Aaltensche Courant, 3 mei 1932Aaltensche Courant, 11 september 1945Dagblad Tubantia, 11 oktober 1956Meijerman. Foto: collectie Leo van der Linde, met dank aan Geb Garretsen (bron)Vakgarage JAWI (1985)
Op ’t Zand in Bredevoort staat een beeld van Hendrickje Stoffels, van de hand van G.J.F. Doodeheefver-Kremer. Hendrickje Stoffels werd in 1626 in Bredevoort geboren als dochter van Stoffel Stoffelse en Mechteld Lamberts en groeide op in de Muizenstraat.
Haar vader Stoffel Stoffelse was sergeant bij een kapitein uit het geslacht Ploos van Amstel. Stoffel was ook jager van het kasteel te Bredevoort en werd daarom ook Jeger genoemd. Zijn kinderen heetten in de omgangstaal ‘Jegers’, maar in officiële akten steeds ‘Stoffels’ (hetgeen betekent zoon of dochter van Stoffel).
Hendrickje had een zus en drie broers: Martijne Jegers, Hermen, Berent en Frerick. Misschien had ze ook nog een zus Margriete.
Hendrickjes vader overleed vrijwel zeker in juli 1646, mogelijk als niet-geïdentificeerd slachtoffer van de explosie van de kruittoren in Bredevoort. Waarschijnlijk vanwege deze gebeurtenis vertrok Hendrickje naar Amsterdam.
Geliefde van Rembrandt
Vanaf die tijd trok Hendrickje als dienstmeisje in dienst bij de toen al bekende schilder Rembrandt van Rijn, in wat thans het Rembrandthuis is, aan de Jodenbreestraat in Amsterdam. Op 16 juli 1649 was Hendrickje weer in Bredevoort; ze wordt namelijk als doopgetuige vermeld in het Bredevoorts Doopboek. Mogelijk heeft Rembrandt samen met haar de reis naar Bredevoort gemaakt. Dit zou kunnen blijken uit verschillende etsen van Rembrandt uit 1649 en 1650 waarvan de locatie niet bekend is.
Later werd Hendrickje de geliefde van Rembrandt en kregen ze in 1654 samen een dochter, Cornelia. In 1658 begon ze samen met Rembrandts zoon uit zijn eerdere huwelijk met Saskia van Uylenburgh, Titus, een kunstwinkel, waar ze schilderijen, tekeningen, kopergravures, houtsneden en rariteiten verkochten.
Er zijn meerdere schilderijen en prenten van Rembrandt waarin Hendrickje Stoffels herkend wordt. Er is echter geen enkele gedocumenteerde afbeelding van haar. Daarnaast zijn er kenners die van mening zijn dat de met Stoffels opgevoerde portretten een grote verscheidenheid aan gelaatstrekken vertonen. In elk geval bestaan er een aantal Rembrandts uit de periode waarin Stoffels met hem samenwoonde waarop mogelijk dezelfde vrouw is afgebeeld.
In 1663 trof een pestepidemie Amsterdam. Waarschijnlijk werd ook Hendrickje Stoffels door deze ziekte dodelijk getroffen, want zij stierf in juli van dat jaar. Ze werd op 24 juli 1663 begraven in een huurgraf in de Westerkerk in Amsterdam.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Het Jugendstilpand ‘Villa Maria’ aan de Misterstraat 4(a) is begin vorige eeuw gebouwd in opdracht van textielfabrikant J. Müter, compagnon van Josephus van Eyck. Het ontwerp is van de Winterswijkse architect J.J. Post. In 1915 werd de villa aan de linkerzijde voorzien van een kantoorgedeelte in dezelfde stijl.
Deze villa in Jugendstil is rond 1910 gebouwd in opdracht van textielfabrikant Petrus Joseph Marie (Piet) Sevink (1885-1960). Hij was gehuwd met Catharina Theodora Maria (Cato) Hulshof (1886-1954). De villa is vernoemd naar de plaats waar Piet vandaan kwam: Vierakker.
Na de familie Sevink woonde onder andere meester Van Velden in het pand. De familie Piek woonde al eens een tijdje op de bovenverdieping. Tot 2016 werd de villa bewoond door de familie Van der Geest.
Op de Haart waren vroeger twee scholen, de Openbare Lagere (later Ned. Hervormde) School op de ‘Voor-Haart’ en de Christelijke Nationale School op de ‘Achter-Haart’. De Openbare / NH School stond aan de Haartseweg 17, centraal in de buurtschap (Voor-Haart).
Opgericht als openbare lagere school (OLS), werd deze in 1924 ‘omgedoopt’ tot een Nederlands Hervormde school. In 1978 gingen beide scholen op de Haart samen en werd de nieuwe school ’t Möllenveld geopend.
Jongerencentrum
Het schoolgebouw op de Achter-Haart werd afgebroken, maar de voormalige Hervormde school kennen veel Aaltenaren tegenwoordig beter als Jongerencentrum Atlantic.
Toentertijd ontstaan uit twee ‘kippenhokken’ met de illustere namen Reflection en Jofel, zag Jongerencentrum Atlantic op 10 februari 1979 het levenslicht. De naam werd, zo democratisch mogelijk, gekozen door middel van een prijsvraag.
Adresgeschiedenis
Adresboek 1934
Haart 67 > 61
N.H. School
Adresboek 1967
Haart 61 > Haartseweg 17
Ned. Herv. School
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
In het voormalige gebouw van de Coöperatieve Landbouwvereniging (CLV) aan de spoorlijn Arnhem-Winterswijk was jarenlang jeugdcentrum i’Varca gevestigd. Dit centrum was vroeger een begrip in Lintelo en omstreken en trok wekelijks honderden bezoekers.
Het begin
Begin jaren ’70 waren er verschillende zogenaamde “kippenhokdisco’s” waar jongeren bij elkaar kwamen. Bij een groep jongeren in Lintelo ontstond echter het idee om een groter jeugdcentrum op te richten, dat toegankelijk zou zijn voor meer jongeren uit de regio.
