen uit Rotterdam in Aalten en omgeving opgevangen. Bij hun vertrek naar huis namen ze vaak geschenken mee: eieren, spek, roggebrood, soms zelfs levende dieren. Later werden de bezoeken ondersteund door de plaatselijke diaconieën. De laatste groep kinderen reisde in februari 1945 terug naar Rotterdam. Maar het contact bleef: veel kinderen keerden ook na de oorlog jaarlijks terug naar hun Achterhoekse gastgezinnen.

    Een brief uit oorlogstijd

    Eén van de kinderen die dankzij ds. Delleman naar Aalten kwam, was Anneke Hijmans. Zij verbleef bij de familie Aalbers op boerderij ’t Slat in IJzerlo. Na haar verblijf fietste ze in een week tijd terug naar Rotterdam. Kort daarna, op 26 januari 1945, schreef ze een brief aan haar gastgezin — een persoonlijk document vol herinnering en dankbaarheid.

    De brief is hieronder weergegeven.

    Gedenkraam als dank

    Na de oorlog werd in de Gereformeerde Kerk van Kralingen een comité gevormd om, namens de gezamenlijke kerken en de Joodse gemeenschap, een gedenkraam aan te bieden aan de burgerij van Aalten. Een blijvend geschenk als dank voor de geboden gastvrijheid tijdens de oorlogsjaren.

    Het gedenkraam, ontworpen door kunstenaar Marius Richters, toont onder meer hoe Aaltense boeren en gezinnen kinderen uit Rotterdam opvangen. Het werd geplaatst in de Oosterkerk in Aalten en op 13 juli 1946 officieel onthuld door ds. Delleman zelf.

    Krantenberichten

    Rotterdammertjes in Aalten

    Dank zij de welwillende gastvrijheid van de Aaltensche Gemeente werden wij in staat gesteld circa 100 kinderen, grootendeels afkomstig uit geteisterd Rotterdam, naar Aalten uit te zenden, aldus de heer B. Hoving in de Rotterdamsche Kerkbode. Deze kinderen genieten nu ver weg van hun verwoeste stad van de vredige rust en goede verzorging, die Aalten hun nu biedt.

    Rotterdamsch Nieuwsblad, 17 augustus 1940

    De Rotterdammertjes vertrekken

    Zes weken geleden plaatsten wij een foto van de aankomst van de eerste Rotterdammertjes. Vanmorgen vond de aftocht plaats. In „Elim” werd afscheid genomen door de Hervormde kinderen. Aan ieder kind werd een aardig souvenir aan deze vacantie ter hand gesteld. Een vulpen en potlood in étui door den heer F. Buesink, „Febea”, welwillend ter beschikking gesteld.

    Het was een gezellige drukte. De kinderen verschenen in vol ornaat, dat in dit verband wil zeggen: met gemiddeld drie keer zooveel bagage als waarmede ze gekomen waren. Natuurlijk allerlei doozen, pakken en zakken met appels en peren, (wat een geluk, dat dat net allemaal rijp is), verder boeketten van allerlei soorten bloemen, die met de heibossen een hartelijk welkom thuis moeten geven. Eén was er zoo gelukkig bij een vriendelijken bakker gelogeerd te hebben en dat had ten gevolge, dat de kleine nu met een krentenbrood naar huis gestuurd werd, dat bijna net zoo groot was als het Rotterdammertje zelf.

    Op het station was er een ongekende drukte, naar schatting waren er ruim 500 menschen aanwezig. Ds. Th. Delleman sprak namens alle groepen een kort woord van dank. Spr. had niet durven hopen dat Aalten zoo gastvrij zou zijn geweest. Rotterdam is in veel dingen verarmd, maar uw liefde heeft ons rijk gemaakt. Nimmer zal Rotterdam vergeten de weldaad aan haar kinderen betoond, waarin zoo wonderlijk schoon is beleefd de liefde tot Christus. Allen hartelijk dank !

    De Graafschapper, 30 augustus 1940

    Rotterdammertjes teruggekeerd na een vacantie van vier weken te Aalten

    Luid gejuich steeg op uit den extra trein, die Vrijdagmiddag tegen vier uur 128 kinderen uit getroffen Rotterdamsche gezinnen in de Maasstad terugbracht. De zwaaiende en roepende kinderen zouden het liefst maar ineens uit de raampjes van den trein zijn gesprongen om hun moeders, broertjes en zusjes te begroeten en hun te vertellen hoe zij het in den Gelderschen Achterhoek, in het vriendelijke dorpje Aalten, hadden gehad.

    En niet zoodra had men elkaar ontdekt, of daar toonden de kinderen wat zij zooal hadden meegekregen van hun pleegouders. Bijna allen hadden zij een doos met bloemen en geschenken bij zich, de één had een konijn, een ander een kip ontvangen en zelfs was er een Rotterdammertje getracteerd op een krentenbrood van… een meter lang! En iedereen had als aandenken aan het verblijf te Aalten een vulpen en een vulpotlood ontvangen.

