Enige maanden geleden werkte Johan Hoftiezer uit de Aaltense Heurne nog in de Noord-Oostpolder en omstreeks die tijd molk z’n neef Jan Hoftiezer, eveneens uit de Heurne, nog rustig de koeien van boer Westerveld uit IJzerlo. Thans bekijken deze beide Aaltense jongens de wit-zwarte lijnen van de „Nieuw-Amsterdam”, het vlaggeschip van de Holland-Amerika Lijn, dat hen naar Amerika zal brengen. Ter gelegenheid van hun vertrek zijn de beide families Hoftiezer van „Meirika” en „’t Oude Hondorp” j.l. vrijdag per bus van Aalten naar Rotterdam gekomen, om Johan en Jan uitgeleide te doen.
De ‘Nieuw-Amsterdam’ van de Holland-Amerika-Lijn
Zij staan nog een beetje onwennig op de Wilhelminakade, verwonderd over de geweldige afmetingen van dit trotse zeekasteel, dat hun beide verwanten straks naar de overzijde van de oceaan zal brengen, naar Amerika, het land van de onbegrensde mogelijkheden. Met de hand boven het hoofd turen zij over het water van de Maas, dat als een zilveren slang Rotterdam in tweeën snijdt en hun ogen zoeken het drukke scheepvaartverkeer op Rotterdams grote rivier. Intussen is de inscheping in volle gang en ook Jan en Johan maken aanstalten om zich aan boord te begeven. „Het valt niet mee”, zegt moeder Hoftiezer, „om je kind af te staan, maar het is voor z’n toekomst en er zijn daar veel meer mogelijkheden”.
Even later gaan ook wij aan boord, want wij willen Johan en Jan nog wat vragen. Door een labyrint van gangen en trappen bereiken wij eindelijk het sloependek en vinden daar onze toekomstige emigranten. Johan heeft 2½ jaar in de Noord-Oostpolder gewerkt. „Het was daar wel goed”, zegt hij, „maar het zou toch nog 5 of 6 jaar geduurd hebben, voordat ik in aanmerking zou zijn gekomen om een boerderij te pachten en in Aalten heb je zeker geen kans”.
Jan is altijd boerenknecht geweest, maar heeft het nooit zover gezocht als z’n neef. „In de oorlog moest ik onderduiken en na de oorlog ik in IJzerlo gewerkt. Natuurlijk heb ik ook geen kans hier in Holland. Wij zijn niet getrouwd en niet eens verloofd ook, dus wenende vrouwen of verloofden laten wij niet achter”.
Zij vertellen ons verder, dat zij naar Woodstock, in de staat Minnesota, gaan. Zij hebben vooraf gecorrespondeerd met de fam. Kruisselbrink, die vroeger op „Groot Kappers” woonde en deze hebben zich borg voor hen gesteld. Zij zullen te werk gesteld worden op een gemengd bedrijf van 200 hectaren. „Dat is tenminste wat groter dan bij ons, want wij hebben thuis maar 7 hectaren”, zegt Johan laconiek.
Als de bel gaat, moeten de bezoekers het schip verlaten en wij nemen afscheid van de beide neven. „Doe ze via de krant allemaal de groeten van ons in Aalten”, vraagt Johan en wij bevestigen dit. Langzaam beginnen 2 sleepboten de kolos naar het midden van de rivier te trekken. De achterblijvenden op de kade wuiven met dassen en zakdoeken en de „Nieuw-Amsterdam” verdwijnt in een nevel van rook. Voor de twee Aaltense jongens is de reis naar Amerika begonnen. Zij zullen daar moeten aanpakken, maar wij zijn er van overtuigd, dat zij de naam van hun dorp Aalten in Minnesota zullen hoog houden. Goede reis, behouden vaart en veel succes toegewenst.
Passagierskaart ‘Nieuw-Amsterdam’, Albert J. Hoftiezer
Passagierskaart ‘Nieuw-Amsterdam’, Gerrit J. Hoftiezer
Na de bevrijding is er in veel gemeenten in Oost-Gelderland een verheugende activiteit ontplooid om de plattelandsgemeenten tot grotere welvaart te brengen. Ook Aalten heeft niet stil gezeten en het is gelukkig dat deze pogingen met succes bekroond worden.
Straks, als het voorjaar weer in het land gekomen zal zijn, zal met de verbouwing en uitbreiding van het gebouwencomplex van de firma Treppmann aan de Polstraat begonnen worden, want hierin zal een voor Aalten geheel nieuwe industrie ondergebracht worden, n.l. een fabriek voor machine- en apparatenbouw.
Deze vestiging is des te meer gelukkig, omdat niet alleen Aalten tot op heden een dergelijke industrie niet kende, maar ook omdat in de omgeving nog weinig van deze fabrieken gevonden worden. Tot dusver had de firma Koop Lenstra en Kramer haar bedrijf in Amsterdam ondergebracht, doch voor de toekomst achtten de firmanten het beter, ’n andere plaats van vestiging te zoeken en dank zij de activiteit van het gemeentebestuur ter plaatse, is Aalten dit geworden. Het ligt in de bedoeling der firmanten om hier het hoofdbedrijf onder te brengen, terwijl in de hoofdstad alleen enkele werkplaatsen zullen overblijven.
Wat was de bedoeling?
Naar aanleiding van dit feit, hadden wij dezer dagen een onderhoud met burgemeester E.S. van Veen, die zich zeer verheugd toonde over de bereikte resultaten. Op onze vraag welke voordelen deze industrie zou kunnen opleveren, antwoordde de burgemeester, dat hierdoor o.a. voor de jonge bankwerkers, die de Ambachtsschool bezocht hebben, een toekomst ligt. „In het afgelopen jaar”, aldus de burgemeester, „vermeerderde de bevolking van Aalten alleen door geboorten met 276 zielen en nu wil het gemeentebestuur, het surplus zoveel mogelijk opvangen en de toekomst. Daarbij willen wij hier graag verschillenden helpen aan een goede werkkring in de takken van industrie gevestigd hebben, want zou bij een achteruitgang van een bepaalde tak, de arbeiders in dit bedrijf zonder werk komen, dan nog zou het slechts een klein gedeelte van de bevoIking betreffen, welk voordeel men niet heeft bij een eenzijdige industrialisatie.“
„Zal dan Aalten een industrie-dorp worden?” zo vroegen wij. „Neen”, antwoorde de burgemeester, „we moeten het rustige van het landskarakter blijven behouden, ook uit oogpunt van geestelijk-zedelijke motieven”.
Verwacht mag worden, dat aanvankelijk ongeveer 40 personen, uitsluitend mannelijke arbeidskrachten, hier werk zullen vinden en men hoopt dit met enkele jaren op te kunnen voeren tot plus minus 60. Niet alleen de oud-leerlingen der Ambachtsschool, zullen hier terecht kunnen, ook voor anderen liggen hier goede mogelijkheden. Het personeel zal voor een groot gedeelte bestaan uit ongeschoolden, die daar zelf een vakopleiding kunnen volgen.
De oude fabriek ondergaat een gedaanteverwisseling
Voordat het echter zover is, zal er nog heel wat met het gebouwencomplex gebeuren moeten. Vroeger heeft de heer Leezer hier zijn slachthuis gevestigd gehad, waarna het verkocht werd aan de firma Gebr. Wijers, die het verbouwde en er een beschuitfabriek van maakte. Nog later ging het over naar de firma Pothof, die het tot klompenfabriek promoveerde. In de oorlogsjaren werd het in beslaggenomen door de Duitser Treppmann en thans draaien er weer de machines van de firma Pothof.
Het gemeentebestuur van Aalten verdient alle lof voor de wijze waarop zij deze zaak heeft aangepakt, want talrijke moeilijkheden moesten overwonnen worden. Niet alleen moest voor het bedrijf van de firma Pothof een andere plaats gezocht worden, maar wegens de woningnood werden hier destijds ook enkele gezinnen ondergebracht en ook voor hen moest thans een andere woongelegenheid komen.
Het laat zich dus gemakkelijk begrijpen, dat er nog heel wat veranderd moet worden, voordat de machines van de firma Koop Lenstra en Kramer hun lied van de arbeid kunnen gaan zingen. Het moet voor Burgemeester en Wethouders dan ook een grote voldoening geweest zijn, dat in de laatste vergadering van het oude jaar de Raad haar goedkeuring hechtte aan hun voorstel om het fabriekscomplex aan genoemde firma te verkopen, waardoor zij hun pogingen met succes bekroond zagen.
Daarmee heeft Aalten een mijlpaal bereikt op de weg naar grotere bloei en wij hebben de vaste overtuiging dat het niet aan het gemeentebestuur zal liggen, als de Aaltenaren in de toekomst niet nog vaker dergelijke „paaltjes” zullen tegenkomen!
Hoewel niet gezegd kan worden, dat de gemeente Aalten in 1947 bepaald schokkende gebeurtenissen beleefde, neemt het toch niet weg, dat op verschillende terreinen een verheugende activiteit ontplooid werd. Zo werden b.v. in verschillende raadsvergaderingen agendapunten behandeld die betrekking hadden op de woningbouw. Daarnaast zorgde het gemeentebestuur voor verbetering van diverse wegen, de electrische verlichting der straten werd ter hand genomen en tenslotte mag ook ’t weder instellen van de biggenmarkt, op maandag 8 sept., niet vergeten worden.
Gebeurtenissen, die voor de gehele gemeente van belang waren, waren verder nog de onthulling van het monument der oud-onderduikers, de ingebruikneming der kerkklokken (en de verlichting der wijzerplaten van het uurwerk in de Ned. Herv. Kerk) en de betere verbindingen met andere plaatsen, door de nieuwe dienstregeling der Ned. Spoorwegen en de diensten met de bussen van de G.T.M. en de firma Veldhuis. Tevens werd in dit jaar de 12de volkstelling gehouden op 31 mei, waarbij o.m. bleek dat Aalten 6642 vrouwen en 6943 mannen telt, in totaal dus 13.585 inwoners.
Onderduikersmonument, Stationsstraat
Doch ook de diverse verenigingen zaten niet stil. Het V.V.V. zorgde dit jaar voor enkele kampeerterreinen, die tijdelijk zelfs nog door buitenlandse gasten bezocht werden en tevens belastte zij zich met de organisatie van het concert der Arnhemse Orkestvereniging. Het C.C.C. ging voort met het geven van haar culturele avonden, die aan een behoefte bleken te voldoen. Datzelfde kan daarnaast ook gezegd worden van de periodieke orgelconcerten, die door de heer Sj. Mook gegeven werden op het orgel van de Ned. Herv. Kerk.
Het muzikale leven beleefde trouwens over het algemeen een zekere opleving, waarbij wij in herinnering terugroepen de actie van de Aaltense Orkestvereniging, de concerten op het Zwembad „’t Walfort” en de diverse zang- en muziekuitvoeringen, bij welke laatste de neiging merkbaar werd om de grote toneelstukken te vervangen door zang of muziek, om daardoor de belangstelling voor deze kunst te vergroten. Op het gebied van de kunst zij verder nog herinnerd aan de tentoonstelling van schilderijen en aquarellen, die vervaardigd waren door de heren P. te Lintum en D. Lemcke.
De Geref. kerk in Bredevoort (Koppelkerk), aanvankelijk nog zonder toren.