In 1973 verleende de gemeente Aalten toestemming om de leegstaande, voormalige kleuterschool achter Gebouw Wilhelmina aan de Schooldijk in te richten als jeugdcentrum. Vrijwilligers uit Lintelo werkten samen om het gebouw om te bouwen tot een sfeervolle ruimte met onder andere een bar, een geluidsinstallatie en een biljart. In april 1974 werd het centrum geopend onder de naam i’Varca (Grieks voor “De Ark”).
Het jeugdcentrum trok al snel veel bezoekers, maar door de toenemende populariteit en de slechte staat van het gebouw werd een verhuizing noodzakelijk.
CLV-gebouw
Eind 1976 kwam de voormalige maalderij ’t Halt aan de Halteweg in Lintelo beschikbaar. Dit gebouw, rond 1928 gebouwd voor de Coöperatieve Landbouwvereniging (CLV), diende destijds als overslagplaats bij het spooremplacement. Goederen konden vanaf het rangeerspoor op het losperron van het gebouw worden gelost. De leden van de vereniging, de boeren, kregen bericht zodra er een lading kunstmest, landbouwmachines of kolen was gearriveerd. Later was het gebouw in gebruik bij de Firma Brethouwer, die er plastic flessen produceerde voordat het bedrijf naar het industrieterrein van Aalten verhuisde.
Voordat de loods van de CLV werd gebouwd, stond er van ca. 1920 tot 1928 een gebouw van de GOLS dichter bij de spoorlijn. Vermoedelijk verdween deze bij de aanleg van het rangeerspoor.
Verhuizing
De gemeente Aalten steunde het plan van i’Varca om naar ’t Halt te verhuizen. De Stichting voor Sociaal-Cultureel Werk in Aalten (SCWA) kocht het pand en verhuurde het aan i’Varca.
Het nieuwe jeugdcentrum kreeg drie zalen: een filmzaal, een ontmoetingsruimte met bar, en een bovenzaal met biljart en leeshoek. Verder waren er een kantoor, garderobe en toiletten. De filmzaal werd ingericht voor diverse activiteiten zoals optredens, films, tafeltennis en grote bijeenkomsten, terwijl de bovenzaal een rustige ruimte bood voor ontspanning en discussie. De officiële opening werd op 7 april 1979 verricht door burgemeester Bekius. Kort daarna werd het oude kleuterschooltje gesloopt.
Hoogtijdagen en sluiting
In de daaropvolgende decennia groeide i’Varca uit tot een regionaal begrip. Het centrum had in zijn hoogtijdagen (tussen 1995 en 2007) jaarlijks tot wel 2500 leden en trok op piekavonden ruim 500 bezoekers. Wekelijks waren ruim 150 vrijwilligers actief om alles in goede banen te leiden.
In 2013 moest i’Varca wegens teruglopende bezoekersaantallen zijn deuren sluiten. Op 24 juli 2014 brak er brand uit in het leegstaande pand, waarna de restanten werden gesloopt.
Een jaar na de sluiting verscheen een gedenkboek, ‘i’Varca – Verankerd in onze jeugd’, geschreven door Annet Westerveld en Marijn Kraaijenbrink en uitgegeven door uitgeverij Fagus. Het boek documenteert de geschiedenis van het jeugdcentrum vanaf de oprichting in 1974 tot aan de brand in 2014.
Eigenaren
GOLS-gebouw (ca. 1920-1928)
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1922
H-3525
Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij
2110 m² landbouwloods, losplaats (dj. 1929: slooping)
1929
H-3525
Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij
2110 m² losplaats
CLV-gebouw / i’Varca (ca. 1928-2014)
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1918
H-3503
Berendina Hendrika Gussinklo en cons.
580 m² houtopslag (dj. 1929: verkoop)
1929
H-3503
Coöperatieve Landbouw Vereeniging te Aalten
580 m² loods en houtopslag
1974
H-3503
Verenigde Landbouw Coöperaties “Slingeland”
580 m² loods en houtopslag
1976
H-3503
Harmen Jan Brethouwer, koopman
580 m² loods en houtopslag
1979
H-3503
“Stichting voor Sociaal-Kultureel werk” te Aalten
580 m² loods en houtopslag
1985
L-242
“Stichting voor Sociaal-Kultureel werk” te Aalten
1700 m² gebouw, erf
Adres
Adresboek 1934
Lintelo 141 > 159
Filiaal Coöp. Landb. Ver. Aalten
Adresboek 1967
Lintelo 159 > Halteweg 9
Filiaal Coöp. Landbouwvereniging
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
De Ahof of De Pol is een verdwenen havezate en voormalig landgoed aan de rand van het dorp Aalten. In oude geschriften wordt het vermeld als ‘Hof ten Ahave’, wat later werd afgekort tot Ahof. De naam is afgeleid van het woord ‘aa’ (water), dus Hof aan het water.
Vroege geschiedenis
De Ahof werd voor het eerst genoemd in een oorkonde uit 1281, horig aan de heerlijkheid Bredevoort. Later werd het in leen gegeven aan de Graaf van Lohn, die zetelde op het slot in Stadtlohn. Van het oorspronkelijke landgoed en havezate, boerderij en bijbehorende watermolen is weinig bewaard gebleven. Het is dan ook niet bekend hoe de oude havezate eruitzag.
De huidige monumentale herenboerderij ‘De Pol’ dateert uit 1743. Het is één van de oudste bouwwerken van Aalten en was lange tijd ook één van de voornaamste boerderijen. De naam ‘De Pol verwijst naar een verhoging in het landschap.
Gracht en watermolen
Aan het begin van de 20e eeuw schreef de Rotterdammer P. van de Weele een boekje over de havezathe. De oudste bewoonster die hij kon achterhalen was de weduwe Trijne van Ahave, die er in 1529 woonde. De naam van haar echtgenoot bleef echter onbekend.
Van der Weele schreef dat de gracht rond het gebouw nog niet zo lang daarvoor was gedempt. De gracht stond in verbinding met de Slingebeek. Aan de westkant van de havezathe stond een watermolen, die uit twee gebouwen bestond aan weerszijden van de beek. De molen diende zowel als koren- en oliemolen, maar raakte eind 19e eeuw in verval. In 1901 werden de molen en bijbehorende gebouwen door de gemeente gesloopt.
In de tijd dat Van der Weele het boekje over de havezathe schreef was Engelbartha Hendrika Arentzen de laatste van het geslacht dat lang op het huis heeft gewoond. Begin 20e eeuw kwam De Pol in bezit van de familie Prinsen, met Hente Prinsen als laatste bewoner.
Sociale functie
Burgemeester Bekius heeft zich ingezet om het gebouw in zijn oorspronkelijke staat te behouden. Door de eeuwen heen heeft De Pol een sociale functie vervuld. Eeuwen geleden was het een belangrijke ontmoetingsplaats omdat de voornaamste boer er woonde. In de Franse tijd was het een verzamelplaats voor verzetsactiviteiten en in 1906 het decor van de eerste voetbalwedstrijd in Aalten. In 1988 kreeg De Ahof een nieuwe bestemming als kinderboerderij.
Archieven
Verpondingskohier 1647
Reiner Grievinck Schulte ten Ahave. Huis end schuijr op 18 dlr. 27 – 0 -. Een hof groot 3 sp. gesaeis 9 – 0 -. t’Blijck 3 mdr. gesaeis 25 – 0 -. Op t’Bergh stuck 2 1/2 mdr. 20 – 16 – 8. Rovenkampken 2 sch. 4 – 3 -. t’Weideken an t’Blick 3 sch. 6 – 4 – 8. Klouvers camp 5 sch. 10 – 8 -. Den Meulencamp 1 mdr. 8 – 6 – 8. Inslagh t’Seechfrede gnt., 3 koeweidens is in de Haert angegeven. Op den Esch 2 sch. gesaeis 4 – 3 -.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-185
Roelof Arentzen, assessor
2940 m² huis, schuur en erf
1881
I-185
Bernardus Arentzen, kunstdraaijer
2940 m² huis en schuur
1894
I-4561
Engelbartha Hendrika Arentzen
6411 m² huis, erf en tuin
Bewoners
Eerst bekende bewoners:
Reijntgen ten Ahoff (Aalten – Aalten, 1567), trouwt (1) < 1542 met Styne to Kortbeck (Heurne – Aalten, 1549/1550), d.v. Johan en Alyth te Cortbeeck (2) met Hilleken
Volgende bewoners, dochter van Reijntgen en Stijne en schoonzoon:
Johan Grevinck (Aalten – Aalten < 1598), z.v. Berent en Hermannen Grevinck Stijne ten Ahoff / Ahave (Aalten – Aalten, 1623)
Volgende bewoners, weduwe en 2e echtgenoot:
Herman ten Poelhuijs (Meddo – Aalten, 1601), z.v. Coene Harmelinck alias ten Poelhuijs (den Olden) Stijne ten Ahoff / Ahave (Aalten – Aalten, 1623)
Volgende bewoners, zoon van Johan en Stijne en schoondochter:
Reiner Gr(i)evinck (Aalten) Hendrixken Theben (Winterswijk), d.v. Johan Theben en Joist Lebbinck
Reijner wordt tussen 1601 en 1664 als Scholte genoemd (Hofboek).
Volgende bewoners, zoon:
Gijsbert Gr(i)evinck (Aalten, ca. 1606 – Aalten, 1665/1666)
Gijsbert Reinerszoon Gr(i)evinck is in 1636 hofhorig en is dan 30 jaar oud (Hofboek).
Volgende bewoners, zoon en schoonzoon:
Berent Gr(i)evin(c)k (Aalten – Aalten, 1700/1701), trouwt (1) op 01-04-1667 in Aalten met Jenneken Scha(a/e)rs (Aalten – Aalten, 1678/1679) (2) op 05-03-1679 in Aalten met Gerritjen Locken (Aalten)
Volgende bewoners, dochter en schoonzoon:
Berent Arentsen (Varsseveld), trouwt op 11-12-1701 in Aalten met Janna Gr(i)evink (Aalten – Aalten < 1748)
Volgende bewoners, zoon en schoondochter:
Roelof Aren(t/z)sen (Aalten, 23-01-1707 – Aalten, 1744-1747), trouwt op 26-12-1731 in Aalten met Barta Willemina (te) Bak (Aalten, 25-11-1714 – Aalten, 04-04-1771)
Volgende bewoners, weduwe en 2e echtgenoot:
B(e/a)rent ter Dam (Aalten, 01-11-1716 – Aalten, 10-03-1796), trouwt op 13-05-1747 in Aalten met Barta Willemina (te) Bak (Aalten, 25-11-1714 – Aalten, 04-04-1771)
B(e/a)rent was een neef van Roelof Aren(t/z)sen.
Volgende bewoners, zoon van Roelof en Barta Willemina en schoondochter:
Bernardus Arent(z/s)en (Aalten, 19-07-1733 – Aalten, 26-09-1780), trouwt (1) op 22-04-1758 in Aalten met Janna Geertruid Roerdink (Winterswijk, 02-11-1738 – Aalten, 27-07-1767)
Bernardus volgt vanaf zijn huwelijk met Janna Geertruid Roerdink zijn stiefvader Berend ten Dam op als scholte van de Ahof. Op 17-12-1760 vernieuwt hij de daarvoor vereiste leeneed. Bernardus wordt op 07-10-1777 als voogd van Roelof genoemd. Verder is hij na het overlijden van zijn zuster Johanna Willemina voogd over haar kinderen. Bernardus wordt op 30-09-1780 begraven te Aalten. De kinderen Grada, Roelof en Willem Lodewijk worden in het testament van zijn tante Gesina van 20-04-1785 genoemd (RA Bredevoort inv.nr. 601 besloten testamenten).
Volgende bewoners, weduwnaar en 2e echtgenote:
Bernardus Arent(z/s)en (Aalten, 19-07-1733 – Aalten, 26-09-1780), trouwt (2) op 20-08-1768 in Aalten met J(oh)anna Willemina Hijink (Winterswijk, 11-02-1751 – Aalten, 23-11-1808)
Volgende bewoners, weduwe en 2e echtgenoot:
Garrit Jan Roerdink (Winterswijk, 26-02-1744 – Aalten, 09-01-1817), trouwt op 18-07-1784 in Aalten met J(oh)anna Willemina Hijink (Winterswijk, 11-02-1751 – Aalten, 23-11-1808)
Garrit Jan was een broer van Janna Geertruid Roerdink.
Volgende bewoners, zoon van Bernardus en Janna Geertruid en schoondochter:
Roelof Arent(s/z)en (Aalten, 12-08-1763 – Aalten, 07-10-1849), trouwt op 18-07-1784 in Aalten met Johanna Harmina L(i/e)essink alias Roerdink (Winterswijk, 11-02-1761 – Aalten, 01-12-1840)
Roelof en Johanna Harmina waren neef en nicht.
Volgende bewoners, zoon en schoondochter:
Bernardus Arent(s/z)en (Aalten, 19-10-1788 – Dorpbuurt, 10-05-1840), trouwt (1) op 20-08-1811 in Aalten met Josi(e)na Aleida te Lintum (Woold, 12-12-1789 – Woold, 01-03-1823)
Bernardus vertrok rond 1820 naar Winterswijk, keerde na het overlijden van zijn vrouw terug naar Aalten en woonde na zijn 2e huwelijk in 1827 op Rikkers in Dorpbuurt.
Fragment kadastrale kaart, 1883De Pol met gracht, ca. 1900Opregte Haarlemsche Courant, 26 juli 1834Familie Prins op de PolDe Tijd, 20 maart 1904De Graafschapbode, 13 april 1904Aaltensche Courant, 23 juni 1933Graafschapbode, 24 maart 1973
De Ten Hietbrinks Bewaarschool was een kleuterschool in de Prinsenstraat in Aalten. De school werd vernoemd naar de familie Ten Hietbrink, die nauw betrokken was bij het ontstaan en het bestuur. Later kerkte hier de Ned. Protestantenbond. Tegenwoordig zit op dit adres het Euregionaal Historisch Documentatiecentrum.
De bewaarschool werd geopend op 6 januari 1887, toen in Nederland de eerste vormen van kleuteronderwijs steeds meer ingang vonden. Voor die tijd werden kinderen vaak pas vanaf hun zesde toegelaten tot de lagere school.
Het schooltje beschikte over een groot lokaal met houten vloer, een zandbak achter het gebouw en eenvoudige speelmaterialen, zoals autobanden. Achter de school stond een schuur die ook bij de speelruimte hoorde.
Oorlogsjaren
In de jaren van de Duitse bezetting (1940–1945) troffen de maatregelen tegen Joodse inwoners ook de Ten Hietbrinks Bewaarschool. Tot 1941 zaten er Joodse kinderen op de school, maar vanaf 1 september 1941 moesten zij verplicht verwijderd worden, in lijn met de anti-Joodse verordeningen.
Schoolleven
Herinneringen van oud-leerlingen geven een beeld van het schoolleven in de jaren ’40 en ’50:
Het hoofd van de school was mejuffrouw Stokreef; daarnaast wordt ook juffrouw Annie genoemd.
Er heerste een strenge discipline, door oud-leerlingen omschreven als “potjes-discipline”.
Naast het leren en spelen werden er ook schoolreisjes georganiseerd, bijvoorbeeld in 1946 naar het Loohuisbos.
In het jaar 1910 kwam hier een halte voor de stoomtram, tramhalte Lurvink. In het pand van Lurvink was in 1910 links een café gevestigd en rechts verkocht Lurvink zijn manufacturen. In 1954 vestigde zich hier slagerij Eppink. Het pand is in 2015 gesloopt en het terrein heeft jarenlang braak gelegen. In 2022 is er een moderne woning gebouwd.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-1222
Frederik Hendrik Bennink
140 m² huis en erf
Bewoners
1813
Aalten 41
Hendrik Jan Messink (Aalten, 21-02-1751), schoolhouder
De geschiedenis van café ’t Noorden begint in 1823. Op de plek waar het pand van ’t Noorden nu staat, bevond zich toen een huis met erf en een boomgaard. Aan de andere kant van de Koningsweg stond een korenmolen met erf maar zonder woonhuis.
Jan Hendrik Weenink (34 jaar) kwam in 1856 in het huis te wonen en werkte op de molen. In opdracht van Jan Hendrik vond er in 1866 een verbouwing plaats. Een deel van het bouwland veranderde in een “terrein tot vermaak”, zo valt in het gemeentelijk archief te lezen. Het was het begin van de speeltuin die nu nog steeds deel uitmaakt van ’t Noorden.
Weenink is er ook een café begonnen, want in 1870 staat in het gemeenteregister namelijk als zijn beroep vermeld: ‘Tapper’. Op 19 september 1876 vertrekken de Weeninks. Engelbartus Simmelink (30 jaar) uit Winterswijk wordt de nieuwe tapper en opent café Simmelink. Na zijn dood in 1888 neemt zijn weduwe Johanna Gesiena Simmelink-Nijenhuis de leiding over. Zij wordt na haar overlijden in 1895 opgevolgd door haar twee dochters, Janna Willemina en Janna Aleida Simmelink.
’t Noorden van Aalten
16 april 1918 neemt Bernardus Heersink uit Winterswijk het café over. Rond deze tijd vernoemt men de zaak ook naar ’t Noorden (van Aalten). In 1948 volgt Jan Bertus Keijzer Heersink op, die in 1957 op zijn beurt opgevolgd wordt door Abraham Grevink die in 1976 overlijdt. De zaak wordt voortgezet door zijn weduwe S.W. Grevink-Piepers en de families Grevink en Prinsen. In deze jaren worden er talloze bruiloften en feesten gevierd. Het café en de speeltuin worden goed bezocht en het softijs is ook een trekker. Zij doen dit tot 1997.
In 1997 nemen Martin en Monique Hüning de zaak over. Onder hun leiding wordt het zalencentrum uitgebreid en wordt het restaurant in 2011 omgebouwd tot pannenkoekenhuis. Ook breiden zij de de cateringfaciliteiten uit. Helaas moet de (verrotte) hoge glijbaan weg wegens nieuwe regels en instortgevaar, maar het treintje van Buesink (Modelspoor Panorama) in de speeltuin biedt nieuw vertier voor de kinderen. Sinds 2015 zijn zoon Wesley en schoondochter Nita Hüning bij in de zaak getreden.
Anno 2025 omschrijft de website van Het Noorden zichzelf als grand café met eet- speel- en biertuin, met als levensmotto: “Vier ‘t leven!”
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-63
E. Roerdink e.c., landbouwer
500 m² huis en erf
1841
I-63
Jan Willem Veldhuis, landbouwer
500 m² huis en erf
1863
I-63
Abraham van Eerden, logementhouder
500 m² huis en erf
1866
I-2716 I-2717 I-2718
Abraham van Eerden e.c., logementhouder
180 m² terrein van vermaak 70 m² bergplaats en erf 480 m² huis en erf
1874
I-3160 I-3161 I-3162
Jan Hendrik Weenink, molenaar en tapper
47 m² huis en erf 43 m² huis en erf 802 m² huis en erf
1883
I-3808
Engelbarts Simmelink e.c., steenbakker
892 m² huis en erf
1906
I-3808
Derk Willem Hakstege, kastelein
892 m² huis en erf
1916
I-3808
Albert Johan Frederik Kammeijer, steenkolenhandelaar en caféhouder
Johannes Hendrikus Keizer (De Heurne, 27-01-1881), kleermaker, caféhouder (1) Johanna Elisabeth Kramer (Aalten, 31-05-1878) (2) Gerharda Catharina Winterink (Drempt, 20-01-1880)
Fragment kadastrale kaart, 1880 (percelen I-3643 en 3644)Fragment kadastrale kaart, 1891 (perceel I-4453)Fragment kadastrale kaart, 1930 (perceel I-6343). Het toont tevens de contouren van het vorige gebouw op deze plek.Aaltensche Courant, 12 september 1908Markt 10 (rechts), ca. 1902. Op het bordje naast de deur staat “E. Hogeweg, koperslager en loodgieter”.Hoek Markt-Bredevoortsestraatweg, begin 20e eeuwMarkt 10 (rechts), met bus van Veldhuis
De geschiedenis van Café Leuven gaat meer dan twee eeuwen terug. Aan het begin van de 19e eeuw was Hendrikus Vultink (1781-1861), naast borstelmaker, de eigenaar van een tapperij genaamd ‘De Leeuw.’
In de tijd van Napoleon waren er, naast de gelagkamer, enkele kamertjes waar officieren uit het Franse leger waren ondergebracht. Behalve voor de officieren in ‘De Leeuw’, voorzag de familie Vultink een deel van het Franse garnizoen van warme maaltijden. Een geliefd maal bij de soldaten en officieren was zuurkool met varkensvlees. Niet zomaar een stukje varkensvlees, nee een heel of een half varken naar gelang het uitkwam werd met de zuurkool meegekookt. De Franse soldaten waren echte rokkenjagers en het was voor de dienstbodes die het eten brachten verduveld goed oppassen.
Logement
Na de Franse overheersing werd de familie uitgebreid met de geboorte van een zoon, Hendrikus Georgius Vultink die op 6 juli 1821 het levenslicht zag. Hij trouwde in 1852 met Josephina Antonette van Ginther, een Winterswijkse schone met wie de familietraditie werd voortgezet, dat willen zeggen dat Vultink naast tapper het borstelmakersvak uitoefende. Vlak voor dit huwelijk werd ‘De Leeuw’ een echt logement; een minder voorname naam voor een hotel, waar mevrouw Vultink-Ginther voornamelijk de scepter zwaaide.
Ook dit huwelijk bleef niet kinderloos. Een van de dochters, Elisabeth Johanna Vultink trouwde in 1890 met Johannes Bernardus Kamps, bierbottelaar en logementhouder uit Winterswijk. Kamps zette de bierbottelarij voort in Aalten en richtte zich daarnaast volledig op het logement, dat toen al populaire ontmoetingsplaats was voor de lokale bevolking. Hier kwamen Aaltenaren bijeen om te kaarten en de kwesties van de dag te bespreken.
Marie Kamps
Op 17 april 1892 dronk vader Kamps een extra borrel, want zijn vrouw had het leven geschonken aan een flinke dochter, Maria Louisa Josephina. En het was deze dochter die op 10-jarige leeftijd tijdens de Meimarkt in 1902 met vaardigheid het dienblad hanteerde. Zeven decennia later vertelde zij daarover:
De bijna 80-jarige Marie Leuven-Kamps, nog steeds actief achter de tap
“Ik kan het me nog als de dag van gisteren herinneren. Het was die dag ongewoon druk en omdat ik met mijn smalle figuurtje mij gemakkelijk tussen de tafeltjes en stoelen kon bewegen dan mijn moeder kwam dat de omzet in het café vanzelfsprekend ten goede. De klanten hadden er blijkbaar schik in dat zij bediend werden door een ‘jong deerntje’, de kwinkslagen waren dan ook niet van de lucht.
Overigens viel het met de bediening nogal mee. Iedereen dronk een ‘klaorken’, de dames met en de mannen zonder suiker, af en toe schonken wij een glaasje rood, het beste te vergelijken met het glaasje bessen van vandaag. De borrel kostte 6 cent ofwel een grosch per glas, want het Duitse betaalmiddel was in die tijd net zo gangbaar als het Nederlandse geld.”
De vuurdoop had zij dus met glans doorstaan en omdat zij er zelf ook wel plezier in kreeg werd de jonge Marie hoe langer hoe meer ingeschakeld. Dat was vooral op zondagmorgen wanneer de kerk uitging. Velen hadden een vaste ‘angang’ om na afloop een kopje koffie te drinken en daarna het paard in te spannen om naar huis te rijden. Sommigen bleven na de ochtenddienst in ‘De Leeuw’ om ’s middags opnieuw ter kerke te gaan.
“In ‘De Leeuw’ kon men ook terecht om iets in de fles te halen. Een fles jenever kostte in mijn jonge jaren 64 cent, een maatje 8 cent en een half oord (2 maatjes) 16 cent.”
Over het cafébezoek in die tijd vertelde ze: “Het waren over het algemeen de oudere getrouwde mannen die een borreltje of een flesje bier kwamen drinken. Men keuvelde wat, legde een kaartje en naarmate de tijd verstreek werden de verhalen mooier en griezeliger. Als dan de ‘papklok’ luidde om 9 uur betekende dat het uur geslagen had om naar huis te gaan, want de andere dag was het al vroeg opstaan geblazen. Jonge mensen zag men zelden in een café, bij hoge uitzondering en dan nog in gezelschap van vader. De tijden zijn in dat opzicht wel veranderd. De rollen zijn nu omgekeerd.”
Ook vertelde zij over de inkwartiering tijdens de Eerste Wereldoorlog waarvoor 80 cent per dag voor inkwartiering werd ontvangen. Over de vluchtelingen uit het krijgsgevangenenkamp ‘Friederichsfeld’ bij Wesel die in Aalten terechtkwamen en door de familie Kamps op last van hogerhand van voedsel werden voorzien, voordat zij op transport gesteld werden. En in alles speelde Marie Kamps een voorname rol.
Zij was van alle markten thuis. Niet alleen in het café en in het huishouden, ook bij het bottelen stond zij haar mannetje. Zij spande het paard in voor de bierwagen, reed er mee naar de klanten in Aalten, zoals de Tolhutte, Mariënvelde, Zieuwent, Lichtenvoorde om maar een paar plaatsen te noemen. Ook in Bocholt was de bierwagen van Kamps een vertrouwd beeld.
Marie Kamps is praktisch haar hele leven het café trouw gebleven, ook na haar huwelijk in 1924 met Willem Leuven, schilder van beroep. Het café bleef het domein van Marie.
Na het overlijden van de heer Leuven in 1966 is er nieuw bloed in de zaak gekomen toen de zoon L. Leuven met zijn vrouw zo geleidelijk aan de leidsels ging overnemen. En als de voortekenen niet bedriegen dan zullen er nog ettelijke jaren aan het bestaan van de zaak worden toegevoegd. Een kleinzoon is pas 10 jaar maar schenkt nu al als het van vader mag een klein borreltje in.
Op zaterdagmiddag 15 oktober 1932 brandde het pand geheel uit, waarna in 1933 de eerste steen werd gelegd van het huidige pand aan de Landstraat.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-1275
Theodoor Wilhelm Meijerink
400 m² huis & erf
1846
I-1275
Joannes Bijnen, landmeter
400 m² huis & erf
1865
I-1275
Hendrikus Georgius Vultink, borstelmaker
400 m² huis & erf
1891
I-1275
Elisabeth Johanna Vultink en Johannes Bernardus Kamps, stoelenmaker & koffiehuishouder
400 m² huis & erf
1924
I-4839
Maria Louisa Josephina Kamps
504 m² huis, schuur & erf
1974
I-8120
Lourens Bernardus Antonius Leuven e.c., café-restauranthouder
663 m² huis, erf, café
Bewoners
1813
Aalten 65
Carel Jacob Engelbert Blücher (Elberfeld, 1783), drukker en verver Casper Hoff (1783), knegt
Het oude café De Leeuw, getekend door Piet te LintumHotel-Restaurant ‘De Leeuw’ geheel uitgebrand, 1932Graafschapbode, 17 oktober 1932Briefhoofd Schilders- en Behangersbedrijf Fa. Leuven, 1963
De Koppelkerk is een monumentale voormalige gereformeerde kerk in Bredevoort, gelegen op de hoek van de Koppelstraat en de Prins Mauritsstraat. Het gebouw, opgetrokken in de sobere stijl van de Delftse School, werd in 1947–1948 gerealiseerd en is tegenwoordig een centrum voor kunst en cultuur.
Tot de Tweede Wereldoorlog moesten de gereformeerden uit Bredevoort uitwijken naar Aalten om kerkdiensten bij te wonen. Na de oorlog kreeg de gemeente de beschikking over eigen grond op het terrein dat bekend stond als De Koppele. Deze locatie lag bij de gedempte gracht en moest eerst worden opgehoogd omdat het terrein laag en vaak drassig was. De naam Koppelkerk verwijst naar dit gebied.
De kerk werd ontworpen door architect W. Geels. In 1947 werd de eerste steen gelegd en in 1948 nam men het gebouw officieel in gebruik.
Uitbreidingen en toren
De oorspronkelijke kerk kreeg in de loop der tijd verschillende uitbreidingen:
In 1956 werd de toren, aanvankelijk zonder toestemming, clandestien aangebouwd.
In 1958 voegde architect W. van der Zee uit Aalten de betonnen torenbekroning toe, waardoor de toren circa vijf meter hoger werd.
In 1966–1967 ontwierp architect Willem Hebly, eveneens uit Aalten, een uitbreiding aan de achterzijde met vergaderruimtes.
In 1988 werd de toren voorzien van een luidklok, gegoten door klokkengieterij De Klok in Aarle-Rixtel.
Architectuur
De Koppelkerk is terugliggend gesitueerd in een ruime tuin en valt op door haar eenvoudige maar krachtige vormgeving. De kerk geeft een helder beeld van de protestantse kerkbouw kort na de Tweede Wereldoorlog. Zowel in de hoofdvorm als in de detaillering is het authentieke karakter goed bewaard gebleven.
Nieuwe functie
In 2013 werd het gebouw aangewezen als gemeentelijk monument. Kort daarop verloor de kerk haar oorspronkelijke functie. Na overleg gaf de kerkenraad toestemming om het gebouw een nieuwe bestemming te geven. In 2015 werd de voormalige kerk verbouwd tot een multifunctioneel centrum voor kunst en cultuur.
Vandaag de dag vervult de Koppelkerk een prominente rol in het culturele leven van Bredevoort:
Kunst komt aan bod in wisselende exposities en concerten.
Verdieping wordt geboden via lezingen, discussieavonden en colleges.
In het boekencafé, ingericht als huiskamer vol boekenkasten, vinden maandelijkse literaire cafés plaats.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Op het oude bastion Ossenkop in Bredevoort staat sinds 1876 de katholieke H. Hart en H. Georgiuskerk, een eenbeukige, neogotische kerk, ontworpen door architect Alfred Tepe. Het is een gemeentelijk monument.
Geschiedenis
Tot het einde van de 16e eeuw kerkten de Bredevoortse rooms-katholieken in de oude Sint Joriskerk aan de Markt. Na het beleg van Bredevoort en de invoering van de Reformatie in 1597 werd het hen verboden kerkdiensten te houden. Lange tijd maakten zij gebruik van de Kruiskapel, net over de grens in Duitsland.
In 1798 werd er weer een rooms-katholieke kerk gesticht in Bredevoort. Dit eerste kerkje stond tegenover de huidige kerk, op het perceel dat tegenwoordig het adres Koppelstraat 9 draagt. Het bestond uit twee samengevoegde huizen, waarvan de daken waren verwijderd en de muren opgehoogd. Het altaar was van baksteen en de muren waren wit geverfd om het gebouw een kerkelijke uitstraling te geven. In 1855 werd de kerk tot parochie verheven.
De huidige kerk
In 1871 werd A.E. Smorenburg pastoor in het vestingstadje en kreeg hij van de bisschop de opdracht om een nieuwe kerk te bouwen. Nadat de vestingwerken van Bredevoort in de negentiende eeuw voor een groot deel werden geslecht werd de Sint-Georgiuskerk gebouwd op de courtine tussen twee bastions. Hierdoor staat de kerk nog altijd iets hoger dan de omliggende straten.
Van de gemeente Aalten kreeg de parochie het bastion Ossenkop deels (1420 m²), inclusief het stuk gracht en kade eromheen. De resterende 1420 m² werd aangekocht voor 795,20 gulden. Het eerste ontwerp voor Bredevoort was van Pierre Cuypers, naar voorbeeld van de Ruurlose kerk. Het ontwerp van Alfred Tepe uit 1874 werd uiteindelijk uitgevoerd. Aannemer was A. Ubbink.
Voor de bouw van de kerk waren 230.000 stenen en 150 mud kalk nodig. De eerste 100.000 stenen werden op kruiwagens aangevoerd door parochianen uit het Duitse Barlo, die op deze wijze hun verbondenheid met de Nederlandse katholieken wilden tonen. De resterende stenen werden vermoedelijk gebakken in de steenoven op de Haart. De bouw begon in 1875 en al op 3 oktober 1876 werd de kerk door pastoor Smorenburg ingewijd. Het oude kerkje werd daarop afgebroken en de grond verkocht.
Renovatie en uitbreiding
In 1897 werd de kerk onder pastoor Mulder gerenoveerd en uitgebreid met een uurwerk en drie klokken. Een jaar later werd een terrazzovloer gelegd door Felice Monasso uit Bocholt, en werden de muren beschilderd door Muermans en zoon uit Roermond, waaronder een voorstelling van Christus en de apostelen in de Hof van Olijven.
Onttrekking aan de eredienst
De Sint Georgiuskerk is in het voorjaar van 2021 aan de eredienst onttrokken en verkocht aan een maatschappelijk ondernemer.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
RK Sint Georgiuskerk met oude pastorie, Bredevoort (ca. 1900)Fragment kadastrale kaart uit 1878, met rechtsboven de contouren van het oude kerkje en de pastorieFragment kadastrale kaart uit 1879, het kerkje is afgebroken
De Vergadering van Gelovigen, ook wel bekend als de Darbisten, hield in 1882 voor het eerst bijeenkomsten in Aalten. In de beginjaren kwamen de gelovigen samen in een woonhuis aan de Bodenvoor.
In 1902 werd een eenvoudig vergaderlokaal gebouwd aan een verbindingspad tussen de Oosterkerkstraat en de Meiberg. Het gebouwtje deed decennialang dienst als samenkomstplaats voor de gemeente.
Verhuizing en afbraak
In 1968, kort voor de sloop, werd het oude kerkje nog op foto vastgelegd. Enkele jaren later, in 1974, kreeg de gemeente een nieuw gebouw, eveneens gelegen aan de Meiberg.
Het oude vergaderlokaal werd na de verkoop eigendom van Spinkat en uiteindelijk afgebroken. Daarmee verdween een stuk vroeg-20e-eeuwse kerkgeschiedenis uit het straatbeeld van Aalten.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1904
I-5059
Bernadus Hermanus Brethouwer e.c., winkelier en landbouwer
185 m² vergaderingslocaal & erf
1958
I-8442
Stichting “Ons Vergaderlokaal”, Aalten
840 m² huis, vergaderingslokaal, tuin
1974
I-8442
N.V. “van Katwijk’s Industrieën”, Aalten
840 m² huis, vergaderingslokaal, tuin, schuren erf
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Het klooster Schaer was een klooster nabij Bredevoort. Het werd gesticht in 1429 en hoorde tot de orde van de Moderne Devotie. Het klooster lag in de buurtschap ’t Klooster, twee kilometer ten noorden van Bredevoort aan de linkeroever van de Schaarsbeek.
Moderne devotie
De vrome edelman Derck van Lintelo en de schrijver van de drost te Zutphen, Conraedt Slindewater, stammend uit een voornaam patriciërsgeslacht in de Hanzestad, schonken in 1429 grond en boerderijen aan de verdreven kloosterlingen uit het klooster te Windesheim onder Zwolle. Dat gebeurde bij de Schaersvoorde in de huidige buurtschap ’t Klooster. De Windesheimers behoorden tot de laatmiddeleeuwse beweging van de Moderne Devotie. Ooit begonnen door Geert Grote (1340-1384) in Deventer, ontstonden vanuit de IJsselsteden ruim honderd kloosters in West-Europa. Zij propageerden een vernieuwing van kerk en maatschappij en vormden mede een scheidslijn tussen de middeleeuwen en de nieuwe tijd.
Stichting
Windesheimers vestigden zich het liefst op eenzame plaatsen. De schenkingen van de grond in 1429 pasten volledig bij hun opvattingen: een hooggelegen gebied in de hoek van de grote Schaersheide, grenzend aan het laag gelegen en uitermate natte Bredevoortse Broek. Met de dicht onder de oppervlakte aanwezige klei bakten zij kloostermoppen.
Het klooster Domus Beatae Mariae in Nazareth (de doopnaam) verrees. In de volksmond noemde men het ‘klooster Schaer’, naar de grote heide waarop het lag. Kort na de stichting gingen de kloosterlingen zich actief bezighouden met de zorg aan de studerende jeugd en verbetering van de leefomstandigheden van de bevolking.
