In 1991 vierden Hendrik en Leida te Selle hun 75-jarig huwelijk. Dit was zo bijzonder dat de kamerheer van H.M. Koningin Beatrix het echtpaar persoonlijk feliciteerde.
Hendrik heeft lang in de textiel gewerkt, eerst bij de Gebr. Sevink, vervolgens bij Müter en de laatste jaren van zijn werkzame leven bij De Batavier in Winterswijk.
Het echtpaar te Selle woonde aanvankelijk in ’t Luutenshuus in Aalten en verhuisde later naar de Landstraat in Bredevoort. Later begon men aan de Prinsenstraat 8 in Bredevoort een zaak in tabaksartikelen.
Men adverteerde met: “Tabaksartikelen koopt u natuurlijk bij Speciaalzaak G.H. te Selle, Prinsenstraat 8, Bredevoort. Ruime sortering, Vakkundig verzorgd.”
Na de sluiting van de tabakszaak woonden Hendrik en Leida te Selle in huize St. Bernardus.
In een interview in 1991 vertelde Hendrik iets over het ‘geheim’ van het 75-jarig huwelijk: “Er is geen geheim, je moet bij elkaar blijven en gewoon geen rare dingen doen.”
Bekijk het hele interview:
Eigenaren
Kadaster 1832
Bredevoort B204 Everhardus Johannes Lam, gepens. officier te Bredevoort 107 m² huis en erf
Arent Jan Snoeijenbosch (Aalten, 01-12-1809), timmerman (1) Hendrika Aleijda te Kloese (Aalten, 13-12-1796) (2) Johanna Maria Schoemaker (Bredevoort, 24-11-1807)
Bredevoort B229 Jan Lueb, bakker te Bredevoort 310 m² huis en erf
De familie Lueb
De wortels van het katholieke geslacht Lueb liggen in het Duitse Rees. Op 9 februari 1785 lieten Jacob Lueb en Maria Kaldenhoeven daar een zoon dopen die zij Johannes noemden, roepnaam Jan. Jan werd bakker van beroep. In die hoedanigheid klopte hij regelmatig op de grote, zware deur van de Wasserburg in Anholt; óf om in de keuken brood te bakken, óf om daar brood te bezorgen. Bij één van die bezoeken leerde hij Françoise Persille (1777-1824) kennen, een meisje dat in het Franse Nancy was geboren en naar Anholt was gekomen. Zij was daar werkzaam als gouvernante. Die ontmoeting resulteerde in 1811 in een huwelijk, gesloten in Anholt.
Om onbekende redenen zijn zij op zeker moment naar Bredevoort verhuisd. Daar werden uit dit huwelijk vijf kinderen geboren: de eerste levenloos (1812), Lodewijk (1813), Maria Magdalena (1817), Grada Aleijda (1819) en Françoise (1824). Françoise Persille overleed op 9 januari 1824 in Bredevoort, 47 jaar oud. Jan Lueb, die zich door het overlijden van zijn vrouw met betrekking tot de opvoeding van zijn vier jonge kinderen voor een moeilijke situatie zag geplaatst, hertrouwde op 24 augustus 1826 in Aalten met de 41-jarige Harmina Johanna Meijerink (1785). Uit dit huwelijk werd nog een dochter geboren, Carolina Berendina (1827).
Jan Lueb was in Bredevoort een aantal jaren kerkmeester van de Sint Georgiuskerk. Volgens de notulen van de bestuursvergaderingen moet het een rustig man geweest zijn; iemand die heikele zaken niet op de spits dreef en daarvan ook anderen wist te weerhouden. De parochie stelde kennelijk veel vertrouwen in hem, want hij had van de kerk een koeweide gepacht op het Zwanenbroek te Bredevoort. Daarvoor was hij drie gulden per jaar aan huur verschuldigd. Voorts had de rooms-katholieke gemeente hem op 21 juli 1842 een onderhandse lening van honderd gulden verstrekt, waarvoor hij eveneens jaarlijks een bedrag aan rente moest betalen. Borg voor die obligatie stond een zekere W. Meijrink, destijds een redelijk vermogend familielid van Jan Luebs echtgenote.
