Krantenknipsels emigratie Aalten-Canada

Categorie: Emigratie

  • Krantenknipsels emigratie Aalten-Canada

    Krantenknipsels emigratie Aalten-Canada

    Na WO2 emigreerden enkele honderden Aaltenaren naar Canada. Hier vind je een aantal krantenknipsels over dit onderwerp, waaronder advertenties van emigranten die afscheid namen van hun geliefden in Nederland.

  • Emigratie naar Australië

    Emigratie naar Australië

    Emigratie - Reis- en Passagebureau Lichtenberg, Landstraat 21 - Aaltensche Courant, 10-03-1950
    Aaltensche Courant, 10 maart 1950

    Na WO2 emigreerden honderden Aaltenaren naar verre oorden, op zoek naar een beter bestaan. Hoewel het merendeel daarvan naar Canada vertrok, gingen sommige Aaltenaren naar andere landen, waaronder Australië.

    Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Australië zijn geëmigreerd, geschikt en goedgekeurd voor publicatie op Oud Aalten? Liefst vergezeld van één of enkele foto’s.

    Stuur ons een bericht!

  • Emigratie naar Brazilië

    Emigratie naar Brazilië

    In de 19e eeuw emigreerden veel Aaltenaren naar het buitenland. De emigratiegolf begon rond 1844. Onder de eerste groep landverhuizers bevonden zich veel Afgescheidenen die om geloofsredenen vertrokken. Onder invloed van mislukte oogsten vertrokken later ook veel anderen om economische redenen. Alleen al uit de Achterhoek emigreerden in vijftig jaar tijd zes- tot zevenduizend mensen, bijna een derde van de plattelandsbevolking.

    De meeste emigranten kozen in die periode voor Noord-Amerika. Tussen 1835 en 1880 vertrokken echter ook 204 personen uit Gelderland naar Brazilië. Een groot deel hiervan had de zuidelijke deelstaat Rio Grande do Sul als bestemming.

    Ook enkele tientallen Aaltense landverhuizers pakten hun biezen om hun geluk te beproeven in Brazilië. Deze worden, voor zover bekend, hieronder weergegeven.

    Ilha das Flores, Rio de Janeiro
    Ilha das Flores in Rio de Janeiro, het Ellis Island van Brazilië
    AchternaamVoornaamGeb.datumEmigratieLaatste NL adresGraf
    DanielsMaria Elisabeth16-12-181529-08-1858Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7)
    HendriksenFrederika Geertruida30-03-181829-08-1858Aalten 211a (Nieuwstraat)
    HendriksenHendrik Jan03-03-184329-08-1858Aalten 211a (Nieuwstraat)
    HendriksenWillemina22-11-182129-08-1858Aalten 211a (Nieuwstraat)
    HuningHanna Frederika09-03-185712-07-1859Aalten 77 (Hogestraat 35)
    HuningJohann11-09-184312-07-1859Aalten 77 (Hogestraat 35)
    HuningJohann Heinrich06-10-185212-07-1859Aalten 77 (Hogestraat 35)
    HuningLudwig27-06-184912-07-1859Aalten 77 (Hogestraat 35)
    HuningWilhelmus19-11-181012-07-1859Aalten 77 (Hogestraat 35)
    JansenAleida13-03-185108-07-1858Aalten 260a (Bredevoortsestraat)
    JansenDersken26-08-181208-07-1858Aalten 260a (Bredevoortsestraat)
    JansenHarmina10-10-183508-07-1858Aalten 260a (Bredevoortsestraat)
    KalbElisabeth28-12-185629-08-1858Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14)
    KalbJohanna11-07-185329-08-1858Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14)
    KalbJohanna Geertruida17-04-185829-08-1858Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14)
    KalbJohanna Margaretha04-08-184829-08-1858Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14)
    KalbJohannes07-01-185029-08-1858Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14)
    KalbMina05-12-185429-08-1858Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14)
    KalbPeter12-08-184229-08-1858Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14)
    KalbPeter30-12-181829-08-1858Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14)
    KempersBerendjen26-06-184208-07-1858Aalten 260a (Bredevoortsestraat)
    KempersGarritdiena Hendrika20-11-183808-07-1858Aalten 260a (Bredevoortsestraat)
    KempersManus03-04-184508-07-1858Aalten 260a (Bredevoortsestraat)
    KempersWillem10-11-184708-07-1858Aalten 260a (Bredevoortsestraat)
    LoohuisHarmen Jan08-12-181329-08-1858Aalten 175? (Kattenberg)
    MeinenGerrit Jan15-04-185629-08-1858Aalten 211a (Nieuwstraat)
    MeinenGesina29-12-185729-08-1858Aalten 211a (Nieuwstraat)
    MeinenGrada03-12-185129-08-1858Aalten 211a (Nieuwstraat)
    MeinenJan Willem16-03-182329-08-1858Aalten 211a (Nieuwstraat)
    MeinenJoanna Geertruid19-01-184729-08-1858Aalten 211a (Nieuwstraat)
    MeinenWillemina24-04-184929-08-1858Aalten 211a (Nieuwstraat)
    NieuwenhuisAntonij27-07-183308-07-1858Aalten 201a (Achterstraat)
    RittersBerendina Theodora27-04-184729-08-1858Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7)
    RittersCatharina Elisabeth30-01-184229-08-1858Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7)
    RittersFrederikus Hendrikus28-01-185729-08-1858Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7)
    RittersHendrik16-11-181329-08-1858Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7)
    RittersHendrik Lambertus09-07-184029-08-1858Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7)
    RittersJohannes10-09-185029-08-1858Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7)
    RuessinkHendrikus Christoffel04-09-183429-08-1858IJzerlo 39 (De Woerd)
    StraksHendrika27-10-180529-08-1858Aalten 175? (Kattenberg)
    TjallingsJohanna15-06-181529-08-1858Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14)
    VogelElisabeth181012-07-1859Aalten 77 (Hogestraat 35)
  • Emigratie naar Canada

    Emigratie naar Canada

    Na WO2 emigreerden enkele honderden Aaltenaren naar Canada. Een belangrijke reden was de bevolkingsaanwas in Nederland; het land raakte vol!

    Ook in de Achterhoek was zowat alle grond al in cultuur gebracht. De oudste zoon kon het bedrijf van zijn vader voortzetten, zoals vroeger gebruikelijk was, maar de andere jongens konden geen eigen bedrijf beginnen, omdat daarvoor de landbouwgrond ontbrak. Als zij hun vleugels wilden uitslaan, moesten zij hun geluk dus elders beproeven.

    Hieronder hebben we een aantal artikelen verzameld over dit onderwerp. Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd die wij mogen delen? Liefst vergezeld van één of enkele foto’s. Wij horen het graag!

    Artikelen

    Welkom in Canada

    Berichten uit Canada

    Emigrant op vacantie in Aalten vertelt hoe het onze plaatsgenoten vergaat.
    Bruidspaar Bosman-Kraayenbrink Canada, Aalten - De Spiegel, 1951

    Emigrantenpaar uit Canada terug om te trouwen

    Johan Bosman en Riek Kraaijenbrink uit Canada trouwden in 1951 in Aalten.
    RMS Aquitania, Cunard Line

    Familie Scholten met 12 kinderen naar Canada

    Boerengezin van veertien personen gaat er zijn geluk beproeven (1949).
    Zutphens Dagblad, 04-02-1956

    Johannes Korten trok naar Canada

    Hoe staat het gezin er voor, vier jaar na hun emigratie in 1951?
    Emigratie Canada - Aaltensche Courant, 20-01-1948

    Krantenknipsels emigratie Aalten-Canada

    Krantenberichten en advertenties van en over Aaltense emigranten.
    Emigratie naar Canada

    Lijst met emigranten uit Aalten naar Canada

    Deze lijst is nog ‘in opbouw’.
    A. Lammers emigreert naar Canada - Tubantia, 18-06-1952

    Opoe Lammers terug uit Canada

    In 1955 bezocht opoe Lammers geëmigreerde familieleden in Canada.
    Emigrantenschip 'Tabinta'

    Weer een exodus van Achterhoekse emigranten

    Na WO2 emigreren opnieuw veel Aaltenaren, vooral naar Canada.
  • Emigratie naar de VS

