Het schitterende weer der laatste dagen, echt zomersch weer, met veel zonneschijn en milde temperatuur, lokt nog velen naar buiten naar bosch en heide. Wandelaars en de meer gehaasten die per rijwiel er op uittrekken, kiezen voor hun uitstapjes dikwijls den mooien Zelhemschen weg (de tegenwoordige Romienendiek, red.), de oude Hessenweg.
Vrijdag was naast het natuurschoon nog van iets anders te genieten. Een aantal jongelui zwoegden voor een karretje, beladen met vreemdsoortige constructies, door den mullen weg. Af en toe even uitblazend, werd druk gebabbeld en gegesticuleerd. Blijkbaar was er iets bijzonders aan de hand. Wie z’n nieuwsgierigheid wilde bevredigen, kon dit slechts ten koste van een behoorlijke wandeling. Telkens verder trok het gezelschap, na elke korte rustpoos met hernieuwden ijver trekkend of duwend. Ter hoogte van de Schaapskooi gekomen, ging de colonne rechts af en aan den zoom van de bosschen op de hoogte voor het vlakke ontgonnen terrein, waar hier en daar nog de bloeiende lupinen felle, hel gele plekken op de bruingrijze oppervlakte teekenden, werd halt gemaakt.
Van uitblazen nu geen sprake meer. Drukke beweeglijkheid nu, rappe handen pakten voorzichtig de geheimzinnige voorwerpen van den wagen en legden deze zorgvuldig volgens een bepaald plan op den daar mooi gelijken heidegrond. Tangen en sleutels, bouten en moeren kwamen voor den dag. Met zorg en overleg werden de verschillende voorwerpen aan elkaar verbonden, er kwam nu teekening in het werk. Wat stond hier te gebeuren?
Een soort slede met zitplaats en daarvoor een draaibare stok waarop de voeten een plaats kunnen vinden. Daarachter een paar opstaande buizen, stevig aan de slede bevestigd. Nu komen een paar groote platte stukken aan de beurt. Constructie van buis en latten, met linnen bespannen, overplakt met papier, ongeveer ter lengte van 9 meter bij ruim een meter breedte. Met vereende krachten worden deze stukken op de opstaande buizen gelegd en met bouten bevestigd. Spandraden zorgen voor den juisten stand. Het geheel krijgt nu den vorm van een grooten vogel. Nog rest de staart welke eveneens spoedig is aangebracht en voor ons staat een, hoewel niet volgens alle eischen geconstrueerd, toch heel aardig zweefvliegtuig met hoogteroer en richtingsroer aan de staart, echter zonder ailerons aan de achterzijde der vleugels.
Nu wordt alles nog eens grondig gecontroleerd, moeren nog eens nagetrokken, spandraden iets bijgesteld en dan zal de eerste proef worden genomen. De startkabel, in dit geval een aantal binnenbanden, wordt bevestigd, het toestel naar den rand der helling gesleept en de bestuurder neemt op de slee plaats. De voeten op het „stuur”, even gecontroleerd of dit werkt, en ja ’t gaat best. De roeren luisteren naar den minsten druk van den voet.
Aaltensche Courant, 5 oktober 1934
Nu is het groote moment gekomen. De verwachting is hoog gespannen. Zal het lukken? Een deel der helpers plaatst zich achter de machine en houden deze tegen, een ander deel gaat naar de sleepkabel en trekt, trekt uit alle macht om een zoo groot mogelijke spanning te krijgen. Immers hoe grooter snelheid bij den start, hoe grooter de kans op los komen van den grond. Ook de wind spreekt een woordje mee. Echter die laat op zich wachten, ’t is absoluut windstil.
Toch maar even probeeren. Harder trekken de helpers, nog één rukje en met een fluitend geluid knapte de tot het uiterste gespannen gummikabel door. Een mengeling van verdriet en plezier. Verdriet over den tegenslag, plezier over de dapper in het zand bijtende helpers, die kopje duikelend de helling afrolden. Spoedig echter is de kabel weer hersteld. Een ervaring rijker, wordt opnieuw gestart, nu met wat minder energie. Dan klinkt het commando van den bestuurder „los”.
Met een ruk komt het gevaarte naar voren en glijdt een eindweegs over den grond, komt zelfs reeds iets los van den grond. Van zweven echter nog geen sprake. Dan maar weer terug naar de startplaats. Het hoogteroer wordt wat steiler gezet en opnieuw wordt gestart. En ja, nu gaat ’t beter. Duidelijk komt het vliegtuig los van den grond, doch komt een eind verder wat ongelukkig terecht. Zonder al te groote beschadiging echter.
Nogmaals terug naar de startplaats. Alle goede dingen in drieën. Wederom trekken de helpers uit alle macht, weer klinkt het commando „los” en weer stuift de vogel naar voren, nu met nog steiler hoogteroer en ja, nu gaat het omhoog. Over een stroomijt zweeft deze zwijgende vogel, doch raakt met één der vleugels een tak van een boom. De vleugel breekt af en als een vleugellam geschoten vogel gleed de machine neer en kwam met een krak op den grond terecht, onherstelbaar beschadigd.
Het werk van maanden lang zwoegen in vrije uurtjes was in één slag vernietigd. Het nog bruikbare materiaal werd gesloopt en weer op de handkar geladen, en een minder enthousiaste troep trok weer naar het dorp. Minder enthousiast dan op den heenweg, doch de constructeur, de 17-j. electricien Bennink was niet ontmoedigd. ’t Ging immers! ’t Moest mogelijk zijn met een zelf gebouwd, doch wat beter geconstrueerd toestel van stabiler bouw. De plannen hiervoor werden reeds gemaakt en dat geteekent hier dat we dit ondernemend jongmensch over eenigen tijd wel weer een poging zullen zien wagen. Geleerd door de ervaring zal een volgende poging wel meer kans van slagen hebben.
De Graafschapbode, 3 oktober 1934
De bouwer van het zweefvliegtuig, Jan Bennink, woonde op de Kattenberg in Aalten. Negentig jaar later werd een zelfgebouwd zweefvliegtuig van Jan Bennink vlakbij zijn ouderlijk huis teruggevonden, op de zolder van een pand aan de Lichtenvoordsestraatweg, waar destijds een vriendje van hem woonde. Wellicht dat deze het kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog uit voorzorg heeft verstopt, nadat Bennink op het politiebureau was ondervraagd over zijn vlieghobby.
Bij den Donderdag gehouden verkoop van het vaste goed der erven Slicher van Bath werd o.a. de boerenplaats „het Smees” aangekocht door den heer H.B. Kemink te IJzerlo. Bij deze boerenplaats met bouw- en weilanden behoorde o.a. ook het „Smeeslaantje” later omgedoopt in „Nannielaantje” dat ongeveer in het midden door de Aaltensche beek gekruist wordt.
Wil men een mooie niet te verre wandeling maken, dan wordt haast vanzelf de wandeling zoo ingericht dat men door het Nannielaantje komt. Vanaf het bruggetje of vanaf de bank heeft men een prachtig gezicht over de beek en de weilanden op het dorp. Men kan er dan ook bijna zeker van zijn, hier steeds wandelaars aan te treffen.
Ten einde dit laantje met de boomen te behouden heeft Zaterdagmorgen het bestuur van Aalten’s Belang met den heer Kemink een bespreking gehad en het resultaat is geweest, dat door A. Bel. het geheele laantje met het hout en nog een strook van de weide aan beide zijden van den grafheuvel is overgenomen.
De heer Kemink bleek zelf een groote natuurliefhebber te zijn, zoodat van deze zijde alle medewerking werd verkregen. De heer K. heeft verder zelf de meeste overige boomen overgenomen, zoodat zeker „het Smees” geen beteren kooper kon gekregen hebben. Het zuidelijkste stukje van het Nannielaantje (bij de garage Veldhuis), bleek nog eigendom te zijn van den heer Lindenhovius, die dadelijk bereid gevonden werd dit stukje aan Aalten’s Belang te schenken.
Een woord van hartelijken dank voor deze medewerking is hier zeker op zijn plaats. Het Nannielaantje, waarvan hierbij een foto, blijft dus voor Aalten behouden.
Het bekende en zoo natuurschoonrijke „Nannie” (vroeger Smees)-laantje te Aalten, dat dreigde te verdwijnen, blijft thans, dank zij de besprekingen van „Aalten’s Belang”, als wandelplaats behouden.
Nannie van Hopbergen
Het Nannielaantje is vernoemd naar Johanna Geertruida (‘Nannie’) van Hopbergen (1849-1924), dochter van de plaatselijke grootgrondbezitter majoor Jacobus Wilhelmus van Hopbergen (1817-1913). Nannie was getrouwd met de Aaltense notabele Adriaan Pieter Slicher van Bath (1838-1933). De familie Slicher had landgoed ‘Smees’ tot 1934 in bezit.
Op 26 januari 1934 stond de 33-jarige B. K. uit Aalten terecht voor de Rechtbank te Zutphen. Hij was op dat moment gedetineerd in het Huis van Bewaring aldaar. K. werd beschuldigd van diefstal van een kistje sigaren en enige halve markstukken uit het kantoor van de Chemische Wasscherij „de Slinge” op 3 december 1932 en het stelen van boter, sigaren, doosjes sigaretten, kaas, worsten en 3 tassen op 10 Juli 1933 uit de winkel van Te Brake op de Kattenberg.
De chef-gemeenteveldwachter te Aalten, de heer Wijnants, werd tijdens de rechtszaak als getuige verhoord. Hij verklaarde op 4 december 1932 te hebben gezien dat in het kantoor van de chemische wasserij „De Slinge” aldaar een ruit was vernield. De directeur van de wasserij, Van de Kamp, had hem gewaarschuwd dat er een inbraak was gepleegd. Getuige heeft toen een onderzoek ingesteld.
In Juli 1933 werd getuige gewaarschuwd dat in de winkel van Te Brake was ingebroken. Ook hier was een ruit verbrijzeld. Verschillende artikelen waren ontvreemd. Op een flesje vond getuige vingerafdrukken.
Wasserij De Slinge, Willemstraat
Kruidenier Te Brake, Kattenberg
Deze vingerafdrukken heeft hij vervolgens laten onderzoeken door het Commissariaat van Politie te Amsterdam, waar de commissaris van politie, de heer Van IJsendijk het onderzoek verrichtte. Deze had de vingerafdrukken van verdachte vergeleken met de gevondene en concludeerde dat ze van verdachte afkomstig moesten zijn.
Desondanks bleef de verdachte volhouden dat hij niets met deze zaak te maken had.
Volgens de Officier van Justitie was het wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte schuldig was ten volle geleverd. Verdachte had bovendien al meerdere strafdelicten op zijn kerfstok en een flinke straf was zijns inziens dan ook op zijn plaats. De eis bedroeg 8 maanden gevangenisstraf.
De rechter veroordeelde K. uiteindelijk tot 6 maanden gevangenisstraf.
Bronnen
De Graafschapbode, 26 januari 1934 (via delpher.nl)
De Graafschapper, 30 januari 1934 (via delpher.nl)
Arnhemsche Courant, 20 april 1934 (via delpher.nl)
In de gemeenteraadsvergadering van donderdag 28 september 1933 werden de grenzen van de bebouwde kommen van Aalten en Bredevoort vastgesteld. Tevens presenteerden Burgemeester en Wethouders een voorstel voor ruim 100 straatnamen, zowel voor bestaande als nog aan te leggen straten. Op enkele aanpassingen na, werden deze voorstellen door de gemeenteraad goedgekeurd.
Hieronder volgt een vrijwel letterlijke weergave van het raadsverslag. Voor degenen die bekend zijn met Aalten en Bredevoort zal het opvallen dat een aanzienlijk aantal voorgestelde straatnamen uiteindelijk nooit is toegekend. Dit kan zijn omdat deze straten nooit zijn aangelegd, of omdat men later voor een andere naam heeft gekozen.
Voorstel tot het vaststellen van de grenzen der dorpen Aalten en Bredevoort voor de huisnummering en tot het geven van namen aan de straten in die dorpen.
