Categorie: Personen

  • Bernard Huinink

    Bernard Huinink

    Raadslid en wethouder

    Bernard Huinink was jarenlang wethouder van de PvdA in Aalten. Zijn bijnaam luidde daarom ‘Rooien Huunink’. Legendarisch waren de roerige raadsvergaderingen met Willem te Gussinklo (alias ‘Piepkes Willem’) van de AR.

    Bernard Huinink werd op 11 februari 1886 geboren in Aalten (Hogestraat 64), zoon van Herman Huinink en Janna Geertruid Obrink. Op 8 februari 1912 trouwde hij in Aalten met Grada Wilhelmina Schepers. Zij gingen wonen in de Ormelstraat.

    Huinink overleed op 5 juni 1970 en werd begraven op begraafplaats Berkenhove.

    Koninklijke onderscheiding

    Bernard Huinink nam in 1919, op 33-jarige leeftijd, plaats in de gemeenteraad van Aalten. Hij zou die zetel bijna 45 jaar behouden, eerst voor de SDAP en later voor de PvdA. In september 1959 vierde hij zijn 40-jarig jubileum als zodanig en ontving hij een koninklijke onderscheiding. In 1964 nam Huinink, de ‘nestor van de gemeenteraad’, afscheid als raadslid ‘in verband met zijn vergevorderde leeftijd’ (77). Hij werd opgevolgd door zijn 37-jarige zoon, Jan Huinink, Admiraal de Ruyterstraat 21, chef van het plaatselijk PTT-bedrijf.

    Bernard Huinink krijgt koninklijke onderscheiding opgespeld door burgemeester E.S. van Veen
    Bernard Huinink krijgt koninklijke onderscheiding opgespeld door burgemeester E.S. van Veen

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen

  • Jan Holstein

    Jan Holstein

    Voogd van Aalten (16e eeuw)

    Tijdens de tachtigjarige oorlog werd de Oostgelderse bevolking regelmatig geteisterd door rondtrekkende legers. Plundering, brandschatting en verkrachting dreef de boeren en dorpsbewoners tot wanhoop. Jan Holstein was destijds Voogd van Aalten en al stond hij vrij machteloos, hij sprong wel in de bres voor de Aaltense bevolking en deed zijn best om de plunderingen te laten stoppen.

    In 1588 waren er vredesonderhandelingen gaande tussen de hertog van Parma en koningin Elisabeth van Engeland, welke laatste ook de Staten daarin tracht te betrekken. Daarop doelend schreef Holstein aan Gotfried Gerardi, raadsman van de pandvrouwe van Anholt: “Ik hoop maar, dat de vurig gewenschte vrede tot stand kome; dan zouden deze arme schapen weer moed kunnen vatten. Ze ploegen meerendeels met koeien, die ze nog overhielden, het land en arbeiden als muilezels. Wij steken diep in de schulden en kunnen geen geld meer krijgen; ook mijn crediet is ten einde. Moge God ons nog voor den oogst uitkomst geven, opdat het koren veilig binnengehaald kan worden. Anders zou ik geen raad weten.

    G.H. Rots schreef in 1938 hoe Jan Holstein om het leven kwam:

    “De Voogd van Aalten, Jan of Johan Holstein, die voor de Aaltensche bevolking herhaaldelijk in de bres sprong, is op een eigenaardige manier omgekomen. Wij lezen daarvan in “Het Oude Kerspel Winterswijk” dat op den 11en Juni 1589 ten huize van een zekeren Grevink op ’t Walfort bij Aalten een doopfeest werd gehouden, waar ook de Voogd van Aalten aanwezig was, nog wel als peetoom der kleine. Ook waren aanwezig de Heeren van ’t Walfort en Lintelo, (de heeren van Lintelo waren ook eigenaar van ’t Walfort).

    De Voogd van Aalten had promotie gemaakt, hij was na het overlijden van ‘Hendrik van den Bungard’ Landschrijver geworden van de Heerlijkheid Bredevoort. Dit nu schijnt een doorn in het oog der heeren van Lintelo te zijn geweest, althans men begon daarover een twistgesprek, waarbij Holstein wel merkte dat de gebroeders van Lintelo geen gemakkelijke heeren waren.

    Holstein probeerde ongemerkt den feestdisch te verlaten en liet zich ongemerkt onder de tafel glijden. Hij kroop op handen en voeten naar de deur en maakte zich snel uit de voeten. Maar Diederik van Lintelo had dat in de gaten, liep Holstein na en wierp hem allerlei hatelijkheden naar het hoofd. De twist werd erger. Holstein beweerde dat de Pandvrouw het recht had Landschrijvers te benoemen en Diederik van Lintelo kende dat recht toe aan de Edelen in de Heerlijkheid. Het gevolg was dat er handtastelijkheden ontstonden, waarbij Diederik van Lintelo een korte degen trok en Holstein hiermede verwondde. De verwonding was zoo erg, dat de Voogd drie dagen later overleed.

    Deze zaak kwam voor het Bredevoortsch gerecht op 5 Augustus van dat jaar. De beklaagde was niet aanwezig. Hij was naar Bocholt gevlucht en hield zich daar schuil. Bij verstek werd hij ter dood veroordeeld en betaling van 1000 gulden boete aan de Pandvrouwe. En om nu dat geld te krijgen werd aan de pachters van Diederik van Lintelo medegedeeld, dat zij de pacht aan den rentmeester der Pandvrouwe moesten betalen zoolang tot de som der boete bijeen was.

    Die pachters waren ‘Ruwenhoeven’, Hendrik Penmenger, ‘Winkelhorstinck’, ‘Swijtinck’, ‘Lanckhof’, ‘den Herinck’ en ‘den Poll’. Door bemiddeling van eenige invloedrijke personen o.a. den Prior van Klooster Schaer, Johanna van Dort, Hendrik en Clara van Lintelo, werden pogingen aangewend voor gratie. Die gratie is verleend, maar de boete moest hij betalen.

    Als voogd van Aalten werd benoemd de voogd van Dinxperlo Herman Poelhuis. Het schijnt dat deze tijdelijk benoemd is geweest want in 1605 wordt als voogd van Aalten genoemd Lubbert Spaltman.”

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen


    • Het oude kerspel Winterswijk, door B. Stegeman, 1927 (Delpher)
    • ‘Uit Aalten’s verleden’, door G.H. Rots, Aaltensche Courant, 4 maart 1938 (Delpher)
  • Ds. Jan Derk Stegeman

    Ds. Jan Derk Stegeman

    NH predikant

    Jan Derk Stegeman werd op 26 juli 1875 geboren in Dedemsvaart, zoon van godsdienstonderwijzer Frederik Stegeman en Janna Harmina te Winkel. Hij bezocht het gemeentelijk gymnasium te Doetinchem en studeerde vervolgens eerst een jaar aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam en daarna nog enkele jaren aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.

    Nadat Stegeman in mei 1899 door het provinciaal kerkbestuur van Friesland was toegelaten tot de evangeliebediening in de Nederlandse Hervormde Kerk werd hij op 3 september van datzelfde jaar door ds. J.C. van Hoeve, predikant te Schoonebeek, bevestigd als predikant van de hervormde gemeente van Nieuw Amsterdam.

    Aalten

    Op 24 augustus 1899 trouwde Jan Derk Stegeman in Den Haag met Hendrika van Dorp (Zoetermeer, 24-10-1873). Samen kregen zij zes kinderen. In 1913 kwam hij als predikant van de hervormde gemeente naar Aalten. Vanaf 1920 zette hij zich in voor de hervormde school, van 1920 tot 1946 als voorzitter van het bestuur. Hij woonde in de hervormde pastorie aan de Whemerstraat.

    Dominee Stegeman stond bekend als een zeer geestige en markante persoonlijkheid. De verstandhouding met zijn collega’s, die hem ‘de bisschop’ noemden, was zeer goed. In september 1929 vierde hij zijn 30-jarig, en in 1964 zijn 65-jarig ambtsjubileum, een jaar voordat hij 90 werd! In 1955 werd de hervormde school aan de Varsseveldsestraatweg naar hem vernoemd, de ‘Ds. Stegemanschool‘.

    Emeritaat

    Na zijn emeritaat bleef Stegeman op vele terreinen actief, bijvoorbeeld in de vorm van huisbezoek bij oudere mensen, drankbestrijding en ziekenverpleging. Ook vervulde hij tal van preekbeurten. Hij was vele jaren penningmeester van de classicale zendingsvereniging in de classis Zutphen, secretaris van het bestuur van de Julianaschool, bestuurslid van de Breukelaarschool en ook bestuurslid van de Aaltense afdeling van het Nederlands Bijbelgenootschap.

    Stegeman was bovendien een zeer actief lid van de redactie van weekblad ‘De Wachter’ en van zijn hand verschenen de boeken ‘Aan mijne gemeente’ (uitgeverij Gebr. De Boer, 1938) en ‘Van rijke dingen’ (uitgeverij De Graafschap, 1941).

    In 1958 erkende de regering de verdiensten van ds. Stegeman door hem te benoemen tot ridder in de orde van Oranje Nassau.

    Dominee Stegeman overleed op 21 februari 1970 op 94-jarige leeftijd en ligt begraven op begraafplaats Berkenhove.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Ruurd Faber

    Ruurd Faber

    Burgemeester (1971-1975)

    Ruurd Faber (Veenhuizen, 28-08-1912 – Assen, 07-07-1992) was een Nederlands politicus van de ARP. Hij werd geboren als zoon van Anne Faber (1875-1948; vanaf 1932 directeur van het eerste gesticht van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen) en Hermina Klein (1879-1973). Op 15-05-1941 trouwde hij in Assen met Aukje Fokje Wijngaard (Den Haag, 27-05-1918).