    Emigratie naar de VS

    Walvoord Road, Holland (WI)

    De familie Walvoord in de VS

    Verhalen van leden uit het geslacht Walvoord die naar de VS emigreerden.
    Harry Kraayenbrink heeft in Aalten een fiets geleend - Trouw, 25-07-1953

    Een moeder bleef haar geboortegrond trouw

    Amerikaanse korporaal bezoekt Aalten in 1953 en spreekt Achterhoeks.
    Wilhelmina te Slaa, school Lyndhurst - Dagblad Tubantia, 23-05-1953

    Miss te Slaa is Nederland na 42 jaar V.S. niet vergeten

    Wilhelmina te Slaa (1899-1981) vertrok in 1911 naar de VS.
    Aankomst van de Nieuw Amsterdam in Rotterdam (1946)

    Een reis heen en terug naar Nederland

    Reisverslag van een emigrant die in 1950 het oude vaderland bezoekt.
    Nieuw-Amsterdam, Holland-Amerika-Lijn

    Twee Aaltense jongens op zoek naar fortuin

    De neven Johan en Jan Hoftiezer emigreren in 1948 naar de VS.
    Lijst met emigranten uit Aalten naar Noord-Amerika

    Lijst met emigranten uit Aalten naar Noord-Amerika

    Aaltense emigranten naar de VS in de periode 1835-1920.
    Pella, Iowa (1848)

    Emigratie naar Noord-Amerika

    In de 19e eeuw emigreerde bijna een derde van de Achterhoekse bevolking naar Amerika.
    Amerikaanse Burgeroorlog

    Amerikaanse Burgeroorlog

    Sommige emigranten uit Aalten vochten mee.
    Kerkstraat 5-17, Aalten

    Het emigratieverhaal van de familie Heebink

    Over de familie Heebink uit Aalten, hun reis en hoe het hen verging in Amerika.
    Clymer, New York

    Lugubere aankomst in New York

    Het onfortuinlijke relaas van Berend Hendrik Legters. (1854)
    Ramp Phoenix, Lake Michigan 1847

    De ramp met de Phoenix (1847)

    Eind 1847 vonden tientallen Oud-Aaltenaren de dood op Lake Michigan.
    Navis gravestone, Cedar Grove, WI

    Emigranten familie Navis

    Een overzicht van landverhuizers uit het geslacht Navis.
    Brevoort Place, Brooklyn, NY

    Sporen van Brevoort in New York

    Circa 1660 kwam Hendrick Janszen ‘van Brevoort’ naar Nieuw Amsterdam.
  • Emigratie naar Zuid-Afrika

    Emigratie naar Zuid-Afrika

    Emigratie - Reis- en Passagebureau Lichtenberg, Landstraat 21 - Aaltensche Courant, 10-03-1950
    Aaltensche Courant, 10 maart 1950

    Na WO2 emigreerden honderden Aaltenaren naar verre oorden, op zoek naar een beter bestaan. Hoewel het merendeel daarvan naar Canada vertrok, gingen sommige Aaltenaren naar andere landen, waaronder Zuid-Afrika.

    Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Zuid-Afrika zijn geëmigreerd, geschikt en goedgekeurd voor publicatie op Oud Aalten? Liefst vergezeld van één of enkele foto’s.

    Stuur ons een bericht!

  • De familie Walvoord in de VS

    De familie Walvoord in de VS

    De familienaam Walvoort/Walvoord is afkomstig van havezathe ’t Walfort in Aalten. Scott Anthony Walvoord, woonachtig in de Verenigde Staten en nazaat van emigranten uit de Achterhoek, heeft jarenlang onderzoek gedaan naar zijn ‘roots’. Op zijn website heeft hij een enorme hoeveelheid informatie verzameld over de families Walvoort/Walvoord, in Nederland en de VS.

    Onderstaande informatie is merendeels afkomstig van Scott Walvoord’s website.

    Voorouders van ‘The Founding Five’

    Scott heeft vijf takken van de familie Walvoort weten te onderscheiden die naar Amerika zijn geëmigreerd. Hij noemt deze de ‘Founding Five’. Zij zijn allen kleinzonen van Derk en Janna Walvoort, drie broers en twee van hun neven. De meeste Walvoords en Walvoorts die tegenwoordig in Amerika wonen stammen af van deze ‘Founding Five’.

    Salomon Walvoord (Winterswijk, 21 april 1778) trouwde in 1801 met Maria Elisabeth Klumpenhouwer (Dinxperlo, 21 juni 1781). Zij gingen wonen op boerderij Gantvoort in Barlo en kregen daar tien kinderen. Maria overleed op 6 januari 1840 op 58-jarige leeftijd. Salomon verhuisde daarop met zijn jongste dochter, Janna Diena (1825) naar de naastgelegen boerderij Leeland. Op 1 mei 1846 verhuisde Salomon opnieuw, hij trok in bij zijn oudste zoon Hendrik (1802) die op een boerderij in Vragender woonde. Daar overleed hij op 8 juni 1848 op 70-jarige leeftijd.

    Hendrik Walvoord (1802-1865)

    Hendrik (Aalten, 21-03-1802) was als jonge man lang, donker en slank. Hij trouwde drie keer, waarvan tweemaal met zusjes, dochters van Garrit Doornink en Dersken Wesselink. Zijn eerste huwelijk was met Teunisken Doornink (Vragender, 16-02-1800). Zij trouwden in 1824 en hij trok bij zijn schoonouders in. Samen kregen zij twee kinderen, Gerrit Jan (Vragender, 22 januari 1826) en Derk Antoni (Vragender, 24 juli 1827). Derk Antoni stierf op 24 januari 1828, zes maanden oud. Vijf maanden later overleed Teunisken op 22 juni 1828, nog maar 27 jaar oud.

    Hendriks oudste zoon Gerrit Jan werd in dezelfde wieg gewiegd als Hendriks jongste zus, Janna Diena (Gerrit Jan’s tante, slechts één jaar eerder geboren).

    Walfortlaan, Aalten
    Walfortlaan, Aalten
    Walvoord Road, Holland (WI)
    Walvoord Road, Holland (Wisconsin)

    Hendrik hertrouwde op 24 juli 1829 met Teuniskens zus, Johanna Berendina Doornink (1806). Samen kregen ze een zoon, Antoni (Tonie) (Vragender, 29 april 1830). Maar Tonie stierf op 23 januari 1833 op tweejarige leeftijd, terwijl hij bij zijn opa en oma in Barlo (Gantvoort) verbleef. Wellicht hadden zij Tonie tijdelijk opgevangen vanwege het overlijden van zijn moeder, tien dagen eerder, op 13 januari 1833 in Vragender, op de leeftijd van slechts 26 jaar.

    Hendrik’s derde huwelijk vond plaats op 4 mei 1833 met Johanna Berendina Walvoord (1816). Zij was een dochter van Antonij Walvoord en Willemina Geertruid Konings. Hendrik en Johanna kregen samen twee dochters, Johanna Wilhelmina (1834) en Theodora Maria (1835). Theodora overleed op vijfjarige leeftijd op 29 november 1840. Moeder Johanna overleed op 27 juli 1839 in Vragender, 27 jaar oud.

    Emigratie naar Amerika

    Na de dood van zijn ouders verliet Hendrik Walvoord, driemaal weduwnaar, Nederland in 1849 voor Amerika. Hij had wat investeringen gedaan met zijn erfenis voordat hij de Atlantische Oceaan overstak en had zesduizend dollar bij zich.

    Hendriks neef Gerrit Jan Walvoord (Lichtenvoorde, 1816), niet te verwarren met Hendriks gelijknamige zoon, nam de familieboerderij in Vragender over. Later, in 1870, emigreerde Gerrit Jan ook met zijn gezin naar Amerika waar hij zich bij zijn zoon Toni Willem (William) Walvoord (Lintelo, 1843) in Nebraska voegde. William was zijn vader voorgegaan en had enthousiaste berichten teruggestuurd van overvloedig prairieland.

    Hendrik vertrok met zijn jongste zus, de 24-jarige Janna Diena Walvoord, op het zeilschip Hektor van Rotterdam naar New York en arriveerde op 16 september. In Amerika voegde hij zich bij zijn zoon Gerrit Jan in Pittsburgh, Pennsylvania. Gerrit Jan was zijn vader en zus een paar jaar eerder voorgegaan. Onmiddellijk daarna verhuisde de hele familie naar Holland, Sheboygan County in Wisconsin, waar Hendrik 65 hectare bebost land kocht en begon met de ontwikkeling van een boerderij, die hij van tijd tot tijd uitbreidde. Kort na aankomst in de VS, verwierf hij 49 aandelen in de Holland Trading Company, die zich bezighield met de handel en het transport van hout.

    Na zijn komst naar Wisconsin verkocht Hendrik percelen land aan nieuwe immigranten in een regio die hij Amsterdam had genoemd. Het zou even duren voordat de autoriteiten deze naam officieel erkenden. Elk perceel dat hij verkocht had uitzicht op Lake Michigan. Hendrik werd ook bekend als houthandelaar. Hij had een aanlegsteiger nodig voor boten, die het hout kwamen ophalen. Hij huurde een baggerschip van de regering en baggerde een kleine haven van twee meter diep uit. Daar wachtten stapels hout op boten.

    Elke dag verlieten twee of drie schepen de aanlegsteiger, geladen met hout. Er lagen gewoonlijk vier of vijf schepen tegelijk in de baai. Zeven of acht teams met mannen sleepten het hout naar de pier (aldus Tony Walvoord, 80+ jaar oud, die dit alles vertelde aan Louise Walvoord). Hoewel de oorspronkelijke pier is verdwenen, zijn de houten palen van Walvoords pier nog steeds zichtbaar. Hendrik bezat niet alleen aandelen in het houtbedrijf en de aanlegsteiger, hij had ook een winkel en grote stukken grond gekocht in de buurt van Amsterdam.

    Hendrik Walvoord was in 1853 medeoprichter van de Presbyteriaanse kerk in Cedar Grove en diende jarenlang als ouderling. Op 17 maart 1855 werd Hendrik Amerikaans staatsburger. Twee dagen later deed zijn zoon Gerrit Jan hetzelfde.

    Op 11 juli 1856 verloor Hendrik zijn enige zoon Gerrit Jan, die op dertigjarige leeftijd verdronk in Lake Michigan. Hendrik kocht een perceel grond voor een begraafplaats die nu in het dorp Cedar Grove ligt (Walvoord Cemetery) en begroef daar zijn zoon.

    Hendrik Walvoord stierf op 21 december 1865. Na zijn dood werd zijn land geërfd door de kinderen van Gerrit Jan (Henry, Jane, Mary, Tonia en Delia). Henry, zijn kleinzoon, erfde 32 hectare en de kleindochters erfden elk 16 hectare. Bovendien kreeg Henry alle roerende goederen van zijn grootvader, namelijk: paarden, runderen, wagens en meubels. De vier kleindochters kregen elk 15 dollar voor een koe en nog eens 300 dollar toen ze eenentwintig werden. Toen hij eenentwintig werd, ontving Henry de rest van het bezit van zijn grootvader (hypotheken, bankbiljetten, effecten, kredieten en geld). Toen Tonia stierf, kocht haar broer Henry haar land.

    Gerrit Jan Walvoord (1826-1856)

    Gerrit Jan Walvoord (Vragender, 22 januari 1826) was kwiek en slim, een man van snelle actie. Hij was lang en slank, had zwart haar en zag er goed uit. Op twintigjarige leeftijd verliet hij zijn geboorteland om zijn fortuin te zoeken in de Nieuwe Wereld. Zijn vader, Hendrik, zou hem later volgen. Gerrit Jan is mogelijk met het schip Garrone van Rotterdam naar Baltimore gevaren. Hij vestigde zich eerst in Pittsburgh, Pennsylvania, waar hij boerde en ook in de kolenmijnen werkte. Daar trouwde hij in 1846 met een Duits meisje, Anna Maria Engel Nolten, die met haar broer naar Amerika was geëmigreerd.

    Hun oudste zoon, Henry, werd in 1847 in Pittsburgh geboren. Toen Henry ongeveer twee jaar oud was, in de herfst van 1849, verhuisde het gezin Walvoord naar Sheboygan County, Wisconsin. Zij vestigden zich in de kleine nederzetting Amsterdam aan Lake Michigan, ten zuidoosten van het dorp Cedar Grove. Daar hadden de Walvoords een winkel en verscheepten ze hout vanaf de pier.

    Gerrit Jan Walvoord mocht niet lang genieten van zijn nieuwe woning. Terwijl hij hout aan het meten was op bovengenoemde pier, verdronk hij per ongeluk, dertig jaar oud. Niemand heeft het ongeval gezien. Hij is gevonden in het water. Volgens één verhaal hoorde Gerrit Jan een schip aankomen terwijl hij aan het eten was. Hij sprong van de tafel, rende naar de haven, klom over het hout op de pier en verloor zijn evenwicht. Hij viel in het water, dat erg koud was, en hoewel hij een goede zwemmer was, hield het hout dat ook in het water was gegleden hem beneden en hij verdronk. Gerrit Jan stierf in Lake Michigan op 11 juli 1856 en werd begraven in Walvoord Cemetery.

    Bij zijn overlijden liet Gerrit Jan een gezin met vijf kinderen achter. Zoon Henry was acht op het moment van het ongeval. De dochters van Gerrit Jan waren Jane, Mary, Tonia en Delia. Delia, de jongste, was pas drie maanden oud toen haar vader stierf. Spoedig daarna zou de zaak aan de pier de familie Walvoord nog meer leed bezorgen. In januari 1857 brandden de winkel en woning af en verloor de familie het grootste deel van hun bezittingen en bijna alles wat ze daar hadden geïnvesteerd.

    De oudere Hendrik Walvoord had geld en kocht wat land. Zowel zijn gezin als het gezin van Gerrit Jan verhuisden naar een boerderij in de buurt van Amsterdam. Het huis was gebouwd voor de twee gezinnen en zij hebben daar enige tijd samen gewoond. Henry Walvoord (zoon van Gerrit Jan) is daar getrouwd.

    Janna Diena Walvoord (1825-1894)

    Janna Diena (Jane) Walvoord (Barlo, 27 juni 1825) was de jongste zus van Hendrik Walvoord. Jane kwam in 1849 met haar broer Hendrik naar Amerika. Nadat ze in Amerika was aangekomen, trouwde ze met een man die ook Walvoord heette: Derk Antonij (Dirk Tony) Walvoord (Lichtenvoorde, 1820). Jane overleed op 8 oktober 1894 in Holland, Sheboygan. Jane en Dirk Tony kregen drie zonen: Garrett, Tony en William.

    Garrett trouwde in 1886 met Delia Huenink en kreeg zes kinderen: Jennie, Minnie, Anna, Elmer, Alice en Della. Tony trouwde in 1886 met Janna Pot en kreeg vier kinderen: Antoinette, Mabel, Agnes en Alvin. Tony’s tweede huwelijk in 1900 met Sarah Hilbelink bracht geen kinderen voort. William trouwde in 1892 met Jennie Flipse, een oudere zus van Mary Flipse die later trouwde met een verre neef van William, John Garrett Walvoord. William en Jennie kregen vijf kinderen: Louis, Clarence, Marion, Esther en Harvey.

    Walvoord Cemetery

    Op 11 juli 1856 verloor Hendrik Walvoord (1802-1865) zijn enige zoon Gerrit, die op dertigjarige leeftijd was verdronken in het Michiganmeer. Hendrik reserveerde in zijn testament een acre grond voor een familiebegraafplaats in sectie 26 van Holland Township. Zoals vermeld in het testament:

    “Ten eerste, geef en legateer ik aan de kinderen van mijn zoon Gerrit Jan Walvoord (overleden) en aan hun kinderen die mogelijk geboren worden en hun kleinkinderen, achterkleinkinderen, met één woord aan het nageslacht van de genoemde kinderen van mijn zoon Gerrit Jan Walvoord (overleden), een acre land liggend en zich bevindende in de County Sheboygan en de Staat Wisconsin, bekend en beschreven als volgt te weten: …” (vervolgens wordt de exacte locatie beschreven).