B. en W. zeggen: Wij hebben ons bij het geven der aan U voorgestelde straatnamen door enkele gedachten laten leiden.
In het algemeen dienen de namen zoo weinig mogelijk op weg te eindigen, vooral voor die straten, welke naar een bepaald dorp van dien naam voeren. Immers, ook buiten de kom is deze naam in den volksmond bekend. De nummering wordt buiten de kom niet voortgezet, zoodat verwarring kan ontstaan. Daarom is de Bredevoortschestraat doorgetrokken tot de grens van de kom. Mede om gelijke reden is de naam Lichtenvoordsche weg vervallen en de naam Kattenberg óók gegeven aan dat gedeelte van den weg naar Lichtenvoorde, dat zich uitstrekt tot de grens van de kom;
Het geven van namen aan zeer korte straatgedeelten is zooveel mogelijk voorkomen, b.v. de Kosterbult, waaraan maar één woning ligt, is bij de Markt getrokken. Op deze wijze is wel eens een enkele naam verdwenen, die thans in den volksmond bestaat. Vergissingen worden op deze wijze ook voorkomen. Wij meenen b.v. de twee naar Varsseveld leidende straten in haar geheel te moeten noemen resp. Hoogestraat en Kerkhofstraat, in plaats van aan de achterste gedeelten den naam te geven van resp. Rusthuisweg en Hooge grintweg;
In de kom van Aalten is het op drie punten noodzakelijk gebleken tengevolge van de spaarzamelijke en zeer verspreide bebouwing aan een bepaald gebied een groepsnaam te geven, n.l. Kemena, ’t Dal en ’t Smees. Wanneer in een verdere toekomst deze gebieden meer regelmatig worden bebouwd, kunnen deze namen door straatnamen worden vervangen;
Waar mogelijk, hebben wij er naar gestreefd door het geven van bepaalde namen een wijk te vormen. Op de bij dit voorstel behoorende teekeningen vindt u voor Aalten vermeld een boomenkwartier; een zeeheldenwijk; een evangeliepredikerswijk; een wijk, waaraan namen gegeven zijn uit de Oude Vaderlandsche geschiedenis en de Middeleeuwen; een wijk, waaraan namen uit de plaatselijke en gewestelijke geschiedenis zijn verbonden (omgeving van de Ahave „de Pol”). Aan enkele geprojecteerde straten nabij de voor fabrieksterrein aangewezen gronden bij het Broekterrein werden daarmede samenhangende namen gegeven;
Niet alle in het uitbreidingsplan geprojecteerde nieuwe straten werden volgens ons voorstel benoemd. Daar, waar eerst in een verre toekomst bebouwing is te verwachten, lieten wij dit achterwege.
Het lijkt ons gewenscht, dat u de datum van ingang, zoowel van de bepaling der dorpsbegrenzingen als van de namen der straten, aan ons ter vaststelling overlaat. Nadat uw besluit genomen is, zullen nog belangrijke werkzaamheden omtrent de straatnummering moeten worden verricht.
Ontwerpbesluit kombegrenzing:
De grens der kom van het dorp Aalten loopt, te beginnen bij de „Piepersbrug” in den weg naar Dinxperlo, in noordoostelijke richting langs de zuidzijde van de Keizersbeek tot de Stuw in „’t Geurken”;
vandaar in een rechte lijn tot den „Jachtpaal” aan den weg van Aalten naar Bredevoort nabij het punt waar deze weg samenkomt met den Ringweg;
van dit punt westwaarts volgende de noordzijde van den Ringweg tot aan den Koningsweg en vervolgens de noordzijde van den Koningsweg tot het punt, waar deze uitkomt op den weg van Aalten naar Zelhem;
zij volgt daarna den weg, die dit punt zuidwestwaarts verbindt met den weg door „’t Grevink” en buigt zich dan in westelijke richting, dezen weg volgende, tot den zuidwesthoek van het perceel gemeente Aalten, Sectie C, no. 4288;
zij loopt daarna in een rechte lijn tot het punt, waar de weg, komende van de „Richterinkbrug”, den weg van Aalten naar Varsseveld bereikt;
vandaar in een rechte lijn tot het punt waar de Sondernweg de spoorbaan kruist;
zij volgt hierna de spoorlijn tot den verbindingsweg door het Aalter Broek bij het perceel Sectie I 4112 en buigt zich dan in zuidelijke richting, den laatstgenoemden verbindingsweg volgende, tot de Piepersbrug bereikt wordt.
De grens der kom van het dorp Bredevoort loopt, te beginnen bij de grens der gemeente Winterswijk langs de Schaarsbeek in nagenoeg westelijke richting, daarna langs een gedeelte van den weg Bredevoort—Domme Aanleg tot het perceel Sectie A 1050, vervolgens in zuidelijke richting langs den weg waaraan de standplaats voor woonwagens is gelegen tot den weg Aalten—Bredevoort; zij buigt daarna in noord-oostelijke richting voor een klein deel langs den weg van Aalten naar Bredevoort en komt daarna zuidwaarts en verder overeen met de grens der kadastrale gemeente Bredevoort tot het bovenaangenomen uitgangspunt.
Ringweg, loopende van de Grevinkbrug in noord-oostelijke richting tot het oostelijk eind punt van de Bredevoortschestraat bij de grens der kom, en snijdende daarbij de Berkenhovestraat en de Kattenberg.
Hoogebruglaan, Pieperslaan en Eerste Broekdijk, loopende van het zuidpunt van de Dijkstraat, respectievelijk in zuid-oostelijke riching tot de grens van de kom.
De Tweede Broekdijk en Derde Broekdijk, als bestaand.
Koopmanstraat (gedeeltelijk nog geprojecteerde straat), loopende van de Pieperslaan in het algemeen in vrijwel noord-oostelijke richting tot de stuw in ’t Geurken.
Zuiderlaan, loopende van de Pieperslaan tot de Hoogebrug bij het eindpunt van de Hoogebruglaan.
Nijverheidsstraat (geprojecteerd), loopende van de Koopmanstraat in zuid-westelijke richting tot de grens van de kom en kruisende de Zuiderlaan.
Handelsstraat (geprojecteerd), loopende van de Koopmanstraat (tusschen Hoogebruglaan en Bodendijk) in zuidelijke richting naar de Keizersbeek.
Keizersweg, loopende van het eindpunt van den Bodendijk in noord-oostelijke richting ten zuiden langs de Keizersbeek tot de spoorlijn bij de grens van de kom.
Boomkampstraat, loopende van de Dijkstraat oostwaarts ten noorden langs de spoorlijn, daarbij ombuigende in noordelijke richting, en uitkomende op de onder 19 genoemde Ludgerstraat.
Ludgerstraat (gedeeltelijk nog geprojecteerd), loopende van de Dijkstraat bij hotel „de Kroon” in oostelijke richting tot de stuw in ’t Geurken.
Wehmerstraat (gedeeltelijk nog geprojecteerd), loopende van de Dijkstraat bij de Wehmerbrug zuid-oostwaarts tot de Pol (zie 24).
Servatiusstraat, Willebrordstraat en Bonifaciusstraat, vormende, gerekend van west naar oost, noordwaartsche verbindingen tusschen Ludgerstraat en Wehmerstraat, waarvan de Bonifaciusstraat echter eindigt bij de Polbrug.
Eligiusstraat, vormende de verbinding tusschen Willebrordstraat en Bonifaciusstraat.
Gasthuisstraat, als bestaand, doch loopende tot aan de woningen der Vereeniging tot Verbetering der Volkshuisvesting aan den weg van Aalten naar de Haart.
De Pol, loopende van de Gasthuisstraat bij perceel Sectie I 4806 in zuid-oostelijke richting naar de Polbrug en vervolgens tot den Keizersweg bij de steenen brug.
’t Blik, als bestaand.
Whemervoetpad, een verbindingspad tusschen ’t Blik en de Wehmerstraat.
Wilhelminastraat, loopende van de Bredevoortschestraat bij „Zonneheuvel” in zuidelijke richting tot de eerste Haartbrug.
Nassaustraat, loopende van de Pol oostwaarts langs het Feestgebouw naar de Wilhelminastraat bij de eerste Haartbrug.
Dillenburgstraat, vormende de verbinding tusschen Nassaustraat en Gasthuisstraat.
Ahavestraat (geprojecteerd), loopende van de Polbrug ten noorden langs de Slingebeek naar de eerste Haartbrug.
Hofstraat (geprojecteerd), loopende van de Pol, bij het eindpunt van ’t Blik naar de Ahavestraat.
’t Geurken, loopende van de eerste Haartbrug naar de grens van de kom, zijnde een gedeelte van den weg van Aalten naar de Haart.
Singel (geprojecteerd), loopende ten zuiden langs de Slingebeek en vormende een rechte verbinding tusschen de Pol en ’t Geurken, uitkomende bij de eerste Haartbrug.
Hansegraafstraat (geprojecteerd), loopende van het kruispunt de Pol/Ludgerstraat naar den weg ’t Geurken (no. 33) in noordoostelijke richting.
Molenkampstraat, loopende van de Pol (bij beginpunt Singel) naar de stuw in ’t Geurken.
Tegenerstraat (geprojecteerd), vrijwel evenwijdig gelegen tusschen Molenkampstraat en ’t Geurken, loopende van Singel naar den Hoorigenweg (zie 38).
Hoorigenweg (geprojecteerd), loopende van het eindpunt van de Molenkampstraat bij de stuw in ’t Geurken in noordelijke richting tot den weg ’t Geurken (zie 33).
Juliana van Stolbergstraat (geprojecteerd), loopende vanaf de eerste Haartbrug evenwijdig met en langs beide zijden van de Slingebeek in noord-oostelijke richting tot de grens van de kom.
Markerichterstraat (geprojecteerd), loopende van het eindpunt van de Hansegraafstraat bij den weg ’t Geurken (no. 33) in oostelijke richting tot de grens van de kom.
Hessenweg, loopende van den Ringweg in zuid-oostelijke richting tot de grens van de kom.
Oostenrijkschestraat (geprojecteerd), loopende van den Ringweg in zuid-oostelijke richting naar de grens van de kom.
Julianastraat (gedeeltelijk geprojecteerd) loopende van de Patrimoniumstraat langs „Zonneheuvel” in vrijwel oostelijke richting tot de Oostenrijkschestraat.
Oranjelaan (gedeeltelijk geprojecteerd), loopende van het oostelijk eindpunt der Gasthuisstraat in noord-oostelijke richting naar den Hessenweg.
Prins Hendrikstraat (geprojecteerd), loopende van de eerste Haartbrug in noordoostelijke richting naar de Oranjelaan.
Prinsenstraat, als bestaande Achterstraat doch loopende tot aan de Gasthuisstraat bij het noordelijk eindpunt der Heerenstraat.
Damstraat, loopende van de Bredevoortsche straat naar Ringweg.
Oosterkerkstraat, loopende van de Bredevoortsche straat in westelijke richting naar den Kattenberg.
Meiberg (gedeeltelijk geprojecteerd), loopende van de Bredevoortsche straat eerst in noord-westelijke richting en noordelijke richting naar den Ringweg en bereikt daar zijn eindpunt bij den Koningsweg.
Hollandschestraat en Henegouwschestraat (geprojecteerd), vormende achtereenvolgens van zuid naar noord, oostwaartsche verbindingen tusschen Meiberg en Damstraat, de Henegouwschestraat zich evenwel voortzettende in oostelijke richting tot de Oostenrijkschestraat.
Beierschestraat (geprojecteerd), loopende in het verlengde van de Wilhelminastraat vanaf de Bredevoortschestraat in noordwestelijke richting tot de Henegouwschestraat.
Bourgondischestraat (geprojecteerd), loopende van den Hessenweg nabij de Ringweg in zuidwestelijke richting tot de Oostenrijksche straat.
Koningsweg, loopende van den weg van Aalten naar Zelhem, langs de grens van de kom in vrijwel oostelijke richting naar den Ringweg.
Brukterenstraat, Chamavenstraat (geprojecteerd) en Saksenstraat (geprojecteerd), vormende achtereenvolgens van zuid naar noord, westwaartsche verbindingen tusschen Kattenberg en Berkenhovestraat ten zuiden van den Ringweg, de Saksenstraat zich evenwel in oostelijke richting voortzettende tot de kromming in de Meiberg.
Batavierenstraat (geprojecteerd), vormende een noordwaartsche verbinding tusschen Ringweg en Koningsweg ten oosten van de Berkenhovestraat.
Frankenstraat (geprojecteerd), vormende een verbinding tusschen Batavierenstraat en Kattenberg.
Romienendiek, loopende van „de Linde” in noord-westelijke richting tot het westelijk eindpunt van den Koningsweg.
Kerkhofstraat, loopende van het kruispunt Kattenberg, Landstraat en Achterstraat in westelijke richting tot den Ringweg bij café „’t Tolhuis”.