    In het begin van zijn loopbaan was Faber inspecteur van een levensverzekeringmaatschappij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij betrokken bij het verzet en daarop werd hij gearresteerd en opgesloten in het huis van bewaring in Assen. Na de bevrijding kwam hij vrij en vervolgens werd hij hoofd van de Politieke Opsporingsdienst (POD) te Assen. Na enige tijd werd Faber Officier-fiscaal bij de Asser Kamer van het Bijzonder Gerechtshof te Leeuwarden. Later is hij ook nog werkzaam geweest in een andere functies bij het ministerie van Justitie en het ministerie van Maatschappelijk Werk.

    In 1960 werd hij burgemeester van Ulrum en daarnaast was hij ook nog van 1962 tot 1963 waarnemend burgemeester van Leens. In 1965 werd Faber burgemeester van Dantumadeel. Daar genoot hij naam als “groot formaat maatschappelijk werker”.

    In 1971 volgde hij Hendrik Haverkamp op als burgemeester van Aalten en bekleedde deze functie tot 1975.

    In 1992 overleed Ruurd Faber op 79-jarige leeftijd.

    Faber werd als burgemeester van Aalten opgevolgd door Doeke Bekius.

    Burgemeester Faber lost het eerste schot op het Schuttersfeest van 1971
    Burgemeester Faber lost het eerste schot op het Schuttersfeest van 1971

    Leestip

    ‘Van Maire Stumph tot Burgemeester Stapelkamp’, door Leo van der Linde

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Willem te Gussinklo sr.

    Willem te Gussinklo sr.

    Pijpenfabrikant

    Willem te Gussinklo sr. (1852-1920) was één van de hoofdrolspelers in de geschiedenis van de hoornindustrie in Aalten. Hij maakte aanvankelijk Duitse pijpen en handvatten voor wandelstokken en paraplu’s. Later legde hij zich toe op de productie van knopen.

    Willem te Gussinklo werd geboren op 13 november 1852 op huisnummer 284 (Markt 3) in Aalten, zoon van winkelier Willem te Gussinklo en Josina Aleida Mierdink. Op 26 mei 1887 trouwde hij met Maria Jacoba Gangel (een zuster van dominee Gangel). Rond 1890 betrokken zij een statige villa aan de Willemstraat.

    Willem leerde het vak van hoorn bewerken van zijn zwager Gerrit Peters. Samen met Wessel Becking begon hij een pijpenfabriek. Echter, in 1884 scheidden hun wegen en gingen zij apart verder. Na de mislukte samenwerking met Becking maakte Willem te Gussinklo Duitse pijpen en handvatten voor wandelstokken en paraplu’s.

    Knopen

    In Duitsland en Engeland waren rond 1900 bedrijven ontstaan die uit hoorn knopen produceerden. Met dat voorbeeld voor ogen begon Willem in het jaar 1905 met het maken van hoornen knopen, een primeur voor Nederland. Al snel kwam zoon Willem te Gussinklo jr. (Piepkes Willem) in de firma, die zich ontwikkelde als innovatief ondernemer.

    De eerste fabriek van Te Gussinklo stond aan ‘t Dal in Aalten, de tegenwoordige Willemstraat.

    Willem te Gussinklo sr. overleed op 21 juni 1920 en ligt begraven op de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg te Aalten.

    Willem te Gussinklo sr. (1852-1920)

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen

    W. te Gussinklo - De Nederlander, 26-06-1920
    De Nederlander, 26 juni 1920
  • Willem te Gussinklo jr.

    Willem te Gussinklo jr.

    Knopenfabrikant

    Willem te Gussinklo jr. (1888-1969), bijnaam ‘Piepkes Willem’, was één van de hoofdrolspelers in de geschiedenis van de hoornindustrie in Aalten. Hij was directeur van Dutch Button Works in Bredevoort.

    Willem te Gussinklo jr. werd geboren op 18 mei 1888 op huisnummer 239a in Aalten, dat is ongeveer waar tegenwoordig vakgarage JAWI zit. Hij was een zoon van pijpenfabrikant Willem te Gussinklo en Maria Jacoba Gangel (een zuster van dominee Gangel). Op 7 juli 1914 trouwde Willem jr. in Zwolle (O) met Engelina Arriana van Houte.

    Hij was directeur van Dutch Button Works (DBW) in Bredevoort en hij woonde op Slingesteyn in Aalten.

    Willem te Gussinklo jr. overleed op 5 juni 1969 en ligt begraven op de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg te Aalten.

    Willem te Gussinklo Jr. (Piepkes Willem), ca. 1943
    Willem te Gussinklo jr. ca. 1943

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen

  • ‘Knonnepoetse’

    ‘Knonnepoetse’

    Rond 1960 leefde er in Aalten een vrouwtje met de bijzondere bijnaam ‘Knonnepoetse’. Zij woonde in het Luutenshuus, een eeuwenoude boerderij op de hoek Polstraat/Haartsestraat die in 1962 is afgebroken om plaats te maken voor de doortrekking van de Polstraat.

    Op weg naar school daagden kinderen elkaar uit om daar op de ramen te kloppen. Er kwam dan een woedend oud vrouwtje naar buiten gestormd die half Duits sprak. Kinderen waren doodsbang voor haar.