    Dus volgens Hendriks testament kon elke afstammeling van Gerrit Jan Walvoord (“tot in het nageslacht”) op dit familieperceel worden begraven. Na verloop van tijd werd de Walvoord Cemetery omringd door Cedar Grove naarmate het dorp groeide. Tegenwoordig ligt de begraafplaats in het centrum van Cedar Grove aan Main Street.

  • Johannes Korten trok naar Canada

    Johannes Korten trok naar Canada

    Zutphens Dagblad, 4 februari 1956

    Hij werkt er aan een nieuw bestaan

    Winter 1951 in Nederland, een belangrijke vergadering over een brandende kwestie. Een vergadering die misschien aan de aandacht van het Nederlandse volk is ontgaan en zeker niet een verslag in de pers heeft gehad, maar waarvan de resultaten daarom niet minder ingrijpend zijn geweest in het leven van een gezin, door generaties vastgeworteld in de vertrouwde omgeving van onze mooie Graafschap. De vergadering was een familie-bijeenkomst van de Kortens op het ouderlijk bedrijf „Lensink” onder Aalten.

    Het onderwerp is vertrouwd in vele gezinnen op het Nederlandse platteland: wat te doen wanneer de kinderen opgroeien, gaan trouwen en een keer op eigen benen willen staan, een eigen boerderij willen hebben? Een probleem, weliswaar niet nieuw, maar steeds actueler naarmate de bevolking toeneemt, land verloren gaat door de bouw van industrieën en het aanleggen van wegen, uitbreiding van steden en vliegvelden. Een probleem waar geen inpolderingen een oplossing voor kunnen geven, tragisch door de onoplosbaarheid in eigen land.

    Lensink

    „Lensink” is een boerderij, twaalf hektaren groot, waar vader Korten met zijn gezin al uithaalden wat er in zat. Een boerderij, welke een bestaan geeft aan één gezin, maar zich verder niet meer laat verdelen. Onder het dak van de vertrouwde boerderij werd op die dag van 1951 een beslissing genomen. Als in eigen land geen oplossing gevonden kon worden dan zou men het over de grenzen proberen. Velen waren reeds voor gegaan, o.a. naar Canada, ook uit eigen omgeving. En de berichten, die van overzee werden gehoord over de ervaringen daar, wekten de hoop dat wellicht een oplossing voor hun probleem zou worden gevonden.

    Het zal een weemoedig afscheid zijn geweest in de herfst van dat jaar. Afscheid van de boerderij, de vertrouwde omgeving, van de kinderen die achterbleven omdat andere banden hen in het oude land bonden. Een weemoedigheid misschien verscholen achter de opwinding van het grote gebeuren en de zenuwachtigheid van de voorbereidingen, maar ook verguld door de verwachtingen van een ongewisse toekomst. Zijn die verwachtingen vervuld? Werd in Canada de oplossing gevonden die in Nederland niet meer lag?

    In de herfst van 1955, vier jaren na het vertrek uit Nederland, zal Korten op die vraag wel bevestigend antwoorden. Op zijn voorzichtige manier zal hij wijzen op wat er in die tijd werd bereikt, met open oog voor de moeilijkheden die nog in de toekomst liggen, maar tevens met vertrouwen in eigen kunnen en dankbaar voor de horizonten, die voor hem en speciaal zijn kinderen zijn opengelegd. Misschien zullen er zijn, die, de resultaten ziende, zeggen dat het met zo’n stel grote kinderen makkelijk valt succes te boeken. Maar maakt dat enig verschil? In Nederland zou het misschien slechts ten dele of nooit zijn bereikt. De jonge gezinnen zullen langer moeten ploeteren om het zo ver te brengen, er zich misschien meer offers voor moeten getroosten en moeilijker beginjaren hebben. Maar zij hebben de kracht van de jeugd.

    Hoe Korten er nu voor staat

    In oktober 1951 arriveerde het gezin in Canada en reisde door naar een klein plaatsje in Zuid Ontario, niet ver van Hamilton. Een oude kennis uit Aalten zorgde er voor dat het gezin werk en onderdak vond op een fruitbedrijf, terwijl voor het gezin van een getrouwde zoon een plaats werd gevonden op een boerderij in de buurt. Korten bleef daar twee jaar. De kinderen kregen werk in de fruit- en tabaksteelt, waar gedurende de zomer door lange dagen goede lonen worden verdiend. De gezamenlijke inkomsten werden opgespaard en in de zomer van 1953 was het al zo ver dat eens rondgekeken werd naar te koop staande bedrijven.

    Tegen die tijd zal Korten wel gewend zijn geraakt aan dat grote verschil tussen Nederland en Canada, waar boerderijen te kust en te keur voor verkoop worden aangeboden. Goede en slechte, goedkope en dure, grote en kleine. Heel wat uren heeft hij met zijn zoons rondgereden, bedrijven bezichtigend, alvorens hij zijn keus had bepaald. De beschikbare financiële middelen legden beperkingen op, het bedrijf moest groot genoeg zijn voor zijn gezin en ontwikkelingsmogelijkheden voor de toekomst bieden…

    Als iemand Korten voor zijn vertrek uit Nederland had verteld dat hij nog eens een uitgestrekte wijngaard zijn eigendom zou kunnen noemen, zou hij hem hebben uitgelachen. Maar dat onverwachte is gebeurd, want in November, amper twee jaar na zijn vertrek, betrok het gezin een bedrijf, groot 45 hektaren, waarvan de helft met druiven; het bedrijf, waar Korten zijn keus op had laten vallen. Men kan zich voorstellen dat het voor een Nederlandse boer van het gemengde bedrijf een hele verandering betekent wanneer hij zijn plaats tussen de koeien verwisselt voor een leven temidden der wijnstokken, vooral wanneer hij geen ervaring heeft met de druiventeelt.

    In die positie verkeerden de Kortens. Veel aanpassing werd weer van hen geëist, veel werd en moet nog worden geleerd. Buren in deze streek, waar veel druiven worden geteeld, gaven advies en Korten weet nu ook dat hij bij de Voorlichtingsdienst om raad kan aankloppen. Het snoeien in de winter, aanbinden in het voorjaar, het sproeien en de grondbewerking, de oogst, alles was nieuw en vreemd. Langzamerhand groeien ze er in en leren de knepen van het vak en de eisen, die het stelt.

    Warden’s en Niagara’s, Concords, Fredonia’s en Diamond’s, druiven-variëteiten die elk hun eigen verzorging behoeven, zijn namen die hen nu niet vreemd meer in de oren klinken. En dat is wat dit bedrijf meer dan iets anders nodig heeft: vakkennis. Enkele malen gedurende de laatste jaren is het van eigenaar verwisseld, het was verwaarloosd en vervuild toen het werd betrokken. De produktie ligt nog beneden normaal, wat niet alleen een gevolg is van het feit dat het grootste gedeelte van de wijngaard nog jong en niet op volle produktie is. Door snoeien moet worden verbeterd en oude stammen worden verwijderd. De gebouwen behoren opgeknapt te worden, maar dat kan in de ogen van Korten wel even wachten. Eerst moet de produktie op peil worden gebracht. En dat vereist al voldoende tijd en kapitaal.

    Voor zijn afzet heeft Korten een contract met een wijnfabriek in de buurt. De prijs, welke hij voor zijn druiven ontvangt wordt in het voorjaar vastgesteld en is verschillend voor de soorten. Het afgelopen jaar varieerden deze prijzen van $ 80 tot $ 100, per ton. Deze druiven worden verwerkt tot wijnen en druivensappen. Enkele variëteiten zijn daarvoor meer in trek dan andere en Korten kan zich gelukkig prijzen met een behoorlijke variatie in de soorten op zijn bedrijf, waardoor hij meer verzekerd is van een goede afzet dan wanneer slechts enkele soorten worden geteeld. Een klein deel van de oogst verkoopt hij als handdruiven aan de groothandel of direct aan het publiek. Hoewel hij hier meer voor kan vragen, kost het ook meer werk en tijd om de mandjes klaar te maken. Bovendien is deze afzet zeer beperkt.

    De druiventeelt is onderhavig aan belangrijke risico’s, zoals vorst- en hagelschade, plantenziekten, vogel- en insektenschade, waartegen de teler zich slechts gedeeltelijk kan verzekeren of wapenen. De afzet kost Korten geen hoofdbrekens en hij krijgt een goede prijs voor zijn produkt. Voor de afzet is de Canadese druiventeler voor een niet onbelangrijk deel aangewezen op export naar de Verenigde Staten, waar de produktie regelmatig toeneemt. Veel is echter reeds gedaan op het gebied van afzet-organisatie door druiventelers-verenigingen.

    Het ziet er echter niet naar uit dat in de toekomst grote moeilijkheden bij de afzet zullen rijzen. Op het Niagara-schiereiland, waar de Canadese druiventeelt is geconcentreerd en Korten zijn bedrijf heeft, doet zich n.l. eenzelfde verschijnsel voor dat ons eigen land zo goed kent: meer en meer grond wordt hier voor industrialisatie in beslag genomen en ook de met druiven beteelde oppervlakte gaat achteruit. Deze streek, door klimaat en grondsoort zo bij uitstek geschikt voor, heeft door haar ligging in een dicht bevolkt gedeelte van dit land en de aanwezigheid van uitstekende transportfaciliteiten een grote aantrekkelijkheid voor de industrie. Hoewel deze ontwikkeling niet in het algemeen belang van de fruitteelt in deze streek is en men over het instellen van streekplannen spreekt om dit in goede banen te leiden, betekent het voor de teler een garantie voor afzet in de toekomst.

    Behalve de wijngaarden telt het bedrijf ruim 20 hektare bouwland en grasland. Oorspronkelijk lag dit allemaal in gras, maar Korten heeft maar twee melkkoeien en twee vaarzen en besloot een gedeelte van het grasland te scheuren. Op het bouwland teelt hij nu tarwe, haver, mais en tomaten, het laatste gewas op een leveringscontract met een conservenfabriek. Ook met het vee is het zo gesteld, dat hij graag meer koeien zou willen houden, vooral omdat hij de mest zo nodig heeft op het bedrijf. Maar hij zit nog niet voldoende ruim in zijn middelen om hier nu al geld in te kunnen steken. Het is nog „alle hens aan dek” om aan de verplichtingen, die met de koop van het bedrijf zijn aangegaan, tegemoet te komen en daarnaast het bedrijf nog te ontwikkelen.

    De jongens werken wanneer ze maar even gemist kunnen worden bij anderen, hetzij in het bouwbedrijf of inde tabaksteelt. Ondanks de zware lasten is er echter de voldoening van de opbouw van een bestaan en het vertrouwen in een toekomst zonder vrees voor het probleem dat hen naar Canada dreef: wat moeten de jongens gaan doen? Op eigen boerderij en daarbuiten ligt nu voldoende ruimte voor ontplooiing. Moeder Korten maakt nu haar eigen wijn, niet veel maar van „eigen teelt” en goed van smaak, om zo bij bijzondere gelegenheden eens te proeven. En bij die gelegenheden zullen zij en haar man wel eens herinneringen ophalen aan de tijd in Aalten, op de „Lensink’’, waar nu een zoon de scepter zwaait en een jong gezin opgroeit.

    Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!

    Bronnen


  • Berichten uit Canada

    Berichten uit Canada

    Dagblad Tubantia, 1955

    Vier jaar geleden is Marinus Rhebergen uit Aalten naar Canada vertrokken en momenteel is hij enkele maanden met vacantie in zijn geboorteplaats.

    „Canada is, wordt gezegd, het land van de onbegrensde mogelijkheden, maar denk nou maar niet, dat iedere immigrant in Canada in enkele jaren rijk wordt. Denk zelfs maar niet dat ieder, die naar Canada emigreert, daar binnen een paar jaar zich een positie heeft verworven, zoals dat in Nederland nooit mogelijk zou zijn geweest. Er zijn uitzonderingen, er zijn mensen, die het buitengewoon treffen en binnen enkele jaren zich een stevige positie hebben verworven, maar…. het blijven exceptionele gevallen.”

    Dit zegt Marinus Rhebergen uit de Richterinkstraat te Aalten, die vier jaar geleden naar Canada emigreerde en gisteren terugkeerde voor een vacantieverblijf in Aalten, waar zijn ouders en verdere familieleden wonen. Vier jaar geleden is Marinus vertrokken, samen met zijn vriend Constant de Jong, ook uit Aalten. Het was eigenlijk een tikkeltje een avontuur voor Marinus en Constant. Beiden hadden werk en beiden waren vrijgezel. Veel zorgen hadden zij niet. Het onbekende trok hen wel en aan ondernemingslust ontbrak hen het niet. Op een goede dag zijn we vertrokken, zomaar, op hoop van zegen.

    „Toen we in Canada aankwamen moesten we”, vertelde ons Marinus, „natuurlijk zien wat geld op zak te krijgen. Nadat we aan land waren gekomen, besloten we de eerste de beste fabriek maar eens binnen te stappen. Het was een textielfabriek. Vooraf hadden we „getosst”, waarbij het zo was uitgevallen, dat, mocht er maar één man nodig zijn, ik het eerst aan beurt zou zijn. In die eerste fabriek trof ik het. De directeur – een Engelsman – kon wel mensen gebruiken. Hij gaf hoog op over de goede verhoudingen, die er steeds hadden bestaan tussen het Engelse en het Nederlandse volk. Natuurlijk was ik wel zo wijs niet over de oorlogen met Engeland te praten. Na een paar dagen kwam de directeur mij vertellen dat hij ook voor mijn vriend werk had. Zo kwamen wij beide in hetzelfde bedrijf aan de slag.”

    Op kantoor

    Marinus had echter geen zin om in de textielfabriek te blijven. Hij zocht een betrekking op een kantoor en slaagde tenslotte in een plaats in ’t Noorden van Ontario. „Een beste baan had ik daar”, vertelde Marinus. „Eén bezwaar was er aan verbonden; ik was in die plaats de enige Nederlander en dat was net prettig. De mentaliteit van de Canadezen is heel anders dan die van de Nederlanders en als puntje bij paaltje komt, blijf je ginds toch altijd Nederlander. Je houdt, of je wilt of niet altijd je Nederlandse gevoel voor gezelligheid en gemeenschapsbeoefening.”

    Marinus is nu maar eens naar Aalten getrokken. Voor hoe lang? Och dat weet hij zelf nog niet. Hij is nergens aan gebonden. De baan in Canada heeft hij opgezegd. Zijn baas daar heeft hem een prachtig getuigschrift gegeven en gezegd dat te allen tijde de kantoorstoel weer voor hem klaar staat. Marinus heeft echter geen zin om weer als Nederlander geïsoleerd tussen de Canadezen te zitten. Ergens anders in Canada zal hij straks zijn geluk wel eens weer proberen.

    Vooruit komen

    Tal van Nederlanders heeft Marinus inde afgelopen vier jaar in Canada gesproken, ook verschillende oud-Aaltenaren. Het gaat hen behoorlijk goed, natuurlijk de een beter dan de ander. „In het algemeen”, zegt Marinus, „moet iemand, die in Nederland een klein bedrijfje of een kleine boerderij heeft, niet denken dat hij in Canada binnen een paar jaar onder de pannen is. Velen, die in Nederland zgn. kleine zelfstandigen waren, zijn dat in Canada ook. Wil men met reuze schreden de weg naar het fortuin op, dan moet men zich volledig aanpassen bij de Canadezen. Dat betekent, hun goede eigenschappen overnemen, maar ook de slechte. Dan krijgt men veel relaties en dat is van enorm belang, echter niet moreel.

    Constant de Jong, die gelijk met Marinus is vertrokken, werkt nog steeds in dezelfde fabriek. Hij is minder goed dan Marinus in de gelegenheid geweest te veranderen, omdat hij enkele jaren na aankomst in Canada daar is getrouwd. En Constant is een man met Nederlandse verantwoordelijkheid; een getrouwd man moet niet gaan avonturen. Marinus is het vrijgezellenleven trouw gebleven.

    Familie Voortman

    Marinus Rhebergen bezocht in Canada dikwijls het gezin Voortman. Dat vond niet alleen zijn oorzaak in het feit dat er vier jongens in dit gezin zijn, waarmee het gezellig praten is, de vrouw van Voortman Sr. is uit Aalten afkomstig. De heer Voortman, die weduwnaar was, is namelijk in Hamilton hertrouwd met mej. Cato te Brake, die enkele jaren geleden naar Canada vertrok. Het gezin Voortman heeft, vertelt Marinus Rhebergen, eerst ’n aantal jaren in Picton gewoond. Na enkele jaren van hard werken en van flink sparen, besloot de heer Voortman een eigen huis te kopen.

    Hij slaagde in Hamilton, waar in het centrum van de stad een groot huis te koop was. De heer Voortman werd eigenaar van dit pand en besloot het gedeeltelijk als pension in te richten. De zaken gingen vrijwel vanaf het begin heel goed. Dit was, aldus Marinus Rhebergen, vooral te danken aan de goede naam, die het pension kreeg. Het waren voornamelijk ongehuwde Nederlandse immigranten, die bij de familie Voortman in de kost gingen.

    Ze hadden het er best. Niet alleen dat gezorgd werd voor goed eten en drinken, ook aan het scheppen van een gezellige sfeer werd veel aandacht besteed. In het algemeen munten de Canadese kosthuizen niet uit door gezelligheid. De Canadezen zijn minder gesteld op huiselijk verkeer dan de Nederlanders en dat blijkt ook uit de inrichting van hun woningen.

    Kosthuizen

    Vooral de ongehuwde Nederlandse immigrant heeft het in Canada niet gemakkelijk. Financieel kan hij zich, als hij tenminste van aanpakken weet, wel redden, doch het verdienen van geld alleen maakt de emigratie niet geslaagd, men moet zich ook in de nieuwe omgeving thuis voelen.

    Ongehuwden zijn in Canada aangewezen op kosthuizen. „Dat is niet alles”, zegt Marinus. „Er is bijna geen huiselijk verkeer en je mist de gezellige sfeer van de Nederlandse gezinnen. De Nederlandse immigranten hebben ook veelal kostgangers, doch een bezwaar is, dat een Nederlands gezin soms acht tot tien kostgangers heeft. Daar wordt de spoeling wel eens dun van.”

    De jongelui, die bij de familie Voortman hun kosthuis hebben, voelen zich stuk voor stuk in Canada op hun gemak en dat is ook het geval met de jongemannen, die hier ’s avonds na het werk enkele gezellige uren door brengen.

    Andere immigranten uit Aalten

    Ook met tal van andere immigranten heeft Marinus Rhebergen in Canada kennis gemaakt. Uiteraard heeft hij hoofdzakelijk bezoeken gebracht aan uit Aalten afkomstige Nederlanders. De heer J. Bierman uit Lintelo heeft aanvankelijk een paar jaar in het zuiden van Ontario op een boerderij gewerkt. Enkele jaren geleden heeft hij in Cochrane, in het noorden van Ontario, een boerderij gekocht. De grond was goedkoop en is goed. Een nadeel is dat men in het noorden vrij eenzaam woont en dat de winter daar lang is. De heer Bierman verbouwt vooral veel aardappels. De boerderij is ongeveer 500 ha groot.

    De heer G.C. Stronks, voorheen wonende aan de Hogestraat te Aalten, werkt in Burlington op een tuinderij. Hij is momenteel bezig met het zelf bouwen van een huis.

    De heer Ant. Lammers, die in Aalten een boekhandel had aan de Landstraat, woont met zijn gezin in Hamilton. De heer Lammers is eerst enkele jaren aan het pionieren geweest, doch heeft thans vast werk in een drukkerij en boekhandel. Hij is dus weer in zijn eigen branche beland.

    De heer J. Wiggers, in Aalten een der directeuren van meubelfabriek Luimes en Wiggers, woont sedert enkele jaren in Smithfield bij Trenton. De heer Wiggers is een vakman, die ook in Canada veel waardering voor zijn werk ondervindt. Hij heeft zich vooral toegelegd op het verzorgen van interieurs van woningen. Voor zijn eigen gezin heeft hij een prachtig huis gebouwd. De heer Wiggers neemt in Canada het afwerken van woningen aan.

    De heer H. Winkelhorst, die in Aalten woonde aan de Koopmanstraat, bezit thans een boerderij in Smithfield. Het bedrijf, dat hij eerst enkele jaren had gehuurd, heeft hij thans gekocht.

    De heer Bertus Prinzen, die op de Hogestraat in Aalten een kruidenierswinkel dreef, en één der eerste emigranten uit Aalten was, heeft in Jarvis een grote boerderij – een veebedrijf. De heer Prinsen heeft in Jarvis tal van functies in het openbare leven. Hij is een vraagbaak voor veel immigranten.

    De heer Bernard Prinsen uit IJzerlo, heeft in Bloomfield bij Picton een goede boerderij. Het is een gemengd bedrijf. Zijn zoon werkt ook op de boerderij, nadat deze eerst enkele jaren bij de General Motors had gewerkt.

    De heer Willem Prinzen, die in Aalten aan de Willemstraat woonde, werkt bij een bouwonderneming, samen met een van zijn zoons. Ook zijn andere zoons hebben goed werk. Het gezin W. Prinsen woont in Bloomfield, waar zij een huis hebben gekocht. In Aalten was de heer Prinsen grossier in textiel.

    De broers Geert, Arie en Wim Lammers uit Aalten hebben in Canadese fabrieken goed betaald werk gevonden.

    Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!

    Bronnen

  • Opoe Lammers terug uit Canada

    Opoe Lammers terug uit Canada

    Even kras en even opgewekt als ze een half jaar geleden uit Aalten vertrok voor een bezoek aan haar familieleden in Canada, is gisteravond mevr. wed. Lammers-Bulsink, in Aalten beter bekend onder de naam „opoe Lammers”, weer in haar woning in de Willemstraat aangekomen.

    Op 30 November van het vorige jaar vertrok deze energieke vrouw, van wie men nauwelijks kan geloven dat zij dit jaar 84 wordt, met de Rijndam naar Canada om haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen te bezoeken, die na de oorlog naar Canada emigreerden en in brieven verschillende keren hadden geschreven: „opoe, U moest eens kunnen zien, hoe wij het hier hebben”.

    Opoe Lammers heeft, na enig overwegen, deze uitnodiging aanvaard en eind vorig jaar vertrok zijn naar Canada. Zij heeft daar haar vele familieleden, die het zich maar moeilijk konden voorstellen dat „opoe” werkelijk kwam kijken, bezocht en haar ogen ook verder goed de kost gegeven. Ook met andere oud-Aaltenaren heeft zij in Canada kennis gemaakt. Het bezoek van hun oude moeder en grootmoeder was voor de kinderen en kleinkinderen in Canada een verrassing, groter dan men zich daar had kunnen voorstellen.

    Opoe Lammers, die een prettige tijd heeft gehad in Canada is op 14 Mei j.l. terug gereisd met de Rijndam. Gisteren kwam zij in Rotterdam aan, waar zij door haar kinderen werd afgehaald. Per auto is ze daarna naar Aalten gereden, waar ze gisteravond tegen zeven uur arriveerde. Vele handen van familie, buren en kennissen moest zij bij aankomst schudden. Ze had het best naar de zin gehad in Canada, vertelde ze.

    Gisteravond kwam de in Nederland wonende familie Lammers in gebouw „Irene” in intieme kring bijeen. Daar heeft opoe verteld van haar belevenissen en ze wist dit op zeer onderhoudende wijze te doen, zodat ieder zich een beeld kon vormen van de omstandigheden, waaronder de „Canadese tak” van de familie Lammers leeft.

    Toen opoe Lammers uit Aalten vertrok nam zij voor de familie in Canada een geluidsband mede, waarop door de Aaltense familieleden gesproken woorden waren opgenomen. Het afdraaien van deze band veroorzaakte in de Canadese familiekring veel blijdschap en verrassing. Opoe Lammers bracht uit Canada ook weer een geluidsband mee. Zo hoorde men gisteravond in de familiesamenkomst de stemmen van de familieleden in Canada. Het bleek dat velen het Aaltense dialect nog niet hadden verleerd.

    Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!

    Bron

    • Dagblad Tubantia, 25 mei 1955 (Delpher)
  • Van IJzerlo naar Tres Arroyos

    Van IJzerlo naar Tres Arroyos

    Dagblad Tubantia, 26 april 1955

    Familie Herman Prinzen (9 personen) emigreert naar Argentinië

    „Dat is dan de laatste koffie, die ie van ons kriegt”, zegt Herman Prinzen uit IJzerlo bij Aalten, en hij zet een dampende kop koffie op tafel. Het is stil in de grote keuken van boerderij „Linquenda”, de keuken, die groter schijnt dan ooit tevoren, omdat er practisch geen schilderijen meer aan de muur hangen. Met een oude, verweerde spiegel is nog getracht de wand enigermate te sieren, wat niet bijster is gelukt en verder hangt slechts eenzaam de Bijbelse dagkalender op het behang.

    Door het keukenraam kan men uitzien over de IJzerlose es, die vlak en kaal in magere zonnestralen zich probeert te koesteren. De wind blaast het mul geworden zand van de akkers driftig over het geploegde land. Herman Prinzen, de 48-jarige boer, staart naar buiten. „Hier hebben wij nu ongeveer achttien jaar gewoond”, zegt hij, misschien meer tot zichzelf dan tot ons. „Wij zullen er nu geen achttien dagen meer zijn, zelfs geen acht meer….”

    Spaans leren was niet gemakkelijk

    „In Argentinië praot ze Spaans!”, zegt een dochtertje van Prinzen. „Heb ie wal es Spaans heuren praoten?” „Nee,” moeten we bekennen. „Is Sunterklaos dan nooit bie oe ’ewest, den kump toch oet Spanje?” „Spaans is een moeilijke taal,” zegt Prinzen. „Leerink, Wim Leerink zogezegd uit de Kerkstraat in Aalten heeft ons wat Spaans geleerd. Tjonge, ’t viel niet mee en we kennen er nog niet veel van.” „Maar kom,” vervolgt hij en hij wendt zijn blik af van de uren aaneen, in stuifzand gehulde es – „daar is mijn werk gedaan” – ik zal u vertellen van onze a.s. emigratie.”

    En dan begint boer Herman Prinzen zijn verhaal. Het is een verhaal, waarvan het wezen der dingen een radicale omkeer zal brengen in zijn leven en niet alleen in het zijne, maar in dat van zijn vrouw, mevr. Prinzen-Kämink en van hun zeven kinderen, waarvan de oudste zestien en de jongste nog geen jaar is en in de kinderwagen ligt te kraaien van plezier. „U kent opa Brunsveld,” stelt Prinzen vast. „ledereen hier kent immers opa Brunsveld. Hij is een geboren en getogen IJzerloër en als hij jarig is, dan komen veel mensen op visitie.

    Dat was op 24 November van het vorige jaar. De vrouw en ik zaten, het was laat in de namiddag, bij hem te praten, toen ook de heer Kämink, een neef van mijn vrouw, binnen kwam. Kämink is hoofdbestuurslid van de Chr. emigratiecentrale en u begrijpt dat het gesprek al spoedig over de emigratie ging. Nog niet lang geleden had Kämink Argentinië en nog enkele andere landen bezocht om zich op de hoogte te stellen van de immigratiemogelijkheden daar.” „Misschien is daar voor jullie ook wel perspectief,” zei hij.

    „We dachten er verder niet zo diep over na, maar een paar dagen later kregen wij een brief van hem. Hij had er namelijk wel over nagedacht. Om kort te gaan, hij schreef dat er in Argentinië bij de prot. chr. school een internaat is, waarvoor men een conciërge zoekt. „Is dat niets voor jullie?” schreef hij. Die vraag was niet zo heel vreemd, als ze op het eerste gezicht wel lijkt. Ik ben hier immers in IJzerlo wel in hoofdzaak boer, maar tien jaar lang ben ik ook conciërge geweest van het verenigingsgebouw „Ons aller belang”, ’t Witte kieltje zat al in de koffer….

    „Is onze taak hier misschien afgelopen ?”

    Die brief van Kämink heeft mijn vrouw en mij niet weer losgelaten; Er is, schreef Kämink dringend behoefte aan een conciërge – We zijn er geen mensen naar – mijn vrouw en ik evenmin – die bang zijn om naar een ander land te vertrekken of een ietwat onbekende toekomst tegemoet te gaan. We hebben de brief van Kämink principieel bezien. Zo: „Is het misschien ook zo, dat onze taak hier, in de Aaltense buurtschap IJzerlo, is afgelopen en dat er voor ons in een ander en een vreemd land een nieuwe toekomst en een nieuwe taak wacht?” „Ja,” zegt mevrouw Prinzen, „zo hebben wij ons voor deze zaak gesteld.”

    „Nu moet u niet denken,” vervolgt Prinzen, „dat het probleem voor ons eenvoudig was. Wij hebben vele jaren, samen met de ouders van mijn vrouw, die nu oud zijn geworden, in deze boerderij gewoond. Zou het nu goed zijn, dat wij gingen vertrekken en onze ouders in de avond van hun leven eenzaam achterlieten?” „U begrijpt, dit is een „zware” zaak om te overwegen.

    Onze ouders hebben echter gezegd „Als jullie menen, dat er voor jullie en de kinderen een toekomst ligt in Argentinië, dan moet je dat om ons zeker niet laten. Wij mogen jullie niet tegenhouden, ook al zijn we oud. Wij vertrouwen, dat als jullie een taak wordt gegeven in Argentinië, er ook voor ons zal worden gezorgd ’’ Toen onze ouders dit zo gelovig opvatten, heb ik ’s avonds gezegd: „Wat dunkt je vrouw, hoe moeten wij er mee aan?” „We moesten maar gaan ” Herman,” zei ze. „Alles wordt ons licht gemaakt….” Dat was tegen Kerstmis.

    Donderdag vertrekt de boot

    We hebben toen geschreven aan Kämink in Hoogeveen en hij heeft verder alles geregeld. Donderdag a.s. vertrekken we met de boot. Ongeveer vier weken zijn we onderweg. Dan komen we in Buenos Aires, de hoofdstad van Argentinië aan. Acht uur moeten we dan nog reizen met de bus voor we in Tres Arroyos, onze nieuwe woonplaats, zijn. Ik zal daar dus, zoals ik al zei, conciërge worden van een internaat. Dat staat 50 meter van de school af en tien minuten van de kerk. We komen dus niet in een onbewoonde streek.

    In Tres Arroyos wonen trouwens veel immigranten. Het zijn geen immigranten van de laatste tijd. Er zijn er heel wat, wier ouders of grootouders reeds naar Argentinië immigreerden, doch zij hebben, zoals ik heb gelezen in brieven, die ik uit Argentinië ontving toch altijd nog de Nederlandse volksaard behouden. Zelfs op school wordt nog enkele uren per week les in de Nederlandse taal gegeven. Dat schreef het hoofd van de school mij.

    In het internaat verblijven doorgaans zo’n tachtig kinderen. De afstand van huis naar school is te groot om dagelijks af te leggen en daarom blijven de kinderen van April tot December in het internaat. Vier maanden hebben zij vacantie, van December tot en met Maart. Dan gaan ze naar huis. Dat zijn in Argentinië de zomermaanden. In die vacantie heb ik in Argentinië gelegenheid om in de landbouw te gaan werken. Twee van onze dochters, Christina en Johanna, gaan in Tres Arroyos in het internaat werken. Een blijft thuis moeder helpen en de anderen gaan of naar school of blijven thuis, omdat ze nog te jong zijn voor de school. We hebben vier meisjes en drie jongens. Dat is ’t hele verhaal.”