In het kerkelijk leven was de bouw van de Geref. Kerk te Bredevoort een gebeurtenis van belang, waarbij op 22 juli de z.g.n. „eerste steen” gelegd werd. De Christ. Geref. Kerk herdacht dit jaar de wederinstelling der ambten, welk feit 50 jaar geleden plaats vond. De herdenkingsdienst werd gehouden op 26 Augustus, waarin o.m. de oud-predikanten Ds. J.W. Polman en Ds. J. Tolsma het woord voerden. Reeds eerder op 12 mei werd in deze kerk het 12½-jarig ambtsjubileum van Ds. J. van Dijken herdacht en tenslotte was 1947 het jaar van de intrede van Ds. Kroneman en Ds. Goede en het afscheid van Kapelaan Van Renswoude. In zijn plaats kwam Pater Wartenberg, die op zijn beurt weer opgevolgd werd door Pater Bouwman.
Verder werd door een commissie uit de Ned. Herv. Kerk een actie gevoerd voor het „gemeente-centrum”, terwijl de Herv. Jeugdraad zeer goed werk deed met de organisatie van de „instuifavonden” en de jeugdleidersconferenties.
Wat de overige verenigingen betreft, ook hier ontbrak het niet aan initiatief en activiteit. Diverse verenigingen werden opgericht bijv. de vereniging voor K.I., een afdeling van de Chr. Bond v. Overheidspersoneel, en een afdeling van de Chr. Bond van Metaalbewerkers. In het raam van deze activiteit der verenigingen moet verder nog genoemd worden het Concours-Hippique, georganiseerd door de Landelijke Rijvereniging en de Fokveedag op initiatief van de Bond van Fokverenigingen uit deze gemeente.
Talrijk waren de jubilea, zowel van personen, fabrieken als verenigingen, die evenzovele illustraties waren van noeste vlijt en bewonderenswaardige volharding. Daarnaast werden ook enkele zaken heropend, bijv. de meubelfabriek van de firma Luimes & Wiggers, en het pakhuis van de firma Ackerman en Kamphuis, of opgericht, waarbij wij denken aan Van Katwijk’s Papier- en Cartonverwerkende Industrieën N.V., waardoor de gemeente Aalten een industrie rijker werd.
Tegenover dit laatste staat echter het vertrek van de Aaltense Tricotagefabriek, die in dit jaar in Doesburg begon te draaien. Als blijk van activiteit mag hier ook niet onvermeld blijven de werkinrichting van de B.L.O. school, die, hoe klein in opzet zij ook moge zijn, toch het hare er toe wil bijdragen in de nazorg van de misdeelde kinderen.
De algemeen geachte en bekwame geneesheer Dr. E.J. van Schaik te Aalten overleed in de zomer van dit jaar.
Iets dat ook niet alle dagen voorgevallen is, is wel het vertrek van enkele gezinnen, die zich in Canada wilden vestigen. Naar het zich echter laat aanzien zullen het volgende jaar nog heel wat gezinnen dit voorbeeld volgen. En tenslotte willen wij hier nog vermelden het overlijden van Dr. E.J. van Schaik, in de nacht van 17 op 18 juni, waarmee een zeer geziene figuur uit ons dorp heenging.
Het onderduikersmonument aan de Stationsstraat is een dankbetuiging van oud-onderduikers aan de Aaltense bevolking voor hun gastvrijheid en aan de verzetsmensen die de stuwende kracht waren bij het onderbrengen van de onderduikers.
Het monument bestaat uit een bakstenen gedenkmuur met fontein. In de gedenkmuur zijn een bronzen plaquette en twee gebeeldhouwde fragmenten van natuursteen aangebracht.
Het monument is onthuld op 4 oktober 1947 door mevrouw D.G. Wikkerink-Eppink, de echtgenote van verzetsleider Hendrik Jan (Ome Jan) Wikkerink.
De tekst op de plaquette luidt:
AANGEBODEN AAN DE GEMEENTE AALTEN DOOR ONDERDUIKERS WELKE IN DE BEZETTINGSJAREN 1940-1945 HIER EEN VEILIG TOEVLUCHTSOORD GEVONDEN HEBBEN.
Op de gebeeldhouwde fragmenten staat als tekst psalm 91:5 en 6.
De tekst van het linker fragment luidt:
GIJ ZULT NIET VREZEN VOOR DE SCHRIK DES NACHTS, VOOR DE PIJL DIE DES DAAGS VLIEGT; VOOR DE PESTILENTIE DIE IN DE DONKERHEID WANDELT, VOOR HET VERDERF DAT OP DE MIDDAG VERWOEST.
De tekst van het rechter fragment luidt:
WANT HIJ ZAL U DEKKEN MET ZIJN VLERKEN EN ONDER ZIJN VLEUGELEN ZULT GIJ BEROUWEN.
Het linker beeldhouwwerk is een voorstelling van drie bespijkerde laarzen van de horde der barbaren die een jong ontkiemende vrucht dreigen te vertrappen. Dit symboliseert de overweldiging en bezetting en beeldt het bedreigde jonge leven uit dat toch ontkiemt, ondanks het gevaar. Het rechter fragment is een pelikaan die met uitgespreide vleugels het nest met jongen beschermt. De pelikaan is een christelijk symbool voor totale zelfopoffering. Volgens de legende voedt de vogel haar jongen met haar eigen bloed. De vogel staat symbool voor de inbreng van het verzet in de strijd tegen de bezetter. Het tanende hakenkruis op de achtergrond verbeeldt de vergankelijkheid van de bedreiging.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Door de eeuwen heen is de Kerk de draagster geweest van de cultuur. Vooral op het platteland is de invloed van de Kerk op de cultureele vorming zeer groot geweest. Wie de geschiedenis van een dorp wil leeren kennen en doorvorschen, kan in de kerkelijke archieven een schat van gegevens vinden, daar de Kerk lang heeft gestaan als ’t middelpunt van het dorpsleven.
Allerlei invloeden zijn oorzaak geweest, dat de Kerk deze plaats langzamerhand heeft moeten afstaan en haar centrale positie ging verliezen. Groote groepen wendden zich af van de Kerk, die hen niets meer te bieden had en leefden voort buiten elk kerkelijk verband.
Het kerkelijk leven was verstard en bracht den mensch niet meer in aanraking met de geestelijke stroomingen, zooals ze dat door de eeuwen heen had gedaan. Nog stond het kerkgebouw, te midden van de dorpsgemeenschap, maar aan de gemeenschap zelf had ze geen deel meer. Ze had haar evangeliseerend karakter verloren. Maar onze oude Kerk heeft niet voor niets de stormen van eeuwen weten te trotseeren. Ook nu zal ze haar plaats terug weten te vinden te midden van de gemeenschap.
Gemeente-Centrum
In dit licht bezien zijn de plannen voor het „Gemeente-Centrum” te Aalten van groote beteekenis. Want hier neemt de Kerk een taak op haar schouders die van ontzaggelijke beteekenis is, en van een groote cultureele waarde. Het zal geen gemakkelijke taak zijn, dit plan te volvoeren, maar de Kerk heeft grooter dingen volbracht. Opnieuw zal de Kerk haar cultureele taak opvatten, door de stichting van een „Gemeente-Centrum”, een gebouw, waar het vereenigingsleven een onderkomen kan vinden en waarnaast ook een ruime gelegenheid is om goede avonden te organiseeren.
Steeds meer en meer komt men tot de slotsom dat de thans aanwezige zalen in Aalten niet ten volle voor dit doel geschikt zijn, zoodat de mogelijkheid om eenigszins leiding te geven aan de ontspanning tot nog toe ontbroken heeft.
Dat een zekere leiding of een stuwen in een bepaalde richting noodzakelijk is, zal wel niemand ontkennen, die de laatste jaren de ontspanning ten plattelande heeft gade geslagen. De tooneelgezelschappen, die in de dorpen komen zijn vaak 3e of 4e rangs gezelschappen, die zelfs in de provinciesteden geen toeschouwers meer kunnen trekken en nu probeeren hun boterham in de dorpen te halen. De besteding van den vrijen tijd van onze jongens en meisjes, vormt een probleem, dat dringend om een oplossing vraagt.
De plannen
De commissie, welke de Kerkvoogdij benoemd heeft om de plannen voor de stichting van een dergelijk gebouw voor te bereiden, heeft reeds overleg gepleegd met de Synodale Bouwcommissie, „Kerk en Wereld” en de Herv. Jeugdraad. Door den architect Ir. Boeken is een ontwerp gemaakt, waarbij met de verschillende doeleinden waarvoor het gebouw gebruikt zal worden, ten volle rekening is gehouden. Er komt een goede tooneelzaal met filmcabine.
Ten opzichte van de beschikbaarstelling van het gebouw is het de bedoeling een zeer ruim standpunt in te nemen. Ook niet-kerkelijke vereenigingen zullen er gebruik van kunnen maken, al zullen de algemeene richtlijnen van de Synode maatgevend zijn. Over de plaats waar het gebouw zal verrijzen is nog geen beslissing genomen, al wordt sterk aan de Wheme gedacht. Hopelijk zal er dan ook architectonisch rekening mede gehouden worden, dat het past in de dorpsche sfeer.
Zoo wordt er hard gewerkt aan de plannen voor de stichting van dit „Gemeente-Centrum”. En al zal het nog wel eenige jaren duren voordat de eerste steen gelegd zal kunnen worden, we moeten het initiatief en de durf prijzen van de Kerkvoogdij, die deze stap wil wagen. Zondagavond spreekt op een Gemeente-avond Ds. F.J. Pop, voorzitter van „Kerk en Wereld”, over het onderwerp „Kerk en Wereld en Gemeente-Centrum”.
Vanaf halverwege de 19e eeuw tot ver in de 20e eeuw kende Aalten diverse kerkelijke jeugdverenigingen. Bekend zijn onder andere de Ned. Hervormde jongensverenigingen ‘Josa’, ‘De Knipperbol’, ‘het Vendel’ en de meisjesverenigingen ‘De Kaarsvlam’ en ‘Zonnestraal’. Hieronder volgen (delen van) een aantal krantenartikelen over de Christelijke Jongelingen Vereeniging (C.J.V.) ‘Timotheüs’. Meer informatie over deze en andere kerkelijke jeugdverenigingen is welkom.
Verslag van het jaarfeest der Chr. Jongel.-Ver. „Timotheus” te Aalten
J.l. Vrijdagmiddag vierde de Chr. Jong.-Vereen. „Timotheus” alhier feestelijk haar 10-jarig bestaan. Het voorfeest dat gehouden werd in de Herv. kerk, werd geopend door ds. Barneveld, waarna ds. Veen uit Lichtenvoorde een kernachtige feestrede hield naar aanleiding van de woorden „In de menigte des volks is des Konings heerlijkheid”. Toen in ’t jaar 1855 eenige jonge mannen bij elkaar kwamen tot oprichting van een wereldbond hebben ze een grondslag vastgesteld. Waar verschillende vereenigingen in den loop der jaren hun grondslag of doel moesten veranderen, heeft de wereldbond ten vorigen jare, bij het vieren van haar 50-jarig bestaan, opnieuw trouw gezworen aan dezelfden grondslag.
De feestrede werd afgewisseld door een 6-tal zangnummers van de zangvereen. „Exelsior” die tevens haar eerste jaarfeest vierde. Onze plaatsgenooten hebben van deze eerste uitvoering zeker gedacht, zooals later een der sprekers opmerkte, dat men van een eenjarig kind niet veel kan verwachten, maar dan heeft men zich bepaald vergist, want de verschillende liederen werden onder de voortreffelijke leiding van haren directeur den heer A. Rots, zeer goed gezongen. Jammer dat er niet meer belangstelling was. Hierna werd er ruim een uur pauze gehouden en het feest voortgezet in het Catechiseer-lokaal.