Bidden en werken bepaalden ook bij de Windesheimers de dagen en jaren. Door noeste arbeid werd de onmiddellijke omgeving rond het kloostercomplex ontgonnen. Rond het jaar 1500 was er sprake van een landschappelijk vruchtbaar ‘ei’ in de eenzaamheid, met Nazareth als centrum en omgeven door een buitengracht. In 1522 bracht men nog vele verbeteringen aan. Het uurwerk en de klepklok werden in 1596 naar de Sint-Joriskerk overgeplaatst. De klepklok hangt daar nog altijd.
Legende en goudschat
De laatste prior vluchtte in 1597 voor het leger van Prins Maurits, op weg naar Bredevoort. De kloosterbewoners vonden het veiliger ook de benen te nemen. Kort daarna werd het gebouw door rondtrekkende soldaten vernield. Vanaf die tijd gaat het verhaal dat de vluchtende kloosterlingen een schat hebben weggestopt in de grond. Zij begroeven hem onder de derde hulststruik achter de schaapskooi. Maar niemand weet meer waar de schaapskooi heeft gestaan. Ooit zal die schat weer opgedolven kunnen worden, aangewezen door ‘hemelse tekenen’. Dan zal er een vreemd licht zijn in de nacht, tot er een zwarte haan zal kraaien.
In de nacht van 13 op 14 september 1943 was er inderdaad een vreemd licht te zien, namelijk een nachtregenboog. Er waren in die nacht veel bommenwerpers in de lucht. Daarom waren er nog veel mensen wakker die dit zeldzame gebeuren hebben gezien. Of de zwarte haan gekraaid heeft is niet bekend.
Omvang
Uit veld- en archiefonderzoek blijkt dat het klooster Schaer niet groot was. De omtrek van het kloostergebied is goed te traceren. Veldnamen zijn nog herkenbaar en op een boerenerf zijn nog restanten te vinden. Begin twintigste eeuw vond men bij graafwerkzaamheden nog een kruisbeeld en een schedel. Ook vinden we op het terrein nog de Kloosterschans. In 1978 zijn de zichtbare bovengrondse muurresten gesloopt. Onder de boerderij ter plaatse is nog een kloosterkelder met tongewelf aanwezig.
Het ovale kloostergebied (ook corpus genoemd) had een oppervlakte van 118 ha. Het ontgonnen gebied had van west naar oost een verval van ruim 10 meter. Het was zaak geweest de waterstromen in combinatie met het landschap en de bodemgesteldheden ten bate van de exploitatie aan te wenden. Kwel- en regenwater, maar ook het water dat aangevoerd werd vanuit de hoge Schaerheide, vloeide dicht onder de oppervlakte boven de ondoordringbare kleilagen naar het Bredevoortse broek. Dwars door het gebied werd door de kloosterlingen een hoge dijk opgeworpen om water te stuwen en waterkracht aan te wenden voor een koren- en oliemolen.
Met een stelsel van waterlopen en vijvers, onderling verbonden, hielden de kloosterlingen de voeten droog en voorkwam men dat het water nutteloos naar de lage broekgronden stroomde. Aan de oostzijde van het kloostergebied creëerde men een opmerkelijk aardwerk. Het was de ‘Eremus in Aquis’, de wildernis in de wateren, een kluizenaarsplaats, tegen de rand van het lage Bredevoortse broek. Een aantal grachten rond de hermitage fungeerde als waterberging.
Restanten
Na de verwoesting van het klooster in 1597 overwoekerden heide en hakhout de landerijen. De kloostermoppen van het kloostercomplex werden deels gebruikt voor het herstel van de fortificaties en de huizen in Bredevoort. De kloosterbezittingen werden geconfisqueerd door Gelre. De ‘Eremus in Aquis’ werd in latere jaren mogelijk gebruikt als schans in de krijgshandelingen bij Bredevoort. In 1672 stond de westelijke vleugel van het rechthoekige kloostercomplex nog overeind.
Met het confisqueren van ook het kloostergebied kwam een tweede historische laag over dit unieke landschap: houtplantages. Gelre verhuurde de gronden voor de productie van eikenhout. Rond 1700 ging men aan de slag met de nodige ontwatering. Rechte watergangen voerden rechtstreeks en snel af naar de Schaarbeek en dezelfde beek, eens onderdeel van de buitengracht, werd kaarsrecht doorgetrokken naar Bredevoort om daar de grachten van water te voorzien. De watergangen bij de ‘Eremus in Aquis’ verlandden. In het kloostergebied groef men zogenaamde rabatten, waarop men de jonge telgen plantte.
Wegens zeer strenge winters werden de eerste plantages een mislukking. Gelre deed het kloostergebied in de verkoop. De nieuwe eigenaren gingen voort op de ingeslagen weg van waterafvoer, rabatten en bosbouw. Het Kloosterbos, 25 ha groot, herbergt nog steeds de sporen van de laatmiddeleeuwse waterhuishouding van de kloosterlingen.
Archieven
Verpondingskohier 1647
t’Clooster te Schaer en sijn becirck?, Geestl. 2 Huisen, met etlicke koolhoven, 3 sch. Boulant 27 mdr., 3de gerve 225 – 0 -. Inslagh en hoeijmate van 4 daghen meijens, slechten waterigen gront.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Kloosterling van beeldhouwer Jan te Kulve. Kanunnik van het klooster Schaer in de kleding van zijn Orde. [Bron: tekulve.nl]Rolle van verpachtinge ‘Het Clooster Schaar’, 1786Kelder van het voormalig klooster Schaer
Het is een forse vrijstaande villa, gebouwd in 1913 naar een ontwerp van de Aaltense architect Jan Brill, die van 1906 tot 1924 werkzaam was als gemeentelijk opzichter en architect bij de gemeente Aalten. Hoewel de detaillering van de vensters gewijzigd en vernieuwd is, is de woning in hoofdvorm nog gaaf. Mede door de markante hoekligging, de opvallende hoofdvorm met veelhoekige erker en de laag ommuurde tuin met twee fraaie oude beuken is het pand zeer karakteristiek te noemen en is het zeer beeldbepalend in dit gedeelte van de Polstraat.
Foto: G. Groeneboer, 1957/1958Fragment kadastrale kaart, 1937 (perceel I-6512)
Beheer toestemming
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door je Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.