Categorie: Personen

  • Jan Holstein

    Jan Holstein

    Voogd van Aalten (16e eeuw)

    Tijdens de tachtigjarige oorlog werd de Oostgelderse bevolking regelmatig geteisterd door rondtrekkende legers. Plundering, brandschatting en verkrachting dreef de boeren en dorpsbewoners tot wanhoop. Jan Holstein was destijds Voogd van Aalten en al stond hij vrij machteloos, hij sprong wel in de bres voor de Aaltense bevolking en deed zijn best om de plunderingen te laten stoppen.

    In 1588 waren er vredesonderhandelingen gaande tussen de hertog van Parma en koningin Elisabeth van Engeland, welke laatste ook de Staten daarin tracht te betrekken. Daarop doelend schreef Holstein aan Gotfried Gerardi, raadsman van de pandvrouwe van Anholt: “Ik hoop maar, dat de vurig gewenschte vrede tot stand kome; dan zouden deze arme schapen weer moed kunnen vatten. Ze ploegen meerendeels met koeien, die ze nog overhielden, het land en arbeiden als muilezels. Wij steken diep in de schulden en kunnen geen geld meer krijgen; ook mijn crediet is ten einde. Moge God ons nog voor den oogst uitkomst geven, opdat het koren veilig binnengehaald kan worden. Anders zou ik geen raad weten.

    G.H. Rots schreef in 1938 hoe Jan Holstein om het leven kwam:

    “De Voogd van Aalten, Jan of Johan Holstein, die voor de Aaltensche bevolking herhaaldelijk in de bres sprong, is op een eigenaardige manier omgekomen. Wij lezen daarvan in “Het Oude Kerspel Winterswijk” dat op den 11en Juni 1589 ten huize van een zekeren Grevink op ’t Walfort bij Aalten een doopfeest werd gehouden, waar ook de Voogd van Aalten aanwezig was, nog wel als peetoom der kleine. Ook waren aanwezig de Heeren van ’t Walfort en Lintelo, (de heeren van Lintelo waren ook eigenaar van ’t Walfort).

    De Voogd van Aalten had promotie gemaakt, hij was na het overlijden van ‘Hendrik van den Bungard’ Landschrijver geworden van de Heerlijkheid Bredevoort. Dit nu schijnt een doorn in het oog der heeren van Lintelo te zijn geweest, althans men begon daarover een twistgesprek, waarbij Holstein wel merkte dat de gebroeders van Lintelo geen gemakkelijke heeren waren.

    Holstein probeerde ongemerkt den feestdisch te verlaten en liet zich ongemerkt onder de tafel glijden. Hij kroop op handen en voeten naar de deur en maakte zich snel uit de voeten. Maar Diederik van Lintelo had dat in de gaten, liep Holstein na en wierp hem allerlei hatelijkheden naar het hoofd. De twist werd erger. Holstein beweerde dat de Pandvrouw het recht had Landschrijvers te benoemen en Diederik van Lintelo kende dat recht toe aan de Edelen in de Heerlijkheid. Het gevolg was dat er handtastelijkheden ontstonden, waarbij Diederik van Lintelo een korte degen trok en Holstein hiermede verwondde. De verwonding was zoo erg, dat de Voogd drie dagen later overleed.

    Deze zaak kwam voor het Bredevoortsch gerecht op 5 Augustus van dat jaar. De beklaagde was niet aanwezig. Hij was naar Bocholt gevlucht en hield zich daar schuil. Bij verstek werd hij ter dood veroordeeld en betaling van 1000 gulden boete aan de Pandvrouwe. En om nu dat geld te krijgen werd aan de pachters van Diederik van Lintelo medegedeeld, dat zij de pacht aan den rentmeester der Pandvrouwe moesten betalen zoolang tot de som der boete bijeen was.

    Die pachters waren ‘Ruwenhoeven’, Hendrik Penmenger, ‘Winkelhorstinck’, ‘Swijtinck’, ‘Lanckhof’, ‘den Herinck’ en ‘den Poll’. Door bemiddeling van eenige invloedrijke personen o.a. den Prior van Klooster Schaer, Johanna van Dort, Hendrik en Clara van Lintelo, werden pogingen aangewend voor gratie. Die gratie is verleend, maar de boete moest hij betalen.

    Als voogd van Aalten werd benoemd de voogd van Dinxperlo Herman Poelhuis. Het schijnt dat deze tijdelijk benoemd is geweest want in 1605 wordt als voogd van Aalten genoemd Lubbert Spaltman.”

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen


    • Het oude kerspel Winterswijk, door B. Stegeman, 1927 (Delpher)
    • ‘Uit Aalten’s verleden’, door G.H. Rots, Aaltensche Courant, 4 maart 1938 (Delpher)
  • Ds. Jan Derk Stegeman

    Ds. Jan Derk Stegeman

    NH predikant

    Jan Derk Stegeman werd op 26 juli 1875 geboren in Dedemsvaart, zoon van godsdienstonderwijzer Frederik Stegeman en Janna Harmina te Winkel. Hij bezocht het gemeentelijk gymnasium te Doetinchem en studeerde vervolgens eerst een jaar aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam en daarna nog enkele jaren aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.

    Nadat Stegeman in mei 1899 door het provinciaal kerkbestuur van Friesland was toegelaten tot de evangeliebediening in de Nederlandse Hervormde Kerk werd hij op 3 september van datzelfde jaar door ds. J.C. van Hoeve, predikant te Schoonebeek, bevestigd als predikant van de hervormde gemeente van Nieuw Amsterdam.

    Aalten

    Op 24 augustus 1899 trouwde Jan Derk Stegeman in Den Haag met Hendrika van Dorp (Zoetermeer, 24-10-1873). Samen kregen zij zes kinderen. In 1913 kwam hij als predikant van de hervormde gemeente naar Aalten. Vanaf 1920 zette hij zich in voor de hervormde school, van 1920 tot 1946 als voorzitter van het bestuur. Hij woonde in de hervormde pastorie aan de Whemerstraat.

    Dominee Stegeman stond bekend als een zeer geestige en markante persoonlijkheid. De verstandhouding met zijn collega’s, die hem ‘de bisschop’ noemden, was zeer goed. In september 1929 vierde hij zijn 30-jarig, en in 1964 zijn 65-jarig ambtsjubileum, een jaar voordat hij 90 werd! In 1955 werd de hervormde school aan de Varsseveldsestraatweg naar hem vernoemd, de ‘Ds. Stegemanschool‘.

    Emeritaat

    Na zijn emeritaat bleef Stegeman op vele terreinen actief, bijvoorbeeld in de vorm van huisbezoek bij oudere mensen, drankbestrijding en ziekenverpleging. Ook vervulde hij tal van preekbeurten. Hij was vele jaren penningmeester van de classicale zendingsvereniging in de classis Zutphen, secretaris van het bestuur van de Julianaschool, bestuurslid van de Breukelaarschool en ook bestuurslid van de Aaltense afdeling van het Nederlands Bijbelgenootschap.

    Stegeman was bovendien een zeer actief lid van de redactie van weekblad ‘De Wachter’ en van zijn hand verschenen de boeken ‘Aan mijne gemeente’ (uitgeverij Gebr. De Boer, 1938) en ‘Van rijke dingen’ (uitgeverij De Graafschap, 1941).

    In 1958 erkende de regering de verdiensten van ds. Stegeman door hem te benoemen tot ridder in de orde van Oranje Nassau.

    Dominee Stegeman overleed op 21 februari 1970 op 94-jarige leeftijd en ligt begraven op begraafplaats Berkenhove.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Ruurd Faber

    Ruurd Faber

    Burgemeester (1971-1975)

    Ruurd Faber (Veenhuizen, 28-08-1912 – Assen, 07-07-1992) was een Nederlands politicus van de ARP. Hij werd geboren als zoon van Anne Faber (1875-1948; vanaf 1932 directeur van het eerste gesticht van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen) en Hermina Klein (1879-1973). Op 15-05-1941 trouwde hij in Assen met Aukje Fokje Wijngaard (Den Haag, 27-05-1918).

    In het begin van zijn loopbaan was Faber inspecteur van een levensverzekeringmaatschappij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij betrokken bij het verzet en daarop werd hij gearresteerd en opgesloten in het huis van bewaring in Assen. Na de bevrijding kwam hij vrij en vervolgens werd hij hoofd van de Politieke Opsporingsdienst (POD) te Assen. Na enige tijd werd Faber Officier-fiscaal bij de Asser Kamer van het Bijzonder Gerechtshof te Leeuwarden. Later is hij ook nog werkzaam geweest in een andere functies bij het ministerie van Justitie en het ministerie van Maatschappelijk Werk.

    In 1960 werd hij burgemeester van Ulrum en daarnaast was hij ook nog van 1962 tot 1963 waarnemend burgemeester van Leens. In 1965 werd Faber burgemeester van Dantumadeel. Daar genoot hij naam als “groot formaat maatschappelijk werker”.

    In 1971 volgde hij Hendrik Haverkamp op als burgemeester van Aalten en bekleedde deze functie tot 1975.

    In 1992 overleed Ruurd Faber op 79-jarige leeftijd.

    Faber werd als burgemeester van Aalten opgevolgd door Doeke Bekius.

    Burgemeester Faber lost het eerste schot op het Schuttersfeest van 1971
    Burgemeester Faber lost het eerste schot op het Schuttersfeest van 1971

    Leestip


    ‘Van Maire Stumph tot Burgemeester Stapelkamp’, door Leo van der Linde

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Willem te Gussinklo sr.

    Willem te Gussinklo sr.

    Pijpenfabrikant

    Willem te Gussinklo sr. (1852-1920) was één van de hoofdrolspelers in de geschiedenis van de hoornindustrie in Aalten. Hij maakte aanvankelijk Duitse pijpen en handvatten voor wandelstokken en paraplu’s. Later legde hij zich toe op de productie van knopen.

    Willem te Gussinklo werd geboren op 13 november 1852 op huisnummer 284 (Markt 3) in Aalten, zoon van winkelier Willem te Gussinklo en Josina Aleida Mierdink. Op 26 mei 1887 trouwde hij met Maria Jacoba Gangel (een zuster van dominee Gangel). Rond 1890 betrokken zij een statige villa aan de Willemstraat.

    Willem leerde het vak van hoorn bewerken van zijn zwager Gerrit Peters. Samen met Wessel Becking begon hij een pijpenfabriek. Echter, in 1884 scheidden hun wegen en gingen zij apart verder. Na de mislukte samenwerking met Becking maakte Willem te Gussinklo Duitse pijpen en handvatten voor wandelstokken en paraplu’s.

    Knopen

    In Duitsland en Engeland waren rond 1900 bedrijven ontstaan die uit hoorn knopen produceerden. Met dat voorbeeld voor ogen begon Willem in het jaar 1905 met het maken van hoornen knopen, een primeur voor Nederland. Al snel kwam zoon Willem te Gussinklo jr. (Piepkes Willem) in de firma, die zich ontwikkelde als innovatief ondernemer.

    De eerste fabriek van Te Gussinklo stond aan ‘t Dal in Aalten, de tegenwoordige Willemstraat.

    Willem te Gussinklo sr. overleed op 21 juni 1920 en ligt begraven op de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg te Aalten.

    Willem te Gussinklo sr. (1852-1920)

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen

    W. te Gussinklo - De Nederlander, 26-06-1920
    De Nederlander, 26 juni 1920
  • Willem te Gussinklo jr.

    Willem te Gussinklo jr.

    Knopenfabrikant

    Willem te Gussinklo jr. (1888-1969), bijnaam ‘Piepkes Willem’, was één van de hoofdrolspelers in de geschiedenis van de hoornindustrie in Aalten. Hij was directeur van Dutch Button Works in Bredevoort.

    Willem te Gussinklo jr. werd geboren op 18 mei 1888 op huisnummer 239a in Aalten, dat is ongeveer waar tegenwoordig vakgarage JAWI zit. Hij was een zoon van pijpenfabrikant Willem te Gussinklo en Maria Jacoba Gangel (een zuster van dominee Gangel). Op 7 juli 1914 trouwde Willem jr. in Zwolle (O) met Engelina Arriana van Houte.

    Hij was directeur van Dutch Button Works (DBW) in Bredevoort en hij woonde op Slingesteyn in Aalten.

    Willem te Gussinklo jr. overleed op 5 juni 1969 en ligt begraven op de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg te Aalten.

    Willem te Gussinklo Jr. (Piepkes Willem), ca. 1943
    Willem te Gussinklo jr. ca. 1943

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen

  • ‘Knonnepoetse’

    ‘Knonnepoetse’

    Rond 1960 leefde er in Aalten een vrouwtje met de bijzondere bijnaam ‘Knonnepoetse’. Zij woonde in het Luutenshuus, een eeuwenoude boerderij op de hoek Polstraat/Haartsestraat die in 1962 is afgebroken om plaats te maken voor de doortrekking van de Polstraat.

    Op weg naar school daagden kinderen elkaar uit om daar op de ramen te kloppen. Er kwam dan een woedend oud vrouwtje naar buiten gestormd die half Duits sprak. Kinderen waren doodsbang voor haar.

    Guste Mina

    In de volksmond werd ze ook wel Guste Mina genoemd. Van oorsprong zou ze Poolse zijn en rond de oorlogsperiode uitgeweken naar Duitsland. Ze trouwde met een zekere Koskamp uit Aalten.

    Deze Koskamp was in de oorlog ‘fout’. Hij liep met een geweer om zijn nek rond door het dorp. Dit geweer noemde hij ‘seine Kanone’. Hij poetste zijn geweer dikwijls. Vaak zei hij dan: “Ik moet nog even mijn ‘Kanone’ poetsen”. Na zijn dood hield het vrouwtje er de bijnaam ‘Knonnepoetse’ aan over. De naam was dus oorspronkelijk toebedacht aan haar echtgenoot.

    Het echtpaar woonde aanvankelijk op de hoek van de Stationsstraat en de Admiraal de Ruyterstraat in Aalten, in de oude woning van Lurvink. Later is deze woning afgebroken en vestigde zich daar Nijman met zijn tankstation, later tankstation Veneman en tegenwoordig cafetaria ‘De Admiraal’. Het echtpaar Koskamp verhuisde vervolgens naar het Luutenshuus.

    Wie was zij?

    Haar echte naam was Auguste Koskamp-Schürmann. Zij werd geboren in Sterkrade (D) en in 1919 te Aalten getrouwd met Bernardus Gerhardus Koskamp. Ze woonden omstreeks 1920 in het dorp Aalten op adres A211a, later omgenummerd naar B215a. Vermoedelijk werd dit adres later/tegenwoordig Hogestraat 60a.

    In het Adresboek der gemeente Aalten uit 1967 staat zij vermeld op het adres Polstraat 17a. Op 18 augustus in datzelfde jaar overleed Auguste in een verpleeghuis te Zevenaar. Zij werd begraven bij haar man op begraafplaats Berkenhove.

    ‘Knonnepoetse’ heeft geen gemakkelijk leven gehad; ze kon snel kwaad worden. De jeugd wist dit en maakte daar misbruik van. Pesten was iets dat in die tijd ook al voorkwam.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Luutenshuus, Haartsestraat, Aalten
    Het ‘Luutenshuus’, in 1962 gesloopt
  • Anton Driessen

    Anton Driessen

    Textielfabrikant

    Johan Bernard Anton (roepnaam: Anton) Driessen (Bocholt, 05-12-1797 – Aalten, 07-03-1879) was een belangrijke textielfabrikant in Aalten. Anton stamde uit een Bocholts textielgeslacht. Vader Herman (1765-1817) was eveneens textielfabrikant, net als diens broer Peter Driessen (1756-1843), die tevens schepen en tweede burgemeester van Bocholt was.

    Na de dood van hun vader stichtten Anton en zijn jongere broer Joseph het textielbedrijf ‘Gebrüder Driessen‘. In 1826 richtten Anton en Joseph Driessen een verzoek aan koning Willem I om in Aalten een textielfabriek te vestigen. De motieven voor het verzoek van de gebroeders Driessen waren de verhoogde invoerrechten in Nederland. Zij hadden Aalten uitgekozen ‘als zijnde deze plaats hiertoe het best geschikt‘.

    Zij vroegen vergunning tot oprichting van een bombazijnweverij en -blekerij, alsmede van een katoenspinnerij en ververij. De gebroeders Driessen kregen toestemming voor de vestiging onder de voorwaarde dat deze binnen de kom van Aalten zou worden gevestigd.

    Niet veel later vroeg ook hun neef Heinrich Driessen toestemming aan de koning, dat eveneens werd gehonoreerd.

    In Aalten

    Anton verhuisde in 1826 naar Aalten. Hij woonde aanvankelijk bij Meijerink in de Kerkstraat. Zijn broer Joseph bleef in Bocholt waar ze een filiaal hielden.

    Het bedrijf startte “in de Schuur en Tuinkamer van den heer Bonninghoff”. Hoogstwaarschijnlijk bedoelde men daarmee het huis Markt 18 van de vrederechter G.J. te Gussinklo, die in 1804 de boerderij Borninkhof had gekocht. Men noemde de bezitter vaak naar zijn boerderij.

    Voor het verwerken van het garen was Anton Driessen aangewezen op de vele thuiswerkers die hier woonden. Overigens vermeldt het gemeenteverslag over 1826 onder meer: “Eenige huisgezinnen hebben zich hier met der woon nedergezet, voornamelijk van Boekholt“. Het verslag over 1827 meldt voor het eerst dat, naast de landbouw als voornaamste bron van bestaan, men veel bombazijn weefde voor de fabrikanten afkomstig uit Bocholt. Er zijn dan ongeveer 218 bombazijnwevers, “het werk in hunne huizen verrigtende”.

