Wanneer we vanaf de Haartsestraat het „Nannielaantje (bij de oudere ingezetenen van Aalten beter bekend als „Smeeslaantje”) inwandelen en het smalle bruggetje gepasseerd zijn, zien we links, ongeveer tegenover de bank van „Aalten’s Belang” in de weide een vierkante heuvel, begroeid met enige zware eiken en omringd door sloten, welke langzamerhand haast met de omringende grond gelijk gemaakt zijn.
De meeste Aaltenaren zullen niet weten wat het feitelijk voor een vierkante heuvel is en maar weinigen is het bekend, dat het een oude grafheuvel is, zonder er verder bijzonderheden van te kennen.
Toen we toevallig dezer dagen de „Stichtingsakte” van deze begraafplaats onder de ogen kregen, leek het ons wel interessant onze lezers hierover het één en ander mede te delen, want inderdaad is de bekende „bulte” in het Nannielaantje een begraafplaats.
Een vroegere burgemeester van Aalten, C. C. Stumph, was het er n.l. helemaal niet mee eens, dat er nog steeds in en om de kerken begraven werd, en zo maakte hij voor zich zelf in de „Smeesweiden” een eigen begraafplaats. In de „Stichtingsacte”, gedateerd 2 Mei 1818 staat een en ander nauwkeurig omschreven. Het onderhoud van deze begraafplaats werd geregeld en de beloning hiervoor vastgesteld.
Het zou te veel plaatsruimte vragen deze „Stichtingsacte” in haar geheel op te nemen. We laten daarom enkele passages hier volgen :
„Na mijn dood wensch en begeer ik voor mijne evenmenschen onschadelijk te zijn. Dan, daar ons Landelijk Gouvernement agterlijk blijft, om, gelijk in Duitsland, Vrankrijk, Italien en elders de begravingen binnen de Kerken en op Kerkhoven binnen de plaatzen te doen ophouden en naar ruimere begraafplaatsen naar buiten te verwijzen: zo hebbe ik, ten einde mijn stoffelijk overschot ongestoord aan de Aarde kan worden toevertrouwd! en mijne Beenderen in Vrede mogen rusten, voor mij zelve, reeds sinds enige Jaeren, ene Buitenbegraafplaats in een der Smeesweiden en wel in die tegens Smees Hoflanden, doen vervaardigen.
Dit plekje grond, mijn eigendom, wil en begeere ik, dat na mijn overlijden, in zekeren opzigte, door wien ook, ’t zij mijn Erfgenaam of Erfgenamen, of regtverkrijgende, als een Heiligdom zal worden gerespecteert en geëerbiedigt! Verklarende hetzelve bij dezen voor altoos inalienabel en onvervreemdbaar.
En teneinde die Begraafplaats, in die order zo die thans is, of bij mijn overlijden zijn zal in vervolg van tijd voortdurende jaarlijks worde onderhouden, zo atacheer en verbinde ik daaraan (voor en ter goedmaking der kosten van dat onderhoud) dien dach grasmaayens grond, waarin hetzelve gelegen is.
Met welker onderhoud en in orde houding na mijn overlijden, de bewoners of bewoners van ’t op Smees staande woonhuis, zullen zijn en blijven belast ! die ook daarvoor het jaarlijks provenu van dien Dachmaayens-grond of wel het (…), en ’t weiland beiderzijds langs de tot dien dachmaaiens-gehoorende gravens en langs de beek tegen dien grond groeyende weekhout-gewas, onontgeldelijk zal of zullen genieten; tevens met promissie om ’t gras op die Begraafplaats, en ook der daartoe en tot dien dach dachmaayens-gehoorende gravens tweemaal ’s jaars te mogen afsnijden en benuttigen echter met besparing der daar op zijnde
treurwilgen of ander struik- of blomgewassen, als een uitzondering van ’t vorenomschreven weekhout zijnde en bovendien nog het regt om twee koeijen in die weide nadat het gras zal gemaaid zijn, in het Et- of nagras, met de Beesten, door of namens den Eigenaar dier weide daarin gebragt wordende, alsmede onontgeltelijk te mogen inrijven en doen weiden”.
In het verdere deel werd de predikant der Hervormde kerk met het toezicht belast. „Wordende de Predikant of Predikanten der Hervormde Gemeente van Aalten in der tijd uitgenoodigt en dringende verzogt, zig wel met het Oppertoezigt te willen belasten ! Verlenende ten dien einde daaraan de faculteit, om, in val van geen behoorlijk onderhoud en toezigt: zonder enigerhande ruggespraak of kennisgeving, aan temporalen onderhouden of Toezigter die onderhouding met het daaraan en daarvoor geatacheert genot, aan een vlijtiger en meer vigileerend sujet aantevertrouwen !”
Na nog enige verdere bepalingen eindigt deze acte als volgt : „Aldus gedisponeerd en opgemaakt dezen tweden Mei 1800 achttien, cirkende zijne ondertekening, was get.: C. C. Stumph.” Deze burgemeester Stumph, die een paar jaar later overleed, is echter niet de enige, die hier begraven is.
Van een der familieleden, die nog in het bezit is van de oude Bijbel en andere familiepapieren, kregen we hierover de volgende inlichtingen:
Een zuster van burgemeester Stumph, Christina Petronella, geb. in 1786, was gehuwd met een zekere Johan Christiaan Rost, geb. 15-12- 1766. (Deze Rost kwam oorspronkelijk uit Duitsland. Hij woonde op „’t Smees”, dat later verkocht werd aan de heer Slicher van Bath). Deze stierven resp. in 1827 en 1835 en werden ook beiden op „’t Smees” begraven.
Het echtpaar Rost-Stumph had 4 kinderen:
- Henriette Willemina Christina Theodora, geb. 21-6-1817 (deze trouwde later met Dr. Servaas van Leuven, de vader van wijlen Dr. Adriaan van Leuven).
- Willemina Johanna, geb. 11-6-1819
- Louisa Benjamina
- Elisa Charlotte, geb. 13.3.1823
Twee van deze kinderen, nl. Willemina Johanna en Elisa Charlotte sterven resp. in 1835 en 1826 en werden ook beiden op ’t „Smees” begraven. Dr. Servaas van Leuven had 10 kinderen. Hij woonde in het pand Bredevoortsestraat, waar nu de Volksslagerij gevestigd is. Van deze 10 kinderen stierven er twee op zeer jeugdige leeftijd en werden ook weer op „’t Smees” begraven. Dit waren:
- Johannes Adrianes, geb. 23.3.1839 en overleden 6.4.1840
- Karel, geb. 10.1.1861 en overleden 18.8.1862
Dit waren dus twee broertjes van Dr. Adriaan van Leuven.
Met zekerheid is dus bekend, dat op de begraafplaats „’t Smees” 7 personen begraven zijn. Naar we vernemen bestaan er plannen om deze oude grafheuvel, die nu vaak als speelplaats van de jeugd gebruikt wordt, van een omheining te voorzien.