Het is op deze door-de-weekse dag rustig in Aalten. Op de Markt, waar onder de bomen voor een hotel de pensiongasten languit liggen te genieten van hun vacantie, heerst een serene rust, die slechts even wordt verstoord, wanneer aan de overzijde een trouwlustig paartje de stoep van het gemeentehuis betreedt. De paarden van de koetsen trappelen en wat nieuwsgierige vrouwen komen op dit middaguur uit hun huizen om de bruid te zien en stof tot praten te krijgen over de kleur en het snit der trouwjapon. Zo is doorgaans het leven in Aalten. Rustig en kalm.
Toch is dit alleen de oppervlakte, want op de 8275 ha., die de gemeente Aalten groot is en waarop, volgens de laatste telling 13460 mensen wonen, gebeurt nog wel het een en ander. Er heeft zich in het verleden rondom de eeuwenoude Ned. Herv. Kerk heel wat afgespeeld, waarvan de echo’s, soms zwak, doch ook wel sterker, nog dagelijks zijn te horen.
In de laatste honderd jaar is de economische positie van de meeste Aaltenaren sterk verbeterd. Vroeger was ’t hier treurig mee gesteld. De neringdoenden in het dorp konden van hun bedrijf alleen niet bestaan. De manufacturiers, de bakkers, de schoenmakers, zij allen hadden behalve hun „zaak” ook een boerderijtje. Daarom werden de huizen veelal met de achterkant naar de weg gebouwd en gaf een brede deur vanaf de straat toegang tot de deel. Ongeveer een eeuw geleden was de kom van Aalten veel kleiner van omvang dan thans.
Hotel Keizer aan de Markt
Het treft elke vreemdeling, die in Aalten komt, dat, behalve de straten, er achter de huizen heen, door het dorp smalle paden lopen, aan weerzijden waarvan zich heggen bevinden. Deze smalle paadjes („heggetjes” zegt men in Aalten) zijn ontstaan doordat de neringdoenden en trouwens practisch alle dorpelingen in het verleden een boerderijtje hadden. Hun grond hadden zij dan buiten het dorp en deze „heggetjes”, juist breed genoeg voor een kruiwagen, dienden als de verbindingswegen tussen huis en hof.
Vandaag de dag hebben de Aaltense dorpsbewoners geen vee meer en de winkeliers beoefenen ook niet meer de landbouw, maar de heggetjes zijn gebleven en zijn vooral geliefd bij verliefde jongelui.
Overigens, het laat zich aanzien, dat op de duur deze „heggetjes” wel zullen verdwijnen. Zij worden namelijk in de kom van het dorp gevonden en er heerst in Aalten groot gebrek aan grond voor woningbouw. Het mag daarom verwacht worden dat van lieverlede verschillende van deze smalle paadjes verbreed zullen worden tot straten, aan weerszijden waarvan woningen zullen worden gebouwd. In het uitbreidingsplan zijn reeds verschillende „heggetjes” als straten opgenomen!
Het gemeentehuis
Neen, een sieraad is dit gemeentehuis niet. In de gehele omtrek. Winterswijk, Dinxperlo, Wisch en Lichtenvoorde, heeft men doelmatige raadhuizen, maar het Aaltense gemeentehuis kan daar niet bij in de schaduw staan. Er zijn wel heel wat hokken en kamers in, maar het is, kort en bondig gezegd, niet veel bijzonders. Voor de oorlog zijn er wel plannen geweest voor de bouw van een nieuw gemeentehuis, doch daar is toen niets van gekomen. Thans heeft men er het geld niet voor. Behalve de verschillende kamers, waar de burgemeester, de secretaris en de ontvanger zetelen, is er in de gang ook een deur, waarop de folkloristische naam „’t Huusken” is geschilderd. Boven deze deur ontbreekt het rode lampje, dat boven de deur van de burgemeesterskamer brandt, wanneer er belet is.
Kerken
Reeds vanuit de verte doemen drie torenspitsen op, wanneer men Aalten nadert: de Ned. Herv. Kerk, de Oosterkerk en de R.K. Kerk. Behalve deze kerken zijn er nog verschillende kerkgebouwen zonder grote toren, nl. de Westerkerk de Chr. Geref. Kerk, de Israëlitische Synagoge en het gebouw van de Vergadering van Gelovigen. De Ned. Prot. Bond en de Geref. Kerk onderh. art. 31 hebben geen eigen gebouwen.
De bevolking van Aalten bestaat thans uit rond 5000 Ned. Herv., 4800 Geref., 2400 R.K. en 300 Chr. Geref. De andere kerkgenootschappen hebben een gering aantal leden. De spanningen tussen de leden der verschillende kerken was in Aalten in het verleden zeer groot. Tijdens de doleantie in 1886 is er in Aalten, na Amsterdam, het meest gebeurd! Militairen moesten zelfs de orde bewaren.
Van lieverlede worden de verhoudingen beter. De thans opgroeiende generatie is reeds veel verdraagzamer. De kerkelijke verdeeldheid heeft zich in Aalten voortgeplant op allerlei terrein. Zo zijn er Chr. en Herv. scholen, de C.B.T.B., de A.R. Kiesverenigingen, de Chr. Ziekenverpleging, de Chr. Oranjevereniging e.d. halen hun leden practisch alleen uit de kring van Gereformeerden en Chr. Gereformeerden.
Oude Helenakerk, Aalten
Gelukkig wijzigt zich de situatie langzamerhand, daar men algemeen gevoelt dat de kerkelijke gescheidenheid zich op maatschappelijk gebied heeft voortgeplant, waarbij dikwijls persoonlijke sympathieën en antipathieën de doorslag hebben gegeven, terwijl men dit thans voelt als een handicap van vruchtbare arbeid.
Om een bewijs hiervan te noemen: Dank zij samenwerking van personen uit alle kerkgenootschappen zal met September de Chr. Nijverheidsschool te Aalten worden geopend, zal een centrum voor ziekenverpleging verrijzen en wordt gewerkt aan plannen voor de oprichting van een Chr. verpleeghuis, terwijl het verlangen van anderen al weer uitgaat naar de oprichting van een school voor Middelbaar onderwijs.
Aalten en Bredevoort
Het stadje Bredevoort behoort tot de gemeente Aalten. In het begin van de vorige eeuw was de situatie zo dat Bredevoort het hoofdschoutambt was, waarvan Aalten een deel uitmaakte. Beide plaatsen vormden evenwel een aparte gemeente. In 1818 zijn deze gemeenten samengevoegd tot het schoutambt Aalten, thans de gemeente Aalten.
De Bredevoordenaren kunnen het blijkbaar nog moeilijk zetten dat zij een deel van Aalten zijn. Steeds menen ze ten achter gesteld te worden bij Aalten (woningbouw, straatverlichting, wegenaanleg enz.). Het mag dan wel wat eigenaardig klinken, doch inderdaad heeft men in de gemeente Aalten te maken met het probleem stad en platteland.
Vooral in de laatste jaren van de oorlog werden verschillende Aaltense ingezetenen door de Duitsers gearresteerd en overgebracht naar een kamp. Bij aankomst in het kamp werden hun alle bezittingen afgenomen. Het schijnt dat men thans bezig is met het terug zenden van de indertijd in beslag genomen voorwerpen, voor zover ze nog aanwezig zijn in de voormalige kampen. Een opmerkelijk voorval hiervan delen wij thans mede:
In Januari 1944 werden ’s morgens bij de Geref. Westerkerk tal van jongemannen gevangen genomen. Zij werden eerst overgebracht naar Amersfoort. Onder hen bevond zich ook de heer H. Stronks uit Dale. Hij moest al zijn bezittingen afgeven, o.a. zijn polshorloge. Stronks is nadien bij een bombardement op het vliegveld Soesterberg gewond geraakt, werd in een ziekenhuis opgenomen en zag kans vandaar te ontvluchten.
De heer J. Tolkamp uit Barlo, die op dezelfde morgen werd gearresteerd en eveneens naar Amersfoort werd overgebracht, werd in September op transport gesteld naar Neuengamme. Bij het verlaten van het kamp kreeg hij verschillende bezittingen terug, o.a. ook een polshorloge. Tolkamp beweerde, dat dit horloge niet zijn eigendom was doch aan Stronks behoorde. De bewaarders van het kamp wilden evenwel dat Tolkamp dit horloge toch mee nam. Dit heeft hij toen ook gedaan.
Bij aankomst in Neuengamme moesten alle bezittingen weer afgegeven worden. Ieders bezittingen werden in een zakje gedaan, waarop het gevangennummer werd vermeld, waarna het zakje in een grote lade werd geworpen. Men zou er, zo dacht men, wel nooit wat van terug zien.
Inmiddels heeft de heer Tolkamp in vier verschillende Duitse kampen vertoefd en kwam na de bevrijding weer naar Aalten. Zaterdag heeft de heer Tolkamp bericht ontvangen dat hij op het Bureau Sociale Zaken te Aalten een pakje in ontvangst zou kunnen nemen. Het bleek dat dit pakje kwam uit Neuengamme. Het was hetzelfde zakje, waarin men in het kamp zijn bezittingen had gedaan. Zelfs het kampnummer — 48769 — stond er nog op.
In het zakje zaten twee, door de heer Tolkamp in Amersfoort gemaakte ringen en een polshorloge. Het bleek het horloge te zijn van de heer Stronks, die hoogst verbaasd was, toen hij na zes jaar zijn eigendom, dat hij reeds lang had afgeschreven, weer terug ontving. Zijn klederen heeft de heer Tolkamp echter niet terug ontvangen en evenmin het in beslag genomen geld.
AALTEN, 19 Juli. — Alle manufacturiers van Aalten hebben hun opruimingsgoederen bijeengebracht in een verenigingsgebouw en maken er een massa-opruiming van. De dames uit de stad en de verre omgeving komen op dit nieuwtje af, en denken: hoera. Nu hoeven we niet meer alle winkels af te „grazen”.
Primeur voor ons land
Aalten heeft de primeur. Een opruiming in deze vorm is nog nooit in ons land voorgekomen. Het lijkt wel of de winkeliers zich hebben verbroederd, in opruimingstijd ten minste, en alsof ze gezamenlijk uitroepen: — Kom maar kopen. Onze waren zijn allemaal even best en even goedkoop. Althans in deze periode van drie dagen afslag.
Nieuwe Winterswijksche Courant, 14 juli 1950
Het was een succes en sloeg erg in bij de dames. Het witte gebouw „De Sociëteit” stond rondom in een haag van zwarte damesfietsen. Opruiming is toch al zo iets moois. En dan zulk een. — Halt. Niet meer naar binnen zeiden de twee politiemannen, die volgnummers afgaven en slechts 50 personen tegelijk mochten binnen laten. Even wachten, en dan: los…
Propaganda
— Maar waarom toch op die manier? vroeg een nieuwsgierige aan het enthousiaste bestuur van de Manufacturiers- en Kleermakersvereniging. Heel m’n leven heb ik in opruimingstijd van winkel tot winkel gelopen. En nu houden jullie „sociëteit”. Propaganda, mejuffrouw, zei de organisator. Bovendien blijft het rustiger in onze winkels, en de goede verstandhouding van de manufacturiers groeit er nog door.
De eerste morgen werd al voor drieduizend gulden verkocht. Dat viel mee. Maar er zijn goederen ter waarde van een halve ton. De cliënten kunnen dus nog voort. Ondergoederen en coupons gaan het beste. Er is een speciale lappen-étalage gemaakt op het toneel en zelden zagen winkelende vrouwtjes zulk een brillante scène, wat malen zij om Shakespeare of om de opera Faust als het om lappen gaat?
De winkeliers stonden eerst voor een moeilijkheid, want de wet laat zulk een opruiming niet toe. Twee winkeliers stemden er echter in toe hun zaak tijdelijk te sluiten: een briefje naar de Kamer van Koophandel, en toen kon dit magazijn „De Sociëteit” worden geopend. Wet is wet, al begrijpt ieder dat niet direct. — En de klanten komen toch wel „achteromme” — zullen ze gedacht hebben. Want het mes snijdt van twee kanten. De gewone winkelverkoop bij de deelnemers gaat immers door.
Sociëteit „De Harmonie” aan de Hofstraat te Aalten
Politie pakte in
De inpaktafel was eerst te slecht bezet. Maar de politie pakte mee aan, en twee uur lang stond de Hermandad onderjurkjes en baby-goed in te pakken. Twee speciale autobussen kwamen er ook al op af, nl. een paar damesclubs uit Groenlo en Dinxperlo. Zij wierpen zich met de anderen op de grote voorraden, die op lange tafels waren uitgestald. Klanten en winkeliers hadden er allen pleizier in. De concurrenten kwamen nog nader tot elkaar. — Jan, riep een hunner, — ik heb weer een lap van jou verkocht. Urenlang stonden de dames in de coupons te „graven”. Eenmaal raakte een lap japonstof van vier meter helemaal in de knoop, en de verkoper moest hem weer ontwarren, het was of de dames op zoek naar een goudschat waren.
Grote belangstelling
In vakkringen heeft men grote belangstelling voor de proef. De vakgroep volgt de resultaten nauwgezet, evenals de winkeliersbonden. De Bond van Detailhandelaren zond een telegram, waarin succes werd toegewenst. Een groot aantal gegadigden trachtte langs andere wegen binnen te komen, en zelfs deden een paar dames een run op de biljartzaal, om zodoende de beide verkooplocaliteiten te bereiken. Ook stond er een groepje in een zaal waar alleen maar kasten met zilveren bekers en medailles te vinden waren. Dit waren echter de prijzen van de club „Alles of Dalles”. De vrouwtjes waren in de kegelzaal beland en werden later weer in de file buiten, gezet.
De deelnemende winkeliers controleerden voor de aanvang zelf de prijzen. Dit moesten opruimingsprijzen zijn. Maar met de meeste goederen was dat ook in orde. Er gingen vloerkleden weg voor twintig gulden die honderd hadden gekost en een paar mantels voor vijftien gulden die eerst voor tachtig in de étalages hadden gestaan. Doch dit waren uitzonderingen. Gemiddeld echter lagen de prijzen dertig procent lager dan tevoren. De cliënten konden niet zien van welke winkelier ze eigenlijk hadden gekocht, want de goederen droegen slechts een nummer. het deed niet ter zake: als het maar goedkoop was en naar de zin.
Originele zet
De Aaltense winkeliers hebben met deze gemeenschappelijke uitverkoop wel een originele zet gedaan. Het publiek was er gevoelig voor. Het vond dat nieuwe systeem wel aardig, en toonde dat door een grote belangstelling. Het gebouw draagt de naam: “Vereniging ter Bevordering van Gezellig Verkeer”. Nu, gezellig was het er. Zelfs buiten stonden nieuwsgierigen naar dit typische magazijn met het bordje „Volledige Vergunning” te kijken. In de omgeving was zelfs de luidspreker te horen die vermaande: „Dames en heren, doe nu vlug uw keus. Want u moet direct de zaal veriaten. Een andere groep staat weer te wachten. Maar verzuim niet nog even naar de afdeling confectie te gaan. Daar zijn reuzekoopjes bij.”
Duitse arbeidsters kregen een pond koffie voor de Kerst, Nederlands personeel ontving later een riks…
Meisjes aan het werk bij textielfabriek Driessen, Hofstraat. Foto ter illustratie.
Was onlangs een der Duitse meisjes, werkzaam in een textielfabriek te Aalten, oorzaak van een opzienbarend incident (zij bekladde de Nederlandse vlag met een hakenkruis), thans zijn opnieuw Duitse textielarbeidsters in Aalten aanleiding geweest tot een voorval dat in het rustige dorp nogal beroering heeft gewekt, daar er twee textielfabrieken mee gemoeid waren.
Bij een textielfabriek in de Dijkstraat zijn 16 Duitse meisjes werkzaam. Tegen Kerstmis gingen zij peinzen over een verrassing waarmee zij haar familieleden over de grens zouden kunnen dienen. Koffie moest het worden, was de algemene opinie!
De Duitse meisjes namen een personeelslid uit Aalten in de arm en die wist er wel een mouw aan te passen. Hij ging op zijn beurt naar een zakenman, die in staat en bereid bleek om 16 pond koffie te leveren, voor ieder der Duitse meisjes één pond. ’s Avonds gingen de meisjes opgewekt met hun koffie per bus naar huis. In diezelfde bus zaten evenwel ook 19 arbeidsters van een textielfabriek uit de Hofstraat.
Begrijpelijkerwijs waren die er maar matig over te spreken dat haar vriendinnen wel en zij geen koffie voor „Weihnachten” konden meenemen naar huis. Prompt kwam de volgende dag de kwestie ter sprake bij de directie in de Hofstraat. En die meende weinig ander te kunnen doen dan ieder van haar Duitse arbeidsters ook een pond koffie te beloven. En de 19 ponden koffie kwamen er inderdaad.
Maar daarmee waren de moeilijkheden nog niet ten einde! Want het Nederlandse personeel was iets over het Kerstgeschenk ter ore gekomen en dat ging nu ook koffie eisen. Koffie immers is een artikel dat de laatste tijd ook hier te lande maar zeer schaars te verkrijgen is. De directie van de fabriek in de Hofstraat herstelde de bedrijfsvrede door elk personeelslid een gratificatie van ƒ 2,50 te geven. En daarmee leek het hele geval van de baan te zijn.
Nu er echter zoveel personen bij betrokken blijven, kon het haast niet anders of ook de politie en C.C.D. moesten van het geval horen. Laatstgenoemde instantie heeft inmiddels een onderzoek ingesteld, dat bij de directie van de textielfabriek aan de Hofstraat reeds leidde tot een proces-verbaal. Daar kwam een tweede proces-verbaal bij wegens het verstrekken van een gratificatie zonder toestemming van het college van Rijksbemiddelaars. Ook tegen de betrokken winkelier is inmiddels proces-verbaal opgemaakt.
Dat de Duitse meisjes de koffie hebben kunnen uitvoeren, is, naar wij vernemen, hieraan toe te schrijven, dat de Ned. douane in strijd met gegeven orders de koffie liet passeren, men zou in de veronderstelling hebben verkeerd dat die vrij mocht worden uitgevoerd voor zover zij een waarde had beneden ƒ 15,—. De Duitse douane had de Duitse meisjes reeds toegezegd in verband met het op handen zijnde Kerstfeest een uitzondering te zullen maken.
Een wegschaaf van de Ned. Heidemij. (Foto ter illustratie, hoort niet bij het artikel)
Toonbeeld van robuste kracht
Met bewondering bekeken we Woensdag de nieuwe Amerikaanse wegschaver, die te Aalten door de Ned. Heide Mij. werd gedemonstreerd. „Wat is een wegschaver”, zult U zich waarschijnlijk allereerst afvragen, een vraag, die vanzelfsprekend ook door ons werd gesteld.
Van een ieder wordt verondersteld de bulldozer te kennen, de tractor met aan de voorkant een grote schaaf, die in het geallieerde leger werd gebruikt om hindernissen op doeltreffende wijze aan de kant te schuiven. Op dit principe berust ook deze wegschaver, die echter een machine op zichzelf is, en wordt voortgetrokken door een sterke dieseltractor. Een vernuftige constructie, deze wegschaver, een apparaat met, we zouden haast zeggen: duizend en één mogelijkheden. Hij wordt voornamelijk gebruikt om oneffen terreinen, we noemen hier hobbelige zandwegen, om te toveren in behoorlijk begaanbare, vlakke wegen. Het voornaamste van de constructie is de grote schaaf, die in het midden is bevestigd en met grote wielen vanaf de bestuurdersplaats (achterbrug) bewogen kan worden, zowel naar boven als naar beneden, naar links of rechts en in schuine stand.
De wegschaver is één der voorbeelden van de Marshallhulp aan Europa, en werd aan de regering overgedragen voor het verrichten van herstelwerkzaamheden. Op de machine stond nog te lezen: „For recovery, supplied by the United States of America”.
De demonstratie had plaats op de oude Zelhemseweg (Hessenweg), enkele honderden meters voorbij het Zondagsschoolhuisje. Op uitnodiging van Aalten’s gemeentebestuur waren diverse personen, voornamelijk van de technische dienst uit omliggende gemeenten naar hier gekomen om de demonstratie bij te wonen.
Burgemeester E.S van Veen richtte op de plaats van demonstratie het woord tot de aanwezigen en sprak zijn vreugde uit over het feit, dat de Heide Mij. naar Aalten was gekomen om deze nieuwe Amerikaanse machine te demonstreren. Spreker wees op de toestand der zandwegen, welke steeds een zorgenkind der gemeente zijn en veel onderhoud vergen. Dit probleem kon enkele jaren geleden, tijdens de grote werkloosheid, afdoende worden opgelost met het gevolg, dat de zandwegen er toenmaals behoorlijk onderhouden uitzagen. Momenteel doet zich de vraag echter weer voor, hoe de zandwegen in goede staat te houden.
De Heide Mij. nu, aldus spreker, heeft dit probleem met gebruikmaking van deze machine zeer doeltreffend weten op te lossen, hetgeen uit de demonstratie moge blijken.
Burgemeester Van Veen gaf hierop het woord aan een der heren technici van de Heide Mij., die op duidelijke wijze de werking van de wegschaver uitlegde, waarna met de demonstratie begonnen werd.
De wegschaver in werking
Zoals we reeds aan het begin van ons artikel zeiden, hebben we een en ander met bewondering gadegeslagen. Met robuste kracht trok de tractor de wegschaver over de oneffenheden, grote plakken grond afschavend, waarbij stenen geen bezwaar bleken te zijn. Dat dit werk veel routine van de bestuurder vergt, moge een ieder duidelijk zijn. Hij moet als ’t ware aanvoelen, hoeveel grond moet worden afgeschaafd, want in kuilen én gaten mag de schaaf de grond niet raken, daar men dan natuurlijk niets verder komt met het egaliseren.
In een kort tijdsbestek werden enkele honderden meters zandweg afgevlakt, kuilen dichtgeschoven. In vergelijking met handkracht (de schop), is deze machine wel een grote uitkomst als het op een snelle uitvoering van het object aankomt. Voor het gedeelte weg, dat die middag werd afgewerkt, zouden, gebeurde het met de schop, zeker dagen gemoeid zijn.
In den beginne wordt de wegschaver tweemaal over de weg getrokken om de gaten uit het lengteprofiel te verwijderen. Dan wordt de schaaf schuin naar links of rechts zo gesteld, dat de vereiste wegrondte wordt verkregen. Tenslotte wordt een z.g. schijveneg over het geëgaliseerde wegdek getrokken, die kluiten en plaggen stukmaakt en verdeelt. Behalve de schaaf zijn ook de wielen van de wegschaver schuin te stellen, om te voorkomen, dat de machine bij grote tegenstand zou wegglijden. Verder kan ook de achterbrug van links of rechts worden verplaatst, al naar gelang de werkzaamheden welke moeten worden verricht.
De wegschaver is een apparaat met vele mogelijkheden, hetgeen op deze demonstratiemiddag wel heel duidelijk naar voren kwam. De aanwezigen hebben zeer zeker veel te hunnen voordele kunnen opdoen.
In augustus en september 1949 vond op het Smees de Aaltense Landbouw-, Middenstands- en Industrietentoonstelling (ALMI) plaats. Dit was, zeker in die tijd, een heel groot evenement in Aalten. Gedurende vijf dagen trok het 63.000 bezoekers. De landelijke pers werd uitgenodigd en ‘in stijl’, oftewel in klederdracht, ontvangen op het Aaltense station. Een journalist schreef daarna onderstaand verslag:
Aalten vertoont op ALMI drie gezichten…
Verzoening tussen oude en nieuwe vormen
“Wi’j hadden geerne dat i’j es hierhen kwammen, dan kö ‘j es zeen, hoo of ’t er hier in ’t dorp en umgevinge hêer geet en uutzut.” , aldus luidde een uitnodiging, die ons uit Aalten bereikte. En om het nog aantrekkelijker te maken hadden ze op het briefje een Saksisch boerderijtje gedrukt, een van die lieflijke behuizingen, welke ons na elke vacantie weer met heimwee doen terugdenken aan de Achterhoek. Maar gezapig zijn ze d’r heus niet, bofój! En met peerd en kleedwagen zouden ze ons van de trein halen en hun allerliefste Jannökes zouden op klömpkes dansen op de markt. Wat doet een stedeling in zo’n geval? Hij gaat. Rijdt per spoor naar Aalten en stapt daar uit, statig als Sinterklaas. En hij gevoelt zich als Sinterklaas. Een, die weet dat hij welkom is en die zich toch enigszins opgelaten waant omdat hij er niet zeker van is of zijn aangeplakte baard wel recht zit.
Ze hadden niet gepocht. Die van Aalten stonden in volle sterkte „de leu van de krante” op te wachten. Gelukkig begrepen we bijtijds, dat het méér ging om hun eigen plaatsgenoten dan om ons. Ze waren in plechtig zwart of appelgroen, motvrij of mottig, al naar de kwaliteit van de tuugkiste, waarin de spullen een halve eeuw geslapen hadden, geschaard om de paarden, de oude tentwagens, de kromme pijpen en de deerntjes, die we op die warme dag haar „zomerjurken” niet benijdden. Dat besef hergaf ons een gepaste professionele onbescheidenheid. En toen kwam de ALMI-commissie in volle staatsie op ons toe. Zwarte zijden petjes, laag boordje met zwarte strik, grappige geklede jassen, rechtaf gesneden bij de knieën, een nauwe broek die een speciale aankleedtechniek vereist en klompen aan het eind. Daartussen stond de scholtenboer, die het aan zijn stand verplicht is een hoge hoed-met-luchtgaatjes te dragen.
Zij rookten allemaal dapper de kromme piepe en probeerden het pakje saffies in hun achterzak te vergeten. Ze dampten zich een tongblaar en spraken gemoedelijk dialect, dat wij als onderduiker tóch lekker hebben leren verstaan en zelfs spreken. En daar kwamen de deerns, witte klompen guitig trippelend onder het stemmige kleed, knipmutse op de permanent, een modern polshorloge netjes weggestopt onder de lange, zwarte mouw.
Zie, tot op zekere hoogte was het een vertoning, tot op zekere hoogte ook niet. Aalten is natuurlijk modern. Het ontwikkelt een industrie, die er zijn mag maar die daar eigenlijk al tientallen jaren is vergroeid met land en volkskarakter. Alleen de oudere boeren en vrouwlui dragen nog pet en kistentuug, knipmutse en „kleed’ als ze zondags in de historische kerk een plaatsje uitzoeken rond de kansel. Maar tevens weet het jonge volk zich nog zó sterk verbonden met het streekeigene, met de folklore, met de rijke traditie, dat het gemakkelijk een stap achteruit kan doen en dan weer in de klompen terecht komt van hun vaders. Die pakken dragen ze met waardigheid.
Es en fabrieksterrein, dat is, geloven we, ook de charme van het oude land der Saksen. De fabrieksschoorsteen behoeft er niet te detoneren. Soms zie je hem als een ijle vinger tegen de lucht, wanneer je wandelt over een es vol blonde rogge, welk cultuurlandschapje weer gevat is in een lijst van bos en houtwallen. Dit hoort zo. Als een boerengezin uit zijn keuken dreigt te groeien, moeten er uitwijkmogelijkheden zijn voor de jongens. Dat is de industrie, de nering.
Het is er allemaal naar elkander toegegroeid, als gepatineerd door de traditie. Het industrialisatievraagstuk vertoont er niet de rauwe contour van elders, want de nijverheid: textiel, knopen, borstelmakerij, drukkerijen, is daar al sedert jaren gevestigd. Alleen heeft ze na de bevrijding een zoveel hogere vlucht genomen.
De band, die hier boer, neringdoende en industrie omvat, komt treffend tot uiting in de ALMI, de grote Aaltense landbouw-, middenstands- en industrietentoonstelling, die op een terrein van 6 H.A. wordt ondergebracht; een project met welks verwezenlijking een slordige ton gemoeid is. Aha, zegt u, nu wordt ’t me duidelijk waarom ze die „leu van de krante” daarginder zo vriendelijk hebben ontvangen; waarom de deerntjes boerenpolka’s dansten met de kerels, op de weemoedige zuchten van Gartjan’s harmonica. Jaja, zo is het. Maar deze tentoonstelling is dan ook zozeer de moeite waard, dat je er een uurtje sporen en een wandeling van 10 minuten voor over kunt hebben.
Het programma geven we aan het slot maar eerst nog wat over de sfeer, die de bezoeker daar wacht. Historie – In een olderwetse boerenkeuken zaten we op onze stoel letterlijk van spanning en plezier te rijden over de prachtige vloer met een mozaïek van veldkeien. Want Jan te Hoonte vertelde van de historie van Aalten en Bredevoort. Jan te Hoonte, smidsknecht-historicus. „Jongs” schudden we bewonderend het hoofd, „waor he’j ’t vandan?” „Van miene grötmoder”, antwoordde Jan fier, „En zi’j is taggentig ‘ewodden”. Jan is zelf 75, maar dat belet hem niet nog steeds de balg te trekken en een dofblozend ijzer pasklaar te hameren voor een paardezool. Ademloos hebben we aan zijn zwarte pandjes een woeste race door de eeuwen gemaakt en begrijpen nu, waarom de Koningin nog de titel van Vrouwe van Bredevoort kan voeren. Want deze veste heeft aan prins Maurits en Frederik Hendrik veel te danken.
Greep uit de plannen
Het is wel wat nuchter om te eindigen met de opsomming van een programma. Denk eraan: we geven de feiten. De sféér welke we hierboven trachtten te beelden, krijgt u bij een bezoek. En juist die sfeer is de oorzaak, dat het lokaalspoortje Arnhem-Aalten en vice-versa het volgende week wel eens druk zou kunnen krijgen. De ALMI wordt a.s. Dinsdag officieel geopend en sluit Zaterdagavond 3 September. In reusachtige tenten en hallen zetten de landbouw, de middenstand en de industrie hun beste beentje voor. Dinsdagmiddag streek een militair vliegtuig neer op een stoppelveld in de buurt, want de piloot had opdracht om nog een stand te komen afhuren voor de L.S.K.
Deze expositie draagt geen zuiver plaatselijk karakter, wel vormt de locale nijverheid, de locale nering en de locale landbouw er het centrum van. Dinsdag en Woensdag vanaf 9 uur zullen er talloze koeien loeien en paarden hinneken. Want op beide dagen vinden keuringen plaats van roodbont, M.R.IJ, en Fries-Hollands vee. De eerste dag komen de koudbloeds met hun in een wrong opgestoken staartjes, Woensdag verschijnen de warmbloeds. En Woensdag is er ook een legerdag met parade en muziek van de beroemde band der huzaren van Boreel. Donderdag kunnen de toeschouwers genieten van een concours hippique en ’s avonds concerteert de kapel van de L.S.K. Vrijdag ronken de Motorkozakken (althans de motoren ronken) over het terrein en Zaterdag trekken ze de klompen uit, en voetbalschoenen aan. En het slot is een groot vuurwerk.
Bron
Arnhemsche Courant, 27 augustus 1949 (via Delpher)
35 Jaar geleden woonde in Aalten een meisje, Mina Rhebergen geheten1. Zij had een betrekking, waarin zij wekelijks een bepaald bedrag verdiende. Een deel hiervan bewaarde zij thuis in een potje, dat in de zogenaamde ‘glazen kast’ stond. Groot was echter haar schrik en teleurstelling, toen op zekere dag werd bemerkt, dat het geld verdwenen was. Het kon moeilijk anders: er moest sprake zijn van diefstal.
Aangifte bij de politie volgde en ijverig gespeurd, doch de dief bleef onvindbaar. Inmiddels achtte men het steeds meer mogelijk, dat het geld op de een of andere wijze was zoekgeraakt. In ieder geval, Mina Rhebergen was ƒ 15 kwijt en kreeg ze niet terug. De tijd ging echter verder en het leed was spoedig vergeten. Mina Rhebergen stapte in het huwelijksbootje en werd mevrouw Breukelaar, wonende te Varsseveld.
Afbeelding ter illustratie
Aan het geld werd niet meer gedacht, totdat dezer dagen mevrouw Breukelaar ƒ 35 ontving, zijnde de ƒ 15 plus rente. Wat was namelijk het geval? Een familielid van mevr. Breukelaar, wonende te Aalten, kreeg enkele dagen geleden een brief van een weduwe uit een grote stad in het westen van het land. In dit schrijven, dat aangetekend was verzonden, berichtte de weduwe, dat haar man, meer dan 30 jaar geleden in Aalten uit het potje, dat in de glazen kast stond ƒ 15 had weggenomen, omdat hij toen in grote geldnood verkeerde.
Op zijn ziekbed had de man zijn vrouw verteld, dat hij indertijd zich aan het geld van een ander had vergrepen en hij verzocht zijn vrouw de zaak weer in het reine te brengen, omdat hij zonder zijn misdaad te hebben goedgemaakt niet de eeuwigheid in wilde gaan.
Bij de brief die niet was ondertekend, was ƒ 35 ingesloten. De man wist het adres van het meisje, dat hij had bestolen niet meer, doch kende alleen eender familieleden.
Haar volledige naam luidde Wilhelmina Hendrika Rhebergen en zij woonde aan de Hogestraat 6↩︎
Boerengezin van veertien personen gaat er zijn geluk beproeven
Het was 1949 en de familie Scholten, bestaande uit vader Hendrik Willem Scholten, moeder Grada Everdina Scholten-Kemink en hun twaalf (!) kinderen woonden op boerderij „Lankhof” in Barlo. Van de twaalf kinderen, zeven jongens en vijf meisjes, was de oudste 22 en de jongste 7 jaar oud.
Zoon Roelof, geboren in 1940, vertelde in een interview in 2015 dat hij zich de nervositeit herinnerde die er tijdens de Tweede Wereldoorlog in de familie heerste. Het was een zeer gevaarlijke tijd. Ze verstopten ook mensen op zolder. Vaak kwamen de Duitsers controleren of ze iemand konden vinden. Als er ’s nachts bommen vielen, gingen ze allemaal naar de schuilkelder en beschermden zichzelf zo goed als ze konden.
Na de oorlog rees bij het echtpaar Scholten de wens om hun geluk in Canada te zoeken, niet in de eerste plaats met het oog op hun eigen toekomst, maar vooral voor die van hun kinderen. Een belangrijke reden was de bevolkingsaanwas in Nederland; het land raakte vol!
Ook in de Achterhoek was zowat alle grond al in cultuur gebracht. De oudste zoon kon het bedrijf van zijn vader voortzetten, zoals vroeger gebruikelijk was, maar de andere jongens konden geen eigen bedrijf beginnen, omdat daarvoor de landbouwgrond ontbrak. Als zij hun vleugels wilden uitslaan, moesten zij hun geluk dus elders beproeven.
In 1949 besloot het gezin Scholten de sprong te wagen en te emigreren naar Canada. Hendrik Willem verhuurde het bedrijf in Barlo, want je kon nooit weten. Stel ze zouden heimwee krijgen, dan was het goed om niet alle schepen achter zich te verbranden.
De lange reis
In de nacht van zondag op maandag 7 maart 1949 vertrok het echtpaar Scholten uit Barlo met twaalf kinderen per trein naar Rotterdam. Het was het eerste deel van de lange reis die zij nog voor de boeg hadden. Bij de verhuizing namen ze een legertruck en een trailer mee. Daarop stonden drie houten containers met hun overige bezittingen.
In de loop van de ochtend scheepten zij zich in op de „Prinses Beatrix”, de veerboot naar Harwich. Zij maakten deel uit van een gezelschap van 220 personen, afkomstig uit alle delen van het land. Het waren voornamelijk agrariërs met hun gezinnen, die aan de overzijde van de Atlantische Oceaan een nieuw leven gingen beginnen.
Aaltensche Courant, 11 maart 1949Boerderij Lankhof in Barlo
RMS Aquitania
Van Harwich reisden ze verder met de trein naar Londen, waar het ondernemende gezelschap overnachtte. Vervolgens ging het per schip naar Southampton om daar over te stappen op de „Aquitania”, een groot passagiersschip van de Cunard White Star Line.
De „Aquitania” was een schip van 46.000 ton en was, na de „Queen-schepen”, eveneens van de Cunard White Star Line, het grootste schip ter wereld. Het kon 1500 passagiers vervoeren en de overtocht naar Halifax in Canada duurde ongeveer zes dagen. Het was het enige stoomschip ter wereld met vier schoorstenen. Een bijkomstige omstandigheid? Zeker niet! Er is een tijd geweest, dat emigranten per se met schepen met veel schoorstenen wilden varen. Sommige reisbureaus lieten de gegadigden foto’s zien, waarop op een schip een schoorsteen bijgemaakt was… Hoe meer schoorstenen, des te groter veiligheid, meenden de in het reizen onervaren emigranten.
In elk geval zouden de 220 Nederlanders in de toeristenklasse, met slaapzaaltjes voor zes tot twaalf personen, een behoorlijke overtocht hebben. Vanaf Halifax zou de familie Scholten dan nog vijf dagen in de trein moeten zitten om via Medicine Hat en Lethbridge hun plaats van bestemming te bereiken: het plaatsje Picture Butte in de Canadese provincie Alberta.
Bestemming bereikt
Het gezin Scholten arriveerde op 18 maart per trein in Picture Butte. Het was erg koud. Bij aankomst leek het wel alsof alle 500 inwoners van het plaatsje aanwezig waren. Wellicht dachten ze dat de Derde Wereldoorlog begon, toen er een legertruck uit de treinwagon rolde. Ze vestigden zich in twee barakken net ten noorden van Picture Butte, op de boerderij van J.E. Lawlor.
De omstandigheden in die barakken waren niet ideaal. Het was binnen net zo koud als buiten. In één van de barakken sliepen vader en moeder en daar was ook de keuken. De kinderen sliepen allemaal in de andere barak. Vader plaatste tweepersoonsbedden boven elkaar met ongeveer 60 centimeter ertussen. De meisjes sliepen aan de ene kant en de jongens aan de andere kant. Voorin was een kleedruimte.
Roelof & Diny Scholten, 2016
In het begin was het moeilijk. Het loon bedroeg ongeveer $0,25 per uur. Vader en moeder maakten zich in die jaren veel zorgen hoe ze genoeg eten konden kopen voor het gezin. Hoewel de plaatselijke supermarkten, Woodruff en Stella-Lacey, zeer behulpzaam waren. Ze konden daar op rekening kopen en soms kregen ze zelfs iets gratis. Maar in de winter was er heel weinig werk. De jongens gingen naar Burmis en werkten daar op de houtwerf. Ook al verdienden ze nauwelijks geld, ze hadden tenminste een plek om te verblijven, kleding en eten.
Ongeveer drie jaar na aankomst in Canada verhuisde de familie Scholten naar een andere boerderij, net ten oosten van Picture Butte. Daar bleven ze een jaar en verbouwden er bieten. Toen kocht Hendrik Willem in 1953 een boerderij, ongeveer zeven kilometer van Picture Butte, met ongeveer 130 hectare land. Roelof ging in Picture Butte naar school en hielp daarnaast zijn vader op de boerderij. Sommige van zijn broers werden ook boer, en sommigen kozen voor een ander beroep. Twee werden leraar en verhuisden naar een ander deel van Alberta. Roelof bleef op de boerderij van zijn ouders en hielp zijn vader bij het boerenwerk.
Misschien is bij U wel eens de gedachte opgekomen: Waar blijft het afvalwater, nadat het in de gootsteen is terecht gekomen en vandaar in de riool? Deze vraag is ook bij ons opgekomen en om onze en misschien ook Uw nieuwsgierigheid te bevredigen, brachten wij een bezoek aan het gemeentelijk reinigingsbedrijf te Aalten.
Wij hadden echter buiten de waard, in dit geval buiten de voorschriften gerekend, want toen wij ons daar vervoegden, bleek dat wij niet naar binnen mochten zonder schriftelijke toestemming. Maar ook dat kwam in orde na een paar bezoeken aan het bureau van Gemeentewerken, waar wij tenslotte een gewichtig uitziende „Machtiging” kregen, zodat wij nu toestemming hadden om dit zwaar afgegrendelde gebied te betreden.
Het rioolwater stroomt binnen in een paar grote bezinkingsbakken, waar men het zwaarste vuil laat bezinken, dit laat men drogen en kan dan als compost, meststof worden gebruikt.
Bouw RWZI Aalten, 1939 (ter illustratie)
In het overblijvende bevindt zich nog het zwevende vuil, dat naar een grote kelder gaat. Deze kan 40 kubieke meter bevatten. Wanneer het water een bepaalde hoogte bereikt heeft, wordt automatisch een pomp ingeschakeld, die het water naar de voorreiniger voert. Naarmate er meer of minder aanvoer is worden er een, twee of drie pompen ingeschakeld. Normaal is de kelder van 40 kub. m. in een kwartier vol. Gemiddeld heeft men tot ongeveer drie uur de meest aanvoer. Na die tijd wordt het minder.
In de voorreiniger – deze bestaat uit een stel putten, die, evenals alle andere bakken, 8.60 meter diep zijn –, laat men de vaste stoffen bezinken.
Vanuit de voorreiniger wordt het naar de eigenlijke reiniger, welke bestaat uit 8 bakken. Het water moet dan vanuit het ene stel bakken in het andere stromen. Op de scheidingslijn bevindt zich een stel borstels, die zuurstof in het water slaan. Dit is het eigenlijke principe van de reiniging. Wanneer er hier dan nog meer dan 20% slib inzit wordt een aftapkraan in werking gesteld, die het ingedikte slib terugvoert.
Het water is dan van vuil gereinigd en wordt verder afgevoerd naar de beek.
Het eindproduct
De afvalstoffen, die inmiddels zijn bezonken in de voorreiniger, worden ongeveer 1 keer in de week afgevoerd naar de rottingskelder. Hier laat men het ongeveer een maand in, waardoor het flink gaat rotten. Het water, dat er eventueel nog in kleine hoeveelheden in aanwezig is, wordt teruggevoerd naar de kelder. Wanneer het goed is doorgerot gaat het naar de droogvelden. Dit zijn grote bakken, waarin men telkens een niet al te dikke laag laat. Onder in deze bakken bevindt zich zand, daaronder een dikke laag puin. Hieronder bevindt zich een buizenstelsel, dat het water, dat er nog uitzakt, wegvoert naar de kelder.
Wanneer het na een tijd, – deze tijd hangt af van de dikte van de laag en het weer – totaal droog is, heeft men het eindproduct. Een eindproduct, dat als meststof grote waarde heeft. Ter vergelijking met oude stalmest geven wij hier de volgende percentages:
Compost
Oude stalmest
Organische stof
10
15
Water
42
79
Minerale ballast
48
6
Stikstof (N)
0.85
0.6
Fosforzuur (P2O5)
1.2
0.3
Kali (K2O)
—
0.55
Deze compost moet men dan ook niet verwarren met de stadscompost, zoals die hier ook wel bekend is en die bestaat uit enigszins gereinigd stadsvuil.
Deze reinigingsinstallatie bestaat nu ongeveer 10 jaar. Zij behoort tot een van de allermodernste. Dit blijkt wel wanneer men het bezoekersboek doorbladert, daarin vindt men de namen van burgemeesters, wethouders, enz. van gemeenten, die in Aalten hun licht eens kwamen opsteken over een moderne reinigingsinstallatie.
Bij zijn bezoek aan Oost-Gelderland de volgende week zal Prins Bernhard ook de oude veste Bredevoort bezoeken. Bredevoort is sinds Frederik Hendrik het voor de Staten veroverde een pandstad van het Huis van Oranje en de tegenwoordige Oranjes voeren nog altijd de titel Heer van Bredevoort. In verband daarmee bezochten wij een dezer dagen Bredevoort, waar wij een onderhoud hadden met een van de geschiedkenners van Bredevoort, die ons interessante bijzonderheden over het verleden van dit oude stadje vertelde.
Van de alleroudste geschiedenis van Bredevoort is weinig bekend. Het was van oudsher een bezitting van de Heren van Anholt. Waarschijnlijk is, dat er ongeveer in de 14e eeuw een kerk is gesticht bij het kasteel, dat waarschijnlijk reeds van heel oude datum was. De streek was armoedig, hoe kon het ook anders, want geregeld trokken benden zwervende soldaten rovend en plunderend heen en weer, waarvan de weerloze bewoners van het platteland het meest hadden te lijden. Gedurende de 80-jarige oorlog, voor het 12-jarig bestand kon het zelfs voorkomen dat de bewoners van Winterswijk binnen de Bredevoortse wallen zich in veiligheid moesten brengen.
In 1598 sloeg Prins Maurits het beleg voor Bredevoort en na een beleg nam hij het ook in, maar voor zijn aldus verkregen vrijheid moest Bredevoort een zware tol betalen, want de hele stad, behalve het Slot, dat stond op de plaats waar nu de Herv. school staat, brandde af. Voor de Kerk, die toen ook geheel afbrandde, bouwde men de Kerk, die nu nog altijd in Bredevoort staat. Een bijzonderheid van deze Kerk is, dat de toren, in tegenstelling tot die van andere Kerken niet naast de Kerk, maar op de Kerk is gebouwd en geheel rust op een eikenhouten voet. Bij de thans op handen zijnde kerkrestauratie zal men hiervoor in de plaats beton aanbrengen. De historische waarde van deze Kerk blijkt ook wel uit het feit, dat de Kerk is opgenomen in Monumentenzorg, zodat deze instelling ook zal bijdragen in de kosten van restauratie.
Ook Frederik Hendrik verovert Bredevoort
Omstreeks 1600 wisselde Bredevoort weer van eigenaar, de Spanjaarden namen opnieuw bezit van de vesting. Voor hen was Bredevoort niet anders dan een rovershol, van waaruit zij deze streken terroriseerden. Deze toestand duurde tot 1627, toen de Staten aan Frederik Hendrik opdracht gaven om Bredevoort opnieuw te veroveren. Hij kweet zich op z’n manier van zijn taak, dat de Staten, als waardering voor zijn bewezen diensten, hem de Heerlijkheid Bredevoort in privé bezit gaven. Van toen af hebben de Oranjes steeds de titel Heer van Bredevoort gevoerd.
Hier ligt ook de verklaring, waarom Oost-Gelderland, met name Winterswijk, Aalten en Dinxperlo, met zo’n hap in Duitsland ligt. Dit gebied behoorde namelijk in zijn geheel tot de Heerlijkheid Bredevoort en kwam dus met de verovering van Bredevoort aan de Oranjes en daarmee in Nederlands bezit.
Men kan zich afvragen, waarom Frederik Hendrik niet ook Anholt, dat toch ook in verband stond tot Bredevoort, veroverde, maar de verklaring ligt hierin, dat de Heren van Anholt verwant waren aan de Oranjes, en waarschijnlijk dat hij hen daarom heeft gespaard.
Heerlijke rechten
Door het bezit van Bredevoort kregen de Oranjes hier Heerlijke Rechten, zoals het maalrecht. Dit wil zeggen, dat in de Heerlijkheid Bredevoort niet anders gemalen mocht worden dan op de molen te Bredevoort, de watermolen op de Pol te Aalten en de watermolen bij den Helder te Winterswijk. Over het maalrecht is bekend dat in 1868 nog een door Frederik zelf getekend officieel huurcontract in bezit van de Familie Heusinkveld te Bredevoort was, waarin hen het recht werd toegekend om van geslacht op geslacht de molen te Bredevoort te mogen huren. Het is jammer dat dit huurcontract zoek geraakt is.
Vanzelfsprekend waren ook andere Oranjes Heer van Bredevoort. Bekende rentmeesters kwamen voort uit de ook thans nog bekende familie Roelvink, waarvan ook sommige leden later Burgemeester van Aalten zijn geweest.
Willem V in Bredevoort
Van Stadhouder Willem V is bekend dat hij ook eens een bezoek aan Bredevoort heeft gebracht. In de Notulenboeken van de Ned. Herv. Kerk staat vermeld, dat hij een paar Gouden Rijders heeft geschonken voor de armen van Bredevoort.
De Franse tijd
In de Franse tijd is alles verkocht, wat tot de Heerlijkheid behoorde. Van toen af dateert het grootgrondbezit, zoals men het nog heden ten dage b.v. onder Winterswijk kent. Hele streken werden toen voor soms slechts enkele gulden verkocht. Sommige van de nieuwe eigenaars kwamen met het nieuw verworven bezit in verlegenheid doordat zij niet in staat waren om alles te bewerken, zodat zij maar bos plantten, zodat nu nog grote streken bos onder Winterswijk van die tijd dateren, wat klopt, als men weet dat het meeste Winterswijkse bos ongeveer 150 jaar oud is. Na de Franse tijd hebben de Oranjes deze streken nooit teruggekregen, zodat zij na die tijd alleen maar de titel gevoerd hebben.
Officiële bezoeken schijnen de Oranjes na die tijd niet meer afgelegd te hebben in Bredevoort, waarschijnlijk omdat Bredevoort betrekkelijk arm is aan historische gebouwen en instellingen. Dat de banden echter nooit geheel verbroken zijn, bleek nog in 1900 toen H. M. Koningin Wilhelmina bij de restauratie van de Kerk in Bredevoort ƒ 100.— voor dat doel beschikbaar stelde.
Z.K.H. Prins Bernhard in Oost-Gelderland
Weer vloog gisteren de laatste dag van het bezoek van Z.K.H. Prins Bernhard aan Oost-Gelderland de open Cadillac van de Prins onder de stralende zomerzon dooreen van de natuurrijkste delen van ons land, langs rijpend graan, bezige boeren, juichende en zingende schoolkinderen, een enthousiaste bevolking; weer klonk vele malen het Wilhelmus en stak de Prins talloze malen met een Innemende glimlach op zijn gebruinde gelaat als groet de hand op; weer werd het een ware triomftocht.
Deze derde dag vertrok Z.K.H. vanuit Ruurlo, waarna hij tegen kwart voor negen in Zieuwent arriveerde bij de uit het jaar 1737 daterende boerderij van boer Weelink. Nadat de Prins gedurende korte tijd het bedrijf bezichtigd had, ging het in tempo naar Harreveld, waar bij het R.K. Opvoedingsgesticht een in spanning afwachtende jonge schare stond opgesteld; omstuwd door honderden pupillen van het Gesticht, werd Z.K.H. ontvangen en toegesproken door de voorzitter van het Gestichtsbestuur.
Lichtenvoorde bereidde Z.K.H. een grootse ontvangst; vele duizenden, ook hier weer gesierd met de nationale kleuren, zagen de stoet in de duizendjarige stad arriveren, voorafgegaan dooreen tiental motorrijders van de plaatselijke Motorclub. Voor de R.K. pastorie stapte de Prins uit. In de Pastorie luisterde de Prins ongeveer een kwartier naar de Pastoor-Deken van Groenlo, die een referaat hield over het Rooms-Katholiek geestelijk leven in Oost-Gelderland.
Weer voorafgegaan door de Lichtenvoordse motorridders, verliet de stoet het oude stadje. Aan de grens van de gemeente Aalten, nam burgemeester E. S. van Veen naast de Prins plaats en ging het naar Bredevoort, de oude pandstad van het Huis van Oranje; slechts enkele ogenblikken stopte de Prins hier, waar hij zich even onderhield met bakker Helmink.
Twee neven ontmoeten elkaar op de boot, na elkaar 13 jaar niet gezien te hebben
Grote vreugde heerste Woensdag in de gezinnen Neerhof en Lievers, toen hun zoons na respectievelijk 13 en 2½ jaar diensttijd in het Verre Oosten weer behouden en gezond huiswaarts keerden. Meibomen en groen, wapperende vlaggen, alles duidde op een blijde terugkomst. Wij smaakten het genoegen van beide jongens enige bijzonderheden te mogen vernemen.
Henk Neerhof
Als eerste laten we aan het woord soldaat H. Neerhof, K.N.I.L. We troffen Henk temidden van familieleden en vrienden, en op ons verzoek om iets over zijn belevenissen te willen vertellen, kregen we het volgende te horen:
„Na mijn opleiding in Nijmegen vertrok ik in augustus 1935 naar Indië, met bestemming Bandoeng. Tot de Japanse invasie heb ik hier steeds in garnizoen gelegen. Na een harde strijd werd ik met vele anderen krijgsgevangen gemaakt en overgebracht naar het bekende strafkamp te Tjilatjap. Hier leerden we de Japanners kennen als een kruiperig, onderdanig volk, bruut en sadistisch in hun optreden, doch ook dodelijk beangst voor hun meerderen.
Japanse interneringskaart Hendrik Neerhof, bron: Nationaal Archief
Na deze kamptijd werden we overgebracht naar Thailand en hier begon de lijdensweg, het werken aan de „dodenlijn”, de Burma-spoorweg, dat 1½ jaar duurde. Van hier werd ik naar Japan gebracht, waar ik op het eiland Kioesjoe twee jaar als mijnwerker in de steenkolenmijnen doorbracht. Dat ook deze tijd verre van rooskleurig was, valt licht te begrijpen.
KNIL-militairen werken aan de Birma-spoorlijn
Daar maakte ik tenslotte in 1945 de bevrijding mee, een bevrijding, die ik nooit meer vergeet. Het waren de Amerikanen, die ons uit alle ellende verlosten. Met onze uitgeputte lichamen hebben we gesprongen en gedanst. Amerikanen, toffe jongens! Het was gewoon enerverend.
Met een Amerikaans vliegtuigmoederschip werd iedereen overgebracht naar Nagasaki, de stad die enige tijd tevoren door de atoombom was getroffen. De uitwerking hiervan is vreselijk geweest, alles was nagenoeg verdwenen, het was een verschroeid overblijfsel van een stad, bedekt met een dikke laag as. Van hieruit werd ik tenslotte naar Balikpapan geëxpedieerd, waar ik een goede tijd heb gehad. Hier werd ik weer bij een normale compagnie ingelijfd.
En nu ben ik weer thuis, met een verlof van een half jaar. Ik stond werkelijk vreemd tegenover alles hier, het is zo klein en bekrompen, je moet eerst weer echt wennen. Ik ben blij weer thuis te zijn. De feestelijke ontvangst, alles versierd en een serenade van de A.O.V., het was prachtig.”
Henk vertelde tenslotte nog, dat hij wederom naar Indië terugkeert. We wensen hem dan ook een heel prettige verloftijd toe en voor straks een goede vaart en een behouden aankomst in Indië.
Jan Lievers
Als tweede uit Indië terugkerende mochten we begroeten soldaat 1e klas Jan Lievers. Jan vertrok in October 1945 als vrijwilliger naar Indië, en was ingedeeld bij I-8-R.I. Na een opleiding in Ermelo kwam Jan via Engeland op Malakka terecht, daar de eerste Nederlandse troepen toen Indische bodem nog niet mochten betreden. Gelegerd in een oude rubberplantage te Lubok Kiab werd hier een zware jungle-training doorgemaakt.
Eind Februari 1946 werd te Batavia voet aan wal gezet, de eerste Nederlandse brigade die in Indië aankwam. Na dienst te hebben verricht in en om Batavia werd vanuit Padang deelgenomen aan de politionele actie.
Jan wist ons veel te vertellen over de schoonheid en pracht van ons Indië, hiermee alleen al zou een boekwerk te vullen zijn. Hij kwam veel in contact met de inlandse bevolking, die onze jongens over het algemeen zeer goed gezind was. „Ik vind het een voorrecht dat ik dit alles mocht meemaken”, zeide Jan, „aan mijn diensttijd zal ik altijd een prettige herinnering bewaren”.
Aaltensche Courant, 11 juni 1948
Buiten de blijde intocht in Aalten, was Jan vooral getroffen door de bijzondere ontvangst die de terugkerende soldaten in IJmuiden en Amsterdam ten deel viel. Duizenden mensen waren hier op de been, het was groots. „Ik ben natuurlijk erg blij weer thuis te zijn het wordt nu zaak weer zo gauw mogelijk aan de slag te komen”. Ook Jan wensen wij het allerbeste toe en veel geluk in de toekomst.
Terugkeer uit de Oost
De Graafschapper, 5 juli 1948
Zaterdag kwamen onze plaatsgenoten de OVW-ers Stronks, Haart 10 en Weevers, 1ste Broekdijk terug uit Indië Ook kwam terug de heer Neerhof, Trompstraat. Hij verbleef 13 jaar in de tropen. Bij zijn terugkeer bracht de A.O.V. een serenade. In ons blad van morgen hopen wij hier nader op terug te komen.
Na 13 jaar weer thuis
De Graafschapper, 6 juli 1948
In 1935 vertrokken de gebroeders H. en J.H. Neerhof als leden van het KNIL naar Indië. Thans na 13 jaar zijn beiden weer behouden thuisgekeerd. Vanwege deze bijzondere gebeurtenis hebben wij hen een bezoek gebracht om hen geluk te wensen met hun behouden terugkeer. Het bleek dat beiden tot 1942 een rustig en goed leven hadden geleid.
Toen de oorlog uitbrak kwamen beiden in krijgsgevangenschap. Beiden kwamen terecht aan de zg. Dodenbaan, de spoorlijn van Thailand naar Indo-China. De een aan de ene kant en de andere aan de andere kant. Zij waren echter nooit in de gelegenheid geweest elkaar daar te spreken. J.H. Neerhof ging hierna naar Indo-China waar hij tot het eind van de oorlog bleef. Hij was vol lof over de behandeling, die hij daar van de Fransen had ondervonden.
H. Neerhof werd van Thailand overgebracht naar Japan, waar hij aan het werk kwam in de steenkoolmijnen van Kiusju. Na de capitulatie werd hij over Nagasaki, waar hij de verwoesting zag, die door de atoombom was aangericht, naar de Philippijnen overgebracht. In Manilla verbleef hij 2 maanden in quarantaine bij de Amerikanen. Daarna ging het weer naar Indië terug, waar ook zijn broer inmiddels was teruggekeerd.
Op 23 April ontmoetten zij elkaar weer in Batavia voor het eerst na 13 jaar. Ongeveer 6 weken geleden kwam H. Neerhof thuis en Zaterdag J.H. Neerhof. Beiden verklaarden zeer getroffen te zijn door de thuiskomst die men hun hier had bereid. Een reuze thuiskomst, zoals ze meermalen verklaarden.
Aan de Exodus van Hollandse emigranten naar Canada schijnt voorlopig nog geen einde te komen. Al deze mensen worden hier uit hun enge begrenzing geperst en opgeslokt door het grote land aan de overzijde van de Oceaan, met zijn geweldige oppervlakte, voor wie deze bevolkingsaanwas niet meer dan een druppel in een emmer betekent.
Het is een sterk geloof in een goede toekomst en een onverwoestbaar enthousiasme voor Canada met zijn enorme mogelijkheden, dat het vertrek van deze Hollandse boeren stimuleert. Maar het is ook de geest van hun voorvaderen, de pioniers van het Oosten en het Westen, die in deze stoere werkers van polderland en akker voort leeft en waarin het ware trekkersbloed van de Hollander zich niet verloochent.
Emigrantenschip ‘Tabinta’
Afscheid nemen
Telkenmale als er een schip met emigranten vertrekt en wij van dit vertrek getuige zijn, moeten wij denken aan het bekende gezegde: „Afscheid nemen is een weinig sterven.” Want voor de meesten van deze emigranten betekent dit vertrek een afscheid voor altijd van het land waar hun wieg eens gestaan heeft. En daar het niet het slechtste deel van ons volk is dat emigreert, voelt men het vertrek als een verlies.
Heel wat hartroerende tonelen spelen zich dikwijls hierbij af. Wenende moeders die zich slechts met moeite van hun zoons, kunnen losscheuren, wanneer deze zich moeten inschepen, maar ook vaders die met tranen in de ogen afscheid nemen van hun kinderen, terwijl de overige familieleden zich meestal slechts met moeite kunnen bedwingen. Dit is geen overdreven sentimentaliteit. Het is veeleer een demonstratie van aanhankelijkheid welke aan echtheid niets te wensen overlaat.
Ditmaal is het de „Tabinta” van de Mij. Nederland, die een groot contingent emigranten naar Canada zal brengen. Het is de tweede afvaart in een maand naar Canada, wel een bewijs, dat er schot begint te komen in het uitvoeren van de emigratieplannen. Dit jaar hoopt men 10.000 mensen met de „Kota Inten” en de „Tabinta” naar Canada te brengen en het volgend jaar wil men dit aantal zelfs verdubbelen.
Het is vandaag een bijzondere mooie dag voor de afvaart. Uit alle delen van het land zijn de emigranten naar Rotterdam gekomen en ook de Achterhoek is weer vertegenwoordigd.
Mensen
Hendrik Winkelhorst uit Aalten wil de grote stap wagen en in Canada een bestaansmogelijkheid zoeken. Z’n vrouw Grada gaat natuurlijk mee, evenals de drie kinderen: Willemien, Arie en Wim. Hun bestemming is Ontario en zij komen op een gemengd bedrijf van 50 H.A. Hendrik heeft zijn broer, waar hij de laatste tijd als chauffeur werkzaam was in de steek gelaten en hij hoopt z’n wagen daar voor een tractor te verwisselen. Hier in Holland werd het hem te eng. Te veel ambtenarij. In Canada zal het wel beter gaan, meent hij. Hij zal z’n familieleden schrijven als het hem goed gaat, maar ook als het hem slecht gaat. Hij is echter vol goede moed. Wat anderen lukt, zal ook hem wel lukken.
De 22-jarige Albert te Winkel uit Barlo komt ons vrolijk lachend tegemoet. Hij is niet het minst onder de indruk van dit vertrek. De boerderij Oosterink in Barlo zal het nu wel zonder hem moeten stellen. Hij heeft daar niet minder dan 4½ jaar gewerkt. Hij weet dus wel van aanpakken, trouwens hij is een van de tien thuis en dan leer je dat al vroeg, vertelt hij. Hij weet nog niet bij welke boer hij daar te werk zal worden gesteld. Wel weet hij de plaats van bestemming en dat is West Meath, in Ontario. Hij vertelt ons voorts, dat hij in Canada wel een vrouw zal zoeken. Hij meent, dat er daar genoeg zijn. We wensen hem hiermede veel succes.
De Graafschapper, 9 april 1948
Smid Klein Nibbelink uit Bredevoort heeft vandaag z’n smederij in de steek gelaten – om z’n zoon Hendrik uitgeleide te doen. Hendrik is reeds op het schip, doch zijn vader vertelt ons dat Hendrik 24 jaar oud is en in Bredevoort een eigen bedrijfje had. Hendrik zag hier echter weinig toekomst, maar hoopt die te vinden in Duchess in Alberta. Hendrik is nog niet getrouwd, dus hij heeft alleen maar voor zichzelf te zorgen. Vader Nibbelink gelooft wel dat hij daarin zal slagen.
Jan Hendrik Geurkink van de Krosenbrink in Miste, is de Benjamin van de Achterhoekers. Hij is pas 18 jaar, heeft thuis op de boerderij gewerkt en de landbouwschool gevolgd. Het wordt hem hier te benauwd en hoewel hij nog erg jong is, wil hij het toch proberen in Canada. Z’n zuster is er nog niet zo zeker van dat dit zal lukken, maar in dit geval kan hij altijd nog terug komen, zegt ze. Bovendien komt Jan Geurkink op dezelfde boerderij als Hendrik Klein Nibbelink. Daar is werk genoeg voor hen beiden, want het is een gemengd bedrijf van 285 H.A. Ze vinden het prettig om samen te gaan.
Er is ook nog een Aaltense onderduiker op de boot. Het is Maarten Schinkelshoek uit Rotterdam, die in Aalten geruime tijd was ondergedoken op de boerderij van de Wed. Luiten, „’t Olde Mulder”. Hij heeft daar veel geleerd en wil dat in Canada in de practijk brengen. Hij heeft reeds vriendschap gesloten met de andere Aaltense jongens. Ze kunnen het met hun drieën best vinden.
Vaarwel!!
Omstreeks 5 uur blaast de „Tabinta” voor de derde keer op z’n stoomfluit. Dit is het sein tot vertrek. Wanneer het schip zich van de kade losmaakt wordt het Wilhelmus gespeeld. Zoals altijd weer een plechtig en ontroerend moment, dat de emigranten niet licht zullen vergeten. Langzaam wordt de afstand tussen het schip en de achterblijvenden groter, totdat het voorgoed uit het gezicht verdwijnt. Daar gaan ze, de voor hun onbekende verten tegemoet. Onze beste wensen vergezellen hen hierbij.
Onze streek heeft ook vandaag wederom zijn tol aan de emigratie betaald. Nog verscheidene andere Achterhoekers zijn met de Tabinta naar Canada vertrokken, doch ’t was ons niet mogelijk met allen een persoonlijk onderhoud te hebben, terwijl wij ook niet de beschikking hadden over de namen van alle Achterhoekse emigranten.
Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!
Jong boerenechtpaar Ter Horst-Somsen zag geen toekomst in Nederland
Op 8 juni 1918 werd Johan Hendrik ter Horst geboren op boerderij Egelsmaat in de buurtschap Lintelo, bij Aalten. Everdina Geertruida (Dien) Somsen zag op 6 november 1918 het levenslicht op boerderij de Olde Kleuver in de buurtschap de Haart, eveneens bij Aalten. Op 1 april 1948 traden Johan en Dien in Aalten met elkaar in het huwelijk.
Het jonge stel wilde graag boeren, maar op beide familiebedrijven was voor hen geen plek – de oudere broers namen de boerderij over, zoals gebruikelijk. Dus moesten zij een andere boerderij vinden, maar dat bleek niet eenvoudig. Toen ze werden uitgeloot voor een boerderij in de polder, zagen zij nog maar één keuze: emigreren.
Kort na hun huwelijk, vertrok het jonge paar op 4 juni 1948 per schip naar Canada. Ze vestigden zich in de streek rond Chatham en Wilkesport, in de provincie Ontario. Daar runden zij gedurende hun werkzame leven een melkveeboerderij. Hun huwelijk bleef kinderloos.
Dien overleed in 2004 en kreeg haar laatste rustplaats op de begraafplaats van Wallaceburg, Ontario. Johan volgde haar in 2013 en werd begraven bij zijn vrouw.
Aaltensche Courant, 4 juni 1948Foto: A. VrieselaarFoto: A. VrieselaarFoto: A. VrieselaarFoto: Findagrave
Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!
Enige maanden geleden werkte Johan Hoftiezer uit de Aaltense Heurne nog in de Noord-Oostpolder en omstreeks die tijd molk z’n neef Jan Hoftiezer, eveneens uit de Heurne, nog rustig de koeien van boer Westerveld uit IJzerlo. Thans bekijken deze beide Aaltense jongens de wit-zwarte lijnen van de „Nieuw-Amsterdam”, het vlaggeschip van de Holland-Amerika Lijn, dat hen naar Amerika zal brengen. Ter gelegenheid van hun vertrek zijn de beide families Hoftiezer van „Meirika” en „’t Oude Hondorp” j.l. vrijdag per bus van Aalten naar Rotterdam gekomen, om Johan en Jan uitgeleide te doen.
De ‘Nieuw-Amsterdam’ van de Holland-Amerika-Lijn
Zij staan nog een beetje onwennig op de Wilhelminakade, verwonderd over de geweldige afmetingen van dit trotse zeekasteel, dat hun beide verwanten straks naar de overzijde van de oceaan zal brengen, naar Amerika, het land van de onbegrensde mogelijkheden. Met de hand boven het hoofd turen zij over het water van de Maas, dat als een zilveren slang Rotterdam in tweeën snijdt en hun ogen zoeken het drukke scheepvaartverkeer op Rotterdams grote rivier. Intussen is de inscheping in volle gang en ook Jan en Johan maken aanstalten om zich aan boord te begeven. „Het valt niet mee”, zegt moeder Hoftiezer, „om je kind af te staan, maar het is voor z’n toekomst en er zijn daar veel meer mogelijkheden”.
Even later gaan ook wij aan boord, want wij willen Johan en Jan nog wat vragen. Door een labyrint van gangen en trappen bereiken wij eindelijk het sloependek en vinden daar onze toekomstige emigranten. Johan heeft 2½ jaar in de Noord-Oostpolder gewerkt. „Het was daar wel goed”, zegt hij, „maar het zou toch nog 5 of 6 jaar geduurd hebben, voordat ik in aanmerking zou zijn gekomen om een boerderij te pachten en in Aalten heb je zeker geen kans”.
Jan is altijd boerenknecht geweest, maar heeft het nooit zover gezocht als z’n neef. „In de oorlog moest ik onderduiken en na de oorlog ik in IJzerlo gewerkt. Natuurlijk heb ik ook geen kans hier in Holland. Wij zijn niet getrouwd en niet eens verloofd ook, dus wenende vrouwen of verloofden laten wij niet achter”.
Zij vertellen ons verder, dat zij naar Woodstock, in de staat Minnesota, gaan. Zij hebben vooraf gecorrespondeerd met de fam. Kruisselbrink, die vroeger op „Groot Kappers” woonde en deze hebben zich borg voor hen gesteld. Zij zullen te werk gesteld worden op een gemengd bedrijf van 200 hectaren. „Dat is tenminste wat groter dan bij ons, want wij hebben thuis maar 7 hectaren”, zegt Johan laconiek.
Als de bel gaat, moeten de bezoekers het schip verlaten en wij nemen afscheid van de beide neven. „Doe ze via de krant allemaal de groeten van ons in Aalten”, vraagt Johan en wij bevestigen dit. Langzaam beginnen 2 sleepboten de kolos naar het midden van de rivier te trekken. De achterblijvenden op de kade wuiven met dassen en zakdoeken en de „Nieuw-Amsterdam” verdwijnt in een nevel van rook. Voor de twee Aaltense jongens is de reis naar Amerika begonnen. Zij zullen daar moeten aanpakken, maar wij zijn er van overtuigd, dat zij de naam van hun dorp Aalten in Minnesota zullen hoog houden. Goede reis, behouden vaart en veel succes toegewenst.
Passagierskaart ‘Nieuw-Amsterdam’, Albert J. Hoftiezer
Passagierskaart ‘Nieuw-Amsterdam’, Gerrit J. Hoftiezer
Na de bevrijding is er in veel gemeenten in Oost-Gelderland een verheugende activiteit ontplooid om de plattelandsgemeenten tot grotere welvaart te brengen. Ook Aalten heeft niet stil gezeten en het is gelukkig dat deze pogingen met succes bekroond worden.
Straks, als het voorjaar weer in het land gekomen zal zijn, zal met de verbouwing en uitbreiding van het gebouwencomplex van de firma Treppmann aan de Polstraat begonnen worden, want hierin zal een voor Aalten geheel nieuwe industrie ondergebracht worden, n.l. een fabriek voor machine- en apparatenbouw.
Deze vestiging is des te meer gelukkig, omdat niet alleen Aalten tot op heden een dergelijke industrie niet kende, maar ook omdat in de omgeving nog weinig van deze fabrieken gevonden worden. Tot dusver had de firma Koop Lenstra en Kramer haar bedrijf in Amsterdam ondergebracht, doch voor de toekomst achtten de firmanten het beter, ’n andere plaats van vestiging te zoeken en dank zij de activiteit van het gemeentebestuur ter plaatse, is Aalten dit geworden. Het ligt in de bedoeling der firmanten om hier het hoofdbedrijf onder te brengen, terwijl in de hoofdstad alleen enkele werkplaatsen zullen overblijven.
Wat was de bedoeling?
Naar aanleiding van dit feit, hadden wij dezer dagen een onderhoud met burgemeester E.S. van Veen, die zich zeer verheugd toonde over de bereikte resultaten. Op onze vraag welke voordelen deze industrie zou kunnen opleveren, antwoordde de burgemeester, dat hierdoor o.a. voor de jonge bankwerkers, die de Ambachtsschool bezocht hebben, een toekomst ligt. „In het afgelopen jaar”, aldus de burgemeester, „vermeerderde de bevolking van Aalten alleen door geboorten met 276 zielen en nu wil het gemeentebestuur, het surplus zoveel mogelijk opvangen en de toekomst. Daarbij willen wij hier graag verschillenden helpen aan een goede werkkring in de takken van industrie gevestigd hebben, want zou bij een achteruitgang van een bepaalde tak, de arbeiders in dit bedrijf zonder werk komen, dan nog zou het slechts een klein gedeelte van de bevoIking betreffen, welk voordeel men niet heeft bij een eenzijdige industrialisatie.“
„Zal dan Aalten een industrie-dorp worden?” zo vroegen wij. „Neen”, antwoorde de burgemeester, „we moeten het rustige van het landskarakter blijven behouden, ook uit oogpunt van geestelijk-zedelijke motieven”.
Verwacht mag worden, dat aanvankelijk ongeveer 40 personen, uitsluitend mannelijke arbeidskrachten, hier werk zullen vinden en men hoopt dit met enkele jaren op te kunnen voeren tot plus minus 60. Niet alleen de oud-leerlingen der Ambachtsschool, zullen hier terecht kunnen, ook voor anderen liggen hier goede mogelijkheden. Het personeel zal voor een groot gedeelte bestaan uit ongeschoolden, die daar zelf een vakopleiding kunnen volgen.
De oude fabriek ondergaat een gedaanteverwisseling
Voordat het echter zover is, zal er nog heel wat met het gebouwencomplex gebeuren moeten. Vroeger heeft de heer Leezer hier zijn slachthuis gevestigd gehad, waarna het verkocht werd aan de firma Gebr. Wijers, die het verbouwde en er een beschuitfabriek van maakte. Nog later ging het over naar de firma Pothof, die het tot klompenfabriek promoveerde. In de oorlogsjaren werd het in beslaggenomen door de Duitser Treppmann en thans draaien er weer de machines van de firma Pothof.
Het gemeentebestuur van Aalten verdient alle lof voor de wijze waarop zij deze zaak heeft aangepakt, want talrijke moeilijkheden moesten overwonnen worden. Niet alleen moest voor het bedrijf van de firma Pothof een andere plaats gezocht worden, maar wegens de woningnood werden hier destijds ook enkele gezinnen ondergebracht en ook voor hen moest thans een andere woongelegenheid komen.
Het laat zich dus gemakkelijk begrijpen, dat er nog heel wat veranderd moet worden, voordat de machines van de firma Koop Lenstra en Kramer hun lied van de arbeid kunnen gaan zingen. Het moet voor Burgemeester en Wethouders dan ook een grote voldoening geweest zijn, dat in de laatste vergadering van het oude jaar de Raad haar goedkeuring hechtte aan hun voorstel om het fabriekscomplex aan genoemde firma te verkopen, waardoor zij hun pogingen met succes bekroond zagen.
Daarmee heeft Aalten een mijlpaal bereikt op de weg naar grotere bloei en wij hebben de vaste overtuiging dat het niet aan het gemeentebestuur zal liggen, als de Aaltenaren in de toekomst niet nog vaker dergelijke „paaltjes” zullen tegenkomen!
Hoewel niet gezegd kan worden, dat de gemeente Aalten in 1947 bepaald schokkende gebeurtenissen beleefde, neemt het toch niet weg, dat op verschillende terreinen een verheugende activiteit ontplooid werd. Zo werden b.v. in verschillende raadsvergaderingen agendapunten behandeld die betrekking hadden op de woningbouw. Daarnaast zorgde het gemeentebestuur voor verbetering van diverse wegen, de electrische verlichting der straten werd ter hand genomen en tenslotte mag ook ’t weder instellen van de biggenmarkt, op maandag 8 sept., niet vergeten worden.
Gebeurtenissen, die voor de gehele gemeente van belang waren, waren verder nog de onthulling van het monument der oud-onderduikers, de ingebruikneming der kerkklokken (en de verlichting der wijzerplaten van het uurwerk in de Ned. Herv. Kerk) en de betere verbindingen met andere plaatsen, door de nieuwe dienstregeling der Ned. Spoorwegen en de diensten met de bussen van de G.T.M. en de firma Veldhuis. Tevens werd in dit jaar de 12de volkstelling gehouden op 31 mei, waarbij o.m. bleek dat Aalten 6642 vrouwen en 6943 mannen telt, in totaal dus 13.585 inwoners.
Onderduikersmonument, Stationsstraat
Doch ook de diverse verenigingen zaten niet stil. Het V.V.V. zorgde dit jaar voor enkele kampeerterreinen, die tijdelijk zelfs nog door buitenlandse gasten bezocht werden en tevens belastte zij zich met de organisatie van het concert der Arnhemse Orkestvereniging. Het C.C.C. ging voort met het geven van haar culturele avonden, die aan een behoefte bleken te voldoen. Datzelfde kan daarnaast ook gezegd worden van de periodieke orgelconcerten, die door de heer Sj. Mook gegeven werden op het orgel van de Ned. Herv. Kerk.
Het muzikale leven beleefde trouwens over het algemeen een zekere opleving, waarbij wij in herinnering terugroepen de actie van de Aaltense Orkestvereniging, de concerten op het Zwembad „’t Walfort” en de diverse zang- en muziekuitvoeringen, bij welke laatste de neiging merkbaar werd om de grote toneelstukken te vervangen door zang of muziek, om daardoor de belangstelling voor deze kunst te vergroten. Op het gebied van de kunst zij verder nog herinnerd aan de tentoonstelling van schilderijen en aquarellen, die vervaardigd waren door de heren P. te Lintum en D. Lemcke.
De Geref. kerk in Bredevoort (Koppelkerk), aanvankelijk nog zonder toren.
In het kerkelijk leven was de bouw van de Geref. Kerk te Bredevoort een gebeurtenis van belang, waarbij op 22 juli de z.g.n. „eerste steen” gelegd werd. De Christ. Geref. Kerk herdacht dit jaar de wederinstelling der ambten, welk feit 50 jaar geleden plaats vond. De herdenkingsdienst werd gehouden op 26 Augustus, waarin o.m. de oud-predikanten Ds. J.W. Polman en Ds. J. Tolsma het woord voerden. Reeds eerder op 12 mei werd in deze kerk het 12½-jarig ambtsjubileum van Ds. J. van Dijken herdacht en tenslotte was 1947 het jaar van de intrede van Ds. Kroneman en Ds. Goede en het afscheid van Kapelaan Van Renswoude. In zijn plaats kwam Pater Wartenberg, die op zijn beurt weer opgevolgd werd door Pater Bouwman.
Verder werd door een commissie uit de Ned. Herv. Kerk een actie gevoerd voor het „gemeente-centrum”, terwijl de Herv. Jeugdraad zeer goed werk deed met de organisatie van de „instuifavonden” en de jeugdleidersconferenties.
Wat de overige verenigingen betreft, ook hier ontbrak het niet aan initiatief en activiteit. Diverse verenigingen werden opgericht bijv. de vereniging voor K.I., een afdeling van de Chr. Bond v. Overheidspersoneel, en een afdeling van de Chr. Bond van Metaalbewerkers. In het raam van deze activiteit der verenigingen moet verder nog genoemd worden het Concours-Hippique, georganiseerd door de Landelijke Rijvereniging en de Fokveedag op initiatief van de Bond van Fokverenigingen uit deze gemeente.
Talrijk waren de jubilea, zowel van personen, fabrieken als verenigingen, die evenzovele illustraties waren van noeste vlijt en bewonderenswaardige volharding. Daarnaast werden ook enkele zaken heropend, bijv. de meubelfabriek van de firma Luimes & Wiggers, en het pakhuis van de firma Ackerman en Kamphuis, of opgericht, waarbij wij denken aan Van Katwijk’s Papier- en Cartonverwerkende Industrieën N.V., waardoor de gemeente Aalten een industrie rijker werd.
Tegenover dit laatste staat echter het vertrek van de Aaltense Tricotagefabriek, die in dit jaar in Doesburg begon te draaien. Als blijk van activiteit mag hier ook niet onvermeld blijven de werkinrichting van de B.L.O. school, die, hoe klein in opzet zij ook moge zijn, toch het hare er toe wil bijdragen in de nazorg van de misdeelde kinderen.
De algemeen geachte en bekwame geneesheer Dr. E.J. van Schaik te Aalten overleed in de zomer van dit jaar.
Iets dat ook niet alle dagen voorgevallen is, is wel het vertrek van enkele gezinnen, die zich in Canada wilden vestigen. Naar het zich echter laat aanzien zullen het volgende jaar nog heel wat gezinnen dit voorbeeld volgen. En tenslotte willen wij hier nog vermelden het overlijden van Dr. E.J. van Schaik, in de nacht van 17 op 18 juni, waarmee een zeer geziene figuur uit ons dorp heenging.
Het onderduikersmonument aan de Stationsstraat is een dankbetuiging van oud-onderduikers aan de Aaltense bevolking voor hun gastvrijheid en aan de verzetsmensen die de stuwende kracht waren bij het onderbrengen van de onderduikers.
Het monument bestaat uit een bakstenen gedenkmuur met fontein. In de gedenkmuur zijn een bronzen plaquette en twee gebeeldhouwde fragmenten van natuursteen aangebracht.
Het monument is onthuld op 4 oktober 1947 door mevrouw D.G. Wikkerink-Eppink, de echtgenote van verzetsleider Hendrik Jan (Ome Jan) Wikkerink.
De tekst op de plaquette luidt:
AANGEBODEN AAN DE GEMEENTE AALTEN DOOR ONDERDUIKERS WELKE IN DE BEZETTINGSJAREN 1940-1945 HIER EEN VEILIG TOEVLUCHTSOORD GEVONDEN HEBBEN.
Op de gebeeldhouwde fragmenten staat als tekst psalm 91:5 en 6.
De tekst van het linker fragment luidt:
GIJ ZULT NIET VREZEN VOOR DE SCHRIK DES NACHTS, VOOR DE PIJL DIE DES DAAGS VLIEGT; VOOR DE PESTILENTIE DIE IN DE DONKERHEID WANDELT, VOOR HET VERDERF DAT OP DE MIDDAG VERWOEST.
De tekst van het rechter fragment luidt:
WANT HIJ ZAL U DEKKEN MET ZIJN VLERKEN EN ONDER ZIJN VLEUGELEN ZULT GIJ BEROUWEN.
Het linker beeldhouwwerk is een voorstelling van drie bespijkerde laarzen van de horde der barbaren die een jong ontkiemende vrucht dreigen te vertrappen. Dit symboliseert de overweldiging en bezetting en beeldt het bedreigde jonge leven uit dat toch ontkiemt, ondanks het gevaar. Het rechter fragment is een pelikaan die met uitgespreide vleugels het nest met jongen beschermt. De pelikaan is een christelijk symbool voor totale zelfopoffering. Volgens de legende voedt de vogel haar jongen met haar eigen bloed. De vogel staat symbool voor de inbreng van het verzet in de strijd tegen de bezetter. Het tanende hakenkruis op de achtergrond verbeeldt de vergankelijkheid van de bedreiging.
Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.
Door de eeuwen heen is de Kerk de draagster geweest van de cultuur. Vooral op het platteland is de invloed van de Kerk op de cultureele vorming zeer groot geweest. Wie de geschiedenis van een dorp wil leeren kennen en doorvorschen, kan in de kerkelijke archieven een schat van gegevens vinden, daar de Kerk lang heeft gestaan als ’t middelpunt van het dorpsleven.
Allerlei invloeden zijn oorzaak geweest, dat de Kerk deze plaats langzamerhand heeft moeten afstaan en haar centrale positie ging verliezen. Groote groepen wendden zich af van de Kerk, die hen niets meer te bieden had en leefden voort buiten elk kerkelijk verband.
Het kerkelijk leven was verstard en bracht den mensch niet meer in aanraking met de geestelijke stroomingen, zooals ze dat door de eeuwen heen had gedaan. Nog stond het kerkgebouw, te midden van de dorpsgemeenschap, maar aan de gemeenschap zelf had ze geen deel meer. Ze had haar evangeliseerend karakter verloren. Maar onze oude Kerk heeft niet voor niets de stormen van eeuwen weten te trotseeren. Ook nu zal ze haar plaats terug weten te vinden te midden van de gemeenschap.
Gemeente-Centrum
In dit licht bezien zijn de plannen voor het „Gemeente-Centrum” te Aalten van groote beteekenis. Want hier neemt de Kerk een taak op haar schouders die van ontzaggelijke beteekenis is, en van een groote cultureele waarde. Het zal geen gemakkelijke taak zijn, dit plan te volvoeren, maar de Kerk heeft grooter dingen volbracht. Opnieuw zal de Kerk haar cultureele taak opvatten, door de stichting van een „Gemeente-Centrum”, een gebouw, waar het vereenigingsleven een onderkomen kan vinden en waarnaast ook een ruime gelegenheid is om goede avonden te organiseeren.
Steeds meer en meer komt men tot de slotsom dat de thans aanwezige zalen in Aalten niet ten volle voor dit doel geschikt zijn, zoodat de mogelijkheid om eenigszins leiding te geven aan de ontspanning tot nog toe ontbroken heeft.
Dat een zekere leiding of een stuwen in een bepaalde richting noodzakelijk is, zal wel niemand ontkennen, die de laatste jaren de ontspanning ten plattelande heeft gade geslagen. De tooneelgezelschappen, die in de dorpen komen zijn vaak 3e of 4e rangs gezelschappen, die zelfs in de provinciesteden geen toeschouwers meer kunnen trekken en nu probeeren hun boterham in de dorpen te halen. De besteding van den vrijen tijd van onze jongens en meisjes, vormt een probleem, dat dringend om een oplossing vraagt.
De plannen
De commissie, welke de Kerkvoogdij benoemd heeft om de plannen voor de stichting van een dergelijk gebouw voor te bereiden, heeft reeds overleg gepleegd met de Synodale Bouwcommissie, „Kerk en Wereld” en de Herv. Jeugdraad. Door den architect Ir. Boeken is een ontwerp gemaakt, waarbij met de verschillende doeleinden waarvoor het gebouw gebruikt zal worden, ten volle rekening is gehouden. Er komt een goede tooneelzaal met filmcabine.
Ten opzichte van de beschikbaarstelling van het gebouw is het de bedoeling een zeer ruim standpunt in te nemen. Ook niet-kerkelijke vereenigingen zullen er gebruik van kunnen maken, al zullen de algemeene richtlijnen van de Synode maatgevend zijn. Over de plaats waar het gebouw zal verrijzen is nog geen beslissing genomen, al wordt sterk aan de Wheme gedacht. Hopelijk zal er dan ook architectonisch rekening mede gehouden worden, dat het past in de dorpsche sfeer.
Zoo wordt er hard gewerkt aan de plannen voor de stichting van dit „Gemeente-Centrum”. En al zal het nog wel eenige jaren duren voordat de eerste steen gelegd zal kunnen worden, we moeten het initiatief en de durf prijzen van de Kerkvoogdij, die deze stap wil wagen. Zondagavond spreekt op een Gemeente-avond Ds. F.J. Pop, voorzitter van „Kerk en Wereld”, over het onderwerp „Kerk en Wereld en Gemeente-Centrum”.
Vanaf halverwege de 19e eeuw tot ver in de 20e eeuw kende Aalten diverse kerkelijke jeugdverenigingen. Bekend zijn onder andere de Ned. Hervormde jongensverenigingen ‘Josa’, ‘De Knipperbol’, ‘het Vendel’ en de meisjesverenigingen ‘De Kaarsvlam’ en ‘Zonnestraal’. Hieronder volgen (delen van) een aantal krantenartikelen over de Christelijke Jongelingen Vereeniging (C.J.V.) ‘Timotheüs’. Meer informatie over deze en andere kerkelijke jeugdverenigingen is welkom.
Verslag van het jaarfeest der Chr. Jongel.-Ver. „Timotheus” te Aalten
J.l. Vrijdagmiddag vierde de Chr. Jong.-Vereen. „Timotheus” alhier feestelijk haar 10-jarig bestaan. Het voorfeest dat gehouden werd in de Herv. kerk, werd geopend door ds. Barneveld, waarna ds. Veen uit Lichtenvoorde een kernachtige feestrede hield naar aanleiding van de woorden „In de menigte des volks is des Konings heerlijkheid”. Toen in ’t jaar 1855 eenige jonge mannen bij elkaar kwamen tot oprichting van een wereldbond hebben ze een grondslag vastgesteld. Waar verschillende vereenigingen in den loop der jaren hun grondslag of doel moesten veranderen, heeft de wereldbond ten vorigen jare, bij het vieren van haar 50-jarig bestaan, opnieuw trouw gezworen aan dezelfden grondslag.
De feestrede werd afgewisseld door een 6-tal zangnummers van de zangvereen. „Exelsior” die tevens haar eerste jaarfeest vierde. Onze plaatsgenooten hebben van deze eerste uitvoering zeker gedacht, zooals later een der sprekers opmerkte, dat men van een eenjarig kind niet veel kan verwachten, maar dan heeft men zich bepaald vergist, want de verschillende liederen werden onder de voortreffelijke leiding van haren directeur den heer A. Rots, zeer goed gezongen. Jammer dat er niet meer belangstelling was. Hierna werd er ruim een uur pauze gehouden en het feest voortgezet in het Catechiseer-lokaal.
Reeds bij het binnentreden hiervan kreeg men terstond een aangenamen indruk. Het lokaal was herschapen in een feestzaal, keurig met groen en onze driekleur versierd. Nadat was gezongen Ps. 65 : 1 opende de voorzitter het samenzijn door de talrijke aanwezigen een hartelijk welkom toe te roepen. Uit de verslagen der bestuursleden bleek dat de vereen, zich in bloei mag verheugen: Het ledental was gestegen tot 28, dat der begunstigers tot 63, terwijl de penningmeester een batig saldo had van f 44.90.
Hierna zegt de voorzitter dat hij al dadelijk van het programma moet afwijken omreden „Timotheus” de eer heeft ds. Mense uit N.-Stadskanaal in haar midden te hebben. Ds. Mense zegt zeer verblijd te zijn dat het hem vergund is om een avond te midden van zooveel bekenden en vrienden door te brengen. Sedert mijn vertrek is de Jong.-Vereen. een zang en een Knapen-Vereen. rijker geworden. Nu moet er ook nog een Meisjes-Vereen, worden opgericht. Ook van Aalten moet het kunnen gezegd worden dat het vooruit gaat op geestelijk gebied en dat zal gebeuren wanneer ieder lid pal staat voor Koning Jezus. Onze Christelijke gemeente heeft scherpschutters noodig op geestelijk gebied.
Na deze rede kwamen de leden aan het werk. Voordrachten en samenspraken in ernst en luim wisselden elkander om de beurt af. Vooral de samenspraken, waarvan er 3 in het geheel waren, 1 door de jongens en 2 door de meisjes, werden uitstekend weergegeven. Vervolgens werd het woord gevoerd door het oud-lid der vereen, de heer Bulten uit Beekbergen. De heer B. gaf zijn blijdschap te kennen dat het hem weer vergund was, bij oude vrienden tegenwoordig te zijn. Vervolgens vertelt spr. een en ander aangaande het ontstaan van de Jong.-Vereen. Voor ruim 50 jaren opgericht door enkele jongelingen te Amsterdam, zijn die enkelen thans aangegroeid tot een breede schaar van jongelingen, die zich scharen om de banier van het kruis.
Nog zij vermeld dat de verschillende nummers van het programma werden afgewisseld door het zingen van liederen, begeleid door het schoon orgelspel van den heer Nijhof, terwijl enkele jonge meisjes onophoudelijk in de weer waren om de gasten van de noodige versnaperingen te voorzien. Te ruim 10 uur betrad ds. Van de Plassche het spreekgestoelte om het slotwoord te spreken. Z.Eerw. zegt dat het, nu de vreugde nog op ieders gelaat te lezen is, vrij moeilijk is om nu al het slotwoord te spreken. Evenwel aan alles komt een einde, ook aan dit zoo uitnemend geslaagde feest. Na de verschillende personen, die tot het welslagen van dezen avond hebben medegewerkt, een woord van dank te hebben gebracht, eindigde spreker met den wensch dat God „Timotheus” ook verder zegenen mag. Na het zingen van Gez. 180 : 1 keerden allen welvoldaan huiswaarts.
Woensdagavond werd in de Ned. Herv. Kerk alhier een vergadering gehouden ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de Chr. J.-V. „Timotheüs”, welke geopend werd met het zingen van Psalm 68 : 10. Ds. v.d. Plassche ging in gebed voor en wees er in zijn openingswoord op, dat een 25-jarig bestaan van een J.-V. een feit is om even bij stil te staan. Spr. betreurde, dat hier slechts één J.-V. in de groote Hervormde gemeente bestaat en sprak de hoop uit, dat het jubileum het ledental der vereen. flink mocht doen toenemen. Spr. uitte ten slotte den wensch, dat de leden der J.-V. zich indachtig mochten houden de leuze van Ds. Van Noort, den overleden voorzitter van het N.J.V.: „Nooit Jezus vergeten”.
Als feestredenaar trad hierna op Ds. J.W. van Petegem van Dinxperlo, die na zijn gelukwensch aan leden en oud-leden der vereeniging het uitsprak, dat hij, ofschoon de uitnoodiging hem eerst met eenige huivering had vervuld, toch die uitnoodiging had aangenomen, daar hij zoo gaarne vertoeft onder jonge menschen, aangezien men daar het best jong blijft. Na den strijd van Israël tegen Sisera te hebben geschetst, legde spr. er nadruk op, dat God aan de zijde was van Barak tegen Sisera; daarom heeft Barak overwonnen. Daarom jubelde Debora het ook uit, dat God het heeft gedaan. Daarop komt het aan, ook in het leven van een vereeniging. Het leven van den mensch is een leven van strijd. lederen dag moeten wij bereid zijn, het kruis op te nemen.
Zoo is het ook met onze vereenigingen. Wij hebben den strijd tegen geestelijke boosheden, tegen den overste der wereld. De J.-V. zal ervan weten te vertellen. Misschien zijn er, die in dezen strijd zijn bezweken en thans afgedwaald. Hoe staat het met dien strijd? Welke zijn de resultaten van de 25 jaar? Kan de vereeniging waarlijk jubileeren, d.i. juichen met dankzegging aan God: wij zijn overwinnaars? De J.-V. is bij velen in minachting en menig jongeling is voor die minachting uit den weg gegaan en heeft de J.-V. den rug toegekeerd. Als gij u waarlijk geschaard hebt achter Jezus en Hem uw hart hebt gegeven, dan kunt gij op dit jubileum jubileeren: „Ik, den Heere zal ik zingen”. Hem zij de dank, de eerkroon opgedragen!
Spr. eindigde met een krachtige opwekking tot de jonge menschen, om zich als lid bij de vereen, aan te sluiten, en tot de ouders, om voor haar te bidden.
De Geref. Knapenvereen. „Timotheüs” welke eiken Zondag vergadert in gebouw Irene hield Vrijdag j.l. hare jaarvergadering in genoemd gebouw. De heer P. Rhebergen (een van de leiders der vereen.) opende na het zingen van Psalm 119 vers 3 en 5 de vergadering met gebed, las Spreuken 3 vers —24 en sprak vervolgens zijn openingsrede, waarin hij de aanwezige ouders en belangstellenden een hartelijk welkom toeriep op deze 26e jaarvergadering.
Vervolgens wees spr. op eenige achteruitgang in ledental, wat zijn oorzaak hierin vindt dat velen lid werden van de Geref. Jongelingsvereen. Verblijdend werd genoemd de belangstelling voor de Knapenvergadering van de zijde der ouders, die hun knapen eigener beweging naar de knapenvergadering zonden. Tenslotte wekte het openingswoord op tot trouw aan het beginsel.
Hierna volgden verslagen van secretaris, penningmeester en bibliothecaris. Uit het verslag van den secr. bleek, dat 10 leden, welke allen een diploma ontvingen, waren overgegaan naar de Jongel.vereen. De vereen. telt momenteel 26 leden. Het verslag van den penningm. luidde nogal gunstig, waaruit blijkt de offervaardigheid voor de knapenvergadering. De bibliotheek telt thans 45 nummers, 15 nieuwe boeken waren verloopen jaar aangeschaft.
Aaltensche Courant, 22 februari 1927
Na de verslagen volgen inleidingen over „Paulus’ bekeering” door B. ter Maat, „Absalom” door W. Rhebergen, Kerkgeschiedenis John. Knox door G. Deunk en vaderlandsche geschiedenis door G. Stronks en H. Lammers. Uit deze inleidingen bleek, dat er op deze vereen. flink werk wordt verricht. De voordrachten die ten beste werden gegeven, vielen allen goed in den smaak. De heer C. Spaans, afgevaardigde van den Kerkeraad, wekte de leden op vooral veel te lezen, en in de eerste plaats in Het Boek, dat is Gods Woord. De heer G.W.J. van Lochem sprak namens de Oudercommissie over de Duitsche Zending en het leven der gezaghebbers in Ned.-Indië. Voorts spraken de afgevaardigden van de Jongel.vereenigingen Calvijn en Kuyper en Knapenvereen. Samuel een enkel woord, de vereen. Gods besten zegen toewenschende. Om des tijde wille konden verschillende personen niet aan het woord komen.
De heer A.J. Heinen (leider der vereen.) sprak een kort slotwoord, de ouders er op wijzende, dat het noodzakelijk is dat in de gezinnen met de knapen gesproken werd over het werk der knapenvergadering. Wanneer voor de gewone wekelijksche vergadering het te behandelen onderwerp besproken wordt, kan dit niet anders dan tot grooten zegen zijn en rijke vruchten afwerpen. En hiermede behoorde deze feestvergadering weer tot het verleden. In de verschillende pauzen werd gezongen en getracteerd, zoodat alien na het zingen van Psalm 150 vers 1 en dankgebed door den heer A.J. Heinen, welvoldaan huiswaarts keerden.
Dezer dagen gaat de Christelijke Jonge Mannen Vereeniging „Timotheüs” te Aalten haar gouden jubileum herdenken. In een speciale jeugddienst in de Ned. Herv. Kerk zal Zondag a.s. dit feit herdacht worden, in welke dienst Ds. Gordeau van Eibergen hoopt voor te gaan. Enkele feiten. Opgericht in 1887 door Ds. W. ten Kate, heeft „Timotheüs” zich steeds staande weten te houden, ondanks de woelige tijden. Een van de eerste leiders van de vereeniging was de heer G.A. Peters (Hoogestraat).
Aanvankelijk werden de bijeenkomsten in het Rusthuis gehouden, maar in 1897 verhuisde de Vereeniging naar het catechisatielokaal. Van de eerste bestuursleden willen wij de namen noemen van G. Hoitink en W. Bulsink (Nonhof), waarvan eerstgenoemde jarenlang de voorzittershamer hanteerde. Het tegenwoordige bestuur bestaat uit de h.h.: J.W. Ros, J. Breukelaar, H. Stegeman, H. te Kampe en B. Meinen. Zelfs in de oorlogsjaren stond het werk niet stil. Slechts een half jaar lang werden er geen bijeenkomsten gehouden, maar verder kwam men gedurende die jaren toch telkens bijeen. Zelfs onderduikers vonden hun weg naar de bijeenkomsten van de vereeniging en stelden het op hooge prijs om hier enkele uren in de sfeer van de vereeniging te kunnen doorbrengen.
De sfeer
Men kan de vraag stellen: „Wat is nu eigenlijk de sfeer van een dergelijke vereeniging?” Dit is moeilijk te beantwoorden. Daarvoor moet men zelf in vereenigingsverband gewerkt hebben om dit te kunnen aanvoelen. Voorop staat H. Schrift-onderzoek, maar daarnaast wordt gewerkt aan de cultureele verheffing van de leden. Vanzelfsprekend werkt de jeugdbeweging selectief, d.w.z. ze bereikt maar een gedeelte van de kerkelijke jeugd. Een groot gedeelte wordt wel lidmaat maar schrikt terug voor een persoonlijke aansluiting bij een christelijke vereeniging. En toch zijn deze vereenigingen vooral voor het platteland van groote beteekenis. In de vereenigingen leeren de jonge menschen zich zelf kennen en wordt hen gelegenheid gegeven naar voren te komen. De opstellen dwingen hen tot binnenstudie en door deze studie komt de belangstelling.
„Timotheüs” heeft momenteel verschillende clubs welke een apart terrein bestrijken, zelfs tot muziek toe. We herinneren nog aan de leekenspelen, welke in den loop der jaren opgevoerd werden. Zoo werkt „Timotheüs” aan de geestelijke verheffing van de leden en heeft in deze 50-jarige periode al heel wat weten te bereiken. Een frissche geest heerscht onder de leden en geeft de beste verwachtingen voor de toekomst. We twijfelen er dan ook niet aan of dit jubileum, dat op waardige wijze herdacht zal worden, zal er toe bijdragen dat meerdere jonge mannen de weg naar „Timotheüs” zullen vinden.
Het was in het jaar 1897, dat op initiatief van den toenmaligen predikant der Ned. Herv. Kerk te Aalten de C.J.V. opgericht werd, die naderhand de naam „Timotheüs” kreeg. Oorspronkelijk was dit een gemengde vereeniging, die haar geregelde vergaderingen in „Avondvrede” hield. Doch kort na de oprichting van deze club werd het gebouw „Elim” de vergaderplaats, waar de leden, veelal met behulp van den predikant, hun onderwerpen bespraken. Doorgaans werd het eerste deel van den avond besteed aan de bespreking van een hoofdstuk uit den Bijbel, waarbij dan geen inleiding werd geleverd door een der leden, doch slechts tekstverklaring door den predikant of, indien deze niet aanwezig kon zijn, door de leden zelf. Verder werd er op den avond genoten van de afwisseling in den vorm van een opstel over een vrij onderwerp of een voordracht.
Uit de beschikbare gegevens blijkt wel, dat het den leden niet aan werklust ontbroken heeft. De „kronieken” van het jaar 1899 vermeldden reeds pogingen om een zangvereeniging op te richten, waarmee men hoopte te bereiken dat er meer belangstelling zou komen voor de vereeniging. Blijkbaar zijn deze pogingen echter gestrand, doordat er nog te weinig leden waren. Een der moeilijkheden waarmee men te kampen had was de financiëele positie, de twee jaar na de oprichting een nieuwe contributieverhooging noodzakelijk maakte. Op de vergadering van 30 October 1898 werd „met algemeene stemmen besloten de contributie met… 3½ cent per kwartaal te verhoogen, waardoor de vereeniging jaarlijks van elk lid ƒ 0.60 kon innen.”
In den loop der jaren kwam er echter een aanzienlijke verbetering en talrijke legaten stelden de leden in het bezit van een flinke bibliotheek. Was het ledental in het begin ongeveer tien, naderhand breidde zich dit zeer sterk uit, zoodat het na verloop van enkele jaren ruim verdubbeld was. Hieronder waren meerdere adspirantleden, die tenslotte een eigen club vormden als onderafdeeling van Timotheüs. Zoo is het kleine begin uitgegroeid tot een vereeniging, die thans naast de onderafdelingen van de Knapen- en Zangvereeniging, een ledental heeft van ruim 30.
„Timotheüs” in oorlogstijd
De gestadige vooruitgang werd echter zeer bemoeilijkt in de laatste oorlogsjaren. Toch bleek de werklust onverwoestbaar en de Duitsche dwang en dreiging stuitten af op den energieken wil die tot volhouden aanspoorde. Slechts in het laatste halfjaar van den oorlog achtte men het onverantwoordelijk het werk onder de gegeven omstandigheden voort te zetten. Een der eerste moeilijkheden waarmee de vereeniging in deze periode te kampen had was het gebrek aan brandstof. Daarom werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de bakkerij van de heer Vaags te vergaderen. Naderend werd „Avondvrede” de plaats van samenkomst, totdat eindelijk in 1944 ’t toenemend gevaar van bombardementen en razzia’s verdere activiteit onmogelijk maakte.
Intusschen was echter meer leven in het vereenigingswerk gebracht, doordat op initiatief van een der leden diverse clubs in het leven geroepen waren. Zoo kwam er b.v. een inleidingsclub, die de taak had om de te behandelen onderwerpen uit te zoeken en te zorgen voor het benoodigde studiemateriaal. Daarnaast had de opstelclub tot taak om andere practische onderwerpen, die niet op den rooster van behandeling voorkwamen, te verzorgen. Tenslotte de andere groepen, b.v. zang-, muziek- en declamatieclubs, die met ’t brengen van variatie in den vereenigingsavond belast waren.
Deze „oorlogsinstelling” vond grooten bijval, en ook thans bestaan zij nog tot volle tevredenheid van alle Timotheüs-leden. Het belangrijkste feit uit de oorlogsjaren was ongetwijfeld de herdenking van het 45-jarig jubileum in 1942. Door de omstandigheden was het echter niet mogelijk de herdenking van dit feit grootsch te vieren. In alle stilte werd het in den intiemen kring van leden en begunstigers in het gebouw „Elim” herdacht.
Bij het 45-jarig bestaan van de C.J.V. „Timotheüs” te Aalten werd een groepsfoto gemaakt van de toenmalige leden. Het jubileum werd toen in alle stilte herdacht.
Jubileum-herdenking
Thans is het dus een 50 jaar geleden dat uit de kwijnende gemengde vereeniging de C.J.V. „Timotheüs” verrees. Ter herdenking van dit halve eeuwsch bestaan zal Zondag a.s. een jeugddienst worden gehouden in de Ned. Herv. Kerk waar als spreker zal optreden Ds. H. Gordeau van Eibergen, zoon van den vice-voorzitter van het N.J.V. Tevens zal de onderafdeeling van „Timotheüs”, de Zangvereeniging „Excelsior”, medewerking verleenen.
Beheer toestemming
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door je Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.