Hoogestraat, loopende van de Landstraat ten zuidwesten van de Ned. Herv. kerk, in vrijwel westelijke richting tot den Ringweg bij café „’t Tolhuis”.
’t Boschke, loopende van de Grevinkbrug in het verlengde van den Ringweg tot de grens van de kom.
Richterinkstraat, loopende van de Richterinkbrug in westelijke richting tot een westelijk eindpunt van ’t Boschke.
Hoekstraat, loopende met een kromming vanaf de Landstraat ten noord-westen van de Ned. Herv. Kerk naar de Kerkhofstraat, uitkomende ten oosten van de Ned. Herv. school.
Molenstraat, vormende een noordwaartsche verbindingsweg tusschen Kerkhofstraat en Berkenhovestraat langs de oostzijde van den „Hoopmolen”.
Lindelaan (geprojecteerd), loopende van de Richterinkbrug in noord-oostelijke richting tot de Berkenhovestraat.
Beukenlaan (geprojecteerd), loopende van den hoek Berkenhovestraat/Molenstraat in westelijke richting tot de Lindelaan.
Acacialaan (geprojecteerd) en Eikenlaan (geprojecteerd) vormende, gerekend van oost naar west, noordwaartsche verbindingen tusschen Kerkhofstraat en Beukenlaan.
Eschdoornlaan (geprojecteerd, loopende van de Lindelaan in noordwestelijke richting naar de grens van de kom, kruisende den Ringweg.
Berkenlaan (geprojecteerd), vormende een verbinding tusschen Romienendiek in zuidwestelijke richting met den Ringweg.
Kastanjelaan (geprojecteerd) en Meidoornlaan (geprojecteerd) vormende van zuid naar noord gerekend achtereenvolgens noordwestelijke verbindingen tusschen Berkenlaan en de grens van de kom.
Grevinkweg, loopende van café „’t Tolhuis” eerst in noordwestelijke, daarna in westelijke richting tot de grens van de kom.
Stationsstraat, als bestaand, tot het station N.S., en vanaf dit punt in oostelijke richting op de Dijkstraat bij hotel „de Kroon”.
Admiraal de Ruyterstraat, loopende van de Koembrug in zuidwestelijke richting tot de grens van de kom bij den spoorwegovergang.
Trompstraat, loopende van de Admiraal de Ruyterstraat bij het z.g. „Tuindorp” met een kromming in zuidelijke richting tot den Eersten Broekdijk, en bezuiden de spoorlijn vormende een gedeelte van de grens der kom.
Landbouwstraat (gedeeltelijk geprojecteerd), loopende van het station N.S., ten noorden langs de spoorlijn, in westelijke richting tot de Trompstraat.
Jan van Galenstraat (geprojecteerd), loopende van het noordelijk eindpunt van de Trompstraat in zuidelijke richting tot de Landbouwstraat.
Piet Heinstraat (gedeeltelijk geprojecteerd), loopende oostwaarts van de Jan van Galenstraat tot de Stationsstraat met een zijtak vanaf de Chr. Uloschool tot het station N.S.
Jacob van Heemskerkstraat (geprojecteerd) en Jan Evertsenstraat (geprojecteerd), vormende noordwaartsche verbindingen tusschen Piet Heinstraat en Admiraal de Ruyterstraat, zijnde laatstgenoemde het meest oostelijk gelegen.
Industriestraat, loopende van de Dijkstraat in westelijke richting bezuiden de spoorlijn en daarna evenwijdig langs het Slachthuis, vandaar in zuidoostelijke richting tot den Eersten Broekdijk.
Ten behoeve van de huisnummering worden de volgende wijken van verspreide huizen gevormd:
De Kemena, welke omvat de gronden begrensd door het gedeelte der Admiraal de Ruyterstraat vanaf de spoorlijn tot het z.g. „Tuindorp” (dit laatste wordt geacht niet bij de Kemena te behooren), vandaar door een korte rechte lijn noordwaarts getrokken tot de beek, daarna door de Slingebeek tot de Richterinkbrug, den Richterinkweg tot zijn westelijk eindpunt en ten westen door de grens van de kom.
’t Dal, welke wijk omvat de gronden, begrensd ten noorden door de zuidgrens der perceelen sectie I, nos. 6261, 635, 638, 5752, 4524, 5467, 5468, 2906, 2909, 2910, 4964, 4965, 5310, 1335, 5106 en 3557, gelegen ten zuiden van de Hoogestraat, ten oosten door een denkbeeldige rechte lijn getrokken van den zuidoosthoek van perceel 3557 naar de Koembrug en ten zuiden en westen door de Slingebeek.
’t Smees, welke wijk wordt gevormd door de gronden, ingesloten door de Prins Hendrikstraat, de Oranjelaan (gedeeltelijk), de Oostenrijkschestraat (gedeeltelijk) en de Juliana van Stolbergstraat.
Te bepalen dat dit besluit in werking treedt op een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum.
Ontwerpbesluit straatnamen binnen de kom Bredevoort:
Koppeldijk, loopende van de samenkomst van den ouden weg naar Bredevoort en den weg naar Aalten tot het beginpunt van den weg naar het spoorstation Bredevoort.
Koppelstraat, loopende van het noordeinde van den Koppeldijk tot het punt van samenkomst der onder 3 genoemde straten.
Achterstraat, Kerkstraat en Officierstraat, vormende de westelijke, middelste en oostelijke der drie straten, loopende van het noordpunt der Koppelstraat in vrijwel noordelijke, richting tot de Landstraat genoemd onder 4.
Landstraat, loopende van den duiker tusschen de z.g.n. kleine en groote stadsgracht oostwaarts tot de Munsterbrug, die gelegen is over de Slingebeek.
Tramstraat (geprojecteerd), loopende van den Koppeldijk bij perceel Sectie A, no. 1312 langs de tegenwoordige tramlijn noordwaarts tot den onder 4 genoemden duiker.
Singel, loopende van de Landstraat bij den onder 4 genoemden duiker vrijwel noordwaarts tot waar deze naar Lichtenvoorde loopende verharde weg westwaarts ombuigt (bij perceel sectie A 1133).
Tolhuisweg, loopende van het noordpunt van den Singel eerst westwaarts en daarna vrijwel zuidwaarts tot het zuidpunt van den Koppeldijk.
Schoolstraat, loopende van de Koppelsraat nagenoeg noordwaarts tot de Tramstraat.
Stationsweg, loopende van het noordeinde van den Koppeldijk in vrijwel zuidelijke richting tot de grens van het dorp Bredevoort.
Molenpad, loopende van den Stationsweg tusschen de perceelen sectie B nos 744 en 758, in noord-oostelijke richting tot den korenmolen (sectie B 738).
’t Walletje, loopende van het noordeinde van de Koppelstraat eerst zuid-oost- en daarna noordoostwaarts tot de Vischmarkt (zie 12).
Vischmarkt, gelegen ten oosten van de Officierstraat en loopende van de Landstraat zuidwestwaarts tot het perceel sectie B 725 met een westelijke aftakking naar het Walletje.
Munsterweg, loopende van de Munsterbrug oostwaarts tot de grens van Winterswijk.
Kerkhofstraat, loopende van den Stationsweg van perceel Sectie A 1527 noordoostwaarts tot den Munsterweg.
Prinsenstraat, loopende, noordoostwaarts in het verlengde van de Achterstraat, tusschen de Landstraat en „’t Zand”.
Markt, ten oosten van de Prinsenstraat in nagenoeg gelijke richting als deze loopende tusschen Landstraat en „’t Zand”.
Boterstraat, loopende vanaf de Markt in vrijwel zuidoostelijke richting langs de zuidzijde van het gebouw der Ned. Herv. kerk tot het perceel sectie B 619, met een aftakking naar het zuiden tot perceel sectie B 747.
Muizenstraat, loopende van de Markt in noordwestelijke richting tot perceel sectie B 790.
Ambthuiswal, loopende van de Landstraat in noordelijke richting, te beginnen tusschen de perceelen sectie B 561 en 849 tot de zuidelijke kromming in de Hozenstraat.
Gasthuisstraat, loopende van het meest zuidelijke punt van ’t Zand zuidoostwaarts tot den Ambthuiswal.
’t Zand, vormende het terrein, gelegen rondom het schoolgebouw, sectie B 642, en gevormd door de perceelen sectie B 13, 644 en 874 tot de verbindingslijn tusschen de perceelen sectie B 855 en 875.
Kruittorenstraat, loopende van het meest noordelijke punt van ’t Zand in noordoostelijke richting voorbij de gracht tot den dwarsweg in het Broek.
Hozenstraat, loopende van ’t Zand bij perceel sectie B 498 zuidoostwaarts tot het noordeinde van den Ambthuiswal en vandaar in ongeveer noordelijke richting tot perceel sectie B 631 met een westwaartsche aftakking tot perceel sectie B 680.
De IJzerman (geprojecteerd), loopende van de Kruittorenstraat bij de gracht zuidoostwaarts tot de loodrecht op de Hozenstraat geprojecteerde straat.
Oranjestraat, loopende, te beginnen tusschen de perceelen sectie A 1411 en 1418, noordwaarts van den Munsterweg naar de Slingebeek.
Ganzenpoelendijk, loopende van perceel sectie A 302 van den Munsterweg zuidoostwaarts tot de grens Winterswijk.
Te bepalen, dat dit besluit in werking treedt op een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum.
Opmerkingen en aanpassingen
De VOORZ. geeft een uiteenzetting van de gedragslijn welke B. en W. hebben gevolgd. De heer PENNINGS vindt het veel meer practisch om de Hoogebruglaan en Pieperslaan te noemen de Bocholtschestraaten Dinxperloschestraat. De heer WIELAND acht dit ook beter voor de vreemdelingen die een weg zoeken. De VOORZ.: Als de Raad zulks meent, is ’t mij goed. De Raad heeft de beslissing. Weth. SOMSEN verdedigt het voorstel. De heer WIELAND voelt er niets voor. De heer HUININK kan zich er ook geheel mee vereenigen, zooals de heer Pennings voorstelt.
De heer TE GUSSINKLO heeft bezwaar tegen de uitbreiding van den Kattenberg, dan moeten de katten zoo ver loopen. Noem het ook Lichtenvoordschestraat. De VOORZ.: Dan wordt de Kattenberg zoo klein. Dat was ons bezwaar. De heer WIELAND zou het veel mooier vinden vanaf de Veemarkt Lichtenvoordschestraat te noemen. De VOORZ. kan zich er mee vereenigen. Het pleintje bij de pomp wordt dan Kattenberg.
De VOORZ.: Door de Gasthuisstraat-bewoners is verzocht de straat Dillenburgstraat te noemen. Echter een Dillenburgstraat is er al. De heer WIELAND: Laten we die straat dan noemen Haartschestraat. De VOORZ.: Dan moeten we de Wilhelminastraat wijzigen en korter maken. De heer ROTS: Het Gasthuis geeft geen prettige herinneringen. Het was geen toestand zooals die toen was. De VOORZ.: Haartschestraat lijkt mij het beste. De heer TE GUSSINKLO zou tot Wentink deze straat Burgemeester Tackstraat willen noemen, verder Haartschestraat. De VOORZ.: We hebben ons zeer instantelijk onthouden van het geven van persoonsnamen. Besloten wordt de straat Haartschestraat te noemen.
Voorgesteld wordt om ’t Blik te doen vervallen. Dit zal worden Hofstraatvanaf de Kerkstraat tot de Haartsche brug (laatste deel nog geprojecteerd). De heer TE GUSSINKLO acht het jammer dat de naam ’t Blik vervalt, ’t Is een zuiver historische naam. ’t Duidt op laag gelegen grond, zooals ook in Drente deze naam wel voorkomt.
De VOORZ.: De Achterstraat stellen B. en W. nu voor om Prinsenstraatte noemen in verband met een ingekomen verzoek. Conform besloten.
De heer TE GUSSINKLO stelt voor om den naam Kerkhofstraat te veranderen in Varsseveldschestraat, dan blijft men in de lijn van de andere straten loopende naar de omliggende plaatsen. De heer JANSEN acht het goed mogelijk om den Ringweg te doen eindigen bij ’t café ’t Tolhuis en dan de Varsseveldsche straat te doen loopen vanaf de Veemarkt tot de grens der kom aan de Varsseveldscheweg. De heer ROTS maakt hier een voorstel van, n.l. voor Kerkhofstraat en Hoogegrindweg te lezen Varsseveldschestraat. Het voorstel B. en W. wordt verworpen, zoodat de Varsseveldschestraat zal loopen vanaf de Veemarkt tot de Grevinkbrug. Verder wordt het concept onveranderd aangenomen voor dorp Aalten.
