Augustus-September 1949

Aaltense Landbouw-, Middenstands- en Industrietentoonstelling (1949)

In augustus en september 1949 vond op het Smees de Aaltense Landbouw-, Middenstands- en Industrietentoonstelling (ALMI) plaats. Dit was, zeker in die tijd, een heel groot evenement in Aalten. Gedurende vijf dagen trok het 63.000 bezoekers. De landelijke pers werd uitgenodigd en ‘in stijl’, oftewel in klederdracht, ontvangen op het Aaltense station. Een journalist schreef daarna onderstaand verslag:

Aalten vertoont op ALMI drie gezichten…

Verzoening tussen oude en nieuwe vormen

“Wi’j hadden geerne dat i’j es hierhen kwammen, dan kö ‘j es zeen, hoo of ’t er hier in ’t dorp en umgevinge hêer geet en uutzut.” , aldus luidde een uitnodiging, die ons uit Aalten bereikte. En om het nog aantrekkelijker te maken hadden ze op het briefje een Saksisch boerderijtje gedrukt, een van die lieflijke behuizingen, welke ons na elke vacantie weer met heimwee doen terugdenken aan de Achterhoek. Maar gezapig zijn ze d’r heus niet, bofój! En met peerd en kleedwagen zouden ze ons van de trein halen en hun allerliefste Jannökes zouden op klömpkes dansen op de markt. Wat doet een stedeling in zo’n geval? Hij gaat. Rijdt per spoor naar Aalten en stapt daar uit, statig als Sinterklaas. En hij gevoelt zich als Sinterklaas. Een, die weet dat hij welkom is en die zich toch enigszins opgelaten waant omdat hij er niet zeker van is of zijn aangeplakte baard wel recht zit.

Ze hadden niet gepocht. Die van Aalten stonden in volle sterkte „de leu van de krante” op te wachten. Gelukkig begrepen we bijtijds, dat het méér ging om hun eigen plaatsgenoten dan om ons. Ze waren in plechtig zwart of appelgroen, motvrij of mottig, al naar de kwaliteit van de tuugkiste, waarin de spullen een halve eeuw geslapen hadden, geschaard om de paarden, de oude tentwagens, de kromme pijpen en de deerntjes, die we op die warme dag haar „zomerjurken” niet benijdden. Dat besef hergaf ons een gepaste professionele onbescheidenheid. En toen kwam de ALMI-commissie in volle staatsie op ons toe. Zwarte zijden petjes, laag boordje met zwarte strik, grappige geklede jassen, rechtaf gesneden bij de knieën, een nauwe broek die een speciale aankleedtechniek vereist en klompen aan het eind. Daartussen stond de scholtenboer, die het aan zijn stand verplicht is een hoge hoed-met-luchtgaatjes te dragen.

Zij rookten allemaal dapper de kromme piepe en probeerden het pakje saffies in hun achterzak te vergeten. Ze dampten zich een tongblaar en spraken gemoedelijk dialect, dat wij als onderduiker tóch lekker hebben leren verstaan en zelfs spreken. En daar kwamen de deerns, witte klompen guitig trippelend onder het stemmige kleed, knipmutse op de permanent, een modern polshorloge netjes weggestopt onder de lange, zwarte mouw.

Zie, tot op zekere hoogte was het een vertoning, tot op zekere hoogte ook niet. Aalten is natuurlijk modern. Het ontwikkelt een industrie, die er zijn mag maar die daar eigenlijk al tientallen jaren is vergroeid met land en volkskarakter. Alleen de oudere boeren en vrouwlui dragen nog pet en kistentuug, knipmutse en „kleed’ als ze zondags in de historische kerk een plaatsje uitzoeken rond de kansel. Maar tevens weet het jonge volk zich nog zó sterk verbonden met het streekeigene, met de folklore, met de rijke traditie, dat het gemakkelijk een stap achteruit kan doen en dan weer in de klompen terecht komt van hun vaders. Die pakken dragen ze met waardigheid.

Es en fabrieksterrein, dat is, geloven we, ook de charme van het oude land der Saksen. De fabrieksschoorsteen behoeft er niet te detoneren. Soms zie je hem als een ijle vinger tegen de lucht, wanneer je wandelt over een es vol blonde rogge, welk cultuurlandschapje weer gevat is in een lijst van bos en houtwallen. Dit hoort zo. Als een boerengezin uit zijn keuken dreigt te groeien, moeten er uitwijkmogelijkheden zijn voor de jongens. Dat is de industrie, de nering.

