In Aalten was het vroeger gebruikelijk dat veehouders zelf boter karnden en deze aan de plaatselijke winkeliers verkochten. Dit veranderde in 1896 met de oprichting van de Aaltense Coöperatieve Zuivelfabriek (ACZ), beter bekend als de Boterfabriek, op initiatief van de heer Slicher van Bath. Dit bracht een enorme werkbesparing voor de landbouwers, waardoor zij zich intensiever op andere taken konden richten. Bovendien verbeterde de kwaliteit van de boter aanzienlijk.
De eerste vergadering om de mogelijkheden tot oprichting van een coöperatieve zuivelfabriek te onderzoeken vond plaats op 27 december 1895. Dit gebeurde op initiatief van de heer A.P. Slicher van Bath, voorzitter van de afdeling Aalten van de Gelders-Overijsselse Maatschappij van Landbouw. Al snel werd besloten een coöperatie op te richten, waarin uit elke buurtschap van Aalten twee leden zitting hadden.
Men ging voortvarend te werk. Bij akte van 21 februari 1896 werd de coöperatie officieel opgericht bij de toenmalige notaris van Aalten, de heer P. Losecaat Vermeer. Slicher van Bath werd benoemd tot voorzitter. De overige bestuursleden waren W.F. te Bokkel, H.W. Westendorp, C. Tolkamp, H. Lammers, W. Rosier, E. Scheffer, W. Lammers, Joh. Obbink, R. van der Wint, J.W. Klein Poelhuis en G.J. Hoftijzer.
Bouw en uitbreidingen
Een tuin op de Kemena werd gekocht van de heer Arentzen en de bouw van het fabrieksgebouw werd aanbesteed. Samen met de machines bedroeg de investering 18.000 gulden. Dit geld werd verkregen door de uitgifte van obligaties en het plaatsen van aandelen à tien gulden. In de zomer van 1896 kwam het gebouw tot stand. De eerste directeur werd R. de Jong, die deze functie echter slechts anderhalf jaar vervulde. Hij werd opgevolgd door G. de Vries.
Op 21 september 1896 werd de eerste melk ontvangen. In de eerste weken werd er tussen de 2600 en 2800 liter melk geleverd. Aanvankelijk werd de geproduceerde boter voornamelijk naar Engeland verkocht. In de loop der jaren bleef de hoeveelheid aangeleverde melk toenemen, waardoor de fabriek regelmatig moest uitbreiden.
Diefstal
In de nacht van 6 op 7 mei 1920 werd uit een brandkast in het kantoor van directeur De Vries een geldbedrag van ruim 14.000 gulden gestolen. Na maandenlang onderzoek door Justitie en Marechaussee in deze geruchtmakende zaak, leidde een heuse undercoveroperatie uiteindelijk tot de arrestatie en veroordeling van de twee daders.
In 1936 werd uitgebreid stilgestaan bij het 40-jarig bestaan. Bekend werd de zuivelfabriek door de kaasmakerij. In 1976 werd het bedrijf gesloten.
Supermarkt
Lambertus Kip had een kleine ELKA supermarkt aan de Hogestraat. De naam ELKA was afkomstig van de initialen van de oprichter (L.K.). Kip wilde zijn imperium drastisch uitbreiden en kocht de oude zuivelfabriek voor ruim 1 miljoen gulden. Hij bouwde het pand om tot een Elka Giganta supermarkt.
Deze supermarkt werd op 7 september 1978 geopend. Iedere inwoner kreeg een pentekening van de oude Roomboterfabriek. Door de wijze van leidinggeven en de gedwongen winkelnering die men aan de werknemers wilde opleggen kwam het in 1980 in de Aaltense vestiging tot een bedrijfsbezetting door de Dienstenbond FNV.
Door deze kwestie werd het bedrijf beschadigd en verkocht aan Albeda Jelgersma van groothandel Unigro. Er vestigde zich een Almarkt, later werd het Super Hendriks en tenslotte Super de Boer. Na de overname door Jumbo werden de gebouwen van de voormalige zuivelfabriek in 2012 gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw voor de supermarkten Jumbo en Aldi.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
m²
Adresgeschiedenis
Bevolkingsregister 1900-1910
Aalten 98/1 > A118
Bevolkingsregister 1910-1920
Aalten A118 > A120
Adresboek 1934
Aalten A120 > Admiraal de Ruijterstraat 10
Boterfabriek
Adresboek 1967
Admiraal de Ruyterstraat 10
Coöp. Zuivelfabriek
Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.
Briefhoofd ‘Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Aalten’, 1910Zuivelfabriek Aalten, tegeltableau ca. 1915‘Aaltensche Coöp. Zuivelfabriek’Sticker die op de kazen werd geplakt voordat ze de Aaltense zuivelfabriek verlieten voor de verkoop of export (foto: Hans Schutte)Nieuwe Winterswijksche Courant, 25 augustus 1976
De molen ‘op ’t Rot’ stond tussen het huis aan de Admiraal de Ruyterstraat nummer 7 en de toenmalige Breukelaarschool (MULO) aan de Piet Heinstraat. Deze buurt werd ’t Rot genoemd. In de volksmond stond de molen bekend als de ‘molen van Hakstege’.
De molen werd in 1896 gebouwd door Derk Hakstege (1860-1953), op de plek waar daarvoor ook al een molen stond die echter was afgebrand. Deze voorganger was een achtkante beltmolen genaamd ‘De Knötte’.
Zoon Abraham Wessel Hakstege (1889-1964) was ongeveer 7 jaar oud toen de molen werd gebouwd. De benodigde bakstenen werden per spoor aangevoerd. Het transport van de stenen gebeurde nog met paard en wagen. De afstand tussen het spoorstation en de nieuw te bouwen molen was ongeveer 3 tot 4 honderd meter en zoonlief kreeg de opdracht het paard en de wagen te begeleiden.
Onttakeling
In 1931 werd de molen onttakeld, omdat de kosten voor een nieuwe as die op dat moment nodig was, niet op te brengen waren. De molen liep daarna in 1952 zware stormschade op. Rond 1970 werd ook de romp verwijderd.
Na het overlijden van zijn vader werd Abraham Wessel op 1 juli 1954 eigenaar van de molen. Wegens ziekte, ouderdom en het ontbreken van een opvolger voor het beroep van molenaar werd de molen op 27 september 1963 verkocht aan de Breukelaarschool die ruimte nodig had voor uitbreiding.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
m²
Adresgeschiedenis
Adresboek 1934
Aalten A105 > Admiraal de Ruyterstraat 5
Molen
Adresboek 1967
Admiraal de Ruyterstraat 5
Molen
Aaltensche Courant, 2 november 1923
Aaltensche Courant, 16 januari 1940
Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.
De firma Peters & Gans (PEGA) was één van de bedrijven in Aalten die actief was in de voor Nederland unieke hoornindustrie. Bij PEGA werden pijpen, wandelstokken en snuifdozen gemaakt.
In 1896 verliet Johannes Peters de hoornwerkplaats van zijn vader aan de Köstersbulte en sloot een vennootschap met Marcus Gans, een Joodse koopman. Gans financierde de firma genaamd PEGA (Peters & Gans). De pijpenfabriek stond aanvankelijk naast Peters’ woning aan de toenmalige Gasthuisstraat (nu Haartsestraat).
Naast Duitse pijpen voor Duitse reservisten werden wandelstokken met hoornen handvatten vervaardigd. Nadat de fabriek in 1917 totaal uitbrandde, vestigde Johannes Peters zijn pijpenfabriek aan de Admiraal de Ruyterstraat. In plaats van Duitse pijpen werden er vooral bruyèrepijpen gemaakt.
In 1931 publiceerde de Graafschapbode een artikel over „De Aaltensche Hoornindustrie”, en schreef daarin over Peters & Gans:
We bezochten de fabriek der firma Peters & Gans te Aalten, fabrikante van hoornen-, kunsthoornen- en houten pijpen en van de typische Duitsche pijpen met veel hoornen versiersels, van wandelstokken en… van snuifdoozen! Mooie, geheel uit hoorn vervaardigde snuifdoozen, die afzet vinden onder de mijnwerkersbevolking van Zweden en Duitschland.
Deze firma, die haar producten reeds in 1897 met een gouden medaille bekroond zag, vervaardigt een groote verscheidenheid van rookartikelen, te weten de door iedereen gebruikte houten pijpen, kunsthoornen pijpen, sigaren- en sigarettenpijpen, terwijl deze fabriek zich in het bijzonder toelegt op de fabricage in ’t groot van mondstukken voor pijpen, o. a. voor de Goudsche doorrookkoppen. Deze mondstukken worden gemaakt van hoorn of kunsthoorn, vaak in verbinding met het zgn. Weichselhout of reukhout, dat de „smaak” van het rooken verhoogt.
De typische lange Duitsch pijp is een „specialité de la maison” dezer fabriek!
Eenige pijpen der Fa. Peters & Gans
Zooals uit een der bijgaande foto’s blijkt, bestaat zoo’n pijp uit een aaneenschakeling van kunstig bewerkte hoorndeeltjes; de arbeiders, die deze kunstig bewerkte pijp-exemplaren maken, zijn ware beeldhouwers in ’t hoornvak! Vooral Amerikanen koopen deze pijpen graag, die ze meenemen als aandenken aan Holland… om dan hun landgenooten te vertellen, dat heel Holland uit deze merkwaardige pijpen rookt! De fa. Peters & Gans zou willen dat het waar was!
„Duitsche pijpen”
Het is evenwel een pijp, waaruit men dient te rooken in de entourage van een oude boerenhofstede of te midden van een gezellige meubileering van ettelijke tientallen jaren geleden, ’t liefst met een zwart pak aan en een calotje op! Juist dit aparte karakter van deze ouderwetsche pijp is tegelijk charme; het is de moeite waard haar als sieraad aan een pijpenrek te hangen en er voor de curiositeit bij tijd en wijle uit te rooken. Deze „Duitsche pijpen” vinden hun afzet in Holland en gaan voorts, zooals we al opmerkten, veel naar Amerika en ook naar Duitschland. ’t Zijn dus eigenlijk Hollandsche „Duitsche” pijpen.
De hoornen onderdeeltjes van deze pijpen worden op de draaibank vervaardigd. Behalve pijpen en snuifdoozen is de fa. Peters & Gans leverancierster van wandelstokken, waarin ze engros handelt; zij specialiseert zich in het goedkoope en midden-genre, maakt bergstokken voor de Valkenburgsche toeristen, rieten stokken voor de veemarkten, moderne heeren-wandelstokken, met hoornen of kunsthoornen knoppen of versieringen.
Een veel gebruikt materiaal is tegenwoordig, aldus verzekerde de firmante ons, het Tohiti-riet uit Ned. Oost-Indië, een lichte en sterke stok, die zeer buigbaar is. De houten stokken komen meest uit Midden-Europa; zij hebben dan doorgaans reeds den haakvorm ruw aangebracht, waarna men de stokken eerst kurkdroog laat worden en vervolgens naar ons land expedieert. Omdat ze dan al wat op wandelstokken lijken, belast de fiscus ze aan de grens met 8% invoerrecht, hetgeen de fa. Peters & Gans een zeer onjuiste practijk vindt, daar hier de grondstof voor de Nederl. industrie belast wordt!
40-jarig jubileum
In 1936 vierde de firma Peters & Gans haar 40-jarig jubileum. De Aaltensche Courant schreef toen het volgende:
Heden voor 40 jaren, 1 Mei 1896 werd alhier de acte van oprichting der firma Peters & Gans verleden. De oprichting dezer firma was zuiver een uitvloeisel van plaatselijke toestanden. De ouderen onder onze lezers zullen zich zeker nog herinneren dat in de vijftiger jaren hier ter plaatse de hoornindustrie werd gesticht door den heer B. Vaags. Deze verwerkte toen het dichte deel der horens, het open gedeelte was eigenlijk afval voor de pijpenfabricatie. Dit afval werd later door den heer A. ten Dam productief gemaakt door het aan te wenden voor vervaardiging van kammen. Deze kammenfabricage nam zoo’n groote vlucht dat weldra de bordjes werden verhangen, en de pijpenfabrikanten kochten toen de punten bij de kammenfabriek.
De vader van den huidigen oudsten firmant-oprichter de heer Joh.s Peters was een der eerste knechts van B. Vaags, hij begon een eigen bedrijf op de Hoogestraat, later in het pand hoek Markt. Een 20-tal werklieden vonden hier toen emplooy. In 1896 zette de heer Peters zijn bedrijf stop. Zijn zoon de heer Joh.s Peters stichtte toen de zaak, die door associatie met de heer M. Gans, de firmanaam Peters & Gans kreeg.
Dit bedrijf was op veel moderner leest geschoeid. Voor de primitieve trapbeweging kwam de motorische drijfkracht. In 1900 trad de heer Gans uit de firma. Op 27 Mei 1917 werd de fabriek aan de Gasthuisstraat door brand totaal verwoest en niet herbouwd, doch in Juni reeds werd het bedrijf weer voortgezet in de voormalige meubelfabriek van den heer Vreede, die door bijbouw en verbouw aan den eisch en behoeften van het bedrijf was aangepast.
Hoofdzakelijk werden pijpen gefabriceerd, de grondstoffen waren hoofdzakelijk de op de kammenfabriek onbruikbare stukken van de horens. Naast pijpen werden wandelstokken vervaardigd, het afzetgebied was voor beide producten tot den oorlog hoofdzakelijk over de grens gelegen.
Thans zijn de bordjes evenwel verhangen en importeert het bedrijf meer dan de export bedraagt, de eigen productie is tot een minimum moeten worden teruggebracht. Een groote tegenstelling met de mobilisatiejaren toen de vraag de productie overtrof. Het echte pijpendraaien zooals dat vroeger gebeurde was een mooi, doch zeer moeilijk vak en vereischte naast handigheid, smaak en initiatief.
Velen hebben gedurende deze 40 jaren een werkkring in de fabriek der firma gevonden. Een der oudste werklieden die er bijna vanaf de oprichting werkzaam is, is de heer G. Eppink.
De tabakspijp is het hoofdartikel dat de zaak thans pousseert, de rookers zullen de bekende bruyere „Pega” pijpen wel niet vreemd zijn. De houten „koppen’ worden ruw geïmporteerd, de „spitsen” of mondstukken zijn eigen fabrikaat. Naast de bruyere pijpen worden nog steeds de z.g. Duitsche pijpen vervaardigd, welke in bepaalde streken nog steeds aftrek hebber., en de firma Peters & Gans is in haar rayon eigenlijk de eenigste die aan de vraag naar dit artikel kan voldoen.
De heer Joh.s Peters welke z’n twee zoons in de firma heeft opgenomen is ondanks z’n 69 jaren nog geregeld in de weer voor den bloei van z’n bedrijf met een vitaliteit die menig jongere hem zal benijden.
Heden is het voor firmanten en personeel een feestdag, ongetwijfeld zal men van het uitstapje naar Emmerich genieten, en zullen de ups and downs van het bedrijf nog wel de revue passeeren. Gaarne feliciteeren we de firmanten met dit jubileum en verbinden daaraan de wensch dat hun bedrijf zich in een gestagen bloei moge verheugen.
De jubileerende familie.
In 1953 schrijft Dagblad Tubantia:
“De kleine pijpenfabriek der fa. Peters en Gans bestaat nog en er worden ook nog pijpen vervaardigd, doch in hoofdzaak is dit bedrijf toch wel overgeschakeld op grossierderij, ook in allerlei aanverwante rookartikelen.”
Woning Joh. Peters en pijpenfabriek aan de Gasthuisstraat in Aalten.Fragment kadastrale kaart, 1951 (perceel I-7558), aan de Admiraal de RuyterstraatLimburger Koerier, 7 juli 1910Zutphensche Courant, 29 mei 1917Jubileumlogo, 1896-1946Aaltensche Courant, 7 februari 1950
Het pand waar tegenwoordig horecagelegenheid De Geste is gevestigd, heeft een rijke geschiedenis. Het diende ooit als politiebureau, VVV-kantoor en zelfs als NSB-groepshuis tijdens de Tweede Wereldoorlog. Sinds 1978 is het in handen van de familie Stegers, die het heeft omgevormd tot een bekende horecalocatie in Aalten.
Vroege geschiedenis
In 1717 stond op deze plek het huis van Gijsbert Grevinck. Omstreeks 1800 werd het pand eigendom van apotheker Willem Bernard Reigers, een vermogend man die naast dit pand nog twee huizen in de Kerkstraat bezat, waaronder het zogenoemde Reigershuis. Zijn pand aan de Markt behoorde tot de duurste huizen in Aalten. Na zijn dood in 1847 kwam het in bezit van zijn vrouw, Aleida Anna Maria Meijrink. Na haar overlijden in 1874 erfde hun zoon Franciscus Johannes Hermanus, ‘med. dockter’ in Empel (NB), het pand. In 1877 werd het verkocht aan koopman Isak David de Haas, die het in 1885 overdeed aan Levi Isak de Haas. Deze verkocht het in 1905 aan slager Levie Aron van Gelder.
De 20e eeuw
In 1923 werd het pand gekocht door onderwijzeres Catherina Wilhelmina Mulder, weduwe van Herman Bakker. Zij liet het pand in 1927 verbouwen. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog verkocht Mulder het pand aan smid Willem Klein Hesselink uit Lintelo. Het pand kreeg daarna een minder gunstige bestemming, want Klein Hesselink verkocht het aan de Stichting ‘Nationalistische beweging in Nederland’.
Gedurende de oorlogsjaren diende het pand als groepshuis voor de lokale afdeling van de NSB. Na de oorlog kwam het pand onder beheer van de Raad voor het Rechtsherstel. In 1949 werd het verkocht aan de gemeente Aalten, waarna het diende als politiebureau en later als VVV-kantoor.
Overname door de familie Stegers
In 1978 stond het pand leeg. Omdat er een horecabestemming op zat en de familie Stegers van het naastgelegen café geen risico wilde lopen, kochten zij het pand. Na een grondige verbouwing openden Riek en Jan Stegers op 25 november 1981 een slijterij in het pand.
Twee jaar later kreeg het pand de naam ‘De Geste’. Achterin het gebouw werd een bar geopend die alleen in de weekenden open was, terwijl de ruimte door de week werd verhuurd voor feesten en partijen. Na twee jaar sloot de bar, maar De Geste bleef beschikbaar voor evenementen. In juni 1990 sloot ook de slijterij, waarna een ingrijpende interne verbouwing volgde. Het pand is nu volledig ingericht voor horecadoeleinden.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-1154
Wilhelmus Bernardus Reijgers, apotheker
310 m² huis & erf
1850
I-1154
Aleida Anna Maria Meijerink, wed. W.B. Reijgers
310 m² huis & erf
1868
I-1154
Franciscus Johannes Hermanus Reijgers e.c., med. doctor te Empel (NB)
310 m² huis & erf
1877
I-1154
Isak David de Haas, koopman
310 m² huis & erf
1885
I-1154
Levi Isak de Haas, koopman
310 m² huis & erf
1905
I-1154
Levie Aäron de Haas, slager
310 m² huis & erf
1923
I-1154
Catharina Wilhelmina Mulder, onderwijzeres
310 m² huis & erf
1941
I-1154
Willem Klein Hesselink, smid
310 m² huis & erf
1942
I-1154
Nationaal Socialistische Beweging Nederland De Staat (afd. Raad voor het Rechtsherstel)
Bernardus Josephus Averbeck (Dorsten, 31-12-1774) Maria Catharina Ida Spiegelhoff (Wesel, 21-04-1772)
Volgende bewoners:
Jacobus Johannes Klijnpennink (Nijmegen, 22-05-1794), Med. Dr. & Vroedmr. trouwt op 08-06-1821 in Wierden met Sara van Raab van Canstein (Op ’t Slot Oosterboer in Drente, 18-08-1794)
Volgende bewoners:
Louis Gerhard Sebastiaan du Pré (Winterswijk, 14-04-1798), Fransch onderwijzer trouwt op 29-10-1830 in Aalten met Antonia Johanna Westerbeek Manschot (Aalten, 27-11-1805), onderwijzeresse
Antonius Bernardus Rudolphus Jansen (Meppen, 01-05-1823), koopman trouwt op 13-09-1849 in Enschede met Anna Catharina Hendrika Hafkemeijer (Enschede, 04-05-1822)
Dit boerderijtje stond bekend als ‘De Heksenboer’. Het is inmiddels afgebroken. In 2001 is ongeveer op dezelfde plek een nieuwe woning gebouwd met huisnummer 65.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1882
I-3758
Bernardus Derksen, fabriekwerker
1.680 m² huis, erf
1895
I-3758
Johannes Theodorus Derksen, daglooner
1.680 m² huis, erf
1919
I-3758
Bernard Johan Rathmer, koopman
1.680 m² huis, erf
1922
I-3758
Gerrit Jan te Hennepe en cons., landbouwer
1.680 m² huis, erf
1968
I-3758
¾ Grada Wilhelmina te Hennepe, wed. J.W. Ruesink ¼ Dina Aleida Ruesink, g.m. Derk Hendrik te Grotenhuis
Illustratie van de Markt te Aalten in 1743, gebaseerd op een tekening van Jan de Beijer, gemaakt met AI door Remco Neerhof
De Markt vormt al eeuwenlang het hart van het dagelijks leven in Aalten. Het dorp is als het ware ontstaan rond de kerk en het oude kerkhof, waarvan de Markt een laatste tastbare overblijfsel is. Over de vroegste bewoning van dit gebied is weinig met zekerheid bekend. Op 12 mei 1966 werd de Markt — als eerste in Gelderland — aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
Aalten wordt in 1152 voor het eerst als parochie genoemd, al is het aannemelijk dat deze al eerder is gesticht. Rond het jaar 1100 werd het onderste gedeelte van de huidige kerktoren opgetrokken en dat heeft alles te maken met het ontstaan van de Markt. De aanwezigheid van een dergelijk solide bouwwerk — waarin men in tijden van gevaar een veilig heenkomen kon zoeken — leidde ertoe dat zich geleidelijk een nederzetting vormde rond de toren. Mede dankzij de aanwezigheid van een kapel groeide deze omgeving langzaam maar zeker uit tot het centrum van de gemeenschap.
Kerkhof
De grond rond de kapel en toren — de hof van de kerk, ofwel het kerkhof — was vrij uitgestrekt. Een deel daarvan werd gebruikt om de doden te begraven. Langs de begrenzing van dit gebied, ongeveer waar nu de Landstraat en de Bredevoortsestraatweg liggen, vestigden de vroegere Aaltenaren zich.
Het ontstaan van de nederzetting zal te danken zijn geweest aan de gunstige ligging op een kruispunt van hoger gelegen zandruggen. De bebouwing ontwikkelde zich op de helling van een uit het moeras oprijzende heuvel, zuidelijk begrensd door de bedding van een beek en in het noorden omgeven door de hoge esgronden. Zo ontstond Aalten: gelegen tussen es en Slinge.
Met het verstrijken der eeuwen verdichtte de bebouwing zich rond de kerk. Door het ontstaan van een pad met aan weerszijden huizen — de huidige Peperstraat — en de bebouwing van de oostzijde van de Landstraat, ontstond een plaats die later de naam ‘Markt’ kreeg.
Geleidelijk werden de houten huizen vervangen door stenen gebouwen, waardoor het risico op brand in het centrum afnam. Met het bestraten van de open ruimte in het centrum ontstond er een geschikte plek voor het houden van markten. Zo was er de Meimarkt, de Sint-Nicolaasmarkt op 6 december en de jaarlijkse kermis. Mede dankzij de markten vestigden zich herbergiers en kroegbazen op de hoeken van de Markt.
Beschermd dorpsgezicht
Rond 1960 dreigde gevaar voor het historische dorpscentrum. Er lagen plannen voor een nieuwe verkeersweg, evenwijdig aan de Landstraat, die via de Kerkstraat en de Markt naar het noorden zou lopen. Voor de aanleg daarvan zouden het huidige museumpand en de bebouwing erachter moeten worden gesloopt. Met de aanwijzing van de Markt en omgeving tot beschermd dorpsgezicht in 1966, werd dit gevaar afgewend.
Toch bleven de plannenmakers niet stilzitten. Al een jaar later werden nieuwe voorstellen gepresenteerd, waarvoor alle panden van het gemeentehuis moesten worden gesloopt. Op de vrijgekomen locatie moesten een VVV-kantoor en een wachtruimte voor het openbaar vervoer verrijzen, met stopplaatsen voor de bussen. Een nieuw raadhuis zou moeten verrijzen op de plaats van het voormalige feestgebouw bij de Pol. Ook deze plannen zijn uiteindelijk niet uitgevoerd.
Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.
Bronnen
‘Aalten, zoals het was, zoals het is’, E.M. Smilda & G.J. Timmer
De ‘drie boompjes’ (dialect: ‘dree beumkes’) stonden op het hoogste punt van Aalten, waar de Hazenkampweg uitkomt op de huidige Ringweg. Het was vroeger een geliefd wandeldoel vanwege het mooie uitzicht over Aalten en het omliggende landschap. Het verloor echter veel van haar aantrekkelijkheid door de aanleg van de Ringweg, begin jaren 30 van de vorige eeuw.
Foto uit ‘Aalten zoals het was –zoals het is’ (intussen was er één boom minder)Fragment van een oude VVV-kaartAaltensche Courant, 11 augustus 1925
Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.
Het begin van de Varsseveldsestraatweg, van de kruising met de Landstraat / Lichtenvoordsestraatweg tot de toenmalige Ds. Stegemanschool, was vroeger erg smal. Het werd daarom in de volksmond het “Nauw van Calais” genoemd. In de jaren zeventig van de vorige eeuw is de straat verbreed door een aantal woningen te slopen. In twee panden die voor de verbreding moesten wijken hadden jeugdgroepen een onderdak gevonden, Nirwana en De Keet.
In een krantenbericht uit (vermoedelijk) begin jaren zeventig stond het volgende:
In het kader van de verbetering van de kruising Varsseveldsestraat met de Landstraat zal de gemeente Aalten één dezer dagen een begin maken met de sloop van de panden Varsseveldsestraat 1 en 3. De sloop is noodzakelijk omdat de doorgang ter plaatse veel te nauw is. In de panden, die, in afwachting van de sloop, reeds geruime tijd leeg stonden hebben twee jeugdgroepen een onderdak gevonden. De ene groep heeft zich de hemelse naam “Nirwana” aangemeten, de andere groep heet gewoon “De Keet”.
Met de sloop van hun behuizingen worden de groepen min of meer met de ondergang bedreigd, omdat men nog geen nieuw onderdak gevonden heeft. Niettemin is men van plan de panden zonder moeilijkheden te verlaten. Met de ontruiming is al begonnen.
Voor talloze Aaltense jongelui is het voortbestaan van beide groepen van het grootste belang. “De groepen voorzien duidelijk in een behoefte”, zo meent groepscommandant der rijkspolitie J. Westerink, die zich overigens bijzonder positief over de groepen uitlaat. Ook de gemeentelijke overheid stelt zich sympathiek op, maar vindt wel, dat de jongelui eerst moeten proberen zelf een onderdak te vinden, voordat zij bij de gemeente aankloppen. Uit een gesprek met beide groepen blijkt al gauw, dat er grote onderlinge verschillen zijn.
Nirwana
De Nirwana-groep is een duidelijk “links” georiënteerde groep. Opmerkelijk zijn de overeenkomsten met de in Lichtenvoorde zo vergalde “Pick”, een jongerengroep die in die gemeente nogal wat stof heeft doen opwaaien. “Nirwana” kent geen bestuur. Er is geen enkele controle op wat de aanwezigen doen. Wie zin heeft in een flesje pils pakt dat en men vertrouwt er op, dat het ook betaald wordt. Gebeurt dat niet, dan maakt niemand zich daar druk over. Ons uitgangspunt is vertrouwen, zeggen de trouwste Nirwana-leden.
Grif wordt toegegeven dat in de club regelmatig getript wordt. Bij een onderzoek dat de politie enige tijd geleden instelde (Nirwana-leden spreken van “de inval”) wees alles op het gebruik van drugs, hoewel de politie geen verdovende middelen heeft kunnen vinden. Wel werd een waterpijp in beslag genomen.
Nirwana kent een kussenzolder, waar vrij-lustigen zich naar hartewens kunnen uitleven. Toch stelt men duidelijk prijs op een sociaal gedrag. Hierover één van de Nirwana-leden aan het woord: “Enige tijd geleden kwam het veel voor dat stelletjes hier binnen kwamen en dan meteen door renden naar de zolder. Voor ons waren ze dan onbereikbaar. We vonden dat een a-sociaal gedrag. Daarom zijn we er met zijn allen om heen gaan zitten en hebben hen zo duidelijk gemaakt dat wij ook hun belangstelling verdienden”.
Er wordt in deze club veel geslapen. Mensen die geen slaapplaats kunnen vinden kunnen hier terecht. Er blijken heel wat buitenlanders van deze mogelijkheid gebruik te hebben gemaakt. Maar ook Aaltense jongelui die bijvoorbeeld vanwege ruzie met de oudelui niet naar huis willen kunnen in Nirwana een onderdak vinden.
Politieke belangstelling gaat uit naar de CPN, de PSP en misschien de PvdA. Politieke onderwerpen dienen vaak tot gespreksstof. Men overweegt in de toekomst een Nirwana-krant te gaan uitgeven. De overige activiteiten zijn vrij beperkt. Er wordt veelal naar muziek geluisterd, weinig gepraat en veel niets gedaan.
De Keet
Pal naast Nirwana, aan de rechterzijde heeft “De Keet” een onderdak gevonden. Enkele duidelijke verschillen springen in het oog. De inrichting van “De Keet” is veel ordelijker. Er is hier een barman die drankjes verkoopt en een discjockey die bepaalt welke plaatjes er worden gedraaid. De organisatie berust zeer duidelijk in handen van een autoritaire kerngroep die de diensten uitmaakt.
De mensen die zich aangetrokken voelen tot De Keet zijn over het algemeen wat jonger dan de Nirwanaërs. Orde en regel heersen. We willen het leuk houden, zeggen de kerngroep-leden. Vrijen mag natuurlijk wel, maar niet te gek. Wie tript gaat eruit, daar moeten we niets van hebben. Trouwens met de lui hiernaast willen we niets te maken hebben (een duidelijk afkeurend gebaar in de richting van Nirwana). De vertrouwensbasis van Nirwana achten de Keetleden niet reëel. De instelling is hier ook duidelijk materialistischer. Als ze bij Nirwana wat meer op hun centen hadden gepast hadden ze nu zeker tienduizend gulden gehad.
De Keet vindt het maken van een goede indruk bij de oudere generatie van het grootte belang. We willen graag dat onze ouders het goed vinden dat we hier komen. Er wordt hier ’s nachts dan ook niet geslapen. De discussie gaat hier dikwijls over muziek, godsdienst, algemene zeden en politiek. De voorkeur gaat uit naar de regeringspartijen.
Verwaand
De Nirwana-leden verwijten de lui van De Keet een bekrompen denkwijze. Wel geven ze toe, dat de muziek bij De Keet beter is. Ze vinden de Keet-mensen verder wel “lieve jongens”. In de ogen van de aanhangers van De Keet zijn de Nirwanaërs verwaand. “Ze denken dat ze meer en beter zijn dan wij, ze houden er een domme manier van herrieschoppen op na en hebben onverstandige uitgangspunten“, zo menen de Keet-mensen.
Hoewel de Aaltenaren in de buurt wel eens klagen over te veel lawaai en plagerijtjes vallen de klachten over het algemeen wel mee. Adjudant Westerink, die, zoals gezegd zich vrij positief opstelt heeft toch wel bezwaren. “Er is geen vaste doelstelling”, zegt hij. “Er is alleen maar vaagheid. Maar misschien is die vaagheid (vrijheid, zeggen de clubbezoekers) wel hun doel”. Het contact dat de adjudant heeft gehad met de kerngroepleden noemt hij goed. De enkelingen bederven het, meent hij.
Over druggebruik: “Ik neem wel aan dat er drugs gebruikt worden, hoewel men daar geen overdreven voorstelling van moet maken. Overal waar tegenwoordig jongeren bij elkaar zijn worden die middelen doorgegeven. Laatst is zoiets ook nog in het feestgebouw voorgevallen”. De heer Westerink gelooft niet dat de groepen de sympathie van de Aaltense bevolking hebben. Over het algemeen slaan die dingen bij de plaatselijke bevolking niet zo aan. Wel vindt hij dat de Aaltense bevolking soms al te negatief reageert.
Subsidie
Nirwana heeft een verzoek ingediend bij b en w om subsidie. Mochten b en w besluiten deze kwestie aan de Aaltense raad voor te leggen, dan belooft het een interessante discussie te worden. De grootste zorg voor beide groepen is voorlopig het vinden van onderdak. Anders moeten ze weer de straat op.
Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.
Het oorlogsmonument op de Wheme is opgericht ter nagedachtenis aan alle medeburgers die tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen zijn omgekomen. Met het gedenkteken wordt tevens de bevrijding in herinnering gebracht.
De oprichting van het gedenkteken was een initiatief van het comité Stichting Monument 1940-1945. Onder de Aaltense bevolking heerste er direct na de bevrijding de behoefte om met een monument de oorlogsslachtoffers te eren.
Het monument bestaat uit een beeld van een mannenfiguur met vrouw en kind. Het beeld van Franse kalksteen is geplaatst op een terras. Het voetstuk bestaat uit metselwerk, beton en natuursteen. Het gedenkteken is 1 meter 31 hoog, 1 meter 43 breed en 90 centimeter diep.
Het monument is onthuld op 16 juni 1956 door Hendrik Jan (Ome Jan) Wikkerink, leider van de voormalige verzetsbeweging in Aalten.
De tekst op het voetstuk luidt:
OM TE DOEN GEDENKEN 1940 – 1945
De groep is met het gelaat naar het zuiden gericht van waar de verdrukking, maar ook de bevrijding kwam. Kunstenares Bé Thoden van Velzen omschreef het beeldhouwwerk als volgt: “… voorstellende man, vrouw en kind, als symbool van het gehele Nederlandse volk, verwachtingsvol uitziende naar de bevrijding, ongebogen en onverzwakt.”
Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.
De Luchtwachttoren in Aalten was een betonnen uitkijktoren die deel uitmaakte van het landelijke netwerk van luchtwachttorens dat in Nederland werd opgericht tijdens de Koude Oorlog. De toren stond aan de Koningsweg, aan de rand van het dorp, en had als doel om vijandelijke vliegtuigen te detecteren die lager vlogen dan de radarsystemen konden waarnemen.
De Aaltense luchtwachttoren was een zogeheten ‘raatbouwtoren’, herkenbaar aan zijn kenmerkende honingraatstructuur, een constructie die zowel stabiliteit als sterkte bood. De toren, gebouwd van gewapend beton, was veertien meter hoog en de kop van de toren was een open observatiecabine met een schuilhoek ter bescherming tegen granaatsplinters. Buurgemeenten als Varsseveld en Winterswijk hadden ook hoge uitkijkposten, maar niet zo karakteristiek als die in Aalten.
Speuren naar de vijand
De luchtwachttoren in Aalten, met de codenaam ‘Izak 1’, werd in 1953 in gebruik genomen, in een tijd waarin de spanning van de Koude Oorlog leidde tot verhoogde paraatheid. De toren maakte deel uit van een netwerk van 276 uitkijkposten verspreid over heel Nederland en viel onder het Korps Luchtwachtdienst (KLD), een onderdeel van de Koninklijke Luchtmacht dat onder het commando Luchtverdediging stond. De Aaltense toren viel onder het commandocentrum KLD Deventer.
Het doel van de torens was het visueel detecteren van vijandelijke, met name Russische, vliegtuigen die onder de 200 meter vlogen en daardoor buiten het bereik van radarapparatuur bleven.
Bemanning en apparatuur
De bemanning van de toren bestond uit twee mannen die, ongeacht de weersomstandigheden, het luchtruim observeerden. Vrouwen waren destijds uitgesloten van deze taken. De bemanningsleden droegen een uniform en waren uitgerust met een koptelefoon en een mondmicrofoon. Het observeren gebeurde met behulp van een statief voorzien van een vizierkijker en een aanwijsnaald. De rangen in de Aaltense luchtwacht bestonden uit soldaat, soldaat eerste klas, korporaal en sergeant. De heer H.J. Prinzen uit Aalten was een tijd plaatselijk commandant.
De bemanning was getraind om in geval van nood de omliggende torens te waarschuwen en via een hotline ook het commandocentrum. De staf bevond zich in een ondergrondse, atoomvrije bunker in Deventer. De toren was niet continu bemand; alleen tijdens oefeningen. Elke twee weken was er een theorieavond vliegtuigherkenning op een locatie in Aalten of Winterswijk.
Werving van vrijwilligers
Op 20 mei 1953 werd er in de Sociëteit aan de Hofstraat in Aalten een wervingsbijeenkomst gehouden door de Luchtwachtdienst. Commandant Ruseler uit Deventer verzorgde de voorlichting aan de mannen die hiervoor waren opgeroepen. Als stimulans om zich aan te melden, werd vrijstelling van militaire dienst of deelname aan de Bescherming Bevolking aangeboden. Een aantal mannen meldde zich aan als vrijwilliger en trad toe tot de KLD.
Opheffing en sloop
Met de komst van modernere controlesystemen en verbeterde radarapparatuur werd de noodzaak van visuele waarneming in de jaren zestig steeds kleiner. Dit leidde uiteindelijk tot de opheffing van de Luchtwachtdienst. De Aaltense luchtwachttoren werd in 1970 gesloopt, een spektakel dat veel belangstelling trok van de plaatselijke bevolking. Het zware betonnen fundament van de toren ligt nog steeds verborgen onder de grond en vormt een stille herinnering aan dit hoofdstuk in de geschiedenis.
Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.
Het onderduikersmonument aan de Stationsstraat is een dankbetuiging van oud-onderduikers aan de Aaltense bevolking voor hun gastvrijheid en aan de verzetsmensen die de stuwende kracht waren bij het onderbrengen van de onderduikers.
Het monument bestaat uit een bakstenen gedenkmuur met fontein. In de gedenkmuur zijn een bronzen plaquette en twee gebeeldhouwde fragmenten van natuursteen aangebracht.
Het monument is onthuld op 4 oktober 1947 door mevrouw D.G. Wikkerink-Eppink, de echtgenote van verzetsleider Hendrik Jan (Ome Jan) Wikkerink.
De tekst op de plaquette luidt:
AANGEBODEN AAN DE GEMEENTE AALTEN DOOR ONDERDUIKERS WELKE IN DE BEZETTINGSJAREN 1940-1945 HIER EEN VEILIG TOEVLUCHTSOORD GEVONDEN HEBBEN.
Op de gebeeldhouwde fragmenten staat als tekst psalm 91:5 en 6.
De tekst van het linker fragment luidt:
GIJ ZULT NIET VREZEN VOOR DE SCHRIK DES NACHTS, VOOR DE PIJL DIE DES DAAGS VLIEGT; VOOR DE PESTILENTIE DIE IN DE DONKERHEID WANDELT, VOOR HET VERDERF DAT OP DE MIDDAG VERWOEST.
De tekst van het rechter fragment luidt:
WANT HIJ ZAL U DEKKEN MET ZIJN VLERKEN EN ONDER ZIJN VLEUGELEN ZULT GIJ BEROUWEN.
Het linker beeldhouwwerk is een voorstelling van drie bespijkerde laarzen van de horde der barbaren die een jong ontkiemende vrucht dreigen te vertrappen. Dit symboliseert de overweldiging en bezetting en beeldt het bedreigde jonge leven uit dat toch ontkiemt, ondanks het gevaar. Het rechter fragment is een pelikaan die met uitgespreide vleugels het nest met jongen beschermt. De pelikaan is een christelijk symbool voor totale zelfopoffering. Volgens de legende voedt de vogel haar jongen met haar eigen bloed. De vogel staat symbool voor de inbreng van het verzet in de strijd tegen de bezetter. Het tanende hakenkruis op de achtergrond verbeeldt de vergankelijkheid van de bedreiging.
Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.
Aalten in Oorlogstijd, J.G. ter Horst – Messink & Prinsen, 1985, ISBN: 9090008802
Beheer toestemming
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door je Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.