    Guste Mina

    In de volksmond werd ze ook wel Guste Mina genoemd. Van oorsprong zou ze Poolse zijn en rond de oorlogsperiode uitgeweken naar Duitsland. Ze trouwde met een zekere Koskamp uit Aalten.

    Deze Koskamp was in de oorlog ‘fout’. Hij liep met een geweer om zijn nek rond door het dorp. Dit geweer noemde hij ‘seine Kanone’. Hij poetste zijn geweer dikwijls. Vaak zei hij dan: “Ik moet nog even mijn ‘Kanone’ poetsen”. Na zijn dood hield het vrouwtje er de bijnaam ‘Knonnepoetse’ aan over. De naam was dus oorspronkelijk toebedacht aan haar echtgenoot.

    Het echtpaar woonde aanvankelijk op de hoek van de Stationsstraat en de Admiraal de Ruyterstraat in Aalten, in de oude woning van Lurvink. Later is deze woning afgebroken en vestigde zich daar Nijman met zijn tankstation, later tankstation Veneman en tegenwoordig cafetaria ‘De Admiraal’. Het echtpaar Koskamp verhuisde vervolgens naar het Luutenshuus.

    Wie was zij?

    Haar echte naam was Auguste Koskamp-Schürmann. Zij werd geboren in Sterkrade (D) en in 1919 te Aalten getrouwd met Bernardus Gerhardus Koskamp. Ze woonden omstreeks 1920 in het dorp Aalten op adres A211a, later omgenummerd naar B215a. Vermoedelijk werd dit adres later/tegenwoordig Hogestraat 60a.

    In het Adresboek der gemeente Aalten uit 1967 staat zij vermeld op het adres Polstraat 17a. Op 18 augustus in datzelfde jaar overleed Auguste in een verpleeghuis te Zevenaar. Zij werd begraven bij haar man op begraafplaats Berkenhove.

    ‘Knonnepoetse’ heeft geen gemakkelijk leven gehad; ze kon snel kwaad worden. De jeugd wist dit en maakte daar misbruik van. Pesten was iets dat in die tijd ook al voorkwam.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Luutenshuus, Haartsestraat, Aalten
    Het ‘Luutenshuus’, in 1962 gesloopt
  • Anton Driessen

    Anton Driessen

    Textielfabrikant

    Johan Bernard Anton (roepnaam: Anton) Driessen (Bocholt, 05-12-1797 – Aalten, 07-03-1879) was een belangrijke textielfabrikant in Aalten. Anton stamde uit een Bocholts textielgeslacht. Vader Herman (1765-1817) was eveneens textielfabrikant, net als diens broer Peter Driessen (1756-1843), die tevens schepen en tweede burgemeester van Bocholt was.

    Na de dood van hun vader stichtten Anton en zijn jongere broer Joseph het textielbedrijf ‘Gebrüder Driessen‘. In 1826 richtten Anton en Joseph Driessen een verzoek aan koning Willem I om in Aalten een textielfabriek te vestigen. De motieven voor het verzoek van de gebroeders Driessen waren de verhoogde invoerrechten in Nederland. Zij hadden Aalten uitgekozen ‘als zijnde deze plaats hiertoe het best geschikt‘.

    Zij vroegen vergunning tot oprichting van een bombazijnweverij en -blekerij, alsmede van een katoenspinnerij en ververij. De gebroeders Driessen kregen toestemming voor de vestiging onder de voorwaarde dat deze binnen de kom van Aalten zou worden gevestigd.

    Niet veel later vroeg ook hun neef Heinrich Driessen toestemming aan de koning, dat eveneens werd gehonoreerd.

    In Aalten

    Anton verhuisde in 1826 naar Aalten. Hij woonde aanvankelijk bij Meijerink in de Kerkstraat. Zijn broer Joseph bleef in Bocholt waar ze een filiaal hielden.

    Het bedrijf startte “in de Schuur en Tuinkamer van den heer Bonninghoff“. Hoogstwaarschijnlijk bedoelde men daarmee het huis Markt 18 van de vrederechter G.J. te Gussinklo, die in 1804 de boerderij Borninkhof had gekocht. Men noemde de bezitter vaak naar zijn boerderij.

    Voor het verwerken van het garen was Anton Driessen aangewezen op de vele thuiswerkers die hier woonden. Overigens vermeldt het gemeenteverslag over 1826 onder meer: “Eenige huisgezinnen hebben zich hier met der woon nedergezet, voornamelijk van Boekholt“. Het verslag over 1827 meldt voor het eerst dat, naast de landbouw als voornaamste bron van bestaan, men veel bombazijn weefde voor de fabrikanten afkomstig uit Bocholt. Er zijn dan ongeveer 218 bombazijnwevers, “het werk in hunne huizen verrigtende”.

    In datzelfde jaar 1827 verplaatste men de katoenspinnerij vanuit de schuur en tuinkamer van Bonninghoff naar een beter ingericht pand in het centrum van het dorp. Driessen had daar een huis van Manus Scholten gekocht dat stond op de plaats van het tegenwoordige adres Landstraat 25.