    Op 22 november 1827 trouwde Anton Driessen in Bocholt met Isabella Dees.

    In datzelfde jaar verplaatste men de katoenspinnerij vanuit de schuur en tuinkamer van Bonninghoff naar een beter ingericht pand in het centrum van het dorp. Driessen had daar een huis van Manus Scholten gekocht dat stond op de plaats van het tegenwoordige adres Landstraat 25.

    Maar de verplaatsing ging niet geruisloos. Twee buren, de schoolmeester H. Schotman en de landbouwer W. Obrink, dienden bij het gemeentebestuur een bezwaarschrift omdat zij vreesden voor geluidsoverlast en brandgevaar. De gemeente wees hun bezwaren echter af. De beide buren lieten het daar niet bij zitten en richtten hun bezwaren vervolgens tot de gouverneur van de provincie Gelderland. Echter, ook de gouverneur zag geen aanleiding om aan hun bezwaren “eenig gevolg” te geven.

    Eind 1827 kon Anton Driessen beginnen met de verbouw van het huis tot spinnerij. Het nieuwe onderkomen had een verdieping, die met het benedengedeelte tot bedrijfsruimte werd bestemd. Zowel beneden als boven werden machines geplaatst.

    Beekhuize

    In 1833 wilde Anton een nieuw woonhuis bouwen. Hij had daartoe aan het einde van de Landstraat – tegenwoordig heet het hier Dijkstraat – van de erven Degenaar een huis gekocht. Hij wilde dat huis afbreken en op die plaats een nieuw modern huis bouwen met pakhuis, schuur en stalling. Daarvoor had hij echter meer ruimte nodig dan de bestaande huisplaats. Anton Driessen diende een plan in bij het gemeentebestuur met het verzoek, “daar de verfraijing van een Dorp altijd een der aangenaamste verrichtingen van een Plaatselijk bestuur is het zelve goed gunstig te willen accordeeren, en dien ten gevolge de ondergetekende in Zijn voorneemen zoo veel mogelijk te ondersteunen”.

    Om de plannen van Anton te kunnen realiseren, moest zowel de beek als de straat worden verlegd. Bovendien moest er een nieuwe brug komen. Omdat de palen van de oude brug bijna waren vergaan, was de bouw van de nieuwe brug niet alleen hoogstnoodzakelijk, maar de verplaatsing volgens Driessen ook minder kostbaar. Naast de verlegging van de beek en de bouw van een nieuwe brug had Driessen voor zijn plannen ook grond nodig. Hij ruilde daartoe een stuk grond met de gemeente. De onderhandelingen over deze zaken duurden enige jaren.

    In maart 1835 kon Driessen met de bouw beginnen. Hij had voor de productie van de benodigde stenen inmiddels toestemming gevraagd voor het oprichten van een steenbakkerij op de Schaarsheide en het aftichelen van een terrein van drie hectare. Door de slechte staat van de wegen in Oost-Gelderland was het in die tijd handiger en voordeliger om in de buurt van de bouwplaats een veldoven op te richten dan de stenen elders te kopen.

    De statige villa die Anton Driessen aan de huidige Dijkstraat liet bouwen kent iedere Aaltenaar als Beekhuize.

    Graf

    Anton Driessen is begraven op de oude R.K. begraafplaats aan de Piet Heinstraat in Aalten.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen


    • Delpher
    • ‘Geweven goed. De textielgeschiedenis van Aalten en Bredevoort’, H. de Beukelaer en J.G. ter Horst
  • Adriaan Pieter Slicher van Bath

    Adriaan Pieter Slicher van Bath

    Notabele

    Adriaan Pieter Slicher van Bath (Middelburg, 07-06-1838 – Aalten, 18-11-1933), was een plaatselijke notabele en weldoener, die veel heeft betekend voor de Aaltense gemeenschap. Hij was sinds 1867 in Aalten woonachtig en trouwde hier in 1874 met Johanna Geertruida (‘Nannie’) van Hopbergen (1849-1924). Zij was een dochter van de plaatselijke grootgrondbezitter majoor J.W. van Hopbergen (1817-1913).

    Naar dit echtpaar zijn in Aalten een straat en een laantje vernoemd. Op de hoek van de Slicher van Bathstraat en de Bredevoortsestraatweg vinden we nog steeds hun voormalige woonhuis, villa ‘Welgelegen‘. En iedere Aaltenaar kent het Nannielaantje, dat over hun vroegere bezit het landgoed ‘Smees’ loopt.

    Nageslacht

    Zoon Willem Antonie (‘Toon’) Slicher, geboren 1881, en Anna Becking, geboren 1883, huwden in 1908 te Aalten en waren de ouders van professor B.H. Slicher van Bath te Wageningen. De titel ‘Van Bath’, een kleine heerlijkheid te Rilland-Bath in Zeeland, was bestemd te vererven op B.H. Slichers oom, maar werd door de grootvader om persoonlijke redenen op zijn kleinzoon overgedragen.

    In memoriam

    Op 20 november 1933 publiceerde de Zutphense Courant dit bericht uit Aalten:

    “Na een ziekbed van eenige maanden overleed hier Zaterdagavond in den hoogen leeftijd van 95 jaar, onze oudste inwoner, de heer A.P. Slicher van Bath.

    De heer Slicher van Bath, die hier reeds een normale menschenleeftijd woonde, heeft in zijn jonge jaren een groot gedeelte der wereldzeeën met een zeilschip bevaren. Na eerst werkzaam geweest te zijn aan de sterrenwacht te Greenwich, werd hij voor Engelsche rekening uitgezonden tot het doen van meteorologische waarnemingen ten dienste der zeilvaart. Op deze reizen bezocht hij o.a. St. Helena, Kaap de Goede Hoop, Indië, Australië, Kaap Hoorn.

    Na zijn vestiging alhier was de heer A.P. Slicher van Bath zeer in het belang dezer streek werkzaam. Hij gaf o.a. den eersten stoot aan de oprichting der Geld. Overijselsche Mij. van Landbouw, aan de Coöp. Zuivelfabriek, de gasfabriek en de Geld.-Overijs. Locaal Spoorweg. „Floralia”, dat thans reeds over de 50 jaar bestaat, had haar ontstaan aan den heer Slicher te danken. Geen moeite, geen kosten waren hem te veel, wanneer het „Floralia” betrof en toen hij niet meer in staat was om zich met de leiding te bemoeien, ontving iederen zomer deze vereeniging zijn belangrijke giften.

    De heer Slicher was lange jaren voorzitter en later erevoorzitter van het departement van het Nut alhier, en als zoodanig had de bewaarschool zijn groote liefde. Ook deze instelling profiteerde ieder jaar weer van zijn grooten financieelen steun.

    De heer Slicher was ook gedurende eenige jaren lid der Prov. Staten van Gelderland. Verder was de overledene tot zijn 90e jaar waarnemer voor het Meteorologisch Instituut te De Bilt en tot heden correspondent van „Arti et Amicitia”.

    Een bijzonderheid is het zeker, dat het geheugen van den heer Slicher tot het laatste toe uitstekend was en hij zich nog interesseerde voor alle belangrijke wereldgebeurtenissen.

    Met den heer Slicher van Bath gaat een zeer bekende Aaltensche persoonlijkheid heen en talrijke vereenigingen en instellingen zullen zijn grooten steun terdege missen.

    De teraardebestelling zal Woensdagmiddag om 3 uur plaats hebben op de Oude Begraafplaats alhier.”

    Slichter van Bathstraat, Aalten - De Graafschapbode, 21-12-1934
    De Graafschapbode, 21 december 1934

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Heinrich Driessen

    Heinrich Driessen

    Textielfabrikant – “den veursten Dreessen”

    Johann Heinrich Joseph (roepnaam: Heinrich) Driessen (Bocholt, 10-07-1794 – Aalten, 04-07-1879) was een belangrijke textielfabrikant in Aalten. Heinrich stamde uit een Bocholts textielgeslacht. Hij was de enige zoon van Peter Driessen en Maria Hölscher. Zijn vader nam in het Pruisische stadje, net over de grens bij Aalten, een vooraanstaande positie in. Naast textielfabrikant was hij er schepen en van 1797 tot 1811 tweede burgemeester.

    Heinrich genoot een gedegen opleiding aan het Jezuïetencollege in Amsterdam en sprak uitstekend Frans, zodat hij in 1812, toen de troepen van Napoleon door Bocholt trokken, de enige was, die als tolk kon fungeren tussen de stedelijke overheid en de Franse generaals.

    Peter Driessen & Sohn

    In 1810 kwam Heinrich in het bedrijf van zijn vader. Op 2 december 1820 trouwde hij in Rheine (D) met Lisette Sträter, telg uit een andere vooraanstaande textielfamilie. Zij kregen negen zonen en twee dochters. In 1826 werd hem de leiding van de firma Peter Driessen & Sohn toevertrouwd.

    In datzelfde jaar richtten zijn neven Anton en Joseph Driessen een verzoek aan koning Willem I om in Aalten een textielfabriek te vestigen, dat door Willem I werd ingewilligd. Niet veel later vroeg ook Heinrich Driessen toestemming aan de koning om zich in Aalten te mogen vestigen. Ook de firma Peter Driessen & Sohn kreeg de gevraagde vestigingsvergunning.

    In Aalten

    Vader Peter bleef in Bocholt wonen terwijl zoon Heinrich zich in Aalten vestigde. Hij woonde aanvankelijk bij de familie Meijerink aan de Kerkstraat, een van de weinig overgebleven katholieke gezinnen in Aalten, in hetzelfde pand als zijn neef Anton Driessen.

    In Aalten zette Heinrich een filiaal op van de bombazijnhandel en handspinnerij van zijn vader Peter Driessen. Zij bezaten al de nodige grond in Aalten en Varsseveld en in 1826 breidde hij zijn activiteiten uit naar Groenlo. Daar had Heinrich een huis gekocht van De Heyder. Dat huis werd als spinnerij ingericht. Het daar gesponnen garen stelde hij ter beschikking aan thuiswevers die het tot doek verwerkten.

    Heinrich was een ondernemend man. In 1832 had hij zo’n 500 linnenwevers in Aalten en omgeving voor hem werken en drie jaar later behoorde hij samen met Blijdenstein in Enschede tot de grootste bombazijnfabrikanten van Oost-Nederland. Als een van de eersten in Nederland maakte hij gebruik van stoom in zijn blekerij.

    ‘Den veursten Dreessen’

    In 1837 liet hij aan het begin van de Dijkstraat een royaal woonhuis bouwen. Daarom werd hij in den volksmond ‘den veursten Dreessen’ genoemd, terwijl zijn neef Anton, die iets verderop Beekhuize bouwde ‘den achtersten Dreessen’ werd genoemd. Heinrich’s oudste zoon Theodoor legde op 29 juni 1837 de eerste steen. Bij de woning waren ook bedrijfsruimten gevestigd, die voornamelijk dienden als opslagplaats van garens en geweven stoffen. Deze stoffen werden met een wagen, veelal getrokken door een os, naar de blekerij in Dale vervoerd. De voerman droeg de toepasselijke bijnaam Ossen Willem. Na Heinrich’s dood werd het huis herbestemd tot klooster.

    Na het overlijden van zijn vader in 1843 werd Heinrich alleen-eigenaar van Peter Driessen & Sohn. Zijn oudste zoon Theodor (1821-1878) werd nu met de leiding in Bocholt belast. In 1851 verleende koning Willem III aan Heinrich de Nederlandse nationaliteit.

    In 1849 richtte Heinrich in Aalten aan de Hogestraat, als eerste in de Achterhoek, een stoomspinnerij op. Deze werd al spoedig uitgebreid met enkele ‘powerlooms’ (door stoom aangedreven weefgetouwen). Nadat deze fabriek in de nacht van 19 op 20 augustus 1859 afbrandde, bouwde hij het bedrijf niet opnieuw op.

    Naar Leiden

    Heinrich verlegde zijn aandacht naar Leiden. Daar had hij in 1846, samen met zijn neef (zoon van zijn zus), de zeepzieder Ignatz van Wensen, de verlopen textieldrukkerij en -ververij De Heyder & Co. gekocht, later bekend als de Leidsche Katoenmaatschappij. Zijn tweede zoon Louis (1823-1904) liet hij uit Engeland overkomen om in Leiden de leiding op zich te nemen. Louis wist met de kennis die hij in Manchester had opgedaan, het bedrijf spoedig renderend te maken.

    Heinrich’s zoon Eduard (1824-1895) bleef de belangen van het bedrijf in Aalten behartigen. Aanvankelijk bleef de blekerij daar nog in functie, maar op den duur hield Eduard zich hoofdzakelijk bezig met de handel in katoen en garens. Het filiaal in Bocholt, waarover Theodor de leiding had, was opgeheven, nadat deze daar samen met zijn broer Peter (1832-1895) in 1854 een blauwververij en drukkerij, genaamd de firma Theodor en Peter Driessen, was begonnen.

    Katholiek

    De familie Driessen was ook van grote betekenis voor de Aaltense katholieke gemeenschap, die sinds de Reformatie van 1596 een minderheid vormde in het hervormde dorp. Niet alleen door hun aanzien en invloed, maar ook door allerlei schenkingen van de Driessens kon de katholieke kerk in Aalten uitgroeien tot een volwaardige kerkgemeenschap. Zowel Heinrich als zijn neef Anton speelde een belangrijke rol als kerkmeester en armenmeester, een rol die door hun nazaten werd voortgezet.

    Heinrich Driessen was zeer eigenzinnig in zijn optreden en trok ook in kerkelijke aangelegenheden vaak zijn eigen plan. Bijvoorbeeld ten tijde van de problemen tussen de katholieken en de hervormden in 1842 over het luiden van de klokken. Pastoor G.H.J. Wansing van Aalten schreef hierover een brief aan de aartspriester van Gelderland M. Terwindt, die mede was ondertekend door de kerkmeesters Th.W. Meijerink, H. Vulting en A. Driessen. Heinrich Driessen, hoewel lid van het kerkbestuur, had deze brief niet ondertekend en richtte zelf twee persoonlijke brieven aan Terwindt.

    Wat daarin opvalt is dat hij onder meer stelde dat de pastoor a priori tegen Aalten scheen te zijn ingenomen en de hoop uitsprak dat de Aaltense parochie een nieuwe herder zou krijgen die bij iedereen in de smaak zou vallen. Hij verzocht Terwindt bij zijn keuze zijn ontboezemingen in overweging te willen nemen en verzekerde hem dat hij het liefst alles aanwendde wat tot eer van hun heilige godsdienst bevorderlijk was. Maar tevens schreef Driessen dat hij – omwille van het feit dat de oude pastoor hem de meeste hoogachting bewees en ook omdat hijzelf de pastoor hoogachtte als een man die om zijn moreel gedrag een hele provincie tot voorbeeld kon strekken – erop vertrouwde dat het ook de aartspriester zou behagen dat de inhoud van de brieven nooit aan anderen bekend werd.

    Nieuwe kerk

    Een volgend probleem ontstond toen omstreeks 1853 werd besloten tot de bouw van een nieuwe kerk. Dit leidde tot ernstige meningsverschillen binnen het kerkbestuur. Zo vond kerkmeester Heinrich Driessen het wederom nodig eigenmachtig te werk te gaan door achter de rug van de andere kerkbestuurders om contact met de aartsbisschop te zoeken. Hij refereerde in een schrijven aan de aartsbisschop aan de goedkeuring die deze had gegeven aan de plannen voor de bouw van de kerk, onder voorwaarde dat de biechtstoel of biechtstoelen in de kerk werden geplaatst en niet in de sacristie of in aparte uitbouwen aan de zijmuren. Uitgaande van die voorwaarde was er een plan ter goedkeuring naar de Koning gestuurd.

    Nu had tijdens Driessens afwezigheid de aanbesteding van de kerk plaatsgehad, waarbij toch een uitbouw was gepland, in strijd met de aartsbisschoppelijke goedkeuring. Een uitbouw aan de kerk ten behoeve van de biechtstoel zou, aldus Heinrich, een kerk alleen maar ontsieren. Hij had geprobeerd de pastoor daarvan te overtuigen, wat hem echter niet was gelukt. Driessen zag de biechtstoel liever, net als in het Münsterland, in de kerk dan in een uitbouw. De fout kon volgens hem, hoewel het metselen aan die zijde al in volle gang was, nog worden hersteld. Hij verzocht in zijn brief aan de aartsbisschop dan ook om zo spoedig mogelijk daartoe aanwijzingen aan het kerkbestuur te willen geven. De afloop van de kwestie is niet bekend. Deze actie is echter kenmerkend voor Heinrich Driessen, die blijkbaar gewend was zijn zin te krijgen en daarvoor ook op eigen initiatief de nodige stappen ondernam.

    Vermogend

    Heinrich was op het eind van zijn leven een vermogend man. Hij had aandelen in spinnerijen in Enschede, Gronau en Rheine. Rheine was de geboorteplaats van zijn vrouw, en haar familieleden beheerden daar textielondernemingen. Verder had hij veel landerijen en boerderijen in de omgeving van Aalten, Varsseveld en Bocholt.

    Heinrich bereikte de hoge leeftijd van bijna 85 jaar. Verschillende van zijn kinderen en kleinkinderen kwamen in de textielbranche terecht.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen


    • Biografisch Woordenboek Gelderland
    • Bijlage van De Graafschapbode, 23 juli 1937
    • Delpher
    • Nijver in het groen. Twee eeuwen industriële ontwikkeling in Achterhoek en Liemers, H. de Beukelaer
    • St.-Helena’s ommegang. De geschiedenis van de Aaltense katholieken, H. de Beukelaer
    • Geweven goed. De textielgeschiedenis van Aalten en Bredevoort, Aalten 1992, H. de Beukelaer en J.G. ter Horst
    • Stammbuch und Chronik der Familien Driessen, Giessing, van Wensen, Schwartz, Sträter, Hölscher, F. Schwartz
  • Wim Mateman

    Wim Mateman

    Politicus

    Willem Antoon (Wim) Mateman (Aalten, 07-05-1945 – Rijswijk, 08-06-2019) was een Nederlands politicus. Namens het CDA was hij van 1979 tot 1998 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Mateman was van 2003 tot 2018 wethouder, gemeenteraadslid en fractievoorzitter voor het CDA in de gemeente Rijswijk.

    Mateman volgde een opleiding MO-staatsinrichting en MO-staathuishoudkunde. Vervolgens studeerde hij sociologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij was in zijn studententijd medeoprichter van de Studentenvakbeweging in Nijmegen. Mateman werd na zijn studie docent economie, staatsinrichting, en maatschappijleer aan de Christelijke middelbare school in Zutphen. Vanaf 1970 was hij lid van de Provinciale Staten van Gelderland en lid van de gemeenteraad van Aalten namens de Christelijk-Historische Unie (CHU). Tevens werd hij wethouder in Aalten.

    Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1977 stond Mateman kandidaat voor het CDA, maar hij werd niet direct gekozen. Later dat jaar kreeg hij de mogelijkheid in de Kamer zitting te nemen, maar hij weigerde. Twee jaar later kwam Mateman alsnog tussentijds in het parlement. Op 28 augustus 1979 werd hij beëdigd. In de Kamer hield hij zich onder andere bezig met handelspolitiek, defensie en binnenlands bestuur.

    Wim Mateman behoorde tot de conservatieve vleugel van het CDA. Toen hij de Kamer moest verlaten omdat de nieuwe partijleiding de fractie wilde vernieuwen was hij erg teleurgesteld. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1998 was Mateman niet meer verkiesbaar.

    In 2003 werd hij voor het CDA wethouder Financiën en Grondzaken in de Zuid-Hollandse gemeente Rijswijk. In mei 2014 verdween het CDA uit het Rijswijkse college en keerde hij terug in de gemeenteraad; hij werd voorzitter van de CDA-fractie. In 2018 nam hij afscheid van de lokale politiek.

    Mateman was getrouwd en kreeg twee kinderen. Mateman werd in 1992 onderscheiden als Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in 1998 als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In 1992 werd hij uitgeroepen tot Pijproker van het jaar.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen


    Eigengereide ‘rechtsbuiten’ van het CDA – NRC Handelsblad, 13 april 1992

  • Doeke Bekius

    Doeke Bekius

    Burgemeester (1976 – 1988)

    Doeke Bekius (Gauw, 14-11-1922 – Haart, 08-06-2013) was een Nederlands politicus van de ARP en later het CDA.

    Hij werd geboren en groeide op in het dorp Gauw nabij Sneek. Na de ULO trad hij op zestienjarige leeftijd in dienst van de gemeente Wymbritseradeel, een plattelandsgemeente om Sneek met 28 dorpen. In 1946 ging Bekius van de plattelandsgemeente naar de stad Zutphen. Met deze ervaring was hij in 1951 klaar voor zijn baan bij de gemeente Apeldoorn als chef Algemene Zaken. In juli 1961 werd hij burgemeester van Westdongeradeel en in december 1966 volgde zijn benoeming tot burgemeester van Kollumerland en Nieuwkruisland.

    Medio 1976 werd Bekius burgemeester in de gemeente Aalten, als opvolger van burgemeester Faber. Het stadje Bredevoort zag hij als een geschenk, een enthousiaste taak. Hij werd daar in 1988 tot ‘eredrost’ benoemd. Na zijn pensionering is hij in de gemeente Aalten blijven wonen. Hij bleef lid van zowel Bredevoorts Belang als Haarts Belang. Bekius werd na zijn pensionering actief bij de VKK (Vereniging van Kleine Kernen) Gelderland. Eind 1987 begon hij daar als adviseur van het bestuur, maar hij werd al snel bestuurslid en was daarna later jarenlang voorzitter.

    Hij woonde en overleed in de buurtschap Haart, in de gemeente Aalten. Hij is begraven op 14 juni in Gauw.

    Leestip


    ‘Van Maire Stumph tot Burgemeester Stapelkamp’, door Leo van der Linde

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Evert Sickens van Veen

    Evert Sickens van Veen

    Burgemeester (1946-1967)

    Evert Sickens van Veen (Hijkersmilde, 04-10-1902 – Winterswijk, 03-05-1976) was een Nederlands politicus van de CHU.

    Hij werd geboren als zoon van Jan van Veen (1855-1917; landbouwer) en Matje Prins (1867-1943). Hij zat op het gymnasium maar had gezondheidsproblemen en verliet voortijdig die opleiding om in Zwitserland een kuur te volgen. Na later nog enige tijd in Frankrijk in de agrarische sector werkzaam te zijn geweest, kwam hij in 1926 terug naar Nederland. Hij werd volontair bij de gemeente Schoonebeek en midden 1930 volgde zijn benoeming tot ambtenaar ter secretarie bij de gemeente Stad Hardenberg. Twee jaar later maakte hij de overstap naar de gemeente Gramsbergen waar hij het bracht tot eerste ambtenaar.

    Op 25-03-1931 trouwde Evert Sickens van Veen in Oosterhout (NB) met Johanna Jacoba Strating.

    Eind 1937 werd Van Veen benoemd tot burgemeester van Nijeveen. In september 1943 ging hij met ziekteverlof waarbij de Meppelse burgemeester Geert Wisman tevens waarnemend burgemeester van Nijeveen werd. Begin 1944 volgde ontslag voor Van Veen maar later keerde hij terug als burgemeester van Nijeveen. Bovendien was hij eind 1945 enkele maanden waarnemend burgemeester van Ruinerwold.

    In 1946 werd Van Veen benoemd tot burgemeester van Aalten als opvolger van burgemeester Monnik. Van Veen ging daar in november 1967 met pensioen en overleed in 1976 op 73-jarige leeftijd. Hij ligt begraven op Berkenhove.

    Van Veen werd als burgemeester van Aalten opgevolgd door mr. Hendrik Hieltje Hans Haverkamp.

    Leestip


    ‘Van Maire Stumph tot Burgemeester Stapelkamp’, door Leo van der Linde

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen

  • Adriaan Johannes Willem Monnik

    Adriaan Johannes Willem Monnik

    Burgemeester (1910-1945)

    Adriaan Johannes Willem Monnik werd op 19 november 1879 geboren in Vorden, zoon van Adriaan Johannes Wilhelmus Monnik, geneeskundige, en Anna Hendrika Blotkamp. Op 22 mei 1913 trouwde hij in Den Haag met Louise Wilhelmina de Waal Malefijt (Zeist, 17 augustus 1881), dochter van Jan Hendrik de Waal Malefijt, minister van koloniën, en Frederica Sophia Wilhelmina Couvée.

    Monnik werd in 1910 benoemd tot burgemeester van Aalten. Hij volgde Willem Carel Tack op.

    Hij was maar liefst 35 jaar burgemeester van Aalten. Het gezin Monnik woonde in villa Zonneheuvel aan de Bredevoortsestraatweg in Aalten, waar later het overdekte zwembad zou komen.

    In 1944 krijgt burgemeester Monnik opdracht er voor te zorgen dat 500 mannen uit Aalten in Zevenaar aanwezig zijn, om ingezet te worden voor het graven van militaire verdedigingswerken. Bij hem en zijn ambtenaren valt dan het besluit te weigeren en met zijn allen onder te duiken. Het bevolkingsregister wordt in veiligheid gebracht.

    Tijdens zijn onderduikperiode werd Monnik vervangen door I.A. de Moor, voormalig burgemeester van Breskens en vandaar met vele andere NSB’ers gevlucht. Na de bevrijding keerde Monnik terug als burgemeester en ging op 1 november 1945 met pensioen.

    In 1946 werd Monnik benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

    Op 2 augustus 1951 overleed hij in het Bronovo-ziekenhuis in Den Haag, na een operatie. Hij werd begraven op begraafplaats Berkenhove.

    Hij werd als burgemeester van Aalten opgevolgd door Evert Sickens van Veen.

    Interview 25-jarig ambtsjubileum

    Ter gelegenheid van het 25-jarig ambtsjubileum van burgemeester Monnik publiceerde de Graafschapbode op 8 maart 1935 een interview met de jubilaris, hieronder enigszins verkort weergegeven:

    Wanneer we in de ruime burgemeesterskamer zitten, is vanzelf onze eerste vraag: Wilt U ons eens iets vertellen over uw allereerste jaren, schoolopleiding, enz.? We vernemen dan, dat Adriaan Johannes Willem Monnik den 19en November 1879 te Vorden geboren werd. De eerste twee schooljaren werden op de Chr. school in zijn geboorteplaats doorgebracht. Toen kwam er een gouvernante in huis. Eén kamer werd tot schoollokaal ingericht en hier werd de jeugdige leerling met nog één medeleerlinge, klaargemaakt voor het gymnasium.

    Na dit lager onderwijs werd gedurende 3 jaar het Chr. gymnasium van Ds. van Lingen te Zetten bezocht. De studie moest toen om gezondheidsredenen onderbroken worden en werd later voortgezet aan de H.B.S. te Zutphen. Dan werden een jaar de colleges gevolgd van Prof. Hugo de Vries aan de Gem. Universiteit te Amsterdam.

    Benoemd tot Burgemeester van Aalten

    Het was altijd mijn streven,” vertelt ons de heer Monnik, “om ook nog eens burgemeester te worden, en toen Aalten openkwam werd ik op 23 Febr. 1910 benoemd tot burgemeester van Aalten.” Na de beëediging op 2 Maart werd op 15 Maart 1910 de heer Monnik hier als burgemeester geïnstalleerd. De oudste wethouder, Z.G. van Eerden, hield de installatierede. De burgemeester besloot zijn antwoordrede o.a. met de mededeeling: “lk zal doen wat des burgemeesters is.

    Toentertijd was de heer B.H. Vaags gemeente-secretaris, wethouders waren de heeren Z.G. van Eerden en W. te Gussinklo. De Raad was als volgt samengesteld: F.H. Somsen, Th.A.M. Driessen, Sal. Gussinklo, L. Heusinkveld, H.A.J. Luiten (Sondern), J.P. Obbink, H.J. Veldhuis (Vels), Wander Nijhof, J.H. Veldkamp (Breedev.), A.P. Slicher van Bath.

    Tot zijn huwelijk was de heer Monnik in pension bij de dames Vaags, op de Kattenberg.

    Belangrijkste besluiten, enz.

    De burgemeester meent zich te herinneren, dat het eerste besluit geweest is. de aankoop van het oude huis van Heijmans op den hoek van de Koelmansteeg, voor de verbreeding van de ingang der Koelmansteeg (nu Stationsstraat). — De oude notulenboeken worden er bij gehaald, en ja, het klopt (het geheugen van onzen burgemeester is, tusschen twee haakjes, bijzonder goed): dit hoekhuis werd aangekocht voor ƒ 3500, waardoor er een behoorlijke ingang van de Stationsstraat kon komen.

    Dan volgt op 27 April 1910 de opening van de tram, de G.W.S.M. lijn B (Lichtenvoorde, Breedevoort, Aalten, Bocholt).

    Dadelijk in 1910 komt zijn liefde voor de volksgezondheid naar voren, eenige woningen worden onbewoonbaar verklaard. “Met de politiek heb ik me nooit veel bemoeid: ik voel veel meer voor volksgezondheid, woningbouw en dergelijke,” zegt de burgevader zoo en passant.

    In 1910 krijgen we dan verder nog den bouw van de Koembrug, de eerste betonbrug in Aalten. De openbare school-verbouwing, de reorganisatie van het politiecorps (de heer Blom werd toen chef-veldwachter). Ook dateert de aanstelling van een voorwerker voor de gemeente-arbeiders van dezen tijd.

    In 1911 kwam ter sprake: de afschaffing van het Duitsche geld, maar het duurde nog tot Juli 1914 voor het ingevoerd werd. Door het groote getal arbeiders dat destijds naar de Bocholtsche fabr. gingen werken en die allemaal bij een Duitsche ‘Krankenkasse’ waren aangesloten, was hier een moeilijke ‘Krankenkasse-quaestie’ ontstaan, die ook nu opgelost werd.

    In Maart 1911 werd hier een wekel. markt voor groenten, kippen, eieren en visch ingevoerd. De verbetering van de afwatering van het Goor kwam ook een groote stap verder door de stichting van het Waterschap der Baaksche Beek. Bij een oud convenant was bepaald, dat de Veengoot niet uitgediept mocht worden, zoodat afwatering van het Goor onmogelijk was. Door de stichting van het Waterschap kon er nu verandering komen. In 1911 werden ook de Lankhofstraat en de Ormelstraat aangelegd.

    Het zou ons te ver voeren, om zoo jaar voor jaar uitvoerig te behandelen. We zullen de volgende jaren met een beetje ‘versnelde pas’ doorwandelen en meer als jaartal memoreeren. We krijgen dan in: 1912 de pensionneering van veldwachter Heersink.

    Den 22en Mei 1913 treedt de heer Monnik in het huwelijk met L.W. de Waal-Malefijt. Het pension van de dames Vaags wordt verwisseld voor ‘Zonneheuvel‘.

    Den 21en Febr. 1914 besluit de Raad nieuwe scholen te bouwen in IJzerlo en op de Haart. 13 Maart van hetzelfde jaar volgde de onderwijzerswoning in Aalten. In Febr. werd ook begonnen met den woningbouw aan den Haartschen weg.

    1 Augustus krijgen we dan het begin van den grooten wereldoorlog, die tal van moeilijkheden meebracht. Langzamerhand werden alle levensmiddelen, enz. schaarscher en krijgen we ’t tijdperk der distributie. Wat ’n drukte en moeilijkheden bracht die mee! Wij leverden in dien tijd 1.000.000 K.G. rogge en waren één van de grootste roggeleverende gemeenten van het land.

    In Sept. 1914 wordt de verordening op de herbergsluiting van kracht en krijgen we de ‘zwarte lijst’. Den 31 October wordt de post ‘nachtwakers‘ geschrapt en op 1 Januari 1915 behoort de nachtwaker te Aalten tot het verleden.

    In het laatst van 1917 sprak de Raad zich in principe uit voor overname der Gasfabriek. Het besluit tot overname werd genomen op 19 Dec. 1918. De Raad nam toen de gasfabriek over voor ƒ 115.000 plus ƒ 29.602,87 voor de leidingen, gasmeters, enz. De dag van overname was 2 Mei 1919.

    Na den wapenstilstand, toen de krijgsgevangenen naar de grens kwamen, heette het, dat er 30.000 hier naar toe zouden komen. Gelukkig namen ze in Bocholt een andere richting. Toch kregen we ook hier ons deel in November 1918, n.l. Franschen en Italianen, die in het Feestgebouw en in de fabriek der N.V. Textiel Mij. werden ondergebracht. Uitgehongerd waren de menschen. “Met die Italianen beleefden we nog wat eigenaardigs,” vertelt ons de burgemeester, “we hadden ze allemaal wat van onze prachtige zeep, waarvan we toen een heelen voorraad hadden, gegeven om zich eens frisch te kunnen wasschen, maar den volgenden dag was alle zeep door de Italianen opgegeten!

    26 Febr. 1920 werd den ‘Oosterman‘ aangekocht met de bedoeling hier de nieuwe begraafplaats te maken. Dit plan is niet doorgegaan. Later in 1922 werd een ander terrein hiervoor bestemd, het tegenwoordige ‘Berkenhove‘.

    In Aug. 1920 werd een begin gemaakt met de straatnamendoop. De eerste is de ‘Oranjestraat’ te Breedevoort. Ook had in Augustus de aanbesteding plaats van den Gendringschen weg.

    19 Mei 1922 wordt de veemarkt naar de binnenmarkt verplaatst. In de laatste jaren is echter de veemarkt weer in eere hersteld. In dit jaar werd ook de keuringsdienst ingevoerd. Dr. Rexwinkel werd keuringsveearts. Den 11en April werd het slachthuis overgenomen.

    Dan krijgen we de laatste jaren, die ons allen nog versch in het geheugen liggen. Diverse wegen werden in deze jaren verhard: Sondernweg in ’29. Haartscheweg in 1929. Een Ringweg werd aangelegd, 24 Aug. 1928 en nu het Natuurbad ’t Walfort, een werk van de allerlaatste jaren.

    De Wethouders in deze 25 jaren

    Het is wel interessant ook even na te gaan welke wethouders we in deze 25 jaren gehad hebben. In 1910 waren er, zooals we reeds vermeldden Z.G. van Eerden en W. te Gussinklo. Na den dood van Van Eerden werd in Mei 1916 de heer Theod. Driessen wethouder, die in 1918 weer is afgetreden. We krijgen dan voor een kort poosje den heer F.H. Somsen. Van 2 Sept. 1919 tot 4 Sept. 1923 zijn wethouders de heeren H.J.J.G. ten Dam en Joh. Obbink. Dan neemt de heer F.H. Somsen de plaats in van den heer ten Dam (4 Sept. 1923) en op 8 Maart 1926 volgt de heer A. Brethouwer den heer Obbink op. De heeren Somsen en Brethouwer zijn heden nog als wethouders in functie.

    Als secretaris volgde op 1 Febr. 1930 de heer S. Bijlsma zijn voorganger, den heer B.H. Vaags op. Op 29 Jan. 1924 ging de gemeente-ontvanger, de heer F.H. Freriks, met pensioen. De heer F. Heisterman werd toen als ontvanger benoemd. Bij Gemeentewerken kwam na het overlijden van den heer J. Brill, de heer Tilbusscher als gemeente-architect, die door den heer H. Rollman wordt bijgestaan.