Reeds bij het binnentreden hiervan kreeg men terstond een aangenamen indruk. Het lokaal was herschapen in een feestzaal, keurig met groen en onze driekleur versierd. Nadat was gezongen Ps. 65 : 1 opende de voorzitter het samenzijn door de talrijke aanwezigen een hartelijk welkom toe te roepen. Uit de verslagen der bestuursleden bleek dat de vereen, zich in bloei mag verheugen: Het ledental was gestegen tot 28, dat der begunstigers tot 63, terwijl de penningmeester een batig saldo had van f 44.90.
Hierna zegt de voorzitter dat hij al dadelijk van het programma moet afwijken omreden „Timotheus” de eer heeft ds. Mense uit N.-Stadskanaal in haar midden te hebben. Ds. Mense zegt zeer verblijd te zijn dat het hem vergund is om een avond te midden van zooveel bekenden en vrienden door te brengen. Sedert mijn vertrek is de Jong.-Vereen. een zang en een Knapen-Vereen. rijker geworden. Nu moet er ook nog een Meisjes-Vereen, worden opgericht. Ook van Aalten moet het kunnen gezegd worden dat het vooruit gaat op geestelijk gebied en dat zal gebeuren wanneer ieder lid pal staat voor Koning Jezus. Onze Christelijke gemeente heeft scherpschutters noodig op geestelijk gebied.
Na deze rede kwamen de leden aan het werk. Voordrachten en samenspraken in ernst en luim wisselden elkander om de beurt af. Vooral de samenspraken, waarvan er 3 in het geheel waren, 1 door de jongens en 2 door de meisjes, werden uitstekend weergegeven. Vervolgens werd het woord gevoerd door het oud-lid der vereen, de heer Bulten uit Beekbergen. De heer B. gaf zijn blijdschap te kennen dat het hem weer vergund was, bij oude vrienden tegenwoordig te zijn. Vervolgens vertelt spr. een en ander aangaande het ontstaan van de Jong.-Vereen. Voor ruim 50 jaren opgericht door enkele jongelingen te Amsterdam, zijn die enkelen thans aangegroeid tot een breede schaar van jongelingen, die zich scharen om de banier van het kruis.
Nog zij vermeld dat de verschillende nummers van het programma werden afgewisseld door het zingen van liederen, begeleid door het schoon orgelspel van den heer Nijhof, terwijl enkele jonge meisjes onophoudelijk in de weer waren om de gasten van de noodige versnaperingen te voorzien. Te ruim 10 uur betrad ds. Van de Plassche het spreekgestoelte om het slotwoord te spreken. Z.Eerw. zegt dat het, nu de vreugde nog op ieders gelaat te lezen is, vrij moeilijk is om nu al het slotwoord te spreken. Evenwel aan alles komt een einde, ook aan dit zoo uitnemend geslaagde feest. Na de verschillende personen, die tot het welslagen van dezen avond hebben medegewerkt, een woord van dank te hebben gebracht, eindigde spreker met den wensch dat God „Timotheus” ook verder zegenen mag. Na het zingen van Gez. 180 : 1 keerden allen welvoldaan huiswaarts.
Woensdagavond werd in de Ned. Herv. Kerk alhier een vergadering gehouden ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de Chr. J.-V. „Timotheüs”, welke geopend werd met het zingen van Psalm 68 : 10. Ds. v.d. Plassche ging in gebed voor en wees er in zijn openingswoord op, dat een 25-jarig bestaan van een J.-V. een feit is om even bij stil te staan. Spr. betreurde, dat hier slechts één J.-V. in de groote Hervormde gemeente bestaat en sprak de hoop uit, dat het jubileum het ledental der vereen. flink mocht doen toenemen. Spr. uitte ten slotte den wensch, dat de leden der J.-V. zich indachtig mochten houden de leuze van Ds. Van Noort, den overleden voorzitter van het N.J.V.: „Nooit Jezus vergeten”.
Als feestredenaar trad hierna op Ds. J.W. van Petegem van Dinxperlo, die na zijn gelukwensch aan leden en oud-leden der vereeniging het uitsprak, dat hij, ofschoon de uitnoodiging hem eerst met eenige huivering had vervuld, toch die uitnoodiging had aangenomen, daar hij zoo gaarne vertoeft onder jonge menschen, aangezien men daar het best jong blijft. Na den strijd van Israël tegen Sisera te hebben geschetst, legde spr. er nadruk op, dat God aan de zijde was van Barak tegen Sisera; daarom heeft Barak overwonnen. Daarom jubelde Debora het ook uit, dat God het heeft gedaan. Daarop komt het aan, ook in het leven van een vereeniging. Het leven van den mensch is een leven van strijd. lederen dag moeten wij bereid zijn, het kruis op te nemen.
Zoo is het ook met onze vereenigingen. Wij hebben den strijd tegen geestelijke boosheden, tegen den overste der wereld. De J.-V. zal ervan weten te vertellen. Misschien zijn er, die in dezen strijd zijn bezweken en thans afgedwaald. Hoe staat het met dien strijd? Welke zijn de resultaten van de 25 jaar? Kan de vereeniging waarlijk jubileeren, d.i. juichen met dankzegging aan God: wij zijn overwinnaars? De J.-V. is bij velen in minachting en menig jongeling is voor die minachting uit den weg gegaan en heeft de J.-V. den rug toegekeerd. Als gij u waarlijk geschaard hebt achter Jezus en Hem uw hart hebt gegeven, dan kunt gij op dit jubileum jubileeren: „Ik, den Heere zal ik zingen”. Hem zij de dank, de eerkroon opgedragen!
Spr. eindigde met een krachtige opwekking tot de jonge menschen, om zich als lid bij de vereen, aan te sluiten, en tot de ouders, om voor haar te bidden.
De Geref. Knapenvereen. „Timotheüs” welke eiken Zondag vergadert in gebouw Irene hield Vrijdag j.l. hare jaarvergadering in genoemd gebouw. De heer P. Rhebergen (een van de leiders der vereen.) opende na het zingen van Psalm 119 vers 3 en 5 de vergadering met gebed, las Spreuken 3 vers —24 en sprak vervolgens zijn openingsrede, waarin hij de aanwezige ouders en belangstellenden een hartelijk welkom toeriep op deze 26e jaarvergadering.
Vervolgens wees spr. op eenige achteruitgang in ledental, wat zijn oorzaak hierin vindt dat velen lid werden van de Geref. Jongelingsvereen. Verblijdend werd genoemd de belangstelling voor de Knapenvergadering van de zijde der ouders, die hun knapen eigener beweging naar de knapenvergadering zonden. Tenslotte wekte het openingswoord op tot trouw aan het beginsel.
Hierna volgden verslagen van secretaris, penningmeester en bibliothecaris. Uit het verslag van den secr. bleek, dat 10 leden, welke allen een diploma ontvingen, waren overgegaan naar de Jongel.vereen. De vereen. telt momenteel 26 leden. Het verslag van den penningm. luidde nogal gunstig, waaruit blijkt de offervaardigheid voor de knapenvergadering. De bibliotheek telt thans 45 nummers, 15 nieuwe boeken waren verloopen jaar aangeschaft.
Aaltensche Courant, 22 februari 1927
Na de verslagen volgen inleidingen over „Paulus’ bekeering” door B. ter Maat, „Absalom” door W. Rhebergen, Kerkgeschiedenis John. Knox door G. Deunk en vaderlandsche geschiedenis door G. Stronks en H. Lammers. Uit deze inleidingen bleek, dat er op deze vereen. flink werk wordt verricht. De voordrachten die ten beste werden gegeven, vielen allen goed in den smaak. De heer C. Spaans, afgevaardigde van den Kerkeraad, wekte de leden op vooral veel te lezen, en in de eerste plaats in Het Boek, dat is Gods Woord. De heer G.W.J. van Lochem sprak namens de Oudercommissie over de Duitsche Zending en het leven der gezaghebbers in Ned.-Indië. Voorts spraken de afgevaardigden van de Jongel.vereenigingen Calvijn en Kuyper en Knapenvereen. Samuel een enkel woord, de vereen. Gods besten zegen toewenschende. Om des tijde wille konden verschillende personen niet aan het woord komen.
De heer A.J. Heinen (leider der vereen.) sprak een kort slotwoord, de ouders er op wijzende, dat het noodzakelijk is dat in de gezinnen met de knapen gesproken werd over het werk der knapenvergadering. Wanneer voor de gewone wekelijksche vergadering het te behandelen onderwerp besproken wordt, kan dit niet anders dan tot grooten zegen zijn en rijke vruchten afwerpen. En hiermede behoorde deze feestvergadering weer tot het verleden. In de verschillende pauzen werd gezongen en getracteerd, zoodat alien na het zingen van Psalm 150 vers 1 en dankgebed door den heer A.J. Heinen, welvoldaan huiswaarts keerden.
Dezer dagen gaat de Christelijke Jonge Mannen Vereeniging „Timotheüs” te Aalten haar gouden jubileum herdenken. In een speciale jeugddienst in de Ned. Herv. Kerk zal Zondag a.s. dit feit herdacht worden, in welke dienst Ds. Gordeau van Eibergen hoopt voor te gaan. Enkele feiten. Opgericht in 1887 door Ds. W. ten Kate, heeft „Timotheüs” zich steeds staande weten te houden, ondanks de woelige tijden. Een van de eerste leiders van de vereeniging was de heer G.A. Peters (Hoogestraat).
Aanvankelijk werden de bijeenkomsten in het Rusthuis gehouden, maar in 1897 verhuisde de Vereeniging naar het catechisatielokaal. Van de eerste bestuursleden willen wij de namen noemen van G. Hoitink en W. Bulsink (Nonhof), waarvan eerstgenoemde jarenlang de voorzittershamer hanteerde. Het tegenwoordige bestuur bestaat uit de h.h.: J.W. Ros, J. Breukelaar, H. Stegeman, H. te Kampe en B. Meinen. Zelfs in de oorlogsjaren stond het werk niet stil. Slechts een half jaar lang werden er geen bijeenkomsten gehouden, maar verder kwam men gedurende die jaren toch telkens bijeen. Zelfs onderduikers vonden hun weg naar de bijeenkomsten van de vereeniging en stelden het op hooge prijs om hier enkele uren in de sfeer van de vereeniging te kunnen doorbrengen.
De sfeer
Men kan de vraag stellen: „Wat is nu eigenlijk de sfeer van een dergelijke vereeniging?” Dit is moeilijk te beantwoorden. Daarvoor moet men zelf in vereenigingsverband gewerkt hebben om dit te kunnen aanvoelen. Voorop staat H. Schrift-onderzoek, maar daarnaast wordt gewerkt aan de cultureele verheffing van de leden. Vanzelfsprekend werkt de jeugdbeweging selectief, d.w.z. ze bereikt maar een gedeelte van de kerkelijke jeugd. Een groot gedeelte wordt wel lidmaat maar schrikt terug voor een persoonlijke aansluiting bij een christelijke vereeniging. En toch zijn deze vereenigingen vooral voor het platteland van groote beteekenis. In de vereenigingen leeren de jonge menschen zich zelf kennen en wordt hen gelegenheid gegeven naar voren te komen. De opstellen dwingen hen tot binnenstudie en door deze studie komt de belangstelling.
„Timotheüs” heeft momenteel verschillende clubs welke een apart terrein bestrijken, zelfs tot muziek toe. We herinneren nog aan de leekenspelen, welke in den loop der jaren opgevoerd werden. Zoo werkt „Timotheüs” aan de geestelijke verheffing van de leden en heeft in deze 50-jarige periode al heel wat weten te bereiken. Een frissche geest heerscht onder de leden en geeft de beste verwachtingen voor de toekomst. We twijfelen er dan ook niet aan of dit jubileum, dat op waardige wijze herdacht zal worden, zal er toe bijdragen dat meerdere jonge mannen de weg naar „Timotheüs” zullen vinden.
Het was in het jaar 1897, dat op initiatief van den toenmaligen predikant der Ned. Herv. Kerk te Aalten de C.J.V. opgericht werd, die naderhand de naam „Timotheüs” kreeg. Oorspronkelijk was dit een gemengde vereeniging, die haar geregelde vergaderingen in „Avondvrede” hield. Doch kort na de oprichting van deze club werd het gebouw „Elim” de vergaderplaats, waar de leden, veelal met behulp van den predikant, hun onderwerpen bespraken. Doorgaans werd het eerste deel van den avond besteed aan de bespreking van een hoofdstuk uit den Bijbel, waarbij dan geen inleiding werd geleverd door een der leden, doch slechts tekstverklaring door den predikant of, indien deze niet aanwezig kon zijn, door de leden zelf. Verder werd er op den avond genoten van de afwisseling in den vorm van een opstel over een vrij onderwerp of een voordracht.
Uit de beschikbare gegevens blijkt wel, dat het den leden niet aan werklust ontbroken heeft. De „kronieken” van het jaar 1899 vermeldden reeds pogingen om een zangvereeniging op te richten, waarmee men hoopte te bereiken dat er meer belangstelling zou komen voor de vereeniging. Blijkbaar zijn deze pogingen echter gestrand, doordat er nog te weinig leden waren. Een der moeilijkheden waarmee men te kampen had was de financiëele positie, de twee jaar na de oprichting een nieuwe contributieverhooging noodzakelijk maakte. Op de vergadering van 30 October 1898 werd „met algemeene stemmen besloten de contributie met… 3½ cent per kwartaal te verhoogen, waardoor de vereeniging jaarlijks van elk lid ƒ 0.60 kon innen.”
In den loop der jaren kwam er echter een aanzienlijke verbetering en talrijke legaten stelden de leden in het bezit van een flinke bibliotheek. Was het ledental in het begin ongeveer tien, naderhand breidde zich dit zeer sterk uit, zoodat het na verloop van enkele jaren ruim verdubbeld was. Hieronder waren meerdere adspirantleden, die tenslotte een eigen club vormden als onderafdeeling van Timotheüs. Zoo is het kleine begin uitgegroeid tot een vereeniging, die thans naast de onderafdelingen van de Knapen- en Zangvereeniging, een ledental heeft van ruim 30.
„Timotheüs” in oorlogstijd
De gestadige vooruitgang werd echter zeer bemoeilijkt in de laatste oorlogsjaren. Toch bleek de werklust onverwoestbaar en de Duitsche dwang en dreiging stuitten af op den energieken wil die tot volhouden aanspoorde. Slechts in het laatste halfjaar van den oorlog achtte men het onverantwoordelijk het werk onder de gegeven omstandigheden voort te zetten. Een der eerste moeilijkheden waarmee de vereeniging in deze periode te kampen had was het gebrek aan brandstof. Daarom werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de bakkerij van de heer Vaags te vergaderen. Naderend werd „Avondvrede” de plaats van samenkomst, totdat eindelijk in 1944 ’t toenemend gevaar van bombardementen en razzia’s verdere activiteit onmogelijk maakte.
Intusschen was echter meer leven in het vereenigingswerk gebracht, doordat op initiatief van een der leden diverse clubs in het leven geroepen waren. Zoo kwam er b.v. een inleidingsclub, die de taak had om de te behandelen onderwerpen uit te zoeken en te zorgen voor het benoodigde studiemateriaal. Daarnaast had de opstelclub tot taak om andere practische onderwerpen, die niet op den rooster van behandeling voorkwamen, te verzorgen. Tenslotte de andere groepen, b.v. zang-, muziek- en declamatieclubs, die met ’t brengen van variatie in den vereenigingsavond belast waren.
Deze „oorlogsinstelling” vond grooten bijval, en ook thans bestaan zij nog tot volle tevredenheid van alle Timotheüs-leden. Het belangrijkste feit uit de oorlogsjaren was ongetwijfeld de herdenking van het 45-jarig jubileum in 1942. Door de omstandigheden was het echter niet mogelijk de herdenking van dit feit grootsch te vieren. In alle stilte werd het in den intiemen kring van leden en begunstigers in het gebouw „Elim” herdacht.
Bij het 45-jarig bestaan van de C.J.V. „Timotheüs” te Aalten werd een groepsfoto gemaakt van de toenmalige leden. Het jubileum werd toen in alle stilte herdacht.
Jubileum-herdenking
Thans is het dus een 50 jaar geleden dat uit de kwijnende gemengde vereeniging de C.J.V. „Timotheüs” verrees. Ter herdenking van dit halve eeuwsch bestaan zal Zondag a.s. een jeugddienst worden gehouden in de Ned. Herv. Kerk waar als spreker zal optreden Ds. H. Gordeau van Eibergen, zoon van den vice-voorzitter van het N.J.V. Tevens zal de onderafdeeling van „Timotheüs”, de Zangvereeniging „Excelsior”, medewerking verleenen.
Onderstaande lijst bevat landverhuizers uit de gemeente Aalten die naar Canada zijn geëmigreerd, de meesten na de Tweede Oorlog. Een deel van hen is inmiddels overleden. We proberen zoveel mogelijk hun graf te vinden op findagrave.com. Deze lijst is bij lange na (nog) niet compleet. Werk in uitvoering, fouten voorbehouden, aanvullingen en correcties zijn welkom!
In de Oosterkerk in Aalten bevindt zich een monumentaal glas-in-loodraam uit 1946. Het raam werd geschonken door een comité uit de Gereformeerde Kerk van Rotterdam-Kralingen, namens de kerken en de Joodse gemeenschap, als dank voor de hulp die de bevolking van Aalten tijdens de Tweede Wereldoorlog bood aan onderduikers, Joodse medeburgers, hongerlijders en honderden kinderen uit Rotterdam.
Ds. Thomas Delleman (1898-1977)
Thomas Delleman (1898–1977) was van 1930 tot 1938 predikant in Aalten en daarna in Rotterdam-Kralingen. Na het bombardement op Rotterdam in mei 1940 nam hij het initiatief om kinderen uit zijn nieuwe gemeente voor een vakantie onder te brengen in Aalten. In de oorlogsjaren werden er in totaal circa 800 kinderen uit Rotterdam opgevangen door Aaltense gastgezinnen.
Delleman zette zich ook op andere manieren in. Hij zorgde ervoor dat jongeren die de Arbeitseinsatz wilden ontlopen konden onderduiken in Aalten. In 1943 werden bovendien zo’n 500 geëvacueerden uit Scheveningen in Aalten ondergebracht. Tijdens de Hongerwinter vertrokken vanuit Aalten regelmatig treinen met voedsel naar het westen.
Deze inzet maakte diepe indruk in Rotterdam en leidde er na de bevrijding toe dat een comité werd gevormd om de bevolking van Aalten te bedanken.
Ontstaan van het gedenkraam
Aanvankelijk was het de bedoeling om het raam in de Westerkerk te plaatsen, omdat daar tijdens een razzia in 1944 meer dan veertig jongemannen waren opgepakt. In de Oosterkerk waren echter alle ramen gesneuveld, nadat in januari 1945 in de buurt een V1 was neergekomen. Daarom werd besloten het raam in de Oosterkerk te plaatsen.
Het raam werd ontworpen door de Rotterdamse kunstenaar Marius Richters (1878–1955) en uitgevoerd door glazenier Henri van Lamoen (1900-1949). Met een hoogte van acht meter en een breedte van ruim drie meter behoort het tot de grootste glas-in-loodramen in de Achterhoek. Richters maakte gebruik van krachtige kleuren en duidelijke, bijna verhalende scènes, waarin zowel de dreiging van de oorlog als de warmte van de hulpverlening tot uitdrukking komt.
Het raam werd geplaatst in de voorgevel van de Oosterkerk en op 13 juli 1946 officieel onthuld door ds. Delleman. De plechtigheid werd rechtstreeks op de radio uitgezonden door de NCRV.
Ontwerp
Het raam is ruim acht meter hoog en drie meter breed en geplaatst in een trifora.
Gedenkraam Oosterkerk te Aalten
Bovenaan: het wapen van Nederland met het devies “Je maintiendrai”. Daaronder de Nederlandse maagd, met de vlag in de rechterhand en een brandende fakkel in de linkerhand. Aan weerszijden staan een boer en een metselaar, verwijzend naar de wederopbouw.
Centraal: een boer en boerin, symbool voor de bevolking van Aalten, omringd door kinderen en een onderduiker. Vanuit beide zijden marcheren Duitse soldaten met bajonet het raam binnen.
Linksonder: uitgemergelde vrouwen en kinderen die om hulp smeken.
Rechtsonder: een groep mensen die geholpen is en met levensmiddelen bevoorraad naar huis terugkeert.
Midden onderin: het wapen van Aalten met de lindeboom en het wapen van Oranje, met een banderol met de tekst: “Uit dankbaarheid voor hulp in oorlogstijd, soli Deo gloria”. Elders in het raam zijn bijbelteksten verwerkt.
In 1947 werden aan weerszijden van het hoofdraam nog twee zijramen toegevoegd. Hierin staan de symbolen van de vier evangelisten, beeltenissen van Mozes en Jesaja en onderaan de wapens van Rotterdam, Scheveningen, Utrecht, Amsterdam, Kralingen en een Davidsster.
Onderaan de zijramen staan dichtregels van Muus Jacobse (pseudoniem van dichter Klaas Heeroma):
Maar als ik leven mag tot de bevrijding en juichen op het overwinningsfeest, God, doe mij dan dit weten, wat voorbijging aan nood en leed is niet vergeefs geweest.
Huidige status
Het gedenkraam is nog steeds te zien in de Oosterkerk. Toen de kerk in 2021 een nieuwe bestemming kreeg als woonzorglocatie, werd vastgelegd dat het raam behouden blijft. Daarmee is het gedenkraam niet alleen een kunstwerk van bijzondere omvang, maar ook een blijvend oorlogsmonument en een tastbare herinnering aan de hulp en gastvrijheid die Aalten tijdens de Tweede Wereldoorlog bood.
De Oosterkerk te Aalten
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Geheel onverwachts bracht H. M. de Koningin een bezoek aan onze gemeente. Woensdagmiddag kwamen de auto’s, waarin gezeten waren H. M. de Koningin, haar secretaresse, Mej. Geldern en haar secretaris, den heer Kohnstam, van de richting Dinxperlo en stopten voor de woning van den wethouder van Aalten, de heer H. J. Wikkerink, in illegale kringen beter bekend onder de naam van „Oome Jan”.
„Oome Jan” heeft een respectabele staat van dienst in de ondergrondsche beweging tijdens de bezettingsjaren en woont thans in zijn werkplaats „Nooit Gedacht”, daar de Duitschers uit woede, dat ze „Oome Jan” niet te pakken konden krijgen, zijn huis daarnaast in brand staken. De familie Wikkerink was slechts enkele oogenblikken tevoren op de hoogte gebracht van het hoog bezoek.