    Maar de verplaatsing ging niet geruisloos. Twee buren, de schoolmeester H. Schotman en de landbouwer W. Obrink, dienden bij het gemeentebestuur een bezwaarschrift omdat zij vreesden voor geluidsoverlast en brandgevaar. De gemeente wees hun bezwaren echter af. De beide buren lieten het daar niet bij zitten en richtten hun bezwaren vervolgens tot de gouverneur van de provincie Gelderland. Echter, ook de gouverneur zag geen aanleiding om aan hun bezwaren “eenig gevolg” te geven.

    Eind 1827 kon Anton Driessen beginnen met de verbouw van het huis tot spinnerij. Het nieuwe onderkomen had een verdieping, die met het benedengedeelte tot bedrijfsruimte werd bestemd. Zowel beneden als boven werden machines geplaatst.

    In 1835 begon Anton met de bouw van zijn nieuwe woonhuis aan de tegenwoordige Dijkstraat, dat we tegenwoordig kennen als Beekhuize.

    Graf

    Anton Driessen is begraven op de oude R.K. begraafplaats aan de Piet Heinstraat in Aalten.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen

    • ‘Geweven goed. De textielgeschiedenis van Aalten en Bredevoort’, H. de Beukelaer en J.G. ter Horst
  • Adriaan Pieter Slicher van Bath

    Adriaan Pieter Slicher van Bath

    Notabele

    Adriaan Pieter Slicher van Bath (Middelburg, 07-06-1838 – Aalten, 18-11-1933), was een plaatselijke notabele en weldoener, die veel heeft betekend voor de Aaltense gemeenschap. Hij was sinds 1867 in Aalten woonachtig en trouwde hier in 1874 met Johanna Geertruida (‘Nannie’) van Hopbergen (1849-1924). Zij was een dochter van de plaatselijke grootgrondbezitter majoor J.W. van Hopbergen (1817-1913).

    Naar dit echtpaar zijn in Aalten een straat en een laantje vernoemd. Op de hoek van de Slicher van Bathstraat en de Bredevoortsestraatweg vinden we nog steeds hun voormalige woonhuis, villa ‘Welgelegen‘. En iedere Aaltenaar kent het Nannielaantje, dat over hun vroegere bezit het landgoed ‘Smees’ loopt.

    Nageslacht

    Zoon Willem Antonie (‘Toon’) Slicher, geboren 1881, en Anna Becking, geboren 1883, huwden in 1908 te Aalten en waren de ouders van professor B.H. Slicher van Bath te Wageningen. De titel ‘Van Bath’, een kleine heerlijkheid te Rilland-Bath in Zeeland, was bestemd te vererven op B.H. Slichers oom, maar werd door de grootvader om persoonlijke redenen op zijn kleinzoon overgedragen.

    In memoriam

    Op 20 november 1933 publiceerde de Zutphense Courant dit bericht uit Aalten:

    “Na een ziekbed van eenige maanden overleed hier Zaterdagavond in den hoogen leeftijd van 95 jaar, onze oudste inwoner, de heer A.P. Slicher van Bath.

    De heer Slicher van Bath, die hier reeds een normale menschenleeftijd woonde, heeft in zijn jonge jaren een groot gedeelte der wereldzeeën met een zeilschip bevaren. Na eerst werkzaam geweest te zijn aan de sterrenwacht te Greenwich, werd hij voor Engelsche rekening uitgezonden tot het doen van meteorologische waarnemingen ten dienste der zeilvaart. Op deze reizen bezocht hij o.a. St. Helena, Kaap de Goede Hoop, Indië, Australië, Kaap Hoorn.

    Na zijn vestiging alhier was de heer A.P. Slicher van Bath zeer in het belang dezer streek werkzaam. Hij gaf o.a. den eersten stoot aan de oprichting der Geld. Overijselsche Mij. van Landbouw, aan de Coöp. Zuivelfabriek, de gasfabriek en de Geld.-Overijs. Locaal Spoorweg. „Floralia”, dat thans reeds over de 50 jaar bestaat, had haar ontstaan aan den heer Slicher te danken. Geen moeite, geen kosten waren hem te veel, wanneer het „Floralia” betrof en toen hij niet meer in staat was om zich met de leiding te bemoeien, ontving iederen zomer deze vereeniging zijn belangrijke giften.

    De heer Slicher was lange jaren voorzitter en later erevoorzitter van het departement van het Nut alhier, en als zoodanig had de bewaarschool zijn groote liefde. Ook deze instelling profiteerde ieder jaar weer van zijn grooten financieelen steun.

    De heer Slicher was ook gedurende eenige jaren lid der Prov. Staten van Gelderland. Verder was de overledene tot zijn 90e jaar waarnemer voor het Meteorologisch Instituut te De Bilt en tot heden correspondent van „Arti et Amicitia”.

    Een bijzonderheid is het zeker, dat het geheugen van den heer Slicher tot het laatste toe uitstekend was en hij zich nog interesseerde voor alle belangrijke wereldgebeurtenissen.

    Met den heer Slicher van Bath gaat een zeer bekende Aaltensche persoonlijkheid heen en talrijke vereenigingen en instellingen zullen zijn grooten steun terdege missen.

    De teraardebestelling zal Woensdagmiddag om 3 uur plaats hebben op de Oude Begraafplaats alhier.”

    Slichter van Bathstraat, Aalten - De Graafschapbode, 21-12-1934
    De Graafschapbode, 21 december 1934

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Heinrich Driessen

    Heinrich Driessen

    Textielfabrikant

    Johann Heinrich Joseph (roepnaam: Heinrich) Driessen (Bocholt, 10-07-1794 – Aalten, 04-07-1879) was een belangrijke textielfabrikant in Aalten. Heinrich stamde uit een Bocholts textielgeslacht. Hij was de enige zoon van Peter Driessen en Maria Hölscher. Zijn vader nam in het Pruisische stadje, net over de grens bij Aalten, een vooraanstaande positie in. Naast textielfabrikant was hij er schepen en bekleedde van 1797 tot 1811 de functie van tweede burgemeester.

    Heinrich genoot een gedegen opleiding aan het Jezuïetencollege in Amsterdam en sprak uitstekend Frans, zodat hij in 1812, toen de troepen van Napoleon door Bocholt trokken, de enige was, die als tolk kon fungeren tussen de stedelijke overheid en de Franse generaals.

    In 1810 kwam Heinrich in het bedrijf van zijn vader. Op 2 december 1820 trouwde hij in Rheine (D) met met een telg van een andere belangrijke textielfamilie, namelijk Lisette Sträter. Zij kregen negen zonen en twee dochters. In 1826 werd hem de leiding van de firma Peter Driessen & Sohn toevertrouwd.

    In datzelfde jaar richtten zijn neven Anton en Joseph Driessen een verzoek aan koning Willem I om in Aalten een textielfabriek te vestigen, dat door Willem I werd ingewilligd. Niet veel later vroeg ook Heinrich Driessen toestemming aan de koning, dat eveneens werd gehonoreerd.

    In Aalten

    Na zijn komst naar Aalten woonde Heinrich allereerst bij de familie Meijerink aan de Kerkstraat, een van de weinig overgebleven katholieke gezinnen in Aalten. Later liet hij aan het begin van de Dijkstraat een huis bouwen (dat na zijn dood zou worden herbestemd tot klooster). Daarom werd hij in den volksmond “den veursten Dreessen” genoemd, in tegenstelling tot zijn neef Anton, die iets verderop Beekhuize bouwde en “den achtersten Dreessen” genoemd werd.

    In Aalten zet Heinrich een filiaal op van de bombazijnhandel en handspinnerij van zijn vader Peter Driessen. Zij bezitten al de nodige grond in Aalten en Varsseveld en in 1826 breidt hij zijn activiteiten uit met een spinnerij in Groenlo.

    De komst van de Driessens heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling van de lokale textielindustrie. Bovendien bleven de bedrijven in Bocholt als filiaal bestaan, waardoor er een hechte basis was. In 1832 werken zo’n 500 linnenwevers in Aalten en omgeving voor Heinrich en drie jaar later behoort hij samen met Blijdenstein in Enschede tot de grootste bombazijnfabrikanten van Oost-Nederland.

    Ondernemend

    Na het overlijden van zijn vader werd Heinrich alleen eigenaar van Peter Driessen & Sohn. Zijn oudste zoon Theodor (1821-1878) werd nu met de leiding in Bocholt belast. Drie jaar later, in 1846, kocht Heinrich samen met zijn zwager, de zeepzieder Van Wensen, in Leiden de verlopen textieldrukkerij en -ververij De Heyder. Zijn tweede zoon Louis (1823-1904) liet hij uit Engeland overkomen om in Leiden de leiding op zich te nemen. Louis wist met de kennis die hij in Manchester had opgedaan, het bedrijf spoedig renderend te maken.

    Heinrich was een ondernemend man. Hij maakte als een van de eersten in Nederland gebruik van stoom in zijn blekerij. De stoomketel diende om het loog door de buizen te pompen en was niet bestemd voor de aandrijving van machines. Deze ketel had Heinrich in 1832 door tussenkomst van een commissionair in Lancashire gekocht. Deze commissionair was niemand minder dan Thomas Ainsworth, die zo’n belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de Nederlandse, en in het bijzonder de Twentse, textielindustrie.

    Innovatief

    Heinrich Driessen is niet alleen succesvol maar ook innovatief, zoals blijkt uit zijn contact met Thomas Ainsworth. Deze Engelse textieltechnicus speelt een belangrijke rol bij de invoering van de stoommachine en de machinale productiewijze in de textielindustrie van Twente en de Achterhoek. Hij is in 1832 ook betrokken bij de oprichting van de stoomblekerij van Heinrich in Dale, de eerste in Oost-Gelderland.

    In 1849 richtte Heinrich in Aalten op de tegenwoordige Harberskamp als eerste in de Achterhoek een stoomspinnerij op. Deze werd al spoedig uitgebreid met enkele ‘powerlooms’ (door stoom aangedreven weefgetouwen). Nadat de stoomspinnerij in de nacht van 19 op 20 augustus 1859 afbrandt, bouwt hij het bedrijf niet opnieuw op. Heinrich verlegt zijn aandacht naar Leiden, waar hij de textieldrukkerij en -ververij ‘De Heijder’ had gekocht.

