In 1937 beschreef G.H. Rots in een serie artikelen hoe het er in vroeger tijden in Aalten aan toeging. Zo schreef hij over Oud en Nieuw:

“Zoo tegen ’t einde van het jaar kon men twee mannen met een grooten ‘armskorf’ zien loopen, die huis in huis uit gingen in ’t dorp. ’t Waren de nachtwachts die almanakken verkochten. Zonder almanak, vooral de Zutphensche almanak, was geen één huisgezin. De nachtwachts stelden bij die aanbieding en verkoop der almanakken de ingezetenen meteen in de gelegenheid een ongevraagde bijdrage te geven voor de bewaking hunner eigendommen des nachts. Naarmate de draagkracht der ingezetenen werd genoemde lectuur boven den prijs betaald.”

Oudejaarsavond

“Dan kwam de Oudejaarsavond. De café’s hadden tot één uur ’s nachts verlof. De overgang van ’t oude in ’t nieuwe jaar werd dan gevierd in genoemde lokalen, hoofdzakelijk door de jongelingschap. Als de klok haar twaalf slagen had laten hooren, begonnen de nachtwachts hun nieuwjaarswensch uit te spreken. Men begon bij den gemeente-secretaris. Gezongen werd daarbij een lied. De rondgang werd zoo gemaakt bij enkele notabelen en caféhouders. Het behoeft geen betoog dat de nachtwachts door een groote groep nieuwsgierigen gevolgd werden, die ijverig meezongen… en men had gratis drinken.”

En nu het lied, dat de Nachtwacht op Oudejaarsavond met hun aanhang zongen:

Het oude jaar is nu voorbij,
Het nieuw’ is aangekomen.
Dus wensch ik U van harte blij,
En U, en alle vromen:
Een nieuwen geest in ’t nieuwe jaar
En een vroom leven met elkaar,
Zoo laat ons God hier loven.

Hoe menig zijn het vorig jaar
Gezond met ons begonnen,
Die hebben door den dood voorwaar
Hun leefdraad afgesponnen.
Die leven inde eeuwigheid,
Ons is het leven nog bereid,
Dus laat ons God nu loven.

’t Is God die ’t licht heeft voortgebracht,
Die zon en maan doet rijzen,
Om ons ’t verloop van dag en nacht,
En maand en jaar te wijzen.
Laat ons voor ’t afgeloopen jaar
Met dank den Opperzegenaar,
Den God der eeuwen prijzen.

Gelukzaolig Niejaor, Piet te Lintum
Tekening: Piet te Lintum

De beide eerste coupletten was eigen maaksel. Het derde is uit de Evangelische gezangen no. 159 vers 1. Vers 3 van dat gezang werd ook wel eens gezongen.

Men kan zich voorstellen dat dit nieuwjaarswenschen in den Oudejaarsnacht wel eenigen tijd in beslag nam, en de ernst er van zal, vooral wanneer men aan ’t eind van den rondgang kwam, wel verloren zijn geweest, temeer daar het geluid van geestrijk vocht de hoofdrol speelde. Maar bij ouden van dagen gaat de herinnering aan deze gebeurtenis niet verloren. En vooral bij de lezing van deze artikelen worden de oude voorvallen nog eens weer opgehaald en besproken, en menigeen denkt met weemoed terug aan de dagen van weleer, en ze herinneren zich, als ze in slapelooze nachten, of wanneer bij ziekte en ongeval gewaakt moest worden en het stil was in de huiskamer, den eentonigen stap van den man, die Aalten’s straten doorkruiste: “Heur, doar he’j de nachtwacht!”

“Op den nieuwsjaarsdag was de jeugd weer in actie. Zij en de armere menschen gingen huis aan huis nieuwjaar wenschen. Men kan zich begrijpen dat de bevolking blij was dat het middag was, dan gold het niet meer. De schaduwzijde van dit alles was dat koning alcohol op die dagen zijn scepter zwaaide. In de talrijke café’s en kroegjes werd aan dien vorst druk geofferd. De jenever was goedkoop. In Aalten waren eenige jeneverstokerijen of branderijen. Een 4tal van die branderijen weet men te noemen. Geen wonder dus dat bij schier alle gelegenheden het gebruik van sterken drank overheerschend was.”