In behandeling komt nu dorp Bredevoort. De heer ROTS wil de Koppelstraat laten doorloopen tot de Landstraat, zoodat de Achterstraat vervalt. Winterswijkscheweg wordt Winterswijkschestraat. De heer ROTS wil de Kerkhofstraat veranderen in Prins Mauritsstraat, omdat Prins Maurits in de geschiedenis van Breedevoort een belangrijke rol heeft gespeeld. Besloten wordt deze zoo te noemen, loopende van Huisman tot Winterswijkschestraat. Verder wordt ook dit concept vastgesteld.
In 1955 werden er wederom enkele nieuwe straatnamen voorgesteld voor het dorp Aalten. Lees meer >
Zaterdagmiddag had in het café-restaurant „De Geldersche Keuken” van den heer G.J.Joh. Degenaar te Aalten, een bijeenkomst plaats van de „Honswijkers” uit De Graafschap, d.w.z. van allen, die Augustus 1914 tot en met 1915 dienden in het Fort Honswijk. Deze samenkomst stond onder leiding van den WelEd. Gestr. Heer Overste Captijn te Zeist, die destijds als kapitein het commando had over dit fort. De geest van de bezetting van dit fort moet daar destijds bijzonder goed geweest zijn, zoodat er een zeer sterk gevoel van kameraadschap ontstond tusschen officieren en minderen. Dit kameraadschapsgevoel was zoo sterk, dat reeds toen besloten werd nog eens allen weer samen te komen op dit fort. Hiervan is echter, door de moeilijke oorlogs- en na-oorlogsche jaren nooit iets gekomen. Nu echter, na twintig jaar, blijkt het kameraadschapsgevoel nog zoo te zijn, dat in het volgende jaar bedoelde samenkomst zal worden gehouden.
Nadat allen successievelijk gearriveerd waren en een foto gemaakt was, heette de heer Captijn allen welkom en sprak daarbij ongeveer de volgende woorden: „Als leider van den „Honswijkdag 1934” heet ik U allen hartelijk welkom op deze samenkomst in dit „Honswijksche huis”. Want zoo mag ik thans zeker wel deze woning noemen, waar met U allen tegelijk de geest van „Honswijk” is binnengestroomd en de sfeer van ons Honswijks verleden weer merkbaar en voelbaar geworden is. En toch liggen bijna 18 jaren tusschen ons verleden en ons heden, toch ligt er een geheele wereldverandering tusschen het toen en het nu.
Te grooter is daarom onze vreugde en onze dankbaarheid. Spreker richt hierop den blik naar het toekomstplan van de Honswijksche kameraden uit andere deelen van het land, n.l. een groote samenkomst op Hemelvaartsdag 1934 van alle Honswijkers uit Nederland. Moge — zegt spr. — ieder onzer de verwezenlijking van deze Honswijksche illusie beleven. Hij denkt hierbij aan de Kameraden, die reeds zijn heengegaan. Spr. vermeldt in dit verband, dat door een vergadering van Honswijkers te Arnhem (5 Sept. j.l.) besloten was, in de week, voorafgaande aan den Honswijkdag, een palmtak met lint te leggen op het graf van ieder Honswijker, die inmiddels overleden is. Op het lint zal het woord „Honswijk” staan. Tevens vernamen we, dat in een vergadering van Honswijkers te Utrecht (3 October j.l.) zonder hoofdelijke stemming was aangenomen het voorstel om in den vervolge ieder Honswijksche kameraad, die overlijdt, de laatste eer te bewijzen door in den geest als door de Arnhemmers is bedoeld, een palmtak met lint op zijn baar te leggen.
Spr. wees erop, dat deze besluiten genomen waren na 17 jaar, door mannen, die inmiddels vrije, onafhankelijke burgers geworden waren. Hij verheugde er zich in, dat ook de Graafschappers als vrije onafhankelijke burgers geworden waren. Hij verheugde er zich in dat ook de Graafschappers als vrije onafhankelijke burgers nog met dezelfde kameraadschappelijke gevoelens waren bezield als in 1914—1915, getuige haar overtalrijke opkomst tot zelfs van heinde en ver. Hij sprak den wensch uit, dat het nieuwe plan voor alles tevens een blijde afleiding zou zijn in deze zoo verschrikkelijk slechten tijd, waarin zoovelen, door de dagelijksch terugkeerende zorgen, behoefte hebben aan eenige opwekking, aan een klein straaltje levensvreugd.
De financieele regeling, aldus spreker, heeft zoodanig plaats gehad, dat ook de kameraden, die door de tijdsomstandigheden niet in staat zijn eenige contributie toe te zeggen, aan den Honswijkdag kunnen mededoen. Arnhem en Utrecht hebben gezegd, dat geen Honswijker in Nederland aan een station mag worden achtergelaten. In het vaststellen van de contributie houdt men rekening daarmee. Wie meer dan de gemiddelde contributie geven kan, geeft meer. Verder deelt spr. mee, dat de Honswijkdag een dag zal worden van ontmoeting en van herinneringen tevens.
Een programma in dien geest is ontworpen en door Utrecht en Arnhem bij acclamatie aangenomen. Ook door de Graafschappers wordt het ontworpen programma met gejuich ontmoet. Het bevat: ontvangst te Utrecht en vereenigen in de zaal van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, daarna, wanneer dit door de autoriteiten goedgekeurd wordt, rit per autobus naar het fort, waar aan het „Honswijksche hek” een metalen lauwerkrans met het jaartal 1934 zal worden bevestigd. Verder plechtige herdenking van de overleden kameraden met zoo mogelijk 1 minuut luiden van de fortbel, zooals dit in 1914-1915 ook bij begrafenissen van overleden kameraden gebruikelijk was. Daarna zal de dag verder genoegelijk doorgebracht worden. Ook de vrouwen der Honswijkers zullen aan den grooten dag kunnen deelnemen.
Na deze met gejuich ontvangen mededeelingen van den heer Captijn, offreerden de aanwezigen, bij monde van den heer G.J.Joh. Degenaar, een prachtige bloemenmand aan hun vroegeren commandant. De heer Captijn dankte zeer geroerd voor deze hulde. Verder werd de middag zeer genoegelijk met Honswijksche liederen in Honswijkschen geest doorgebracht tot eindelijk allen naar hun diverse woonplaatsen moesten vertrekken.
Vermelden we nog, dat er gelukstelegrammen en brieven waren van de Honswijkers uit Groningen, Friesland, Utrecht, Noord-Holland, Zeeland en Limburg.
Het is zeker een unicum in ons land, dat een dergelijk kameraadschappelijken geest na 20 jaren nog bestaat en het moet wel een zeer tactvolle, en met de jongens in alles meelevende commandant geweest zijn, waarbij dezen geest kon, en door zijn omgang móest ontstaan! Dat de heer Captijn deze gave bezit, bleek Zaterdag ten volle!
DOUANE-BEAMBTEN IN BURGER – Een grappige grensgeschiedenis: van achtervolgers, achtervolgden.
Een vermakelijk geval heeft zich hier één der laatste nachten aan de grens afgespeeld, schrijft men uit Aalten aan „De Graafschapsbode”. Twee jeugdige Duitsche ambtenaren hadden zich met burgerkleeding over hun uniform, verdekt opgesteld bij het kippenhok van een boer, die juist even op het Duitsche, vlak aan de grens, woont.
De ambtenaren hadden het vermoeden, misschien niet ten onrechte, dat daar in de buurt een partijtje varkens gesmokkeld zou worden. Het boertje had deze ongewenschte gasten echter ontdekt en was met hun bezoek heelemaal niet ingenomen. Hoe kon hij de lui, die alles in de war zouden sturen, weg krijgen?
Hij wist er een afdoend middel op, schoot zijn geweer een paar keer af en begon te roepen: „Kippendieven! Kippendieven! Grijpt de kippendieven?” Beide ambtenaren werden in plaats van achtervolgers nu achtervolgden!
Eén vluchtte op Duitsch gebied, de andere echter rende ons land in, en kwam in zijn angst in een sloot terecht, waar hij door een paar landbouwers doornat uitgehaald werd. „Kö’j fietsen? Gaot dan maor op de fietse zitten en fietst maor netjes veur ons uut!” werd hem gecommandeerd en zoo werd de jeugdige ambtenaar, bibberende van de kou, heel netjes naar de politie te Aalten gebracht, waar natuurlijk gauw bleek, dat het geen „echte” kippendief was.
Op 11 april publiceerde De Telegraaf een bericht over een noodlottig incident aan de Duitse grens in de Aaltense buurtschap IJzerlo:
DUITSCH SMOKKELAAR OP NED. GEBIED DOODGESCHOTEN
Drama te Aalten
Door Duitsche kommiezen is een Duitsche smokkelaar op Nederlandsen gebied doodgeschoten. Het drama speelde zich af in een dennenboschje nabij de woning van den grenshandelaar Momberg. Onmiddellijk stelde de burgemeester van Aalten met behulp van politie en marechaussee een onderzoek in. Het slachtoffer was in de borst getroffen en was terstond gedood. Het is de 18-jarige landbouwerszoon W. B., die op ongeveer 200 meter woont van de plek waar hij werd getroffen. Zijn zusters, die zich ongerust over hem maakten, omdat hij langer weg bleef dan verwacht, vonden hem doodelijk getroffen. Zij tilden hun broer op en namen hem mede naar huis. Heden wordt het parket uit Zutphen hier verwacht.
Een dag later meldde de Nieuwe Winterswijksche Courant meer details, die het gebeuren in een geheel ander daglicht stelde:
GRENSINCIDENT
Naar wij van bevoegde zijde vernemen is in den avond van Zaterdag j.l. te ongeveer 10 uur een Duitsche jongen uit Spork van pl.m. 16 jaar doodgeschoten door een Duitsche douane, vermoedelijk op Hollandsch grondgebied (Aalten). Men deelt ons hieromtrent de volgende bijzonderheden mede.
De ouders van den jongen, die Willem Bos genaamd was, beweren, dat hun zoon even over de grens een doosje cigaretten wilde koopen. Toen hij zeer laat in den avond nog niet terugkeerde, werden de ouders ongerust en lieten den jongen zoeken, die ongeveer half 12, op 18 meter van de grens, daar waar de weg Aalten-Dinxperlo het dichtst den paal nadert op Hollandsch gebied door zijn zusters werd gevonden, dood, met een schot midden in de borst…
Zondagochtend is het parket uit Zutphen ter plaatse geweest. Mr. Stam, terwijl ’s nachts de burgemeester van Aalten, Marechaussee en enkele rijksambtenaren er zijn geweest. Het lijk was toen reeds naar de ouders op Duitsch grondgebied vervoerd. Alleen de pet lag nog op de plaats, waar de jongen is gevonden.
Pl.m 12 Meter van de grens is een huls van een revolver van een Duitsch ambtenaar gevonden. De Officier van Justitie verzocht den ouders, om het lijk voor het laten verrichten van sectie naar Holland te vervoeren, maar de Duitsche Justitie had het lijk reeds in beslag genomen.
De Duitsche ambtenaren beweren, dat zij geschoten hebben op smokkelaars op Duitsch gebied, juist voordat er vlug twee op Hollandsch gebied sprongen. Maandagmiddag is een onderzoek ingesteld door den Procureur-Generaal van ’t Hof te Arnhem, Mr. Cnopius en Majoor Jhr. Laman Trip, van de Kon. Marechaussee. Toen is ook weer een huls gevonden.
Er schijnen ooggetuigen te zijn geweest, die beweren, dat de Duitsche kommiezen achter smokkelaars hadden gezeten, waarmede het slachtoffer niets te maken had. De Duitsche ambtenaren zouden de smokkelaars op Hollandsch gebied hebben nageloopen en toen den jongen hebben gezien, die, verschrikt, achter een boom was gekropen. Zij hebben hem volgens den getuige met een zaklantaarn belicht en hem toen maar pardoes doodgeschoten. De getuige, een smokkelaar, wilde daarna naar een boer gaan, om dezen te waarschuwen, maar de Duitsche kommiezen bevonden zich nog steeds op Hollandsch gebied.
Ook op den getuige is toen nog vijf keer geschoten. Later heeft hij langs een omweg geprobeerd de ouders van het slachtoffer te bereiken, maar toen was het intusschen reeds bijna half 12 geworden, juist toen het lijk door de zusters werd gevonden. De verklaringen van dezen getuige kloppen, wat dit laatste betreft, precies met die der zusters. De zaak is thans in onderzoek. Van het lijk, de plaats des onheils en van de hulzen zijn foto’s genomen. Het incident heeft begrijpelijkerwijze overal diep medelijden en groote verontwaardiging gewekt.
De Courant – Het Nieuws van den Dag schreef op 12 april over het voorval:
ONSCHULDIGE DOOR SCHOT GEDOOD
Het drama aan de grens bij Aalten. Verslagene toevallig verzeild geraakt tusschen troep smokkelaars.
Omtrent de droeve gebeurtenis aan de grens, waarbij de zestienjarige Wilhelm Busch door een schot doodelijk getroffen werd, kan worden gemeld, dat de jongeling zich niet met smokkelarij inliet. Hij ging voor zijn familie boodschappen op Nederlandsch gebied doen. B. raakte toen verzeild tusschen een groep personen, die van smokkelarij verdacht werden.
De kommiezen waren op hun ronde den troep tegemoet gegaan. Zij deden eerst eenige schoten in de lucht, maar de smokkelaars stoorden zich daaraan niet. Toen nu met scherp een schot werd gelost, hoorden zij wel een noodkreet doch op hun onderzoek bespeurden zij niets. Eerst later, toen de zusters van den verslagene door diens lang uitblijven gingen zoeken, deden deze de droeve ontdekking dat haar broer op vijftien meter afstand van de grens doodelijk getroffen was door een geweerschot.
Overlijdensregister
Ondanks dat het tragische incident op Nederlands grondgebied plaatsvond, konden de Nederlandse autoriteiten er weinig mee, mede omdat het lichaam al naar Duitsland was overgebracht voordat zij ter plaatse waren. Bovendien hadden zowel dader als slachtoffer de Duitse nationaliteit.
Bijna drie weken later verschenen gemeentebode Schut en landbouwer Momberg voor de ambtenaar van de burgerlijke stand in Aalten om aangifte te doen van het overlijden. De overledene wordt genoteerd als ‘Wilhelm Buss‘, 16 jaar oud, zoon van Wilhelm Buss en Johanna Bühs. Hij was geboren en woonde in Liedern in Duitsland (de buurtschap Spork behoorde destijds tot het Amt Liedern en sinds 1975 tot de Stadt Bocholt).
Hoe het met de Duitse kommies die het dodelijke schot loste is afgelopen, is ons niet bekend.
Overlijdensakte Wilhelm Buss (klik om te vergroten)
In 1932 was er opwinding onder historici over een mogelijke “vondst van Praehistorische waarde” in de Ringkampsbulten bij Aalten. Men vermoedde de aanwezigheid van 2000 jaar oude gewelfde koepelgraven in een kunstmatige heuvel aldaar. Opgravingen moesten duidelijkheid verschaffen, met onverwachte resultaten.
De Aaltensche Courant schreef op 11 maart 1932:
Aan den historischen weg welke van het naburige Duitsche Barlo naar de oude vesting Breedevoort leidt, ligt ter rechterzijde, als men in de richting Duitschland gaat, een dennenboschje, oogenschijnlijk gelijk aan meerdere van deze boschperceelen die we op de Haart nog aantreffen.
Voor den historicus, in het bijzonder den vorscher naar prae-historica, beteekent dit boschje meer dan een boschperceel. De lijnen en glooiingen van den bodem zijn voor hem een blad geschiedenis, geschiedenis van voor duizenden jaren her. Voor den leek is het een bulterig dennenperceel, met eerst een wal van ongeveer 1 Meter hoog, dan een flauwe inzinking, vervolgens weer een verhooging in welks midden een komvormige verdieping.
Bij nadere beschouwing blijkt, dat de buitenste wal een ongeveer eivormig verloop heeft met een lengte van ongeveer 100 en een breedte van pl.m. 50 Meter. In deze afsluiting bevindt zich door de genoemde verhevenheid met z’n typische komvormige uitholling, die direct den kenner een „Tumulus” of grafheuvel uit den oertijd doet vermoeden. In het dikste einde van dezen eivorm (het spitse einde ligt aan den Oostelijken kant), treffen we den heuvel met z’n komvormige uitholling.
Een foto van de vermoedelijke „Tumulus” in de Ringkampsbulten. Onder de gewelfde bodem zouden zich 2000 jaar oude graven bevinden.
Staan we op dezen heuvel en kijken Oostwaarts dan blijkt het dat deze verhevenheid van den bodem, die ter plaatse hoofdzakelijk uit lichtgeel fijn zand bestaat, onmiddellijk grenst aan een vlakte die zoover het oog reikt, vroeger uit drassigen bodem bestond, doch in de laatste veertig jaren door doelmatige draineering, in cultuurgrond is omgezet. Verder Noordelijk blijft het terrein tamelijk sterk geaccidenteerd en in hoofdzaak zanderig. Enkele lager gelegen stukken zijn ook hier reeds in cultuur gebracht.
De buitenste ring of wal (het terrein ontleent z’n naam van „Ringkampsbulte” aan dien ring) is aan de Westzijde door een landweg voor een deel vervallen, terwijl een boschweg den ring eveneens op twee plaatsen snijdt. Duidelijk teekent zich echter als we op den heuvel staan, de typische vorm van den ring af. Het terrein is geheel met dennen begroeid, de afvallende naalden vormen een zacht bed over den vasten bodem, waarin onze voeten wegzakken. Konijnen, die hun bol in den heuvel groeven, brachten hier en daar het zuivere zand naar boven.
Eerdmannekes
In den volksmond heet het dat op den wal spelende „eerdmannekes” zijn gezien, voorts spookte het bij den heuvel, terwijl ouderen zich verhalen over urnen, die er aanwezig zouden zijn, herinneren. Volgens de geleerden heeft men hier te doen met een grafheuvel uit het neolytisch tijdperk, d.w.z. uit het derde of wel de laatste periode van het steenen tijdperk. De buitenste ring echter is een unicum.
De heer A.J.G. Beernink alhier, welke reeds jaren dezen toestand kende en de geschiedenis van dit stukje natuur bevroedde, stelde reeds voor eenige jaren den regeeringsgemachtigde voor de opsporing van historisch waardevolle monumenten hiermede in kennis, omdat reeds zoo veel waardevols teloor was gegaan op de Haart. Deze waarschuwing bracht echter geen resultaat. Om onoordeelkundig graven en zoeken te voorkomen, gaf de heer Beernink hieraan geen ruchtbaarheid. Het terrein, dat gemeente-eigendom is, bleef echter gelukkig nog intact.
In Augustus 1930 werd door genoemde heer mr. Hoefer te Hattem, voorzitter van de prae-historische vereeniging, in kennis gesteld met z’n vermoeden dat hier een graf of verasschingsplaats der oude Germanen gevonden moest worden. Ook hierop werd aanvankelijk niets vernomen, doch nadat de heer Beernink nogmaals hierop bij de vereen had aangedrongen, kwam de heer Westerbeek van Eerten als gevolmachtigde van de „stichting tot Bescherming van prae-historische Monumenten in Gelderland” naar hier. Toen kwam de zaak aan ’t rollen.
Geheimzinnigheden
De Graafschapbode meldde op 9 maart 1932:
Het lid van „de Graafschap”, de heer Beernink te Aalten, richtte zich tot den secretaris, Dr. Westerbeek van Eerten te Hummelo, met verzoek eens een onderzoek te komen instellen in een heidelandschap aan de Duitsche grens ten Z.O. van Aalten. Daar was een kunstmatig heuveltje met wallen, waar het volgens de buurtbewoners niet pluis was. Ze spraken van kaboutertjes, spoken, ulkenpötte en nog meer geheimzinnigheden.
Wetenschappelijk onderzoek
Binnenkort zal onder leiding van dr. van Giffen een systematisch wetenschappelijk onderzoek beginnen. Dr. van Giffen acht de vondst zeer belangrijk, temeer daar er sporen van houtbouw gevonden zijn en de afmetingen een unicum zijn. Met de afgraving, die natuurlijk met de noodige omzichtigheid moet geschieden en meestal bestaat uit het laagsgewijze in dunne laagjes afschoffelen van den grond, zal eerlang begonnen worden. Dit geschiedt vanaf den Zuidwestelijken kant naar het midden, omdat de ervaring heeft geleerd dat in zoo’n groot tijdsverloop de bovengrond zich eenigszins door weersinvloeden in Noord-Oostelijke richting verplaatst. Men heeft dus bii deze methode de kans spoedigst de eigenlijke koepelgraven te vinden.
Wat men zal vinden? Misschien worden ook voor een leek interessante vondsten gedaan in den vorm van urnen en steenen voorwerpen. De urnen, indien deze gevonden worden, zijn uiterst broos bij de ontdekking, omdat deze meestal vervaardigd uit klei, in de zon gedroogd werden. Gebakken urnen, die dus sterker zijn, dateerden steeds nog uit een later tijdperk. Indien gedroogde urnen worden gevonden en deze voorzichtig behandeld en gedroogd worden, zijn ze soms nog te redden. Voor den deskundige echter geeft elke niet natuurlijke wijziging in de aardlagen een onschatbare aanwijzing.
Zoo wijzen b.v. donkere ronde plekken in de opgraving op een vroeger ingeslagen paal, terwijl men op die wijze de plaats heeft kunnen vaststellen waar voor duizenden jaren een hut stond. Een ringvormige plaats b.v., afgesloten door ronde donkere plekken in den lichter gekleurden bodem, wijst op de palen die de hut schraagden. Binnen in zoo’n ring vindt men dan soms overblijfselen van asch en soms ook prae-historische voorwerpen.
Alle voorwerpen die zullen worden gevonden, zullen aan de Oudheidkamer alhier worden afgestaan. Als straks de schoffel in den bodem wordt gestoken, als het spiedend oog van den historicus vorschend de ontbloote aarde beschouwt en vindt wat vermoed wordt gevonden te worden, dan zal deze vondst er eene blijken, zooals tot heden in Nederland, ja misschien in Europa niet is gedaan. Dat het zoo zijn moge.
Onverwacht resultaat
Op 25 juli 1933 berichtte de Zutphensche Courant:
In zijn jaarverslag over 1932 zegt het bestuur van de Stichting tot Bescherming van Praehistorische Cultuur-monumenten in Gelderland o.m. het volgende: Op de algemeene vergadering van 26 Februari 1932 werd opdracht verleend aan dr. van Giffen tot het verrichten van een opgraving op de Ringkampsbulte bij Aalten, waarna dr. van Giffen begin April een aanvang maakte met het onderzoek. Reeds eenige dagen later werd de opgraving gestaakt, aangezien tot verwondering van dr. van Giffen en zijn staf gebleken was, dat men hier te maken had met een natuurlijken ringwal, waarvan de hoogst eigenaardige vorm misleidend op de deskundigen gewerkt had.
Dicht bij den ringwal is echter een graf uit den La Tène-tijd, en dr. van Giffen vermoedt daar de aanwezigheid van een necropool, waarnaar verder onderzoek ongetwijfeld loonend zou zijn. Dit onderzoek was echter door den toestand van het land voor het oogenblik onmogelijk, zoodat wij hierop later hopen terug te kunnen komen.
Of er (daarna) nog belangwekkende zaken in de Ringkampsbulten gevonden zijn, is ons vooralsnog onbekend. Heeft u meer informatie? Wij horen het graag!
Eind september 1931 vonden grootschalige legeroefeningen plaats in de Achterhoek, waarbij ook de gemeente Aalten deel uitmaakte van het strijdtoneel. Troepen werden ingekwartierd bij burgers, en aan de Varsseveldsestraatweg in Lintelo verrees een compleet tentenkamp. De gefingeerde schermutselingen trokken veel nieuwsgierige toeschouwers en de pers deed uitgebreid verslag. Hieronder volgen enkele fragmenten uit krantenartikelen van die tijd.
Woensdag en hedenmorgen was onze plaats het centrum van de manoeuvres. Den heelen dag cirkelden de vliegmachines boven deze omgeving en vanaf de spoorlijn naar het Noorden, dwars door den Wolboom en den Aalter Esch was het één onafgebroken lijn van voorposten en mitrailleurgroepen.
Half Aalten en bovendien een zeer groot aantal vreemdelingen bezochten het „front”. Ook zeer veel Duitsche auto’s merkten we op. De nacht ging in, zonder dat het tot een treffen gekomen was. De posten bleven op hun plaats en overnachtten in de zgn. „hondenhokjes” op een flinke laag stroo en voorzien van een paar dekens. In enkele gedeelten van het dorp, waar de roode troepen dicht bij de huizen lagen, werd den heelen nacht koffie gezet en in heel wat gezinnen is er daar van slapen niet veel gekomen.
Minister Deckers naar het front: den Min. van Oorlog met zijn auto bij Hotel Schiller te Aalten; in gezelschap van enkele staf-officieren
Toen wij om negen uur op de Aalter Esch stonden, had Blauw gevechtsaanraking verkregen en ook in het Noorden werd druk geschoten. De roode voorposten lagen met een of twee man in een bundel stroo als vogels in een nest. Het kon den schijn hebben, dat zij zooeven uit een wonderlijk ei waren gekropen, maar dat was toch niet zoo; zij hebben den heelen nacht op die winderige hoogte gelegen.
Blauw kon voorloopig niet verder vooruit en dit was, zooals we weten, de bedoeling ook niet. Ten Noorden en ten Zuiden van Aalten zou immers de beslissing worden geforceerd.
Bij een keukenwagen
Een sergeant-menagemeester schrijft ons van het gevechtsterrein: ’t Was drie uur in den morgen van Woensdag toen het 10e en 22e Regiment infanterie met alle voertuigen per trein van uit Ede vertrok, om de verdedigende stelling van de Roode partij nabij Aalten in te nemen. De organisatie — waarlijk geen sinecure bij zoo’n nachtelijk vervoer en masse — bleek uitstekend in orde en alles verliep in de grootste orde, zoodat troepen en bagagetrein prompt op den afgesproken tijd van 6.15 uur in Aalten arriveerden.
De stemming bij de troepen is flink, waaraan de goedgevulde broodzak (brood, kaas en extra krentebollen) zeker het zijne bijdraagt. Bovendien is het weer prachtig en niets werkt zoo goed op de stemming van de troep als goed weer en goede voeding.
„Als de bikkesementen maar in orde zijn, menagemeester”, zei net een boom van een kerel uit de troep in z’n stevig Rotterdamsch dialect, „dan zullen wij het wel sjouwen.” En dat de bikkesementen in orde komen, daar zorgen m’n koks wel voor. Even buiten Aalten staat een stel keukenwagens opgesteld en het personeel, bij iedere keukenwagen één kok en twee bijkoks, is al druk in de weer om te zorgen dat om 12 uur de koffie klaar is en om een uur of vijf een groote hoeveelheid hutspot voor den hongerenden troep gereed is.
De vuren branden, in de eene pot van mijn keukenwagen kookt het water voor de koffie en in de andere pot beginnen de peen en uien al te sutteren, zooals de kok dat noemt. Nu vanmiddag nog de aardappelen koken, het gekookte vleesch met vet er door stampen en de troep kan zich aan een stevige pot te goed doen.
Naar het front
Om 10 uur kwam het bevel „opstellen zoo dicht mogelijk bij de betreffende compagnie” en zoo trok de keukenwagen, terwijl onder het rijden voor de pot gezorgd werd, naar een buitencafétje in de buurt van Aalten, waar we ons onder de boomen, „gedekt voor vijandelijke vliegtuigen” zooals dat heet, opgesteld hebben. Onze mannen zijn in de verdedigende stelling en liggen, glunderend van genoegen omdat ze een „lijn” hebben, in ’t zonnetje op den vijand te wachten. En toen om 12 uur prompt de koffie hun gebracht werd, was het eenparig oordeel, dat die manoeuvres nog al meevielen.
De drukte in Aalten
Het anders zoo stille en rustige Aalten is thans vol krijgsrumoer. Vliegmachines zoemen boven het dorp en leveren spiegelgevechten, waar alle dorpsbewoners met de grootste aandacht naar kijken. Maar ook de keukenwagens met de steeds vuiler wordende koks trekken de aandacht. Motoren en auto’s met scheidsrechters schieten luid knallend door de dorpen en een uitgebreide staf van militaire politie zorgt dat het abnormaal drukke verkeer geen ongelukken veroorzaakt.
Aaltensche Courant, 5 juni 1931De Graafschapper, 18 september 1931Zutphensche Courant, 19 september 1931Aaltensche Courant, 29 september 1931
Eten uitdeelen
De legerkoks hebben druk werk, om zoovele grage monden tijdens de oefeningen tevreden te stellen
Vijf uur! De keukenwagen trekt met een volle pot hutspot de landwegen op om de compagnie in de verschillende onderdeelen, de secties, het eten te bezorgen. Met gejuich wordt de auto overal begroet. De soldaten hebben een stevigen honger, ondanks het gemakkelijke baantje in de verdedigende stelling. Het eten is uitstekend en voldoende, dus klachten of gemopper komen niet voor. Integendeel, grappen en moppen ketsen heen en weer.
Er is nog slechts één zorg onder de troep: waar slapen we vannacht en wanneer moeten we weer op. En dat is juist een vraag die voorloopig nog niet opgelost kan worden, want de troep ligt in een z.g. alarmstelling en er kan ieder moment een bericht komen, dat er vooruit of achteruit getrokken moet worden en dan wordt het in plaats van slapen in kwartieren, slapen in kleine tentjes, met de mogelijkheid dat men juist als de troep ingeslapen is bericht krijgt weer naar elders te vertrekken.
Daar in het Noorden waren zich verrassende dingen aan het afspelen. De blauwe Verkenningsafdeeling, die zich van Vossenberg den kant van Winterswijk uit begeven had, vond Vragender door rood bezet en had zich in Lichtenvoorde genesteld, het belangrijkste knooppunt van wegen ten Noorden van Aalten. Daar kwam nu de Lichte Brigade achter het net visschen. Zij had bevel gekregen van den rooden commandant Lichtenvoorde te bezetten, maar stuitte daar op de Verkenningsafdeeling van Blauw, die het hier nog wel even kon uithouden.
De commandant van Rood begon beducht te worden voor de bedreiging van zijn Noordelijken vleugel. Hij trok zijn, voor deze gelegenheid snelvoetige, Grenadiers aan, die van Groenlo op de Ford-wagens via Winterswijk ijlings in de richting Breedevoort werden geëxpedieerd, om aldaar den Noordelijken vleugel te verlengen. Zij namen stelling ter weerszijden van den weg Breedevoort—Lichtenvoorde, ten Noorden van Barlo, even voorbij den driesprong.
De pantserauto’s hadden een groot aandeel in de krijgsverrichtingen tijdens de manoeuvres welke Vrijdag in de omgeving van Doesburg en Aalten werden gehouden
Twee waarnemers in stelling op een vooruitgeschoven post tijdens de Vrijdag in Aalten en Doesburg gehouden legeroefeningen
Einde oefening
Heden-, Donderdagmorgen, kwamen de blauwe troepen sterk opzetten, zoodat op het laatst het roode leger moest terugtrekken tot op den Lichtenvoordschen weg. Na half 12 was er voor het zeer talrijke publiek niet veel meer te zien. De meesten hadden zeker gedacht, dat een groote aanval nog komen moest, maar de legerleiding vond het blijkbaar welletjes en er gebeurde niets meer. Bijzonder mooi waren de prestaties der vliegmachines, die onophoudelijk boven Aalten koersten.
Om 12 uur was het einde der manoeuvres gekomen. Den heelen middag en avond was het een groote drukte in de straten van troepen die weer vertrokken, hetzij naar het station alhier, waar den heelen middag en nacht lange personen- en goederentreinen geformeerd werden en vertrokken, hetzij te voet naar Winterswijk, om daar op den trein te komen. Een groot gedeelte blijft dezen nacht nog hier, zoodat er zeer veel ingekwartierd is. Morgen zal de rust in het dorp wel langzamerhand terugkeeren.
Op vrijdag 24 april 1931 werd de 24-jarige Anton Prinsen dood gevonden op de deel van zijn ouderlijk huis in ’t Dal. De gewaarschuwde arts vermoedde al spoedig dat er mogelijk een misdrijf in het spel was. Het gebeuren veroorzaakte grote opschudding in het dorp en kwam landelijk in de pers.
Anton Prinsen woonde samen met zijn broer Derk Jan (1908) en hun moeder, de weduwe Mina Prinsen-te Kiefte (1873), in een boerenhuis met het toenmalige adres Aalten A160. Bij de adreswijziging in 1934 werd dit ’t Dal 14. Het schijnt, dat bij de familie Prinsen herhaaldelijk heftige onenigheden voorkwamen. Beide broers stonden als zeer ruw bekend.
Die betreffende vrijdagmorgen om ongeveer half acht werd dokter Hartman door een buurjongen gewaarschuwd dat Anton Prinsen op de deel was gevallen. Prinsen zou die bewuste ochtend een partijtje kunstmest naar het land brengen en daarvoor van ene V. een paard lenen. Toen dit niet gehaald werd ging men kijken en vond het lichaam op de deel liggen. Toen de dokter ter plaatse kwam, bleek Anton reeds te zijn overleden.
Als tragische bijkomstigheid werd ook nog vermeld, dat het slachtoffer de woensdag voor zijn overlijden in ondertrouw was gegaan.
Het boerenhuis met schuur, waarin het drama zich heeft afgespeeld.
Mogelijk misdrijf
Door de ligging van het lijk en de zichtbare uitwendige verwondingen, constateerde dokter Hartman dat er mogelijk sprake was van een misdrijf. De burgemeester en de chef-veldwachter werden gewaarschuwd en verschenen ter plaatse. Zij stelden onmiddellijk een onderzoek in en namen de huisgenoten, moeder en zoon, alsmede de personen, die na het ongeval ter plaatse waren geweest, een verhoor af. Moeder en zoon verklaarden dat Anton was gevallen en zodanig met zijn hoofd op een trekwagen terechtgekomen, dat hij hieraan was bezweken. Het onderzoek versterkte echter het gerezen vermoeden van een misdrijf en telefonisch werd het parket te Zutphen gewaarschuwd.
Het lijk werd voorlopig in beslag genomen en door de politie bewaakt. Omstreeks half drie in de middag verscheen de officier van justitie, mr. Baron Speyaart van Woerden, de rechter-commissaris, mr. Mees, de griffier, mr. Meindersma en twee artsen voor sectie-onderzoek. Later arriveerde ook een politie-deskundige, dr. Hesselink uit Arnhem.
De broer van de verongelukte werd door de rechter-commissaris aan een verhoor onderworpen, doch hij ontkende alle schuld. Nadat dr. Hesselink enige foto’s van de ligging van het lijk had gemaakt, werd het lijk per politie-brancard naar het Rusthuis overgebracht. Ondertussen zochten de deskundigen en de chef-veldwachter naar bloed- en andere sporen. Men ontdekte deze onder andere op de muren, de buitendeur van de deel en op enkele zakken graan.
Arrestatie
Sectie op het lichaam van het slachtoffer duidde erop dat deze door wurging om het leven was gekomen. De broer van de verongelukte werd gearresteerd en in verzekerde bewaring gesteld. De arrestant werd te voet naar het politiebureau overgebracht, onder belangstelling van een grote menigte, die druk het geval besprak. Daar werden overigens nog kamervragen over gesteld door Tweede Kamerlid mevr. Bakker-Nort. De Minister van Justitie antwoordde dat “uit een onderzoek is hem gebleken, dat de betrokken verdachte in den avond van Vrijdag 24 April 1931 omstreeks negen uur ongeboeid van zijn woonhuis naar het politiebureau te Aalten en zeer spoedig daarop van dat bureau naar de arrestantenlokalen, het geheel over een afstand van ongeveer 750 m, is overgebracht geworden. Daar geen ontvluchting werd gevreesd, de houding van het publiek rustig was en de verdachte in stede van eenige bedenking tegen de overbrenging te voet te uiten, zich zeer onverschillig toonde, hebben de met de overbrenging belaste politiebeambten blijkbaar geen reden gevonden om voor die overbrenging bij avond over den betrekkelijk korten afstand naar een vervoermiddel uit te zien. De minister meent, dat onder de gegeven omstandigheden, en daar het gebruik van een celwagen uiteraard was buitengesloten, op de wijze, waarop de verdachte werd overgebracht, bezwaarlijk gegronde bedenking kan vallen“.
Zaterdagmorgen om 8 uur is de verdachte naar Zutphen overgebracht en daar ter beschikking van de Officier van Justitie gesteld. Bij het tramstation riep hij alle bekenden een “Mòjn” toe.
Bekentenis
Enkele dagen later legden moeder en broer alsnog een volledige bekentenis af. Volgens hen ging het als volgt:
Vrijdagmorgen vroeg riep de weduwe Prinsen haar zoon Anton om de koeien te melken. Deze jongeman heeft toen eenige zeer onbehoorlijke uitdrukkingen tegen zijn moeder gebezigd en is toen begonnen te melken. Toen zijn moeder hem tijdens het melken van de tweede koe riep te komen eten, antwoordde hij: “Och olde, ik snie oe leever in reepen“. Daarop is de andere zoon Derk zijn broer aangevallen en er ontstond een hevige worsteling. Plotseling bemerkte Derk Jan, dat hij zijn broer Anton te hard de hals dichtgedrukt had. Hij riep: “Mooder, mooder, ik heb ‘em dood emaakt! Zeg toch niks, maak mien niet ongelukkig!“
Limburgsch Dagblad, 4 mei 1931
Beiden hebben toen afgesproken niet de waarheid te vertellen maar bedacht een . Het zou voorgesteld worden, dat Anton gevallen was met het hoofd op een wiel van een trekwagen en dat dit de dood ten gevolge had gehad. Dit hebben zij dan ook vrijdagmorgen aan dokter Hartman en aan de burgemeester en de chef-veldwachter verteld.
Het Limburgsch Dagblad meldt op 4 mei nog dat ook de moeder is aangehouden, wegens medeplichtigheid en zelfs het wurgen van het bewusteloze slachtoffer. Deze aanklacht is vermoedelijk later weer ingetrokken, want de rechtbankverslagen melden hierover niets.
Rechtszaak
De Rechtbank in Zutphen veroordeelde Derk Jan Prinsen bij vonnis van 23 oktober 1931 tot 10 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Zowel de verdachte als de officier van justitie gingen tegen deze uitspraak in beroep. Verdediger was Mr. H. Maten, advocaat te Arnhem.
In de hoger beroepzaak verklaart een getuige over de verdachte: “Hij heeft een beperkt intellect, is achterlijk en schuw“. Ook vermeldt het rechtbankverslag dat verdachte “uit een moeilijk milieu komt, dat het gezin niet gunstig bekend stond en dat herhaaldelijk diefstallen enz. voorkwamen“. De Arnhemsche Courant had kort na het misdrijf gemeld dat de aangeklaagde ook verdacht werd van aanranding van een 14-jarig meisje in Lintelo. Daarover wordt in het rechtbankverslag overigens niets gemeld.
Donderdag 4 februari 1932 oordeelde het Gerechtshof te Arnhem dat de dader niet de opzet had zijn broer te doden, zodat men hier ‘slechts’ te doen had met het misdrijf van mishandeling den dood tengevolge hebbende. De maximumstraf op dat misdrijf was zes jaar, en die maximumstraf werd hem dan ook door het Hof opgelegd, zonder aftrek van voorarrest. Prinsen heeft hier vier jaar van uitgezeten, waarna de straf werd omgezet in een voorwaardelijke.
Anton Prinsen werd begraven op de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg.
Arnhemsche Courant, 5 mei 1931
Dader gaat voort op het slechte pad
Ruim tien jaar later, op 3 maart 1943, schrijft dagblad Het Volk:
“De dader van de moord op den zevenjarigen Guusje Zadelhof, die Zondag jl. te Hummelo werd gepleegd, de 34-jarige D.J. Prinsen uit Aalten, heeft zich ongeveer tien jaar geleden ook schuldig gemaakt aan moord op zijn broer, dien hij bij een vechtpartij door worging om het leven gebracht.
Dit is niet het enige misdrijf dat op zijn straflijst prijkt. Op 5 februari j.l. was hij juist uit de gevangenis ontslagen, waar hij een jaar had doorgebracht wegens kippendiefstal.
Naar wij vernemen, heeft dr. Hulst uit Leiden sectie verricht op het lijk van het jeugdige slachtoffer. Het is niet uitgesloten, dat de moordenaar den jongen eerst stokslagen gaf. Daarna is hij met een bijl geslagen.”
De Arnhemse rechtbank veroordeelde de inmiddels 34-jarige landbouwersknecht voor dit misdrijf tot 15 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest en daarna tbs.
Het jongetje werd vermoord nadat hij die zondagochtend de schuur bij zijn ouderlijk huis betrad om zijn konijnen te voeren. Vermoedelijk had hij daarmee Prinsen gestoord, die daar de nacht had doorgebracht.
Op donderdag 2 juni 1927 vond in Aalten de jaarlijkse Landdag plaats van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm (BVL). De feestelijkheden werden overschaduwd door de stormramp die de dag ervoor enkele naburige gemeenten zwaar had getroffen. Desondanks blikte men achteraf terug op een geslaagd evenement met naar schatting ongeveer 5000 bezoekers.
De BVL was een Nederlandse paramilitaire organisatie opgericht in 1918, direct na de Eerste Wereldoorlog, als een reactie op de onzekerheden en dreigingen die Europa in die tijd doormaakte. Jaarlijks organiseerde de BVL een zestal regionale landdagen. Deze landdagen waren niet alleen bedoeld voor saamhorigheid en als demonstratie van militaire vaardigheden. Het was ook een signaal van het koningsgezinde, antirevolutionaire gezinde deel van Nederland, dat aan de “aanhankelijkheid en onwankelbare trouw aan vaderland en vorstenhuis” van de BVL niet viel te tornen. Onder het motto “Als ’t moet” gaven zij op deze dagen blijk dat de Vrijwillige Landstorm met tienduizenden mannen voortdurend ‘waakzaam’ en ‘paraat’ stond.
Ontvangst genodigden
In de vroege ochtend werden de inwoners van het dorp gewekt door herauten te paard die de reveille bliezen. Gedurende de ochtend liepen groepen mensen in historische kostuums door de met vlaggen versierde straten, deelnemers aan het openluchtspel. Rond het middaguur marcheerden de mensen in kostuums van kleedplaats Irene naar de Markt, waar ze zich voor het gemeentehuis opstelden om de officiële ontvangst luister bij te zetten.
Tegen kwart over twaalf nam burgemeester Monnik het woord in de met planten versierde raadzaal die vol zat met genodigden. Onder hen bevonden zich Generaal-Majoor b.d. L.F. Duymaer van Twist, voorzitter der Nat. Landstorm Comm.; Generaal Leverland als vertegenwoordiger van de Minister van Oorlog; Luitenant-Kolonel Mr. A. Baron van Heeckeren van Kell, voorzitter gewestelijke Landstorm Commissie; Luitenant-Kolonel Froger, vertegenwoordiger van de inspecteur van de Vrijw. Landstorm; Luitenant-Kolonel Lavalye, commandant Landstormcorps Overijssel; Majoor Tucker, commandant Twente; Majoor van Ingen-Schouten, commandant van van het Landstormverband; 1e Luitenant Boulogne, secretaris van het hoofdcomité; 1e Luitenant Korswagen; de heren van Basten Batenburg en Van Marle van Brummen; pastoor Van Rooijen; ds. Renting; de burgemeesters van Winterswijk, Dinxperlo, Wisch en Vorden; Dr. Schmitz, Oberbürgermeister van Bocholt en de burgemeesters van Liedern en Vreden.
De officieele ontvangst van de verschillende autoriteiten op het gemeentehuis te Aalten.
De burgemeester heette alle aanwezigen welkom en dankte hen hartelijk voor hun komst. In zijn toespraak sprak hij onder andere de volgende woorden:
Burgemeester A.J.W. Monnik
„Uwe komst reeds naar hier, toont uwe groote belangstelling in het doel en streven van den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm in het algemeen, en in den arbeid van de plaatselijke afdeeling in het bijzonder, welke het initiatief nam tot het organiseeren van dezen Landdag. Zooals ik zeg, het is voor ons gemeentebestuur een bijzondere eer, in de gelegenheid te zijn U in onzen schoonen Achterhoek te mogen ontvangen, den Achterhoek, waarvan onze Geldersche Cats, de Eibergsche dichter Willem Sluijter, eenmaal schreef: „Waar iemand duizend vreugden zoek’ „Mijn vreugd is in dee’z Achterhoek.”
Wellicht is naar sommiger meening die opvatting wat al te partijdig, maar ik ben zoo vrij om dat toe te schrijven aan onvoldoende bekendheid met deze streek, die zoo rijk is aan natuurschoon, gezegend met weligen wasdom, groennend malsche weiden, heerlijke bosschen met kabbelende beekjes. Meerdere bekendheid toch zou hen zeker tot de overtuiging brengen, dat in dezen Achterhoek nu niet bepaald „Achterlijke” menschen wonen. Was het niet in onze omgeving dat het eerst de woeste heidegronden werden ontgonnen en met behulp van kunstmest in vruchtbare weilanden en akkers werden herschapen? Was het niet door Coöperatie op allerlei gebied, in het bijzonder op het Zuivelgebied en bankwezen, dat de landbouwende bevolking tot meerderen welvaart werd gebracht? Werden niet hier reeds vroeg industrieën gevestigd, die men nergens elders in ons land aantrof? En deze vooruitstrevende bevolking woont in eene oude historische landstreek.
Reeds in Charters uit het jaar 828 komt de naam van onze gemeente als Aladna voor, destijds aan den oudsten heirbaan en handelsweg naar ons land, den zoogenaamden Hessenweg gelegen. En tot onze gemeente behoort het typische stadje Bredevoort, eenmaal een sterke en gewichtige vesting, waaraan zoovele historische herinneringen verbonden zijn; nu eens door Spanjaarden, dan weer door Staatschen belegerd en bezet, en ten slotte door den Staten van Gelderland aan het huis van Oranje Nassau geschonken. Ja, wij zijn er trotsch op, dat onze geëerbiedigde Vorstin nog voert den titel van Vrouwe van Bredevoort. Mijne heeren, is het wonder, dat de gehechtheid aan het aloude doorluchtige huis van Oranje Nassau hier vooral niet minder sterk gevoeld wordt dan ergens elders in ons vaderland. Een betere plaats in Gelderlands Achterhoek dan Aalten, tot het houden van dezen Landdag, zou dan ook moeilijk gekozen worden.
Van harte hoop ik, mijne heeren, dat deze Landdag, waarop thans zulk een donkere schaduw is gevallen, daar toch, terwijl wij ons opmaakten om dezen dag voor de gemeente Aalten tot een feestdag te maken, ons aangrenzende gemeenten door een zwaren ontzettenden ramp werden getroffen, dat deze Landdag toch aan zijn doel moge beantwoorden en een goeden dag moge zijn. Moge het mij vergund zijn van deze plaats ook onze hartelijke deelneming te betuigen aan onze zustergemeenten en hare ingezetenen, die zoo zwaar zijn getroffen. Ik heb gezegd.”
L.F. Duymaer van Twist
Vervolgens nam Generaal-Majoor Duymaer van Twist het woord en bracht namens allen vriendelijk dank voor de feestelijke ontvangst. „Mijnheer de voorzitter, getroffen door de groote ramp, die deze streek heeft geteisterd, dacht ik aanvankelijk dat deze landdag niet door zou gaan. Ik zie echter ook in dat dit op het allerlaatste oogenblik niet meer mogelijk was. Wij moeten nu dezen landdag houden op stemmiger wijze. Ik wil toch wijzen op de beteekenis van de Landdagen, die den band versterken en liefde aankweeken voor het vorstenhuis. Er is steeds groot enthousiasme voor den Landstorm, die ik ook in de volle belangstelling van de bevolking van den Achterhoek aanbeveel. Dat zij veel moge bijdragen, tot heil van ons volk!”
Lunch
Hierna werden verversingen en sigaren gepresenteerd. Tegelijkertijd stelden de deelnemers aan de Landdag zich op het Marktplein op in marsformatie en hielden ze een optocht door het dorp. Het Bestuur, de Commissie van ontvangst, de autoriteiten en genodigden, verenigden zich aan een lunch in de Sociëteit op het Blik, nadat ze eerst op de stoep van het gemeentehuis op de foto waren gezet.
Tijdens de lunch hief generaal Duymaer van Twist eerst een toost aan op H.M. de Koningin. De Oberbürgermeister van Bocholt, Dr. Schmitz, wees op de sterke muur, die de Landstorm vertegenwoordigde, uit liefde en trouw. Vrijwilligheid is de beste waarborg om de rust te handhaven, aldus Schmitz. Ook herinnerde hij aan de jaren 1922 en 1923, toen de Nederlandse grensbewoners Bocholt hielpen met onder andere levensmiddelen. Bocholt zal dat nooit vergeten. Het was hem een groot genoegen dit hier te mogen memoreren.
De burgemeester liet tijdens de lunch een pijp circuleren met zilveren beslag, waarop gegraveerd „Landstorm Aalten”. Deze pijp dateerde vermoedelijk uit 1814. Uit het archief bleek namelijk dat 14 januari 1814 een verzoek aan Aalten werd gedaan om 75 weerbare mannen te sturen. Deze moesten zich te Zutphen met anderen verenigen, om vervolgens naar Deventer te gaan, dat nog door de Fransen bezet was. Vermoed werd dat deze pijpen bij terugkeer aan deze en gene als souvenir zijn uitgereikt.
Een aardige groep uit den optocht.
Middagprogramma
Na de lunch begaf het gezelschap zich naar het feestterrein, dat bij aankomst al bijna volledig door bezoekers was bezet. De voorzitter van de Centrale Landdag-commissie, burgemeester Monnik, opende de Landdag met de volgende toespraak, die dankzij twee Philips luidsprekers tot ver in de omgeving duidelijk te verstaan was:
„Ons aller harten zijn vervuld met den grooten ramp, die onze naaste omgeving heeft getroffen. Ons Landdag-comité heeft hedennacht nog vergaderd en ieders eerste gevoelen was, dat er dezen dag van geen vreugde of feestelijkheid sprake mocht zijn. Zeer begaan met het lot van onze mede-Achterhoekers, doch niet in staat op het laatste ogenblik dezen Landdag op te schorten, heeft het Comité ten slotte eenparig besloten op de aangekondigde wijze alles te doen plaats hebben.
Als voorzitter van de Centrale Landdag-Commissie roep ik U allen, die naar hier zijt overgekomen om met ons dezen dag te houden, van deze plaats een hartelijk welkom toe. Het is ook voor de plaats onzer inwoning een bijzondere onderscheiding, dat deze Landdag, de eerste in Gelderlands Achterhoek, hier te Aalten gehouden wordt; en het wordt daarom door ons ook op hoogen prijs gesteld.
Geen buitenstaander weet, welk een groote inspanning en arbeid er noodig was om alles voor elkaar te krijgen en ons bestuur achtte zich dan ook gelukkig zulk een uitnemend uitvoerend comité naast zich te hebben dat alles zoo keurig tot in de puntjes verzorgde en regelde. Ook op andere wijze werd allerlei medewerking ondervonden. Spr. brengt namens het Centrale Comité hartelijk dank voor hunne bemoeiingen. Maar alle voorbereiding zou weinig hebben gebaat, indien de sprekers, die hedenmiddag voor ons hopen op te treden, zich niet bereid hadden verklaard tot ons over te komen en daarnaast de verschillende verenigingen op militair gebied en op het gebied van de lichamelijke opvoeding ons hare medewerking niet hadden willen verleenen.
De spreker eindigde met de wens: „Moge het ons gegeven zijn hier een goeden middag te hebben en moge deze voeren tot het doel dat wij ons van dezen dag hebben voorgesteld, n.l. de aandacht te vestigen op de gewichtige betekenis van den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm, die steeds gereed staat om elk, die zich van de macht wil meester maken, te weerhouden. En hiermede verklaar ik dezen Landdag geopend”. (Applaus)
Nu kwam de pastoor van Harreveld aan het woord. Hij bedankte de burgemeester voor zijn woorden van medeleven voor de getroffenen. Deze ramp overtrof die van Borculo, aldus de pastoor, vanwege het grotere aantal doden en gewonden. In de gemeente Lichtenvoorde waren 46 huizen geheel met de grond gelijk gemaakt en 30 huizen waren volledig onbewoonbaar geworden.
Hoewel hij het niet graag deed, vond hij dat hij – onder de omstandigheden – niet anders kon dan de hand ophouden voor een aalmoes. Hij vroeg de bezoekers om de helft van het bedrag dat zij aan het feest hadden willen besteden, af te staan aan de slachtoffers van de ramp. Door enkele dames werd hierna een schaalcollecte gehouden, welke een flink bedrag opleverde voor de geteisterde streek.
Hierna sprak generaal Duymaer van Twist. Hij sloot zich aan bij de woorden van de vorige spreker en verklaarde met diepe ontroering kennis te hebben genomen van de ramp die deze streek had getroffen. Als voorzitter van de Nationale Landstorm Commissie bedankte hij al die mannen, die tijd nog moeite hadden gespaard om deze dag te organiseren. Hoewel hij betreurde dat geen van de ministers aanwezig kon zijn, bedankte hij Generaal Leverland, de vertegenwoordiger van de Minister van Oorlog, voor diens aanwezigheid. Ook richtte hij een woord van dank aan Philips Eindhoven, voor de luidsprekerinstallatie.
Verder sprak hij nog de volgende woorden:
„Toen in November 1918 pogingen gedaan werden naar de macht te grijpen, toen revolutionaire stormen onze grenzen naderden, stelden zich dadelijk duizenden vrijwilligers beschikbaar om te helpen het gezag te handhaven. Uit die spontane daad is gegroeid het instituut van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm. Wanneer men zegt: Gij zijt militairisten, dan werpen wij dit verre van ons. Wij zijn geen militairisten, omdat wij geen overheersing wensen. Dat laten wij over aan de communisten in Rusland, die grootere legers hebben dan welk ander land ook. Wij zijn ook geen imperialisten. Wij zijn tevreden met ons stukje grond. Wat wij Nederlanders willen is dit: Wij willen Holland houden!” (Applaus)
„En nu hoort men wel eens: is het in onzen tijd nog noodig, dat wij paraat blijven, dat ons Instituut blijft bestaan? Wij moeten dit bevestigend beantwoorden. Ziet naar Oost-Indië! Ziet naar China! Hoe men overal propaganda tracht te maken voor de revolutie. Zegt het U niets, dat bij de verkiezing der Provinciale Staten meer dan 70.000 stemmen werden uitgebracht op communisten. Wanneer men mij daarom vraagt of dit instituut gemist kan worden, antwoord ik: beslist neen.”
„En nu wacht mij nog een aangename opdracht. Ik heb van de Nationale Landstormcommissie de opdracht gekregen om twee mannen in uw midden te huldigen, die bijzonder geijverd hebben voor dezen dag. Het is in de eerste plaats de heer A. van den Boomgaard en in de tweede plaats de heer B.G. Papiermole. Beide mannen dank ik voor al den arbeid die zij zich voor het slagen van dezen dag hebben willen getroosten. Moge deze dag in aangename herinnering blijven en wil dit souvenir aanvaarden.”
Duymaer van Twist overhandigde de heren het cadeau, bestaande uit een met zilver gemonteerd inktstel en dito rookstel. (Applaus)
Défilé
Hierna volgde het defilé van de aan de Landdag deelnemende groepen en leden van de BVL – naar schatting ongeveer 1500 personen – langs de officiële tribune. Daarna was het de beurt aan het schuttersgilde St. Hubertus uit Ulft met vendelzwaaien. De Aaltense gymnastiekverenigingen Achilles en DOK Juliana vertoonden vrije- en orde-oefeningen. Het meest in de smaak vielen echter de evolutiën te paard, door een afdeling van het 4e half-regiment huzaren te Deventer. Vooral het carousselrijden en het nemen van hindernissen waren indrukwekkend. Tot slot van deze oefeningen werd een ‘W’ geformeerd, de sabel gepresenteerd en de muziek zette het Wilhelmus in, dat door de aanwezigen spontaan werd meegezongen.
De voorzitter maakte bekend dat het Comité had besloten om 30 prijzen beschikbaar te stellen voor deze huzaren. De prijzen bestonden uit pijpen die in Aalten waren vervaardigd, in de bekende fabriek van Becking en Vaags. Op iedere pijp was gestempeld: „Landdag 2/6, Aalten 1927″. Daarnaast waren er vijf prijzen voor de beste springers.
Nog een groep die in de optocht veel bekijks had.
Colonne geweer
Na een toespraak door ds. G. Hofstede, voorzitter van de Gewestelijke Landstorm Commissie, verbond Vollenhove, deelde de burgemeester mee dat er een telegram was ontvangen van de Militaire Luchtvaartafdeling te Soesterberg. Dit telegram meldde dat, vanwege de ongunstige weersomstandigheden, het esquadrille vliegtuigen niet zou komen.
Vervolgens gaven onderofficieren van het 8e Regiment Infanterie te Arnhem een mooie demonstratie “Colonne geweer”. De verschillende bewegingen en standen werden op militair correcte wijze uitgevoerd. Tot slot van de oefening werd een stand gegeven onder het ratelen van de machinegeweren, terwijl enkele parachutes werden afgeschoten en een mand met postduiven werd geopend. De duiven kozen onmiddellijk na hun vrijlating de weg naar hun hok. Dus toch nog vliegdemonstraties.
Daarna presenteerde gymnastiekvereniging DOK Juliana verschillende mooie oefeningen, terwijl het uitvoerend comité van de Landdag werd gefilmd. Ook tijdens de andere programmaonderdelen was de film-operateur steeds in de weer.
Historisch tafereel
Toen kwam het hoogtepunt van de dag, het historische tafereel „De inneming van Breedevoort in 1597 door Prins Maurits”. Een grote vestingmuur met poort en torens was daarvoor tegenover de tribune opgebouwd. Na de opeising van de stad door een heraut van Prins Maurits, welke van de hand werd gewezen, werd de vesting door vier kanonnen onder vuur genomen. De daaropvolgende bestorming deed spoedig de witte doeken boven de muren verschijnen, als teken van overgave. De Spaanse bezetters verlieten de vesting, en Maurits nam deze in bezit. Het indrukwekkende schouwspel oogstte veel waardering.
Hiermee was het middagprogramma afgelopen. Aan de uitgang van het terrein collecteerden gekostumeerde dames voor de stormramp.
Avondprogramma
‘s Avonds werd tegen negen uur een concert gegeven op het terrein, afgesloten met vuurwerk. Zeldzaam mooie nummers werden ten beste gegeven en de oude vesting Bredevoort deed fantastisch aan, bij het schijnsel van het gekleurde licht. Het was een sprookje, vol lichtend, sprankelend, sissend, kleurrijk lichtspel. Enkele zeer mooie onderdelen waren, onder andere, de op een schijf schietende landstormman en het tableau „Leve de Landstorm”.
Een belangrijke bijdrage aan het succes van het evenement werd geleverd door de twee luidsprekers die kosteloos ter beschikking waren gesteld door de N.V. Philips’ Radio te Eindhoven. Hierdoor waren alle sprekers over het hele terrein duidelijk verstaanbaar. Zelfs de bewoners van de Meiberg, op grote afstand van het terrein, konden de sprekers nog volgen. Het was ook een groot gemak voor de Feestleiding, als iemand op het grote terrein uit de duizenden aanwezigen moest worden gezocht. Een eenvoudige oproep via de luidsprekers en al gauw zag men de gezochte persoon zich naar de tribune begeven.
Na afloop keek men op deze Landdag terug als een uiterst geslaagd evenement.
Aan de gemeente-politie werd door de Bocholtsche politie telefonisch medegedeeld dat aldaar 2 Hollanders op verdachte wijze een rijwiel te koop aanboden. Twee onzer polietie-agenten vertrokken hierop naar Bocholt en troffen daar de verdachten aan, zijnde H. C. S. en M. v. d. Sch. Beide personen voldeden aan het verzoek om mede naar Aalten te gaan en bij onderzoek bleek dat beiden te Doetinchem woonachtig waren.
Uit een telefonisch onderhoud met de politie bleek, dat door middel van braak een rijwiel was ontvreemd op den Vijverberg en het rijwiel dat S. bij zich had kwam geheel overeen met de gestolen fiets. Beide rijwielen zijn daarop in beslag genomen en de verdachten zijn vervolgens geboeid naar Doetinchem overgebracht, waar de zaak verder zal worden onderzocht. Het blijkt nader dat de verdachten beruchte inbrekers zijn. S. heeft n.l, al 10 jaar gevangenisstraf moeten ondergaan en v.d. Sch. werd al meermalen veroordeeld.
De goede verstandhouding tusschen de Bocholtsche en Aaltensche politie is dus oorzaak dat deze gevaarlijke heeren aangehouden zijn.