    Zijn zoon Eduard (1824-1895) bleef de belangen van het bedrijf in Aalten behartigen. Aanvankelijk bleef de blekerij daar nog in functie, maar op den duur hield Eduard zich hoofdzakelijk bezig met de handel in katoen en garens. Het filiaal in Bocholt, waarover Theodor zoals gezegd de leiding had, was opgeheven, nadat deze daar samen met zijn broer Peter (1832-1895) in 1854 een blauwververij en drukkerij, genaamd de firma Theodor en Peter Driessen, was begonnen.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen

    • Biografisch Woordenboek Gelderland
    • Bijlage van De Graafschapbode, 23 juli 1937
    • Nijver in het groen. Twee eeuwen industriële ontwikkeling in Achterhoek en Liemers, H. de Beukelaer
    • St.-Helena’s ommegang. De geschiedenis van de Aaltense katholieken, H. de Beukelaer
    • Geweven goed. De textielgeschiedenis van Aalten en Bredevoort, Aalten 1992, H. de Beukelaer en J.G. ter Horst
    • Stammbuch und Chronik der Familien Driessen, Giessing, van Wensen, Schwartz, Sträter, Hölscher, F. Schwartz

    Katholiek

    De familie Driessen was ook van grote betekenis voor de Aaltense katholieke gemeenschap, die sinds de Reformatie van 1596 een minderheid vormde in het hervormde dorp. Niet alleen door hun aanzien en invloed, maar ook door allerlei schenkingen van de Driessens kon de katholieke kerk in Aalten uitgroeien tot een volwaardige kerkgemeenschap. Zowel Heinrich als zijn neef Anton speelde een belangrijke rol als kerkmeester en armenmeester, een rol die door hun nazaten werd voortgezet.

    Heinrich Driessen was zeer eigenzinnig in zijn optreden en trok ook in kerkelijke aangelegenheden vaak zijn eigen plan. Bijvoorbeeld ten tijde van de problemen tussen de katholieken en de hervormden in 1842 over het luiden van de klokken. Pastoor G.H.J. Wansing van Aalten schreef hierover een brief aan de aartspriester van Gelderland M. Terwindt, die mede was ondertekend door de kerkmeesters Th.W. Meijerink, H. Vulting en A. Driessen. Heinrich Driessen, hoewel lid van het kerkbestuur, had deze brief niet ondertekend en richtte zelf twee persoonlijke brieven aan Terwindt.

    Wat daarin opvalt is dat hij onder meer stelde dat de pastoor a priori tegen Aalten scheen te zijn ingenomen en de hoop uitsprak dat de Aaltense parochie een nieuwe herder zou krijgen die bij iedereen in de smaak zou vallen. Hij verzocht Terwindt bij zijn keuze zijn ontboezemingen in overweging te willen nemen en verzekerde hem dat hij het liefst alles aanwendde wat tot eer van hun heilige godsdienst bevorderlijk was. Maar tevens schreef Driessen dat hij – omwille van het feit dat de oude pastoor hem de meeste hoogachting bewees en ook omdat hijzelf de pastoor hoogachtte als een man die om zijn moreel gedrag een hele provincie tot voorbeeld kon strekken – erop vertrouwde dat het ook de aartspriester zou behagen dat de inhoud van de brieven nooit aan anderen bekend werd.

    Nieuwe kerk

    Een volgend probleem ontstond toen omstreeks 1853 werd besloten tot de bouw van een nieuwe kerk. Dit leidde tot ernstige meningsverschillen binnen het kerkbestuur. Zo vond kerkmeester Heinrich Driessen het wederom nodig eigenmachtig te werk te gaan door achter de rug van de andere kerkbestuurders om contact met de aartsbisschop te zoeken. Hij refereerde in een schrijven aan de aartsbisschop aan de goedkeuring die deze had gegeven aan de plannen voor de bouw van de kerk, onder voorwaarde dat de biechtstoel of biechtstoelen in de kerk werden geplaatst en niet in de sacristie of in aparte uitbouwen aan de zijmuren. Uitgaande van die voorwaarde was er een plan ter goedkeuring naar de Koning gestuurd.

    Nu had tijdens Driessens afwezigheid de aanbesteding van de kerk plaatsgehad, waarbij toch een uitbouw was gepland, in strijd met de aartsbisschoppelijke goedkeuring. Een uitbouw aan de kerk ten behoeve van de biechtstoel zou, aldus Heinrich, een kerk alleen maar ontsieren. Hij had geprobeerd de pastoor daarvan te overtuigen, wat hem echter niet was gelukt. Driessen zag de biechtstoel liever, net als in het Münsterland, in de kerk dan in een uitbouw. De fout kon volgens hem, hoewel het metselen aan die zijde al in volle gang was, nog worden hersteld. Hij verzocht in zijn brief aan de aartsbisschop dan ook om zo spoedig mogelijk daartoe aanwijzingen aan het kerkbestuur te willen geven. De afloop van de kwestie is niet bekend. Deze actie is echter kenmerkend voor Heinrich Driessen, die blijkbaar gewend was zijn zin te krijgen en daarvoor ook op eigen initiatief de nodige stappen ondernam.