    De Aaltensche burgerij heeft de Rotterdammertjes dus wel verwend. Spontaan had men zich tot de Diaconie van de Nederduitsch Hervormde Gemeente gewend met het verzoek kinderen uit getroffen gezinnen te sturen, om hun gedurende een maand een onbezorgde vacantie te bezorgen. In die lange vacantie hebben de kinderen, dank zij den predikant, ds. Klijn en het hoofd van de school, den heer Hopman, tal van mooie plekjes in den Achterhoek bezocht, terwijl ook door filmmiddagen voor de noodige afwisseling werd gezorgd.

    Het behoeft nauwelijks te worden gezegd. dat de kinderen het in Aalten naar den zin hebben gehad. De kennismaking blijkt wederzijds in den smaak te zijn gevallen, want bij het afscheid nemen hebben vele Aaltensche pleegouders den kinderen voor het volgend jaar weer uitgenoodigd de vacantie bij hen door te brengen.

    Rotterdamsch Nieuwsblad, 31 augustus 1940

    Fouten voorbehouden. Heb je correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen


    • Rotterdamsch Nieuwsblad, 17-08-1940 (Delpher)
    • De Graafschapper, 30-08-1940 (Delpher)
    • Rotterdamsch Nieuwsblad, 31-08-1940 (Delpher)
  • Ned. Ver. voor Luchtbescherming

    Ned. Ver. voor Luchtbescherming

    De Graafschapbode, 29 januari 1940

    In de Sociëteit alhier werd Zaterdagmiddag een tentoonstelling geopend van de Nederl. Vereen. voor Luchtbescherming, waarvoor het gemeentebestuur, de officieren, de hoofden van verschillende diensten en de besturen van verschillende vereenigingen waren uitgenoodigd. De voorzitter van de afd. Aalten, de heer Klaassen, heette de aanwezigen hartelijk welkom en bracht dank aan B. en W., het hoofd van den Luchtbeschermingsdienst, het bestuur der Sociëteit en anderen hartelijk dank voor de wijze, waarop zij meegewerkt hadden, dat deze tentoonstelling kon slagen. Spreker deelde mee, dat de burgemeester door een lichte ongesteldheid verhinderd was de tentoonstelling te openen en dat de heer weth. Te Gussinklo zich nu bereid verklaard had een openingswoord te spreken.

    De heer Te Gussinklo begon met zich te verontschuldigen, dat hij feitelijk van luchtbescherming zeer weinig wist. Spr. betreurt het, dat er in Nederland geen beter woord voor gevonden is, want we beschermen niet de lucht, maar wel de menschen voor de gevaren, die in een oorlog door de vliegmachines met hun vernielende, dood en verderf brengende bommen uit de lucht komen. Is inderdaad de bevolking van Aalten, van Nederland zich wel voldoende bewust van haar taak in dezen. Het antwoord moet luiden: neen, het grootste gedeelte zeker niet. Daarom is het zeer nuttig en zeer noodig, dat de afd. Aalten deze tentoonstelling heeft georganiseerd.

    Men zegt wel: het leger moet tot het volk gebracht worden, maar spreker wil ook de stelling poneeren, dat de luchtbescherming tot het volk gebracht moet worden. Het is zeer noodzakelijk, dat het Nederl. volk hier wat meer afweet. Daarom heeft het gemeentebestuur van Aalten ook ten zeerste dit aanschouwelijk onderwijs toegejuicht. Spreker hoopt dan ook, dat deze gratis tentoonstelling zeer veel bezoek zal trekken. Nu de oorlog een tijdje geduurd heeft, is de belangstelling wat afgeslapt en zou verder insluimeren. Wanneer we echter bedenken, dat op een land in het Noorden van Europa per dag 1000 à 2000 bommen worden neergestrooid, zullen we volmondig moeten toestemmen, dat deze voorlichting niet onnoodig is. Een gewaarschuwd man telt voor twee.

    Spreker feliciteert het bestuur met deze schitterende wijze van inrichten dezer expositie en verklaart daarmede de tentoonstelling voor geopend. Nadat een kopje thee is aangeboden, werd onder leiding van één der heeren van het bestuur der Ned. Vereen. voor Luchtbescherming een rondgang gemaakt.

    Duidelijk werd alles verklaard en de talrijke aanschouwelijke voorstellingen zoowel in beeld als in natura van het luchtgevaar, de uitwerking er van en de beveiliging er tegen, zullen zeker alle bezoekers veel duidelijk maken wat anders door het nalezen van boekjes niet volkomen begrepen werd. Platen laten ons de verschillende bevolkingsdichtheden van diverse landen zien, de uitwerking van brisant-, brand- en gasbommen, de maatregelen, die de overheid neemt en die door de burgers genomen kunnen worden, enz. enz.

    We zien diverse gasmaskers, lantarens, een model van een rommelzolder en een zolder zoo deze wezen moet, een model schuilkelder, enz. enz. Met groote belangstelling werd naar de duidelijke uiteenzetting geluisterd. Het is te hopen, dat deze tentoonstelling, die tot en met Dinsdag geopend is en geheel gratis toegankelijk is, druk bezocht mag worden.

    Bronnen