Carbidschieten

In delen van Oost-Nederland, inclusief Aalten, is het traditie om op oudejaarsdag carbid te schieten. Men plaatst een kleine hoeveelheid carbid (calciumcarbide) in een melkbus, verfblik of aangepaste gasfles, voegt water of speeksel toe, en sluit de bus af met een (plastic) bal. Er vormt zich ethyngas en na ongeveer 30 seconden wachten ontsteekt men het gas door een klein zundgat (of met een bougie). Het gas ontploft met een dreunende knal, waarbij de bal uit de bus schiet en tientallen meters verderop terecht kan komen.

De geschiedenis van het carbidschieten is niet goed bekend. De traditie voert mogelijk terug tot de Germaanse joelfeesten. In de 19e eeuw bestond zowel op het platteland als in de stad het gebruik om op bijzondere dagen kabaal te maken. Waarschijnlijk is daaruit het carbidschieten ontstaan.

Voordat acetyleengas in flessen verkrijgbaar was, gebruikten de meeste dorpssmeden carbid om te lassen. Er was dus eenvoudig aan te komen.

Ni-jjaor winnen

Artikel ADW door Evert M. Smilda

Oudejaarsdag, een dag als andere dagen. Maar toch, rond vier uur in de middag worden velen onrustig. Straks gaat het gebeuren. Niet één dag in het jaar dat wij zo vaak op de klok kijken. Buiten, in de schemering, ruiken wij in de ijle winterlucht het bakken van oliebollen. Bij de kinderen, zo tussen de vier en twaalf jaar oud, is enige spanning te bespeuren. Morgen is het zover. Dan gaan ze ‘ni-jjaor winnen’.

Nieuwjaar afwinnen met als dank wat lekkers is al een heel oud gebruik waarvan de oorsprong moeilijk is te achterhalen. In onze omgeving komt het voor in de voormalige Heerlijkheid Bredevoort, maar niet in de rooms-katholieke enclave Lichtenvoorde-Groenlo. Mogelijk heeft het te maken met religie en wat daar omheen gebeurt.

Ver voor de Reformatie was 11 november een belangrijke dag, Sint Maarten. Volgens een legende stond hij de helft van zijn rode mantel af aan een bedelaar. Hij was de schutspatroon van onder anderen Utrecht. Het wapen van die stad is een rood-wit gedeeld schild. Rood van zijn mantel en wit van zijn ondergoed nadat hij met zijn zwaard een deel van zijn mantel had afgesneden. Dit gebaar heeft de volksverbeelding sterk aangesproken. Als volksheilige werd hij vereerd en voorgesteld als een ruiter op een wit paard. Niet alleen in het aangrenzende Duitsland maar ook in het zuiden van ons land, in Noord-Holland, in Groningen en Friesland. Op zijn naamdag trok een namaaksint op een wit paard in een lichtjesoptocht door dorpen en steden. Hij deelde lekkernijen uit. In Bocholt, hier direct over de grens, was in 1988, maar ook later, een grote lichtjesoptocht door een volkomen verduisterde stad. Een sprookjesachtig gezicht. Op de Markt aangekomen stond hij daar, op een wit paard, voor het prachtige raadhuis in het volle licht van schijnwerpers. Een martiale verschijning. Alle kinderen mochten voor hem langs lopen en een zak snoep in ontvangst nemen.

Het is niet denkbeeldig dat men na de Reformatie af wilde van heiligenvereringen. Een Sint was uit. Op een vergadering van de classis Zutphen in 1668 kwam veel ter sprake. Men wilde af van het vogelschieten, ganzentrekken, boksebier en andere onregelmatigheden. Het heette bijgeloof, ook wel ‘paapse stoutigheden’ genoemd. Mogelijk heeft er een verschuiving plaatsgevonden van 11 november naar 1 januari om kinderen en de behoeftigen niet te vergeten. Misschien ook wel doordat Nieuwjaar nogal eens op de kalender is verhuisd. Dergelijke verschuivingen vonden vaker plaats. Trouwens, Sint Maarten was zelf al in de plaats getreden van een oud Germaans herfstfeest met dankoffers voor de oogst aan Wodan.

Bij het verschuiven moest wel rekening worden gehouden met andere, bijzondere dagen. Sint-Nicolaas was geen optie. Mogelijk is men zo op 1 januari gekomen. Het is een veronderstelling, maar niet denkbeeldig. Met Sint Nicolaas zat men in die tijd trouwens ook de maag. De Calvinistische predikanten wensten hiermee grondig af te rekenen. Dat lukte maar niet. Ook het vogelschieten bleef doorgaan.

Oorspronkelijk gingen op het platteland de arbeiders naar de boer en boerin, hun werkgevers, om ze een gelukkig nieuwjaar te wensen. Het geloof in voortekenen was groot. Was de persoon die de wens kwam uitspreken een vrouw of meisje, dan was men verzekerd van een vruchtbaar jaar met veel koe-kalveren. Het leek haast een wedstrijd wie als eerste de goede wensen zou uitspreken. Dat is het nu nog wel. Men geloofde stellig in de gedachte dat het gewenste geluk zou terugkeren bij degene die als eerste de wens uitsprak. Dat werd wel beloond.

In tijden van grote armoede, die waren er veel, kon het gebeuren dat etenswaren werden meegegeven. Bekend is dat in de tijd van aardappelschaarste men enkele aardappelen gaf. Deze werden dan in een dichtgeknoopte rode zakdoek meegenomen naar huis. In de vorige eeuw gingen kinderen in groepjes de buurt in om ‘ni-jjaor te winnen’. Na het uitspreken van de goede wensen werden rode zakdoeken op de stoelen in de keuken uitgespreid en kwamen allerhande lekkernijen tevoorschijn. Apenootjes, een pöfferken, opzettertjes, schuimpjes, vijgen, een oliebol of krentenbroodje en een appel. In de loop der jaren zijn veel gebruiken verdwenen maar het ‘ni-jjaor winnen’ is in onze grensstreek gebleven.

Het heeft zich wel aangepast aan de tijd. Geen rode zakdoeken op stoelen met biezen matten uitgespreid. Tussen 1950 en 1980 heeft plastic de wereld veroverd. De rode zakdoeken hebben plaatsgemaakt voor goed gevulde plastic zakken. Soms klaargemaakt door zakenlieden of liefdadigheidsinstellingen.

Tegenwoordig neemt het vuurwerk op oudejaarsavond een belangrijke plaats in. Vijfentwintig jaren terug was nieuwjaarsdag belangrijker. Op de eerste dag van het nieuwe jaar moest het gebeuren. Spanning bij de kinderen. Eerst naar de buren. Wat een overvloed als ze daar wel dertig of meer zakken in de keuken op het aanrecht zagen liggen. Na het uitspreken van de goede wensen gingen de handen haast vanzelf omhoog om de ‘toete’ aan te pakken.

Al wat grotere jongens pakten de fiets en jakkerden van de een naar de ander. Vroeger met een schoenendoos onder de snelbinder, later met een plastic tas aan het stuur. Zij kregen wel de boodschap mee om de mensen goed aan te kijken en het netjes te zeggen maar veel tijd om te praten gunden zij zich niet. Het was alsof zij aanvoelden dat het wel eens de laatste keer kon zijn. Eenmaal thuis werd de oogst gesorteerd. Het werd in porties bij elkaar gelegd. Je misselijk eten had je onderweg moeten doen. Moeder begon er ook al in te grabbelen. Koekjes gingen in een trommel en snoepgoed in een blik. Je kon er wel een maand van snoepen. Het leek wel of die verscheidenheid een groot aantal wensen symboliseerde.

In onze tijd is het afgelopen met de pret als de kinderen in de brugklas zitten. Hooguit roepen zij in het langsfietsen: ‘Gelukkeg ni-jjaor, he-j de toeten al klaor?’

Bronnen

  • ‘Uit Aalten’s verleden’, door G.H. Rots, Aaltensche Courant, 19 november 1937 (via Delpher, deel IV & deel VI)
  • Wikipedia
  • Artikel ‘Nieuwjaarsdag in Aalten en omgeving’, ADW, E.M. Smilda

Reacties

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Let op: je reactie wordt openbaar getoond. Vragen, aanvullingen en/of correcties proberen wij zo spoedig mogelijk te verwerken. Daarna worden ze verwijderd, om ‘vervuiling’ te voorkomen. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *