Johann Heinrich Joseph (roepnaam: Heinrich) Driessen (Bocholt, 10-07-1794 – Aalten, 04-07-1879) was een belangrijke textielfabrikant in Aalten. Heinrich stamde uit een Bocholts textielgeslacht. Hij was de enige zoon van Peter Driessen en Maria Hölscher. Zijn vader nam in het Pruisische stadje, net over de grens bij Aalten, een vooraanstaande positie in. Naast textielfabrikant was hij er schepen en bekleedde van 1797 tot 1811 de functie van tweede burgemeester.
Heinrich genoot een gedegen opleiding aan het Jezuïetencollege in Amsterdam en sprak uitstekend Frans, zodat hij in 1812, toen de troepen van Napoleon door Bocholt trokken, de enige was, die als tolk kon fungeren tussen de stedelijke overheid en de Franse generaals.
In 1810 kwam Heinrich in het bedrijf van zijn vader. Op 2 december 1820 trouwde hij in Rheine (D) met met een telg van een andere belangrijke textielfamilie, namelijk Lisette Sträter. Zij kregen negen zonen en twee dochters. In 1826 werd hem de leiding van de firma Peter Driessen & Sohn toevertrouwd.
In datzelfde jaar richtten zijn neven Anton en Joseph Driessen een verzoek aan koning Willem I om in Aalten een textielfabriek te vestigen, dat door Willem I werd ingewilligd. Niet veel later vroeg ook Heinrich Driessen toestemming aan de koning, dat eveneens werd gehonoreerd.
In Aalten
Na zijn komst naar Aalten woonde Heinrich allereerst bij de familie Meijerink aan de Kerkstraat, een van de weinig overgebleven katholieke gezinnen in Aalten. Later liet hij aan het begin van de Dijkstraat een huis bouwen (dat na zijn dood zou worden herbestemd tot klooster). Daarom werd hij in den volksmond “den veursten Dreessen” genoemd, in tegenstelling tot zijn neef Anton, die iets verderop Beekhuize bouwde en “den achtersten Dreessen” genoemd werd.
In Aalten zet Heinrich een filiaal op van de bombazijnhandel en handspinnerij van zijn vader Peter Driessen. Zij bezitten al de nodige grond in Aalten en Varsseveld en in 1826 breidt hij zijn activiteiten uit met een spinnerij in Groenlo.
De komst van de Driessens heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling van de lokale textielindustrie. Bovendien bleven de bedrijven in Bocholt als filiaal bestaan, waardoor er een hechte basis was. In 1832 werken zo’n 500 linnenwevers in Aalten en omgeving voor Heinrich en drie jaar later behoort hij samen met Blijdenstein in Enschede tot de grootste bombazijnfabrikanten van Oost-Nederland.
Ondernemend
Na het overlijden van zijn vader werd Heinrich alleen eigenaar van Peter Driessen & Sohn. Zijn oudste zoon Theodor (1821-1878) werd nu met de leiding in Bocholt belast. Drie jaar later, in 1846, kocht Heinrich samen met zijn zwager, de zeepzieder Van Wensen, in Leiden de verlopen textieldrukkerij en -ververij De Heyder. Zijn tweede zoon Louis (1823-1904) liet hij uit Engeland overkomen om in Leiden de leiding op zich te nemen. Louis wist met de kennis die hij in Manchester had opgedaan, het bedrijf spoedig renderend te maken.
Heinrich was een ondernemend man. Hij maakte als een van de eersten in Nederland gebruik van stoom in zijn blekerij. De stoomketel diende om het loog door de buizen te pompen en was niet bestemd voor de aandrijving van machines. Deze ketel had Heinrich in 1832 door tussenkomst van een commissionair in Lancashire gekocht. Deze commissionair was niemand minder dan Thomas Ainsworth, die zo’n belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de Nederlandse, en in het bijzonder de Twentse, textielindustrie.
Innovatief
Heinrich Driessen is niet alleen succesvol maar ook innovatief, zoals blijkt uit zijn contact met Thomas Ainsworth. Deze Engelse textieltechnicus speelt een belangrijke rol bij de invoering van de stoommachine en de machinale productiewijze in de textielindustrie van Twente en de Achterhoek. Hij is in 1832 ook betrokken bij de oprichting van de stoomblekerij van Heinrich in Dale, de eerste in Oost-Gelderland.
In 1849 richtte Heinrich in Aalten op de tegenwoordige Harberskamp als eerste in de Achterhoek een stoomspinnerij op. Deze werd al spoedig uitgebreid met enkele ‘powerlooms’ (door stoom aangedreven weefgetouwen). Nadat de stoomspinnerij in de nacht van 19 op 20 augustus 1859 afbrandt, bouwt hij het bedrijf niet opnieuw op. Heinrich verlegt zijn aandacht naar Leiden, waar hij de textieldrukkerij en -ververij ‘De Heijder’ had gekocht.
Zijn zoon Eduard (1824-1895) bleef de belangen van het bedrijf in Aalten behartigen. Aanvankelijk bleef de blekerij daar nog in functie, maar op den duur hield Eduard zich hoofdzakelijk bezig met de handel in katoen en garens. Het filiaal in Bocholt, waarover Theodor zoals gezegd de leiding had, was opgeheven, nadat deze daar samen met zijn broer Peter (1832-1895) in 1854 een blauwververij en drukkerij, genaamd de firma Theodor en Peter Driessen, was begonnen.