Rond het jaar 1853 kwam Jan Lueb in ernstige financiële moeilijkheden. Zijn vier kinderen uit het eerste huwelijk eisten namelijk hun kindsdeel op. In een brief aan monseigneur Johannes Zwijsen, de bisschop van Utrecht, verwoordde het kerkbestuur op 7 juli 1853 de gerezen moeilijkheden als volgt: “Volgens een onderhandsche obligatie in de kerkenkist alhier aanwezig waarvan duidelijkheidshalve ingesloten de Copie Sub. No. 1 wordt overgezonden, is de kerkmeester J. Lueb een kapitaal van f. 100,— schuldig aan deze Gemeente. Omdat het alhier algemeen bekend is dat de voornoemde kerkmeester door zijn meerderjarige voorkinderen, die hun erfdeel eischen, en door verschillende andere Crediteuren tot den verkoop van alle Zijne goederen wordt genoodzaakt, en het volgens het algemeen gevoelen en zelfs volgens de mondelinge verklaring van een zijner schoonzonen meer dan waarschijnlijk is dat er een te kort kan plaats hebben, zoo wenschte het kerkbestuur gaarne te weten, hoe het hierin moet handelen, daar de borg onvermogend is.”
Zwijsen ried het kerkbestuur aan om nogmaals goed te bekijken of het nog mogelijk was om de honderd gulden met de daarover verschuldigde rente terug te krijgen. In de vergadering die het kerkbestuur op 26 november 1854 mede over die kwestie had belegd, werd besloten om ten opzichte van Jan Lueb tot 1 januari 1855 geen verdere actie te ondernemen. Men wilde eerst afwachten of Lueb alsnog het losgezegde kapitaal van honderd gulden met de verschuldigde rente zou betalen of niet.
Door de gerezen moeilijkheden met Lueb en eerder geharrewar binnen de parochie over het gebruik van de kerkelijke onroerende goederen door andere parochianen van de kerk werd er op 12 juli 1855 een inventarisatie gemaakt. Op die lijst stond iedereen vermeld die op dat moment een weiland had gepacht of een obligatie ten gunste van de kerk had. Over Jan Lueb stond geschreven: “Een obligatie ten laste van J. Lueb, gewezen kerkmeester, groot f. 100,00 met ene borg. Er is beslooten omdat er geen rente is betaald en de debiteur waarschijnlijk een frauduleus bankroet heeft gemaakt of nog zal maken en de borg reeds vele jaren bankroet is, deze obligatie in handen van bovengenoemden notaris te stellen, ten einde te handelen volgens de wet.”
Naar aanleiding van die brief voelde het kerkbestuur zich geroepen om wederom een brief te schrijven naar de bisschop van Utrecht. In die brief met vijf verschillende onderwerpen, A t/m E, gedateerd 29 juni 1856, schreef het bestuur over Lueb onder punt B.: “Het kapitaal van J. Lueb, gewezen kerkmeester, is volgens het gevoelen van het kerkbestuur bijna zeker verloren. Het kerkbestuur heeft alle mogelijke zachte middelen gebruikt, om er nog iets van terug te krijgen, doch alle moeite is vruchteloos geweest. Den weg van regten durft het kerkbestuur niet in te slaan, omdat dit wellicht evenmin zou baten. Het kerkbestuur is derhalve van meening om deze zaak ook maar stil te laten berusten.”
Op 4 juli 1856 schreef monseigneur Zwijsen, onder de brief die hij van het kerkbestuur uit Bredevoort had ontvangen, slechts één regel over die materie: “De authorisatie in A. B. en C. bovenstaande wordt bij deze gegeven.” en stuurde de brief terug naar Bredevoort. Jan Lueb vertrok op 20 april 1867 van Bredevoort naar Winterswijk. Mogelijk is hij vandaar nog verhuisd naar Bocholt. De datum van zijn overlijden was tot dusver niet te achterhalen. Die van zijn vrouw ook niet.
Foto: G.J. Dukker, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 1963
Beschrijving
Markt 1a in Bredevoort is een pand met een hoog wolfdak, dat aan de achterzijde grenst aan een fraaie puntgevel met vlechtingen, muurankers, ontlastingsbogen en duivengaten. In de gepleisterde voorgevel bevinden zich muurankers en een gevelsteen met cartouche, waarop het jaartal 1613 staat.
Hotel Ruimzicht, later bekend als café Goldewijk, werd oorspronkelijk gebouwd in de stijl van een stadsboerderij. Het pand deed jarenlang dienst als pastorie van het eerste rooms-katholieke kerkje dat sinds de Reformatie (1597) in 1798 weer werd opgericht in Bredevoort. In de tussenliggende twee eeuwen kerkten de Bredevoortse katholieken in de Kruiskapel, net over de grens in Hemden. Nadat de Sint Georgiuskerk in 1876 gereedkwam, werd het oude kerkje afgebroken en de pastorie kreeg een horecabestemming. Tegenwoordig is hier boekhandel De Kantlijn gevestigd.
‘Klumpkesbar’ (foto: collectie EHDC)Fragment kadastrale kaart uit 1878, met rechtsboven de contouren van het oude kerkje en de pastorieFragment kadastrale kaart uit 1879, het kerkje is afgebrokenAaltensche Courant, 9 april 1918Advertentie, 1928
Deze bakkerij/woonhuis is gebouwd in de periode 1875-1900. Het heeft invloeden van het neorenaissance. Het pand heeft esthetische kwaliteiten in het ontwerp, zoals de winkelpui met een bijzondere detaillering in vormgeving en materiaalgebruik. Bovenin de winkelpui staat te lezen: ‘Elektrische Brood- en Banketbakkerij’. In de jaren zestig van de vorige eeuw was in dit pand Klerx Meubelfabriek Aalten gevestigd.
Het pand Bredevoortsestraatweg 3 in Aalten had vroeger huisnummer 3/1 en daar was garage Arentsen gevestigd. Aan de ‘achterkant’, aan de zijde van de Prinsenstraat was de ‘wassalon’, links naast het gebouwtje waar de Ned. Protestantenbond heeft gezeten. Tussen de wassalon en garage zat nog een tuin met een aantal fruitbomen. Het was ooit de bedoeling om een doorsteek te maken, maar daar is het nooit van gekomen omdat er geen opvolger was. Arentsen verhuurde ook auto’s.
Later zaten in dit pand Bloemenhuis ’t Centrum van Doornink, lingeriewinkel Mari-Belle en kantoorboekhandel Meneer Kees.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-1084
Bernardus Hendricus Becking, winkelier
129 m² schuur en erf
1845
I-1084
Hendrik Jan Becking, arbeider
129 m² schuur en erf
1881
I-3666
Johan Gerhard Becking, winkelier
470 m² huis, schuur en erf
1885
I-3666
Bernardus Hendrikus Becking, winkelier
470 m² huis, schuur en erf (dj. 1923: verkoop)
1923
I-3666
Martinus Johannes Arentsen, rijwielhandelaar
470 m² huis, garage, erf
1939
I-6997
Martinus Johannes Arentsen, rijwielhandelaar
1210 m² huis, garage, werkplaats en tuin
1952
I-7741
Lambertus Christiaan Arentsen, rijwiel- en autohersteller
540 m² winkelhuis, werkplaats, tuin
1965
I-9180
Lambertus Christiaan Arentsen, rijwiel- en autohersteller
In 1931 vestigde garage Koelman zich hier, op de hoek van de Bocholtsestraatweg en de Bodendijk. Later werd dit garage Schaapveld en daarna tankstation Wikkerink. Tegenwoordig staat hier het kantoor van Accent Scholengroep.
Adresgeschiedenis
Adresboek 1934
Bocholtsche straat 1
Garage
Adresboek 1967
Plein Zuid 6
Garage Schaapveld
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.