Hare Majesteit, die tegen één uur arriveerde, bleef meer dan een half uur in de woning van „Oome Jan” en gebruikte er met smaak een kopje thee. Ondertusschen hadden zich in de woonkamer verschillende vooraanstaande werkers uit de illegale beweging verzameld die weldra met Hare Majesteit in druk gesprek gewikkeld waren.
H. M. verlaat de noodwoning „Nooitgedacht” te Aalten
Uit de gesprekken bleek dat Zij reeds op de hoogte was met het belangrijke werk dat hier in de Achterhoek tijdens de oorlogsjaren verricht was en Zij informeerde belangstellend naar verschillende bijzonderheden. Zoowel „Oome Jan” als de heeren Lichtenberg van het L.O. en Allersma van de K.P. vertelden van het ondergrondsche werk en de gevaarlijke karweitjes die opgeknapt moesten worden. Ook memoreerden ze nog de spontane medewerking van de bevolking en de hulp aan het Westen in de vorm van wagonladingen roggebrood, die verzonden werden tegen zeer geringen prijs.
Een aardige bijzonderheid was ook de aanwezigheid van Mevr. Jedwab met haar zoontje, dat indertijd op de stoep van de woning van „Oome Jan” te vondeling gelegd werd, in den tijd toen de ouders ondergedoken waren. Dit Joodsche jongetje werd toen liefderijk opgenomen en kreeg naam van Willem Herfstink, daar juist dien dag de herfst zijn intrede deed. Ds. Kuijper vertelde nog van de razzia, welke op 29 Januari 1944 in de Geref. Kerk werd gehouden, waarbij 42 onderduikers opgepakt werden en slechts enkelen konden ontsnappen. De burgemeester, die ook bij „Oome Jan” aanwezig was vertelde ook het een en ander over de gebeurtenissen in de afgeloopen jaren.
Oorspronkelijk had het in de bedoeling van H. M. gelegen bij haar tocht door deze streken het „Somsenhuus” te bezoeken, de boerderij van den heer Prinsen in IJzerlo, waar in de afgeloopen jaren zooveel ondergrondsch werk verricht is. Leden van de K.P. hebben hier langen tijd een onderkomen gevonden, alsmede een aantal Engelsche piloten, die hier de bevrijding afgewacht hebben. Deze boerderij is na de bevrijding tengevolge van blikseminslag afgebrand. Hiertoe is men niet gekomen. De auto’s zijn tusschen Dinxperlo en Aalten een zijweg ingereden nabij het Prinsenboschje waar het gezelschap in de auto het een en ander gebruikte.
Voor de woning van „Oome Jan” had zich een geweldige menschenmenigte verzameld, waardoor de vorstin hartelijk toegejuicht werd. Bij het afscheid werd geestdriftig het Wilhelmus gezongen. Deze dag zal voor „Oome Jan” en zijn makkers die hun leven in den strijd tegen den overweldiger zoo vaak ingezet hebben en zooveel hebben gedaan voor ons volk en vaderland, wel steeds in herinnering blijven.
Nu dezer dagen het noodziekenhuis te Aalten wordt opgeheven, past het ons eenige oogenblikken stil te staan bij het ontstaan en werk van deze instelling, die voor zoo tallooze Nederlandsche arbeidsslaven en gevangenen uit het concentratiekamp een zegenrijke uitkomst heeft beteekend. Zooals men weet, werd de stoot tot de oprichting hiervan gegeven onder auspiciën van ’t Roode Kruis, door dr. J. der Weduwen en den heer Cl. Driessen.
De noodzakelijkheid van de oprichting kwam sterk naar voren eind November, toen een gedeelte der slachtoffers van de treinbeschieting bij Bocholt in Aalten opgenomen moesten worden. Toen dr. J. der Weduwen, 5 Dec. 1944 met 22 losgewerkte gevangenen uit Rees op het rusthuis Avondvrede arriveerde, stond men nog voor haast onoverkomelijke moeilijkheden. Bedden, voedsel en geschoold personeel, dat alles ontbrak.
De bewoners van het rusthuis hebben op die voor den ex-gevangenen zoo gedenkwaardigen Sinterklaasavond broederlijk hun pannekoeken, oliebollen en chocola (!) met de nieuw gekomenen gedeeld. Met inspanning van alle krachten slaagde men er in den afgebeulden patiënten een behoorlijke behandeling te geven. De heer en mevr. Ditmarsch hebben toen, diep bewogen met het lot van deze menschen, alles gedaan wat mogelijk was.
Personeel Noodziekenhuis Aalten
Met ontroering zullen velen de aan diphtherie overleden zuster A. Bol gedenken, die in dezen tijd ware wonderen aan haar patiënten verrichtte. Na haar overlijden bleek het noodzakelijk, gezien het besmettingsgevaar, deskundige krachten te verbinden aan het noodziekenhuis. Zuster Schaafsma en zuster Doesburg, werden met de leiding belast onder toezicht van dr. P. Hogenkamp, die het medisch werk van dr. der Weduwen overnam, na ’t smartelijk verscheiden van dezen geliefden dokter.
Rusthuis Avondvrede, Hogestraat, Aalten
Hoewel op Avondvrede meer ruimte beschikbaar werd gesteld, bleek de capaciteit van het ziekenhuis toch te gering te zijn, daar men ook rekening diende te houden met oorlogsslachtoffers uit eigen plaats; daarom werd het ziekenhuis verplaatst naar het gebouw Patrimonium. In samenwerking met ’t U.V.V., I.K.O. en het Roode Kruis, werd de materieele zijde van het werk verzorgd. Na het laatste bombardement werd het gebouw Patrimonium onbruikbaar en werd besloten het ziekenhuis te liquideeren, daar het grootste gedeelte der patiënten onder leiding van zuster Schaafsma er de voorkeur aan gaf naar het Noorden te vertrekken.
Zuster Doesburg bleef met enkele patiënten op haar post en het ziekenhuis werd verplaatst naar Avondvrede. Vandaar vertrok men weer, vermeerderd met een aantal slachtoffers van het bombardement te Bocholt naar het gebouw aan de Lichtenvoordschestraat, dat ook nu nog als noodziekenhuis dienst doet. Een twintigtal patiënten werd daar in de kelders ondergebracht. Enorm veel steun werd ondervonden van de buurtschappen.
In den aanvang was de toestand uiterst primitief. Later werd dat allemaal beter. Bijzondere lof voor de Aaltensche meisjes, die zonder eenige scholing verplegingswerk deden. Vlak voor de bevrijding werden nog eenige slachtoffers van de bevrijdingsgevechten opgenomen. Een onvergetelijk moment veroorzaakte uiteraard de eerste Tommy, die het ziekenhuis binnengehaald werd.
De Graafschapper, 14 juli 1945
En nu is het werk dan afgeloopen. De groote stroom van repatrieerenden, waar men zich als laatste taak op voorbereid had, is niet gekomen en het thans goed geoutilleerde noodziekenhuis gaat dezer dagen verdwijnen. (Waarom er geen permanent ziekenhuis van gemaakt?) Een brok Aaltensche oorlogsgeschiedenis wordt hiermede afgesloten, maar velen zullen dit werk dankbaar blijven gedenken.
Vrijdag werd in de raadzaal van het gemeentehuis wederom een zitting gehouden van de Krijgsraad. Als president fungeerde Majoor Jhr. Mr. van Nispen tot Sevenaer, terwijl als auditeur-militair optrad Mr. Arriëns.
Met gesloten deuren werd allereerst de zaak tegen H.A. v. T. behandeld, die wegens een zedendelict veroordeeld werd tot 1 jaar gevangenisstraf, waarvan 8 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Eveneens met gesloten deuren werd de zaak van F.K. Meijnen behandeld, die wegens plundering veroordeeld werd tot 9 maand tuchtschool. Verdediger in deze zaak was Mr. Voorink uit Winterswijk. A. Meijnen, die als puinopruimer uit een gebombardeerd huis sigaren en tabak ontvreemd had, werd na een pleidooi van Mr. Voorink veroordeeld tot 3 maand gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar.
Het Gemeentehuis aan de Markt te Aalten
E.J. ter Heurne wordt er van beschuldigd een damesrijwiel te hebben weggenomen toebehoorende aan Mej. J.W. Wesselink. Verdachte ontkent het rijwiel te hebben weggenomen. Volgens hem heeft hij het karretje opgeborgen, toen het door een SS-man was achtergelaten. Hij heeft er met het oog op de rijwielvordering, de banden en het zadel afgenomen. Dit gebeurde in October 1944. Als getuige à decharge wordt gehoord Mej. D. Kuijntjes die de lezing van verdachte bevestigt. Zij heeft nog op het rijwiel gereden.
Er ontspon zich over deze zaak een debat tusschen den verdediger en de rechtbank over de toedracht. Er kon geen klaarheid gebracht worden, daar de gestolen fiets eerst maanden na October ontvreemd is. De zaak wordt daarom geschorst om nog enkele getuigen te hooren.
Intusschen verschijnt M. Wensink voor de groene tafel teneinde zich te verantwoorden over het feit dat hij 4 kg. spek gegeven heeft voor een gestolen rijwiel. Verdachte ontkende geweten te hebben dat de fiets van diefstal afkomstig was, hetgeen de Auditeur-militair niet erg geloofwaardig vond, gezien de eisch: 3 mnd voorw. met een proeftijd van 2 jaar en een geldboete van ƒ 500.—. De rechtbank oordeelde er echter anders over en sprak beklaagde vrij.
Een zekere Melitz, een SS-man, scheen een aardig partijtje kunstmest opgeslagen te hebben. Nu hij verdwenen is, hebben een aantal landbouwers de zaak eens bekeken en de meststof op hun landerijen gebracht. Dit bracht hun thans voor de rechtbank, die hen veroordeelde tot geldboeten varieerende van ƒ 25.— subs. 25 dagen, terwijl er één vrijgesproken werd. Na onderling overleg trokken ze maar meteen „de knippe”. Het was tenminste geen zwarte prijs.
H.J. te Grotenhuis had het een en ander noodig, o.a. een broodmes, een directoir en een paar koeienhalsters, en stal deze bij verschillende menschen. Het is dezelfde persoon die onlangs een N.B.S.-man met een mes heeft bewerkt tijdens zijn arrestatie na de ontvluchting. Te Grotenhuis maakte geen erg betrouwbare indruk en is blijkbaar niet geheel toerekenbaar. Hiermede hield de rechtbank blijkbaar ook rekening en veroordeelde hem tot 6 mnd gevangenisstraf.
Hierna kwam de zaak van E.J. ter Heurne weer in behandeling. Het karretje werd binnen gereden en door de eigenaresse Mej. Wesselink bekeken. Zij verklaarde dat het inderdaad haar fiets was. A.J. Wentink als getuige gehoord, verklaarde dat hij de bewuste fiets bij ter Heurne in beslag heeft genomen. Hij herkende ook het rijwiel. De getuige à decharge Mej. Kuijntjes kwam ook de fiets bekijken en kan het rijwiel slechts ten deele herkennen. De fiets, welke zij in October bij ter Heurne zag, was mooier. Nadat in deze zaak ook nog als getuige gehoord was de gemeente-opzichter R. Hoogeveen, eischt de Auditeur-militair een gevangenisstraf van 2 jaar. De rechtbank bracht het terug tot de helft, zoodat ter Heurne voor dit feit 1 jaar zal moeten zitten. Mr. Voorink pleitte ook in deze zaak.
De volgende verdachten hebben heel wat op hun geweten. Er is een schaap gestolen en geslacht; er zijn een 50-tal eieren weggekaapt en een aantal kippen en nog een hoeveelheid te velde staande tabaksbladen. Hiervan worden verdacht de gebrs. A.H. en H.J Bettink in vereeniging met H. Dibbets, die weer tesamen met T.W. Jansink schapenwol stal en met één van de broeders Betting pl.m. 500 kg. aardappelen.
Ook voor eigen rekening werkten de heeren Betting en Dibbets. Zoo gapte H.J. Betting bij het puinruimen bij het huis van F.J. te Linde, twee hemden, een paar sokken en een hoeveelheid tabak; H. Dibbets een horloge, een hemd, een paar sokken, klosjes naaigaren en een spel speelkaarten. Tenslotte was de vader van de broers, H.J. Bettink Sr. de aanleidende oorzaak van de diefstallen van het schaap en de aardappelen en moest zich wegens opzettelijke uitlokking verantwoorden.
De jongens bekenden vlot het te laste gelegde, maar Bettink Sr. verklaarde dat alles gelogen was. Dat hij tot de diefstallen aangezet zou hebben, was duimzuigerij. Integendeel hij had de jongens altijd het goede voorgehouden en ze verboden te stelen. Deze verklaring veroorzaakte, gezien ’s mans antecedenten, nogal hilariteit. De vonnissen waren lang niet malsch. A.H. Bettink kreeg 3 jaar met aftrek van voorarrest.
T.W. Jansink zag zich 6 maand toegewezen, terwijl over H. Dibbets nog een rapport uitgebracht zal worden over de mogelijkheid hem in een jeugdgevangenis te plaatsen. Over H.J. Bettink Jr. zal een psychiatrisch rapport uitgebracht worden, daar deze sterk verminderd toerekenbaar geacht werd. H.J. Bettink Sr. plukte de wrange vruchten van zijn goede bedoelingen en zal de eerste jaren niet in staat zijn, zijn zoons op het goede pad te houden. Hij kreeg n.l. 4 jaar.
Als slachtoffer van zijn goede bedoelingen stond vervolgens terecht E.J. van de Lende, die bij het puinruimen uit het huis van F.J. te Linde een heerenpantalon, een lap voeringstof en een coupon had meegenomen, om deze te bewaren en zoo uit de handen van de Duitschers te houden. Dit gebeurde op 24 Maart. Intusschen was echter van de stof al een rokje gemaakt, hetgeen de rechtbank hem erg kwalijk nam. Ook had hij vergeten de zaak terug te brengen. Eerst toen het geval in handen van de politie was, kwamen de goederen terug. Deze vergeetachtigheid kostte hem 8 maanden gevangenisstraf, terwijl de goederen teruggegeven moeten worden.
Aan het slot van de zitting bracht de president Maj. Jhr. Mr. van Nispen tot Sevenaer, een woord van hulde aan wachtmeester Bruggeman, die door zijn uitstekend werk en zeer goede processen verbaal het werk van de rechtbank ten zeerste heeft verlicht.
Ik kan me voorstellen, dat je als oud-Achterhoeker, geboren en getogen in onze mooie streek, brandend benieuwd bent naar nieuws uit onze contreien en hoe we het hier met zijn allen maken. Het zal me een genoegen zijn je af en toe op de hoogte te brengen, van wat er hier alzoo gebeurd is en gaat gebeuren. Laat ik maar beginnen met te vertellen, dat we er hier in onzen Achterhoek over het algemeen goed afgekomen zijn. De Tommies die hier vlak voor Paschen uit de richting Bocholt binnenkwamen, stonden verbluft over het vriendelijke, voor het oog nog welvarende land. waarin ze, na de puinvelden van Duitschland, plotseling overgezet waren.
„Je ziet hier weer een onbeschadigd huis,” zei er een tegen me, „en je ziet warempel weer eens vriendelijke menschen, die lachen en je toewuiven! Dat hebben we de laatste maanden wel anders meegemaakt” Toch is het ons niet cadeau gegeven hoor, denk dat niet. Het laatste half jaar vooral heeft het hier aardig gespookt. Ook op politiek terrein. Het was razzia op razzia. Groenen, zwarten, landwachten, Gestapo, S.S., al dat fraais in zijn verschillende variaties hebben we hier meegemaakt. Enfin, je hebt dat zelf ook ervaren in de stad. dus je weet er alles van. Laat ik je liever vertellen, hoe we hier de bevrijding vierden, toen bekend werd, dat ons heele volk uit de slavernij verlost werd.
Bevrijdingsoptocht Stationsstraat, 1945
Ik kan dat het beste vertellen van Aalten, waar ik het toevallig zelf meemaakte, maar ik weet wel zeker, dat in den heelen Achterhoek hetzelfde enthousiasme heerschte. Moet je vandaag eens in Winterwijk komen, dat versleten werd voor een broeinest van de partij, nietwaar? Het blijkt nu pas, wat een “dun” laagje van de bevolking daar toch eigenlijk de terreur op gang hield, want er is geen een gemeente in den Achterhoek, waar je zoo uitbundig ziet vlaggen als juist daar.
‘Ome’ Jan Wikkerink
De muziek was direct op de been, dat snap je. ’s Middags al trok een heele stoet met kinderen en ouderen er achteraan door de versierde straten en het was een feest om weer eens een Hollandsche marsch te hooren. De zaak hield even stil voor het huis van Jan Wikkerink. die ken je misschien nog wel van school vroeger. En anders zeg ik maar „Oome Jan”, dan weet tenminste elke onderduiker in den Achterhoek om wie het gaat. Nu, die muzikale hulde bij hem voor de deur was mijns inziens precies op zijn plaats. Want dat is nu maar een doodgewone aannemer, nietwaar? maar wat heeft die man in de oorlogsjaren een hoop gepresteerd zoo stiekum weg.
Hij was in alle stilte districtshoofd van de Landelijke Organisatie voor Onderduikers en had er de zorg voor, dat al die knapen in het leven en zoo mogelijk uit handen van de slavenjagers bleven. Hij heeft er met zijn mannetjes talloozen ondergebracht, (je weet toch dat ze daar in Aalten den naam hadden. dat er evenveel onderduikers als inwoners waren?) en waar het noodig was al die lui ook van bonkaarten te voorzien, niet alleen stadsmenschen, maar ook een heeleboel Joden en verder alles wat, met de Gestapo op de hielen, den Achterhoek kwam binnenvluchten. In samenwerking met de Knockploegen zijn er in onze omstreken heel wat distributiekantoren met een vruchtbaar bezoek vereerd en Oome Jan had daar altijd de stille, voorzichtige leiding van.
Het verbaasde dan ook niemand, toen er op een nacht juist bij hem op de stoep een kind te vondeling werd gelegd. Hij wist immers met alles en met iedereen raad en hij was nu eenmaal hèt groote plaatsingsbureau, ook blijkbaar voor babies. Enfin, die kleine hoefde niet ver te gaan, hij bleef aan hetzelfde adres, d.w.z. aan de andere kant van de voordeur, waar hij liefderijk werd opgenomen. Het was precies op den 21sten September en zoodoende werd de vondeling den volgenden morgen met een stalen gezicht officieel op het gemeentehuis onder den naam Willem Herfstink aangegeven. (Het achtervoegsel „ink” beteekent in het Achterhoeksch immers „de zoon van”). Maar den eersten dag van de bevrijding kwam de „Zoon van den Herfst” weer op zijn eigen adres, nl. bij de Jodenmeester, die met zijn vrouw dol gelukkig was, dat ze hun kleine in zoo’n gevaarlijken tijd veilig bewaard hadden geweten. Je snapt dat dat kaartje weer met echt-Achterhoeksche slimheid doorstoken was. De dokter had het kind van de ondergedoken ouders linea recta naar Oome Jan gebracht, die het al stond op te wachten achter de deur.
Dela Wikkerink-Eppink met Aron Jedwab alias Willem Herfstink
Het was een schrik voor de geheele streek toen ze Oome Jan eindelijk te grazen kregen. Als de heele streek het tenminste zoo gauw vernomen heeft, want de gevangenschap duurde maar een paar uurtjes. De knockploeg had het nog wel gauwer in orde kunnen maken, maar ze moesten even wachten op den dokter voor de chloroform en de dienstdoende wachtmeester van de marechaussee moest toch ook even instudeeren, hoe hij zich zoo echt mogelijk moest laten bedwelmen. Maar toen was het ook zoo gebeurd, alleen de dokter was nog anderhalf uur bezig den goeien wachtmeester tot het leven terug te roepen, want de jongens hadden hem wat al te enthousiast met de chloroform-dot bewerkt.
Dr. der Weduwen
De rustige figuur van Oome Jan was sindsdien uit het gezicht verdwenen, maar hij had nu zooveel te meer tijd voor zijn illegale werk. De Duitschers waren als gewoonlijk ziedend en wisten niets beters te doen dan in machtelooze woede een paar handgranaten in zijn huis te gooien, dat natuurlijk finaal uitbrandde. Maar beter het huis dan Oome Jan, zei ieder getroost en zoodoende was die muziek van de week dan ook een spontane hulde vande heele bevolking. En het was zeker ook met instemming van het heele dorp, toen er later nog een paar liederen gespeeld werden voor het huis van wijlen dr. der Weduwen, die zoo ontzaglijk veel clandestiene hulp verleend heeft en in ’t bijzonder voor tal van jongens in de kampen van Bocholt en Rees een redder uit den nood is geweest. De Achterhoek weet feest te vieren, maar ook mee te leven met hen voor wie het feest onmogelijk is door schrijnende herinneringen.
Daar vertel ik je tot slot van mijn brief nog één voorbeeld van, dat je goed zal doen. Het was op een der buurtschappen, dat de muziekvereeniging rond ging langs de hoeven met schetterend feestgeschal. Maar er hing juist over deze buurtschap een schaduw. Op den laatsten dag voor de bevrijding had een voltreffer in een schuilkelder vijf kinderen uit één gezin, met nog twee oudere evacué’s, uit het leven weggerukt. De plek van die ramp lag aan den grooten weg, waar de stoet langs kwam. Maar op honderd meter van die plaats zweeg de muziek en in stilte ging men verder. En daar bij die uitgebrande schuilkelder werd toen in het ontroerende zwijgen van alle buurtgenooten dat koraal gespeeld van den 103den Psalm: Gelijk het gras is ons kortstondig leven… Daarna trok men met stille trom weer verder en eerst op grooten afstand van die plek werd de feestmuziek hervat.
Ik schrijf je dit, omdat ik weet, dat het je goed zal doen. De oorlog heeft ons niet verhard en gevoelloos gemaakt. Daar is nog ruimte in het Achterhoeksche hart voor medegevoel en stille piëteit.
Een dezer dagen bracht voor de fam. Houwers, „Neerhof” te Dale een eigenaardige verrassing. Zij kregen n.l. een brief van een Franschman, die daar ongeveer drie weken zijn toevlucht zocht en vond, maar toen helaas door wreede S.S.-mannen werd weggesleept, evenals de Apeldoornsche onderduiker Henk, die ook het slachtoffer werd. Een derde voortvluchtige zag kans nog te ontsnappen.