    Vermogend

    Heinrich was op het eind van zijn leven een vermogend man. Hij had aandelen in spinnerijen in Enschede, Gronau en Rheine. Rheine was de geboorteplaats van zijn vrouw, en haar familieleden beheerden daar textielondernemingen. Verder had hij veel landerijen en boerderijen in de omgeving van Aalten, Varsseveld en Bocholt. Heinrich bereikte de hoge leeftijd van bijna 85 jaar. Verschillenden van zijn kinderen en kleinkinderen kwamen in de textielbranche terecht.

  • Wim Mateman

    Wim Mateman

    Politicus

    Willem Antoon (Wim) Mateman (Aalten, 07-05-1945 – Rijswijk, 08-06-2019) was een Nederlands politicus. Namens het CDA was hij van 1979 tot 1998 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Mateman was van 2003 tot 2018 wethouder, gemeenteraadslid en fractievoorzitter voor het CDA in de gemeente Rijswijk.

    Mateman volgde een opleiding MO-staatsinrichting en MO-staathuishoudkunde. Vervolgens studeerde hij sociologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij was in zijn studententijd medeoprichter van de Studentenvakbeweging in Nijmegen. Mateman werd na zijn studie docent economie, staatsinrichting, en maatschappijleer aan de Christelijke middelbare school in Zutphen. Vanaf 1970 was hij lid van de Provinciale Staten van Gelderland en lid van de gemeenteraad van Aalten namens de Christelijk-Historische Unie (CHU). Tevens werd hij wethouder in Aalten.

    Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1977 stond Mateman kandidaat voor het CDA, maar hij werd niet direct gekozen. Later dat jaar kreeg hij de mogelijkheid in de Kamer zitting te nemen, maar hij weigerde. Twee jaar later kwam Mateman alsnog tussentijds in het parlement. Op 28 augustus 1979 werd hij beëdigd. In de Kamer hield hij zich onder andere bezig met handelspolitiek, defensie en binnenlands bestuur.

    Wim Mateman behoorde tot de conservatieve vleugel van het CDA. Toen hij de Kamer moest verlaten omdat de nieuwe partijleiding de fractie wilde vernieuwen was hij erg teleurgesteld. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1998 was Mateman niet meer verkiesbaar.

    In 2003 werd hij voor het CDA wethouder Financiën en Grondzaken in de Zuid-Hollandse gemeente Rijswijk. In mei 2014 verdween het CDA uit het Rijswijkse college en keerde hij terug in de gemeenteraad; hij werd voorzitter van de CDA-fractie. In 2018 nam hij afscheid van de lokale politiek.

    Mateman was getrouwd en kreeg twee kinderen. Mateman werd in 1992 onderscheiden als Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in 1998 als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In 1992 werd hij uitgeroepen tot Pijproker van het jaar.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen


    Eigengereide ‘rechtsbuiten’ van het CDA – NRC Handelsblad, 13 april 1992

  • Doeke Bekius

    Doeke Bekius

    Burgemeester (1976 – 1988)

    Doeke Bekius (Gauw, 14-11-1922 – Haart, 08-06-2013) was een Nederlands politicus van de ARP en later het CDA.

    Hij werd geboren en groeide op in het dorp Gauw nabij Sneek. Na de ULO trad hij op zestienjarige leeftijd in dienst van de gemeente Wymbritseradeel, een plattelandsgemeente om Sneek met 28 dorpen. In 1946 ging Bekius van de plattelandsgemeente naar de stad Zutphen. Met deze ervaring was hij in 1951 klaar voor zijn baan bij de gemeente Apeldoorn als chef Algemene Zaken. In juli 1961 werd hij burgemeester van Westdongeradeel en in december 1966 volgde zijn benoeming tot burgemeester van Kollumerland en Nieuwkruisland.

    Medio 1976 werd Bekius burgemeester in de gemeente Aalten, als opvolger van burgemeester Faber. Het stadje Bredevoort zag hij als een geschenk, een enthousiaste taak. Hij werd daar in 1988 tot ‘eredrost’ benoemd. Na zijn pensionering is hij in de gemeente Aalten blijven wonen. Hij bleef lid van zowel Bredevoorts Belang als Haarts Belang. Bekius werd na zijn pensionering actief bij de VKK (Vereniging van Kleine Kernen) Gelderland. Eind 1987 begon hij daar als adviseur van het bestuur, maar hij werd al snel bestuurslid en was daarna later jarenlang voorzitter.

    Hij woonde en overleed in de buurtschap Haart, in de gemeente Aalten. Hij is begraven op 14 juni in Gauw.

    Leestip

    ‘Van Maire Stumph tot Burgemeester Stapelkamp’, door Leo van der Linde

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.