    „Of we er niet tegenop zien?” „Neen, nu niet meer,” zegt Prinzen. „We hebben het besluit genomen en geloven nu dat onze levensweg ginds, in Argentinië zal worden voortgezet. Daar schijnt dezelfde zon als hier in de IJzerlose es en daar regeert ook dezelfde God als in Nederland. We hebben een paar drukke dagen achter de rug. Bijna alles is nu echter ingepakt. Nog een paar dagen en dan gaan we.” „O ja, u wilt misschien weten hoe het met onze ouders zal gaan? Ook voor hen wordt gezorgd. Ons vertrouwen is niet beschaamd geworden, want een neef van ons, Wim Kämink gaat 6 Mei trouwen en komt dan hier op de boerderij te wonen. Hij zal niet alleen voor het bedrijf, maar ook, samen met zijn vrouw, voor zijn opa en oma zorgen. Zo zal, ook in dit opzicht, alles goed komen. We zijn daarvoor erg dankbaar.”

    Leestip: blog door Lara Droogleever Fortuyn uit 2017: “In Tres Arroyos komen kaas en vlees samen”

    Bronnen


  • Een moeder bleef haar geboortegrond trouw

    Een moeder bleef haar geboortegrond trouw

    Trouw, 25 juli 1953

    HARRY KRAAYENBRINK uit Sioux Center in Amerika, een van de stevigst gebouwde korporaals uit het Amerikaanse bezettingsleger in Duitsland, is in het burgerleven boer. Voordat hij in dienst kwam werkte hij op het bedrijf (160 ha) van zijn vader in Sioux Center. In het Amerikaanse leger zullen meer soldaten zijn, die de ploeg goed in de handen ligt, maar er zullen er niet veel zijn die, zoals Harry Kraayenbrink, zonder enige moeite een praatje kunnen maken met een collega uit de Achterhoek.

    Dat zit zo met Harry: Eenenveertig jaar geleden emigreerden uit Sinderen bij Varsseveld Hendrik Kraayenbrink en Leide Nijman. Het echtpaar had zeven kinderen, vijf jongens en twee meisjes en vader Kraayenbrink meende, dat er voor zijn jongens geen werk in Nederland zou zijn te vinden, ten minste als ze boer wilden worden.

    Daarom liep bij reeds jarenlang met het plan rond, naar Amerika te emigreren, maar zijn vrouw verzette zich tegen dit voornemen. Tot 1912. Toen kon zij het niet langer bolwerken en gaf toe: het gezin Kraayenbrink ging naar Amerika. Moeder Leide (geboren in IJzerlo) had er echter allerminst schik in. Zij ging mee naar Amerika omdat haar man het wilde en omdat ze bij haar kinderen wilde blijven, maar zin had ze er helemaal niet in.

    Dialect

    Eenmaal in Amerika aangekomen, ging het vader Kraayenbrink en zijn gezin goed. Na verloop van jaren had men een eigen bedrijf. Doch, hoe voorspoedig het ook ging, moeder Leide kon Sinderen en de Achterhoek maar niet vergeten. Voor haar was er geen beter land dan Nederland en geen voortreffelijker streek dan de Gelderse Achterhoek. Moeder Leide nam zich voor nooit haar mooie Achterhoek te vergeten, evenmin als het Achterhoekse dialect. Zij nam zich ook voor nooit Engels te zullen leren spreken en daar heeft zij tot haar dood – nu vier jaar geleden – de hand aan gehouden.

    Moeder Kraayenbrink blééf het Gelderse dialect spreken. Wie met haar wilde praten, moest maar Achterhoeks leren en anders… wel, dan ging het gesprek niet door.

    Benjamin

    Het jongste zoontje van de familie Kraayenbrink was, toen men uit Sinderen vertrok, ongeveer zestien maanden. Het was geboren als Bernard Willem Kraayenbrink, maar men noemde hem Benjamin of Ben.

    Benjamin moest in Amerika met zijn broertjes en zusjes naar een school. Het was een school, waar in het Engels les werd gegeven. De kinderen begonnen dus Engels te praten, doch dat weerhield moeder Kraayenbrink er niet van thuis Achterhoeks te blijven spreken. Daarom spraken de kinderen ook twee talen: Engels en Achterhoeks dialect.

    Benjamin Kraayenbrink werd een man. Toen kwam de dag, dat Benjamin zijn ouders vroeg om toestemming om met Jeanette van Roekel te mogen trouwen. Jeanette was een meisje, wier ouders in Amerika woonden, doch wier voorgeslacht uit Nederland stamde. Dit laatste droeg er in niet in geringe mate toe bij dat moeder Leide toestemming gaf tot het huwelijk. Jeanette was in ieder geval van Nederlandse komaf.

    De jaren regen zich aaneen. Benjamin en Jeanette, die niet ver van de boerderij van Hendrik Kraayenbrink een eigen boerderij begonnen waren, kregen een gezin: zeven kinderen werden er geboren: vier meisjes en drie jongens. Harry Kraayenbrink was de oudste.

    Vooral de oudste kinderen gingen veel naar hun grootmoeder en zij vertelde haar kleinkinderen van Nederland, van de Gelderse Achterhoek, van Sinderen en van Aalten, waar familie woonde. Maar grootmoeder bleef Achterhoeks spreken, ook tegen haar kleinkinderen, die langzamerhand ook het Gelders dialect leerden tijdens „privélessen” die zij onopgemerkt van hun grootmoeder kregen van hun grootmoeder.

    De kleinkinderen meenden, dat zij de Nederlandse taal spraken, doch het viel hen wel eens op, dat grootmoeder ook nog een andere taal sprak. Dat hoorden zij, wanneer zij voorlas uit de Bijbel.

    Vier jaar geleden is grootmoeder gestorven en wanneer de oudste kleinkinderen aan haar denken, dan denken zij aan het Achterhoekse dialect en aan de mooie bossen en de prachtige korenvelden in de Gelderse Achterhoek, waarover zij zo vaak en zo mooi heeft verteld.

    In Duitsland

    Het vorige jaar moest Harry in dienst. Hij werd naar Duitsland gestuurd en dankzij het feit, dat een tante – tante Hanne – door briefwisseling de relatie met de familie in Aalten en Sinderen in stand had gehouden, kreeg Harry adressen mee. Wie weet, misschien was hij eens in de gelegenheid naar Nederland te gaan. Die gelegenheid kwam. Harry kreeg verlof van dertien dagen. Hij stapte in Frankfurt op de trein en via Arnhem reisde hij naar Aalten, waar hij met de laatste trein, midden in de nacht arriveerde. Hij vond het te raar om zo laat nog zijn familie op te zoeken. Harry overnachtte in een hotel en de hotelhouder zorgde er de volgende morgen voor, dat een der familieleden, de heer H.A. Nijman uit Aalten, werd opgebeld, die Harry kwam afhalen.

    In de afgelopen dagen heeft Harry de Achterhoek bekeken. Hij heeft gezien waar zijn grootouders hebben gewoond en waar ze naar de kerk zijn gegaan, waar zijn vader is gedoopt en waar zijn grootmoeder op het land heeft gewerkt. Harry heeft ook ontdekt, dat hij niet het Nederlands, maar het Achterhoekse dialect spreekt. Hij heeft er veel gemak van gehad, dat zijn grootmoeder halsstarrig aan haar eigen streektaal heeft vastgehouden.

    Amsterdam

    Harry vindt de Achterhoek mooi, even mooi als zijn grootmoeder altijd heeft gezegd. Volgende week gaat hij een paar dagen naar Amsterdam. Hij wil de hoofdstad van Nederland zien, waar het, zoals grootmoeder altijd heeft verteld, even druk is als in de grote steden van Amerika…

    Nog een halfjaar en dan heeft Harry de militaire dienst er op zitten. Dat spijt hem niet. „Ik wil geerne weer naor huus en mien vader helpen op de boerderie”. Maar eerst wil Harry Amsterdam nog zien. Hij hoopt maar, dat hij de mensen daar kan verstaan, want ze praten daar natuurlijk geen Achterhoeks en Nederlands verstaat Harry niet zo best, maar hij zal proberen met het Achterhoekse dialect zich in Amsterdam te redden.

    „Misschien lacht ze mien uut in Amsterdam en denkt ze, wat veur boer is dat, die neet ens Hollands kan praoten. Ze hebt dan nog geliek ok, want ik bun ok een boer, een Amerikaanse boer…”