Ongeveer midden Juli van het vorige jaar arriveerde onze Remy bij Houwers. „Goed volk”, was zijn eerste vraag. Onmiddellijk merkte men aan de eigenaardige uitspraak, dat het een buitenlander was. Veel tijd voor praten was er niet, en daarom werd hij vlug naar den zolder getransporteerd, waar hij den tijd verkortte met aardappels schillen en boontjes doppen. De grootste moeite leverde het verschil in spraak op, zoodat hij zich alleen maar aan de dochter, een onderwijzeres, verstaanbaar kon maken. Maar dan kwamen er soms ook spannende verhalen los.
Hij was, zoo vertelde hij, een Fransch onderofficier, dis o.a. op Madagascar, in Afrika en in Fransch Achter-Indië gevochten had. In 1940 was hij helaas één van de eerste krijgsgevangenen die er gemaakt werden. Er was echter ook geen soldaat in het heele kamp, die vlijtiger was dan Remy. Spoedig had hij het vertrouwen van zijn bewakers gewonnen. Dientengevolge verplaatste men hem naar een fabriek in Krefeld. Door een voorgewende ziekte moest hij abnormaal vaak naar de W.C. Hierdoor kreeg hij de kans om plannen te maken voor zijn ontvluchting. Dit had hij al drie keer eerder geprobeerd, maar altijd hadden ze hem, nog voor hij in Frankrijk was, weer gegrepen.
In zijn werkplaats maakte hij een kompas van een oud conservenmesje. Een scheermesje, dat met een mes magnetisch gemaakt was, werd op een vriigezellenknoop bevestigd. Op de Noordpool van de magneet een beetje radium gedaan en zoo kon hij zich, ook ’s nachts, oriënteeren. De sigaretten werden bewaard en ingeruild voor een burgerpak. Hij trof zijn laatste voorbereidingen, deed zijn „ziekte” nog eenmaal „de eer” aan en ontvluchtte toen door het W.C.-raampje. Na een reis van 4 dagen, waarbij hij overdag onder de doornen een hazenslaap hield en ’s nachts, door zijn kompas geholpen, naar het Noorden vluchtte, passeerde hij veilig de grens. Tegen den morgen bereikte hij Houwers, waar hij zoo onthaald werd, dat hij besloot hier te blijven.
Drie weken bleef hij op ,,’t Neerhof” en toen werd hij voor de vijfde maal gegrepen en meegevoerd naar Arnhem. Hierna, zoo schrijft hij in zijn brief, werd hij opgesloten in een kamp bij Bocholt. In September werd hij echter verplaatst en kwam hij in Münster terecht. Maar hier werd het al spoedig te warm voor de Duitschers, omdat „het stel idioten”, zooals Hitler zich in zijn rede eens uitdrukte, al maar in hun richting optrok. Zij zagen zich dus genoodzaakt weg te trekken en nu werd hun doel: Bremen. Maar onderweg, zoo schrijft Remy, had ik geen zin hen nog verder te volgen, met andere woorden: Voor de vijfde keer zag onze vriend kans te ontsnappen. En dit keer had hij meer geluk, want een week na zijn laatste vlucht kwamen de Amerikanen hem verlossen en brachten hem veilig terug in zijn geboorteplaats; Palalda, in de Pyreneeën.
De brief was den 18en April 1945 geschreven en bereikte 9 Mei het doel van zijn bestemming. Wij wenschen de fam. Houwers, die zooveel voor dezen jongeman deed, van harte geluk met dezen brief en we hopen dat ook de andere onderduiker Henk, die eerst naar Amersfoort gebracht werd en daarna in Duitschland terecht kwam, spoedig weer, met al de anderen die daar nog zijn, op vaderlandschen bodem mag terugkeeren.
Nationaal Onderduikmuseum
‘Onderduikpand’ Markt 12, Aalten
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Aalten een toevluchtsoord voor een groot aantal onderduikers. Om de herinnering aan dit deel van de geschiedenis vast te leggen en levend te houden is in Aalten het Nationaal Onderduikmuseum opgericht. Het museum richt zich op het tonen en documenteren van de verhalen van onderduikers en de mensen die hen hielpen. Het laat zien hoe gewone mensen in buitengewone omstandigheden moed en medemenselijkheid kunnen tonen.
Het museum is deels gevestigd in een pand met een bijzondere geschiedenis: Markt 12. Dit was destijds het woonhuis van een gezin met kinderen. Op zolder werden onderduikers verstopt en de kelder was een schuilplaats voor buurtbewoners, terwijl de woonkamer door de bezetter was gevorderd als ‘Ortskommandatur’.
Lijst van oorlogsslachtoffers uit de gemeente Aalten, naar officiële gegevens van de Gemeente-Secretarie. (aangevuld met volledige voornamen en toelichting door de redactie van Oud Aalten)
Onder de Aaltense bevolking heerste er direct na de bevrijding de behoefte om de oorlogsslachtoffers te eren met een monument. In 1956 werd het monument onthuld op de Wheme, ter nagedachtenis aan alle Aaltense burgers die tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen zijn omgekomen. Het beeld is gemaakt door kunstenares Bé Thoden van Velzen.
Het monument bestaat uit een beeld van een mannenfiguur met vrouw en kind. Het beeld van Franse kalksteen is geplaatst op een terras. Het voetstuk bestaat uit metselwerk, beton en natuursteen. Het gedenkteken is 1 meter 31 hoog, 1 meter 43 breed en 90 centimeter diep.
Oorlogsmonument Whemerstraat, Aalten
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Tijdens de bevrijding van de Achterhoek werd op 15 april 1945 in Aalten de Dutch National Battalion opgericht. Een eenheid die bestond uit leden van voormalige Achterhoekse knokploegen, op dat moment officieel Binnenlandse Strijdkrachten (BS) geheten, en onderduikers die in Aalten en omgeving een veilig onderkomen hadden gevonden. De mannen hadden zich vrijwillig gemeld na een oproep van de Canadezen. In no-time hadden die de beschikking over zo’n 400 oorlogsvrijwilligers, goed voor drie compagnieën.
Iedereen kent de Prinses Irene Brigade. In 1941 opgericht en bestaande uit naar Engeland ontkomen Nederlandse militairen, Nederlandse vrijwilligers die al in het buitenland zaten en zogeheten Engelandvaarders; mannen die op eigen houtje de overtocht maakten naar Engeland om van daaruit tegen de Duitsers te gaan vechten. De Irenebrigade trok vanaf de invasiestranden noordwaarts, vocht in Frankrijk, België en Zeeland en leverde kort voor de bevrijding haar laatste gevechten in de Bommelerwaard bij Hedel. Minder bekend is die ‘Achterhoekse’ eenheid die meevocht met de Canadezen tijdens hun opmars naar het noorden.
Foto: Foto Garretsen, J. Bloemendal
Foto: A.Ph. de Keijzer
Canadezen vragen en krijgen hulp
Het Dutch National Battalion (DNB) had haar thuisbasis in de Julianaschool in Aalten, voor de gelegenheid omgedoopt tot ‘Prins Bernhard Kazerne’. Met hun kennis van het gebied bewezen de leden van het DNB de Canadezen waardevolle diensten. Uitgerust en bewapend door de Canadezen trokken de soldaten van het DNB langs de IJssel omhoog, via Doesburg, Steenderen en Gorssel.
De mannen bewaakten de bruggen over de IJssel en trokken verder naar Apeldoorn. “Hevige gevechten en verwoede tegenstand”, aldus Aaltenaar Arnold Somsen, lid van het DNB in het boek ‘Het vergeten bataljon’, een uitgave van het Staring Instituut. “Daarna, het was intussen eind april, trok het bevrijdingsleger in de richting Harderwijk, Bunschoten en Spakenburg. We werden ondergebracht in een school. ’s Avonds wachtlopen. De Duitsers lagen nog in Eemnes. Vlakbij dus. Vuurgevechten en handgranaten heen en weer…”
Na de bevrijding is het DNB ingedeeld bij het regiment Infanterie van de Koninklijke Landmacht. Daarmee hield het ‘Aaltense’ bataljon officieel op te bestaan.
Aan de Piepersweg in de Aaltense Heurne staat een gedenkteken ter herinnering aan een tragisch ongeluk dat kort na de bevrijding van Aalten plaatsvond. Het monument is opgericht ter nagedachtenis aan drie jonge jongens die bij het ongeval om het leven kwamen.
Op de middag van 4 april 1945, slechts enkele dagen na de bevrijding, speelden de jongens Wim Schenk (8 jaar), zijn broertje Henk Schenk (6 jaar) en hun vriendje Wim Wisselink (5 jaar) buiten. In een droge sloot langs de Bocholtsestraatweg vonden ze een projectiel. Zich niet bewust van het gevaar, gooiden ze het naar elkaar toe. Op een gegeven moment wierp één van de jongens het projectiel tegen de muur van een nabijgelegen woning, waarop het explodeerde.
De gevolgen waren afschuwelijk. Wim Schenk overleed ter plekke. Zijn broertje Henk en Wim Wisselink raakten zwaargewond en werden overgebracht naar een militair noodhospitaal in Barlo, waar zij kort na elkaar overleden.
In 2011 verscheen een boekje over deze dramatische gebeurtenis met de titel: ‘Spelend de dood in’, geschreven door Louis Veldhuis.
Zeventig jaar na het ongeluk, in 2015, werd op de plek van het drama een monument onthuld. Het bestaat uit een sokkel met afbeeldingen van de drie jongens en is ontworpen door kunstenares Ans Braamskamp. De onthulling werd verricht door nabestaanden van de familie Schenk.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, op Goede Vrijdag 30 maart 1945 werd Aalten bevrijd door Britse troepen. Deze bevrijding maakte deel uit van de grootschalige geallieerde opmars door Oost-Nederland, direct na de oversteek van de Rijn tijdens Operation Plunder. De bevrijders behoorden tot de 1st Battalion Grenadier Guards en het 3rd Battalion Irish Guards, beide onderdeel van de 32nd Guards Brigade binnen de Guards Armoured Division van het Britse leger.1
Opmars naar Aalten
Eind maart 1945 trokken de Guards vanuit Duitsland de Achterhoek binnen. De Grenadier Guards vormden de voorhoede en rukten op langs de Bocholtsestraatweg richting Aalten en daarna verder naar Enschede, met de Irish Guards als gemechaniseerde infanterie in hun kielzog.2 De opmars werd bemoeilijkt door verwoeste bruggen, mijnenvelden en felle tegenstand van terugtrekkende Duitse eenheden.
De King’s Company van de Grenadier Guards kreeg de opdracht om via de zogeheten ‘centre line’ richting het centrum van Aalten op te rukken. Echter, belangrijke bruggen bleken door de Duitsers te zijn opgeblazen. De brug aan de Bodendijk was deels nog intact en majoor Baker, commandant van de King’s Company, leidde zijn mannen hier overheen.3
Bij de spoorlijn aangekomen stuitten de mannen op hevig verzet en werden ze bestookt met mortiervuur en granaten. Het gevecht met de vijand had rampzalige gevolgen voor de bevrijders: meerdere soldaten kwamen om, onder wie pelotonscommandant Andrew Duncan.4
Omstreeks middernacht sneuvelden nog eens twee soldaten van de Irish Guards doordat hun voertuig op een mijn reed in de toenmalige Dijkstraat (nu Plein Zuid). De explosie leidde tot een felle brand waarbij het oude café Vultink volledig afbrandde. De volgende dag, 31 maart 1945 kwamen twee genisten van de Royal Engineers om tijdens het ruimen van mijnen.5
Verliezen en begraafplaats
Van de in totaal 13 omgekomen Britse soldaten, liggen er 12 begraven op de algemene begraafplaats Berkenhove in Aalten. Pelotonscommandant Andrew Duncan ligt begraven op het Reichswald Forest War Cemetery bij Kleve. Dankzij historisch onderzoek zijn inmiddels van twaalf van deze soldaten ook foto’s teruggevonden. Daarmee hebben de bevrijders letterlijk een gezicht gekregen.6
Na de bevrijding
Meteen na de bevrijding verscheen de Aaltensche Courant weer. Kort na de bevrijding op 4 april vonden drie jongens, de achtjarige Wim Schenk, zijn zesjarig broertje Henk en de vijfjarige Wim Wisselink in een droge sloot aan de Bocholtsestraatweg een projectiel. Zij besloten het projectiel te testen en gooiden het tegen de muur van een huis. De drie kinderen vonden de dood.7
Ter ere van de inzet van de King’s Company werd de brug over de Keizersbeek vernoemd tot de King’s Company Brug. De ceremonie vond plaats op 5 mei 2008 en werd bijgewoond door onder andere veteraan Walter Price, die in 1945 daadwerkelijk diende in deze eenheid.8
Op 24 maart 1945 vond er in de Dijkstraat in Aalten een bombardement plaats. De fabrieken aan de Dijkstraat waren het doelwit. Er vielen zeker 18 tot 19 dodelijke slachtoffers. Het precieze aantal is echtertot op heden niet bekend.
Kort voor het einde van de Tweede Wereldoorlog, op zaterdag 24 maart 1945, doken boven Aalten plotseling vliegtuigen gierend omlaag. Vrijwel direct hoorde men het fluitend geluid van de vallende bommen. Een deel van de textielfabriek en het kantoor van Driessen werd plat gebombardeerd. Ook de fabriek van de Aaltense Tricotagefabriek (ATF) veranderde in een puinhoop. Van de brug aan de Dijkstraat tot aan de spoorbaan waren huizen totaal verwoest, anderen hadden zeer ernstige schade opgelopen. De gevolgen waren verschrikkelijk.
Slachtoffers
Bij smid Umbach werd de kelder, waar vader Umbach (43 jr.) en drie van zijn kinderen (13 jr. 10 jr. en 5 jr.) schuilden, door een voltreffer geraakt. Allen kwamen om. De moeder uit het gezin en een andere zoon overleefden ternauwernood door onder een tafel in de keuken te kruipen. Even verderop kwam het echtpaar Te Linde-Wechelaar (beiden 68 jaar) en hun 40-jarige zoon om het leven. Bij Koelman zijn vader Henricus Wilhelmus (55 jr.) en dochter (20 jr.) omgekomen. Ook Johannes Henricus Antonius Tepe (50 jr.), Maria Johanna Christina Leemhorst (34 jr.), Anton Lamers (73 jr.), Annie Kamphuis (15 jr.), Henk van Mechelen (15 jr.) behoren tot de slachtoffers. Voorts een drietal evacués, te weten Catharina van Ingen (79 jr.), Catharina Hendrika Stokking (25 jr.) en een onbekend 15-jarig meisje uit Haarlem.
In de Aaltensche Courant van 4 mei 1945 en in het boek “Er op of er onder” (door W.P. Nederkoorn en G.J.B. Stork) worden nog een tweetal slachtoffers genoemd: M.J. Praster-Polman (28 jr.) en een zekere G.A. van der Meulen (44 jr.).
Op 30 maart 1945 werd de Aaltense buurtschap Barlo bevrijd door de geallieerden. Bij de ontzetting van Barlo en omgeving werd een schuilkelder bij boerderij Nijhof getroffen door een bom van de geallieerden die gericht was op de terugtrekkende Duitsers.
Tijdens de schermutselingen tussen de strijdende partijen verscholen de zeven kinderen van de familie Weenink, het gevluchte echtpaar Elfers uit Den Haag en het echtpaar Nijhof en dochter Wanda zich in de schuilkelder van boederij Nijhof die werd geacht als een betrouwbare schuilplaats.
Hoofdonderwijzer Weenink, die veertien kinderen had, woonde naast de school die was ingenomen door Duitse soldaten. Toen het alarm ging stuurde hij zijn kinderen naar de schuilkelders buiten de kern van Barlo, omdat hij het daar te gevaarlijk achtte. Zeven kinderen vluchtten naar de schuilkelder bij boerderij Nijhof aan de Nijhofsweg. De andere kinderen gingen naar de schuilkelder van boerderij ’t Markerink. De schuilkelder bij Nijhof zat niet onder, maar naast het huis. Het huis bleef ongeschonden.
De laatste bom die vanuit een geallieerd vliegtuig werd gegooid viel op de schuilkelder. De mensen daarin werden bedolven onder aarde en boomstammen. De familie Nijhof was juist bij de ingang van de kelder om te kijken of het bombarderen was afgelopen en werd hierdoor gespaard. Maar vijf van de zeven kinderen en het Haagse echtpaar kwamen om. De bevrijding van Barlo zou door deze tragedie vooral een dag van rouw worden.
De zeven slachtoffers waren Thomas Elfers (74 jr.), Helen Elfers-Reisenleitner (74 jr.), André Weenink (6 jr.), Co Weenink (17 jr.), Jan Weenink (3 jr.), Mien Weenink (20 jr.) en Rudolf Weenink (6 jr.).
Monument
Op initiatief van de Stichting Dwars door Barlo en de nabestaanden van de slachtoffers is een monument opgericht ter nagedachtenis. Het monument is geplaatst bij boerderij Nijhof en werd op 30 maart 2009 onthuld. Het monument bestaat uit twee zwerfkeien, waarbij de één rechtop de andere staat. In de bovenste steen zit een rond gat met daarin een stuk gebroken glas verwerkt, als symbool voor de onherstelbare schade. Hieronder staan de namen en leeftijden van de slachtoffers vermeld. Op de onderste steen, die als voetstuk dient, staat een citaat uit de Bijbel. Bij het monument is tevens een informatiebord geplaatst.
De tekst op het monument luidt:
‘GOEDE VRIJDAG 30 MAART 1945
MIEN WEENINK 20 JAAR CO WEENINK 17 JAAR ANDRÉ WEENINK 6 JAAR RUDOLF WEENINK 6 JAAR JAN WEENINK 3 JAAR T.H. ELFERS 74 JAAR H.C.M. ELFERS-REISENLEITNER 75 JAAR’.
Op het voetstuk staat het citaat:
‘ONSCHULDIGE LEVENS VERNIETIGD DOOR MEEDOGENLOOS OORLOGSGEWELD
PSALM 73, VERS 12 EN 14 (OUDE BERIJMING)’.
De tekst op het informatiebord luidt:
‘MONUMENT TER NAGEDACHTENIS
OP GOEDE VRIJDAG 30 MAART 1945 VIEL DE LAATSTE BOM OP DEZE PLEK WAAR OOIT EEN SCHUILKELDER STOND. DIT LUIDDE HET EINDE IN VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG IN DE BUURTSCHAP BARLO. DE ZO STERKE SCHUILPLAATS VAN DE FAMILIE NIJHOF BLEEK NIET BESTAND TEGEN ZULK NIETS ONTZIEND OORLOGSGEWELD.
HET ECHTPAAR NIJHOF MET HUN DOCHTER OVERLEEFDEN DE INSLAG; HET ECHTPAAR ELFERS EN VIJF KINDEREN WEENINK KWAMEN HIERBIJ OM.
DE VELDKEIEN SYMBOLISEREN HET LOODZWARE EN MASSALE VERDRIET. HET GAT MET HET – GEBROKEN – GLAS IN EEN VAN DE ZWERFSTENEN TOONT ONS EEN BLIK OP EEN NIEUWE TOEKOMST, ALHOEWEL DIE NOOIT ONGESCHONDEN ZAL ZIJN.
WIJ HOPEN DAT DEZE PLAATS VAN HERDENKEN U STIL DOET STAAN BIJ HET GROTE GESCHENK VAN DE VRIJHEID WAAR WIJ NU MOGEN LEVEN. LATEN WIJ DAAR ZORGVULDIG MEE OMGAAN EN ONS INZETTEN OM OOK ANDEREN OP DEZE WERELD DIE VRIJHEID TE GUNNEN.
STICHTING DWARS DOOR BARLO.’
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
In de zomer van 1944 werd De Bark, een onbewoonde boerderij tussen Aalten en Dinxperlo, een onderduikplaats voor een groeiend aantal merendeels jonge onderduikers, die de Arbeitseinsatz wilden ontwijken, alsmede enkele neergeschoten geallieerde piloten.
Op zondagmorgen 25 februari 1945 sloeg de wacht alarm, toen drie Duitse soldaten van een landmeeteenheid een onverwacht bezoek brachten aan het voorhuis, waar zij geen strijders maar mogelijk wel verdachte voorwerpen hadden aangetroffen.
Na het verlaten van het huis werden de Duitsers door de met een stengun gewapende ‘Lange Henk’ en makkers aangehouden, ontwapend en gevangengezet. Hetzelfde gebeurde met hun collega die in een legerwagen op hen wachtte. Het commando zat vervolgens met een complex probleem: hoe het gebeurde buiten kennis van de Duitse bezetter te houden en wat te doen met de vier gevangenen?
Doodstraf
Een geïmproviseerde krijgsraad van De Bark sprak de doodstraf uit. Hen fusilleren en daarna begraven was te omslachtig en riskant. De uiteindelijke conclusie luidde: ophangen. Aldus geschiedde.
De vier lijken werden door Jan Ket in een auto, ondermijnd met twee springladingen, in een recente bomkrater nabij Varsseveld tegen een boom gereden. Ze werden zo goed mogelijk in aannemelijke posities in het voertuig geplaatst, waarna de springladingen werden ontstoken. Slechts één ging er af, maar de explosie was zwaar. Ket en zijn mannen, die moesten maken dat zij weg kwamen, waren zeker van hun zaak.
Nog dezelfde avond auto vond een Duitse patrouille de gedeeltelijk uitgebrande auto met ernaast de lijken van twee Wehrmacht-soldaten met nog koorden om hun benen en striemen rond hun hals. De twee andere lichamen waren onherkenbaar. Later onderzoek toonde aan dat de achterste springlading niet is afgegaan door de kracht van de voorste.
Represaille
De represaillemaatregel van de Duitse bezetter was genadeloos. Zesenveertig politieke gevangenen werden uit het kamp De Kruisberg (Doetinchem) gehaald en op de grens van Aalten en Wisch, bij de Aaltense tol, gefusilleerd.
De verzetsgroep had De Bark inmiddels volgens plan verlaten en week uit naar een oude landbouwloods aan de Dinxperlosestraatweg tussen Aalten en Dinxperlo. Het bericht dat de list met het geënsceneerde ‘auto-ongeluk’ was mislukt en de Duitse represaille door liquidatie van 46 Nederlandse politieke gevangenen bereikte hen pas vele dagen later. Het wekte bij hen eerst ongeloof en daarna diepe indruk.
Veel tijd voor bezinning en verwerking werd hen niet gegund, omdat inmiddels vier geallieerde divisies de Rijn overgestoken hadden en de Achterhoek naderden. Op 30 maart maakten ze voor het eerst contact met twee Canadese gevechtswagens, die opdoken bij het ‘Somsenhuus‘. De bevrijding was een feit.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door je Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.