    Andere functies van den jubilaris

    Naast zijn eigen drukken werkkring stelt de burgemeester vooral belang in het onderwijs. De heer Monnik is penningmeester van den Bond van schoolbesturen, onderwijzers en voorstanders van het Chr. onderwijs in den Geld. Achterhoek en omgeving.

    Ook is hij bestuurslid van de Groen van Prinsterer Kweekschool te Doetinchem. Verder nog commissaris van de N.V. Waterleiding Oostel. Gelderland en Lid van den Raad van Toezicht der N.V. ‘De Graafschap‘, Drukkerij en Uitgeverij.

    We zijn ten slotte nog nieuwsgierig naar de meening van den burgemeester over de vooruitzichten van onze Gemeente in de naaste toekomst.

    Deze voorbijgegane 25 jaren,” zegt de heer Monnik, “zijn zeker niet gemakkelijk geweest. Eerst de oorlogsjaren en nu de misschien nog moeilijker na-oorlogsche periode met haar groote achteruitgang op ieder gebied, haar groote werkloosheid, met de werkverschaffing en alles wat daar aan vast zit. Mijn vrouw is mij bij deze moeilijkheden steeds tot zeer grooten steun geweest.

    Wat de werkverschaffing betreft kunnen we nog vermelden, dat op 24 Nov. 1916 ‘Patrimonium‘ om werkverschaffing verzocht. De eerste werkverschaffing was het grintgraven in 1918. Op 30 Mei 1917 ging Aalten, als één van de eerste gemeenten over tot werkloosheidsverzekering.

    De burgemeester vervolgt dan: “Wij als Gemeente, staan er niet zoo slecht voor. Dit is een zeer zwaar jaar, zeker, maar ik zie aankomen, dat het langzamerhand beter wordt. We zullen met vertrouwen voortgaan, één oog naar boven, één oog naar binnen. De hand aan de ploeg, dan zal het einde goed zijn. We moeten zoeken niet wat verdeelt, maar wat samenbindt!

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen


    Leestip


    ‘Van Maire Stumph tot Burgemeester Stapelkamp’, door Leo van der Linde

    Burgemeester Monnik - Aaltensche Courant, 27-05-1927
    Aaltensche Courant, 27 mei 1927
    Burgemeester Monnik opent Bazar - Graafschapbode, 13-04-1934
    Graafschapbode, 13 april 1934
    Burgemeester Monnik opent zwembad 't Walfort, 25 juni 1934
    Graafschapbode, 25 juni 1934
    25-jarig jubileum burgemeester Monnik - Sumatra Post, 08-06-1935
    Sumatra Post, 8 juni 1935
    Serenade burgemeester Monnik - De Graafschapper, 24-05-1938
    De Graafschapper, 24 mei 1938
    Burgemeester Monnik - De Graafschapper, 07-11-1938
    De Graafschapper, 7 november 1938
  • Johan Hora Adema

    Johan Hora Adema

    Burgemeester (1886-1888)

    Johan Hora Adema (Leeuwarden, 24-04-1843 – Velp, 15-03-1938) was burgemeester in drie verschillende gemeenten. Daarnaast was Hora Adema kapitein bij de Grenadiers en Jagers. In 1870 trouwde hij met de Friese Lucia Aurelia Bergsma Fruitier De Talma, met wie hij vier kinderen kreeg.

    Als opvolger van burgemeester Mr. L. Roelvink werd Hora Adema in 1886 tot eerste burger van Aalten benoemd. Hij zou feestelijk ingehaald worden en er was een wedstrijd wie de mooiste ereboog wist te maken. Hard werd er door menigeen gewerkt om de burgemeester een waardige ontvangst te bereiden.

    Ongekend hartelijk en feestelijk was de dag van zijn intocht, iedereen was op de been. In een rijtuig werd de nieuwe burgervader ingehaald en door Aalten rondgeleid. Telkens werd bij een ereboog halt gehouden om de burgemeester in de gelegenheid te stellen de tekst hierop te lezen. Ongelooflijk mooi was de ereboog in de Dijkstraat waarop te lezen stond:

    Wees welkom J. Hora Adema,
    Voor U is deze boog geplant.
    Bestuur, beheer voor aller eer
    Dit dorp in ons vaderland.”

    De prijs ging naar de makers van deze ereboog. De nieuwe burgemeester ging wonen in de Landstraat.

    Hij was achtereenvolgens burgemeester van de gemeenten Aalten (1886-1888), Hengelo (1888-1891) en Harlingen (1896-1914).

    Hora Adema werd als burgemeester van Aalten opgevolgd door jonkheer Georg Ludwig Carl Heinrich Baud.

    Leestip


    ‘Van Maire Stumph tot Burgemeester Stapelkamp’, door Leo van der Linde

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

    Bronnen

  • Hendrik Hieltje Hans Haverkamp

    Hendrik Hieltje Hans Haverkamp

    Burgemeester (1968-1970)

    Hendrik Hieltje Hans Haverkamp (Doetinchem, 28-04-1927 – Arnhem, 19-06-2011) was een Nederlands politicus van de CHU.

    Hij werd geboren als zoon van Johan Hendrik Wilhelm Haverkamp (1900-1953), ambtenaar bij de gemeente Doetinchem en later burgemeester van Dinxperlo, en domineesdochter Louisa Petronella Ynzonides (Obergum, 12-08-1901). Hij is afgestudeerd in de rechten en was plaatsvervangend chef van het kabinet van de commissaris van de Koningin in Overijssel voor hij in april 1963 benoemd werd tot burgemeester van Staphorst.

    In januari 1968 volgde hij Evert Sickens van Veen op als burgemeester van Aalten. Al tweeënhalf jaar later, in augustus 1970, stapte hij op als burgemeester om de tweede secretaris van de Rijnmondraad te worden. Haverkamp overleed in 2011 op 84-jarige leeftijd.

    Haverkamp werd als burgemeester van Aalten opgevolgd door Ruurd Faber.

    Leestip


    ‘Van Maire Stumph tot Burgemeester Stapelkamp’, door Leo van der Linde

    Burgemeester Hendrik Hieltje Hans Haverkamp

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Georg Ludwig Carl Heinrich Baud

    Georg Ludwig Carl Heinrich Baud

    Burgemeester (1888-1895)

    Jonkheer Georg Ludwig Carl Heinrich Baud werd op 28 maart 1858 geboren in Amersfoort, zoon van Jean Chretien Baud en Eveline Alexandrine van Ranzow.

    Per Koninklijk Besluit van 2 februari 1888 werd Baud benoemd als burgemeester van Aalten. Hij volgde Johan Hora Adema op. Op zijn eigen verzoek werd tijdens zijn installatie als burgemeester, behalve het uitsteken van vlaggen, geen openlijk huldebetoon gebracht.

    In 1892 stelde hij zich kandidaat voor de Provinciale Staten namens de Liberale Kiesvereniging. Hij werd gekozen. Op 1 december 1895 vroeg hij eervol ontslag als burgemeester aan. Hij werd als burgemeester van Aalten opgevolgd door mr. Willem Carel Tack.

    In 1898 trad hij af als lid van de Provinciale Staten om te voorkomen dat er een scheuring zou ontstaan binnen zijn partij.

    Op 31 maart 1908 trouwde hij, 50 jaar oud, in Den Haag met de 14 jaar jongere Elisabeth Lamberta van Riemsdijk (Batavia, 10-10-1871). Baud overleed op 4 april 1921 in Den Haag.

    Leestip


    ‘Van Maire Stumph tot Burgemeester Stapelkamp’, door Leo van der Linde

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Willem Carel Tack

    Willem Carel Tack

    Burgemeester (1895-1910)

    Willem Carel Tack werd op 26 september 1838 geboren in Doesburg, zoon van Benjamin Tack, lid van de stedelijken raad dezer stad, en Françoise Caroline Madelon baronesse van Eck. Op 5 juni 1873 trouwde hij in Aalten met predikantendochter Cornelia Johanna Paré (Bredevoort, 02-08-1848). Samen kregen zij vijf kinderen.

    Op 4 maart 1880 werd Tack per Koninklijk Besluit benoemd tot burgemeester van Kesteren. Met een toekenning van eervol ontslag als burgemeester van die gemeente werd hij per Koninklijk Besluit met ingang van 15 december 1895 benoemd tot burgemeester van Aalten. Hij volgde jonkheer Georg Ludwig Carl Heinrich Baud op.

    Tack en zijn familie werden op maandagmiddag door een grote menigte ontvangen op het station Aalten. Met koetsen en ruiters, een muziekkorps werd de familie naar de ambtswoning gebracht aan de Gasthuisstraat (tegenwoordig Haartsestraat 10, dat later ook wel het ‘Tackshuis’ genoemd werd). Die avond was ter ere van de nieuwe burgemeester een fakkeltocht door het met vlaggen en groen versierde dorp. Bij Koninklijk Besluit van 25 november 1907 werd Tack herbenoemd tot burgemeester met ingang van 15 december 1907.

    Tack overleed op 4 mei 1915 op een leeftijd van 76 jaar te Aalten en werd op 8 mei begraven in Doesburg.

    Hij werd als burgemeester van Aalten opgevolgd door Adriaan Johannes Willem Monnik.

    Leestip


    ‘Van Maire Stumph tot Burgemeester Stapelkamp’, door Leo van der Linde

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Paul Hagemann

    Paul Hagemann

    Fotograaf, kunstschilder, tekenaar en amateur-natuurgeneeskundige

    Paul Hagemann (1882-1960) was een in Duitsland geboren kunstenaar en natuurgeneeskundige die zich rond 1926 in Aalten vestigde. Hij werkte als fotograaf, kunstschilder en tekenaar, en legde veel boerderijen rond Aalten vast. Daarnaast hield hij zich bezig met amateur-natuurgeneeskunde.

    Johannes Paul Hagemann, roepnaam Paul, werd geboren op 3 maart 1882 in Münster (Duitsland). Op 15 november 1923 trad hij in Amsterdam in het huwelijk met Francina Gijsberta (Bep) van Arkel.

    Het echtpaar vestigde zich vermoedelijk rond 1926 in Aalten. In 1934 stonden ze geregistreerd als bewoners van Bodendijk 19a in Aalten; in 1938 woonden ze op het adres IJzerlo 13b, en in 1945 weer in het dorp, aan de Dijkstraat 5.

    Hagemann heeft onder andere veel boerderijen en huizen in en rond Aalten op doek vastgelegd. Naast zijn artistieke bezigheden hield hij zich ook bezig met natuurgeneeskunde. Eén van zijn gezondheidsproducten was een doosje met metaal en iets van elektriciteit.

    Paul Hagemann overleed op 8 augustus 1960. Hij werd begraven op de rooms-katholieke begraafplaats aan de Piet Heinstraat in Aalten.


    Galerij

    Een selectie uit het werk van Paul Hagemann:

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Piet te Lintum

    Piet te Lintum

    Columnist, illustrator, tekenaar en kunstschilder

    Piet te Lintum (1909-1985) was een veelzijdig kunstenaar uit de Achterhoek. Hij werkte als columnist, illustrator, tekenaar en kunstschilder, en schilderde een groot aantal landschappen en dorpstaferelen van zijn geboortestreek. Hij wordt daarom ook wel de “schilderende ambassadeur van de Achterhoek” genoemd.

    Pieter (Piet) te Lintum werd op 13 januari 1909 geboren in Aalten, als zoon van Jan te Lintum, kruidenier, en Johanna Christina Adolphina te Giffel. Het gezin woonde aan de Dijkstraat 4, het pand waar tot 2022 bakker Van den Dobbelsteen gevestigd was. Op 15 augustus 1942 trad hij in het huwelijk met Elisabeth Maria Schenk, met wie hij twee kinderen kreeg.

    Talent

    Van jongs af aan liet Te Lintum zien dat hij over uitzonderlijk tekentalent beschikte. Al op elfjarige leeftijd maakte hij goed gelijkende portretten. Zijn eerste lessen kreeg hij van een kunstenaar die juist afgestudeerd was van de kunstacademie. Tevens volgde hij een jaar lang schriftelijke cursussen van een instituut in Parijs.

    Op zijn achttiende volgde hij lessen aan de Kunstnijverheidsschool in Arnhem, waar hij les kreeg van Hendrik Valk en Gerard van Lerven. Daarna volgde hij drie jaar lessen aan de Rotterdamse Kunstacademie van David Bautz en Herman Mees. Zijn meest invloedrijke leermeester was echter prof. Johannes Hendricus Jurres, aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam.

    Loopbaan

    Na zijn opleiding bouwde Piet te Lintum een veelzijdige carrière op als illustrator voor diverse uitgeverijen. Hij tekende onder andere de illustraties bij de avonturen van Aornt Peppelenkamp, geschreven door Frans Roes onder het pseudoniem Herman van Velzen. Ook werkte hij voor uitgeverij Misset in Doetinchem (o.a. De Graafschapbode) en maakte hij stripvormige columns voor dagblad Tubantia. Daarnaast ontwierp hij reclamewerk, ansichtkaarten en maakte hij muurschilderingen.

    Piet te Lintum staat vooral bekend om het schilderen van bouwvallige gebouwen. Hij meed het moderne, rechtlijnige. Voor hem gold: hoe ouder en rotter het gebouw, des te mooier het geheel. Hierbij ging het hem niet alleen om het romantische beeld van verwaarloosde huizen en boerderijen. Hij vroeg met zijn werken ook aandacht voor de historie.

    Te Lintum zag destijds al met lede ogen aan dat er steeds meer oude gebouwen met een verleden werden gesloopt voor herinrichting van het Achterhoekse landschap. Het boerderijtje van Bernard Schlüter in het Duitse Südlohn en het Kuupershuusken in Bredevoort zijn om deze reden steen voor steen wederopgebouwd. Allemaal ten behoeve van de rijke, lokale geschiedenis.

    Nalatenis

    Op 1 mei 1985 overleed Piet te Lintum in Winterswijk. Zijn werk leeft voort in de herinnering van velen, niet in de laatste plaats dankzij het boek Wat ik te zeggen heb… van Hans de Beukelaer, dat een ode brengt aan zijn leven en werk. Voor het boek werden meer dan 500 werken van zijn hand opgespoord. Hoewel een groot deel van zijn muurschilderingen de tand des tijds niet heeft doorstaan, zijn zijn schilderijen van boerderijen, gebouwen en gezichten uit de streek blijvende getuigen van zijn liefde voor de Achterhoek.


    Galerij

    Een selectie uit het werk van Piet te Lintum:

    Leestips

    • Wat ik te zeggen heb…‘, Piet te Lintums schilderrijke reis door de Achterhoek en het nabije grensgebied
      Hans de Beukelaer en Jos Betting
    • Schilders uit de Achterhoek & Liemers, 1850-1950′
      Jan Stap en Jacob Schreuder
    • In het Cultuurhistorisch tijdschrift voor Achterhoek en Liemers, Oer/39 van maart 2021, verscheen een artikel over Piet te Lintum. Dit tijdschrift is nog verkrijgbaar bij het ECAL in Doetinchem.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

  • Mr. Leonard Roelvink

    Mr. Leonard Roelvink

    Burgemeester (1861-1886)

    Leonard Roelvink werd op 30 april 1833 geboren als zoon van Arnoldus Florentinus Roelvink, burgemeester van Aalten, en Elzabé Maria Theodora ten Cate. Op 14 november 1870 trad hij in Winterswijk in het huwelijk met Christina Paschen, geboren aldaar op 27 maart 1848.

    In 1857 publiceerde Roelvink bij uitgeverij Post Uiterweer te Utrecht zijn juridische proefschrift onder de titel Theses juridicae inaugurales. Vier jaar later, in 1861, volgde hij zijn vader op als burgemeester van de gemeente Aalten.

    Roelvink woonde in de villa aan ’t Zand in Bredevoort die we tegenwoordig kennen als Sint Bernardus. Dagelijks reed hij per rijtuig naar Aalten, net als zijn vader had gedaan. Hij was fel tegen de komst van de spoorlijn naar Aalten, uit angst dat zijn paarden zouden schrikken van het “dampende treinmonster”.

    Leonard Roelvink overleed op 3 maart 1886 aan een beroerte. De gemeenteraad zou juist vergaderen en wachtte op de komst van haar voorzitter toen een arts het treurige bericht van zijn overlijden kwam mededelen. Hij werd begraven op de oude begraafplaats aan de Prins Mauritsstraat in Bredevoort.

    Na zijn overlijden richtten zes vooraanstaande Aaltenaren zich in een brief tot de minister van Binnenlandse Zaken. Ze maakten van de gelegenheid gebruik om hun zorgen te uiten over wat zij als wantoestanden beschouwden binnen de gemeente, die ze toeschreven aan het beleid, of het ontbreken daarvan, van de overleden burgemeester. In hun brief stelden ze nadrukkelijk géén invloed te willen uitoefenen op de benoeming van een nieuwe burgemeester, maar gaven tegelijkertijd aan dat “de treurige toestand” in Aalten volgens hen mede het gevolg was van het feit dat de functie van vader op zoon was overgegaan. Ze klaagden over onder meer gebrekkig onderwijs, slechte wegen, overmatig drankgebruik en ongeoorloofde kinderarbeid. De zes pleitten voor de benoeming van een krachtige opvolger die orde op zaken kon stellen. Hun bezwaren werden serieus genomen door zowel de minister als de commissaris van de Koning.

    Roelvink werd als burgemeester van Aalten opgevolgd door Johan Hora Adema.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.