Het is er allemaal naar elkander toegegroeid, als gepatineerd door de traditie. Het industrialisatievraagstuk vertoont er niet de rauwe contour van elders, want de nijverheid: textiel, knopen, borstelmakerij, drukkerijen, is daar al sedert jaren gevestigd. Alleen heeft ze na de bevrijding een zoveel hogere vlucht genomen.

De band, die hier boer, neringdoende en industrie omvat, komt treffend tot uiting in de ALMI, de grote Aaltense landbouw-, middenstands- en industrietentoonstelling, die op een terrein van 6 H.A. wordt ondergebracht; een project met welks verwezenlijking een slordige ton gemoeid is. Aha, zegt u, nu wordt ’t me duidelijk waarom ze die „leu van de krante” daarginder zo vriendelijk hebben ontvangen; waarom de deerntjes boerenpolka’s dansten met de kerels, op de weemoedige zuchten van Gartjan’s harmonica. Jaja, zo is het. Maar deze tentoonstelling is dan ook zozeer de moeite waard, dat je er een uurtje sporen en een wandeling van 10 minuten voor over kunt hebben.

Het programma geven we aan het slot maar eerst nog wat over de sfeer, die de bezoeker daar wacht. Historie – In een olderwetse boerenkeuken zaten we op onze stoel letterlijk van spanning en plezier te rijden over de prachtige vloer met een mozaïek van veldkeien. Want Jan te Hoonte vertelde van de historie van Aalten en Bredevoort. Jan te Hoonte, smidsknecht-historicus. „Jongs” schudden we bewonderend het hoofd, „waor he’j ’t vandan?” „Van miene grötmoder”, antwoordde Jan fier, „En zi’j is taggentig ‘ewodden”. Jan is zelf 75, maar dat belet hem niet nog steeds de balg te trekken en een dofblozend ijzer pasklaar te hameren voor een paardezool. Ademloos hebben we aan zijn zwarte pandjes een woeste race door de eeuwen gemaakt en begrijpen nu, waarom de Koningin nog de titel van Vrouwe van Bredevoort kan voeren. Want deze veste heeft aan prins Maurits en Frederik Hendrik veel te danken.

Greep uit de plannen

Het is wel wat nuchter om te eindigen met de opsomming van een programma. Denk eraan: we geven de feiten. De sféér welke we hierboven trachtten te beelden, krijgt u bij een bezoek. En juist die sfeer is de oorzaak, dat het lokaalspoortje Arnhem-Aalten en vice-versa het volgende week wel eens druk zou kunnen krijgen. De ALMI wordt a.s. Dinsdag officieel geopend en sluit Zaterdagavond 3 September. In reusachtige tenten en hallen zetten de landbouw, de middenstand en de industrie hun beste beentje voor. Dinsdagmiddag streek een militair vliegtuig neer op een stoppelveld in de buurt, want de piloot had opdracht om nog een stand te komen afhuren voor de L.S.K.

Deze expositie draagt geen zuiver plaatselijk karakter, wel vormt de locale nijverheid, de locale nering en de locale landbouw er het centrum van. Dinsdag en Woensdag vanaf 9 uur zullen er talloze koeien loeien en paarden hinneken. Want op beide dagen vinden keuringen plaats van roodbont, M.R.IJ, en Fries-Hollands vee. De eerste dag komen de koudbloeds met hun in een wrong opgestoken staartjes, Woensdag verschijnen de warmbloeds. En Woensdag is er ook een legerdag met parade en muziek van de beroemde band der huzaren van Boreel. Donderdag kunnen de toeschouwers genieten van een concours hippique en ’s avonds concerteert de kapel van de L.S.K. Vrijdag ronken de Motorkozakken (althans de motoren ronken) over het terrein en Zaterdag trekken ze de klompen uit, en voetbalschoenen aan. En het slot is een groot vuurwerk.

Bron

  • Arnhemsche Courant, 27 augustus 1949 (via Delpher)

Reacties

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Let op: je reactie wordt openbaar getoond. Vragen, aanvullingen en/of correcties proberen wij zo spoedig mogelijk te verwerken. Daarna worden ze verwijderd, om ‘vervuiling’ te voorkomen. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *