In 1937 beschreef G.H. Rots in een serie artikelen hoe het er in vroeger tijden in Aalten aan toeging. Het volgende fragment geeft een indruk van de rol van de vrouw in het dagelijks leven van weleer:
“De vrouwen van de meeste dorpsbewoners hadden een zware taak te vervullen. Zij waren aangewezen om veel zwaar werk te doen in het landbouwbedrijf. Zooals wij reeds mededeelden was de kruiwagen het hoofdvervoermiddel in het dorp, en geregeld zag men de vrouwen de landbouwgewassen per kruiwagen van het land of uit de tuinen naar de woonhuizen brengen. Had zij kleine kinderen, dan moesten die op de kruiwagen worden meegenomen naar ’t land, waar zij dan de werkzaamheden verrichtte welke op den akker te doen waren. De vrouwen moesten zwaar werk verrichten, niet alleen in de kruiwagen, maar zij moesten ook het land helpen omspitten.
Als in ’t voorjaar de wintervoorraad geslonken was en krachtvoeder koopen uitgesloten was, gingen sommige vrouwen „kwekkene schudden”. Door de slechte bemesting en het ontbreken van kunstmeststoffen waren sommige stukken land overvol van dit onkruid. Het eenige voordeel hiervan was, dat de wortel van dit onkruid nogal voedingswaarde had en zoodoende kwam het dat men dit dan verzamelde en per kruiwagen naar de beek vervoerd werd, want deze kwekkene moesten eerst gewasschen worden voordat men ze het vee kon voederen.
De vrouw moest vooral in den oogsttijd hard mee werken, en alle afstanden moesten te voet worden afgelegd. De verzorging van het huis eischte ook niet zooveel werk. Zaterdagsmiddags dan deed men daar een beetje aan. Men behoefde geen matten te kloppen, geen kleeden te schuieren, dat kende men niet. De vloer in het woonvertrek was van keisteentjes, later „estrikken”, en als ze de vloer geveegd had werd er een beetje wit zand op gestrooid en de „kamer was gedaan”. Zaterdags werd geschrobt. Eenige emmers water werden op de vloer gegooid, het vuil werd met den berkenbezem los geschrobt, en dan ging alles het gootgat uit, want aan elke keuken was zoo’n „göttengat”. Andere tijden, andere zeden, en zóó was in den ouden tijd de gewoonte om het huis te reinigen. En toch kon het gezellig zijn, gezelliger misschien dan in veel moderner gestoffeerde huiskamers.
Bij winteravond had ieder zijn bezigheden. Als het vee verzorgd was, dan waren er andere bezigheden. De vrouw ging zitten spinnen, de man was in de weefkamer, de grootere kinderen moesten ander huiswerk doen, aardappels schillen, karnen enz. En kreeg moeder de vrouw de „koffiesmodde” en werd een kopje koffie gezet. Als het er aan zat kreeg men ’n „kluntjen” in de koffie, en anders werd ze zoo gedronken. Dan kwam de man en vader te voorschijn, de pijp werd opgestoken, en nadat de kinderen naar bed waren, keuvelden man en vrouw nog wat verder.”
Bron
- ‘Uit Aalten’s verleden’, door G.H. Rots, Aaltensche Courant, 5 november 1937 (via Delpher)
Plaats een reactie