AALTEN – „In Europa –naar Europa –uit Europa”, stond er op de toegangsdeuren tot de nieuwe Hamalandroute –de rondweg in Noordzuidrichting in Aalten –die de Commissaris der Koningin in Gelderland, mr. H.W. Bloemers gistermiddag officieel heeft ontsloten. Tevens was er een grote wegenkaart geschilderd, waarop het belang van deze Hamaland-route voor het internationale verkeer nog eens duidelijk werd geaccentueerd. Mr. Bloemers was de eer toebedacht, de toegangsdeuren op vernuftige wijze open te „zwengelen”.
Belangrijke ontsluiting
Hierop begaf zich een lange stoet van auto’s met vele genodigden, waaronder de gedeputeerde de heer H.M. Oldenhof, burgemeester mr. F.J. Waals en wethouder Th.B. Hulshof van Lichtenvoorde, Oberstadtdirektor Gillen van Bocholt, de directeur van de Gelderse Tramwegen, ir. A.H. Robbé Groskamp, de directeur van de SSOG, drs. K.F. Broekers en het welhaast voltallige gemeentebestuur van Aalten over de nieuwe weg bijna tot aan de grens om van daar uit naar Aalten terug te keren, waar in de Sociëteit de openingsplechtigheid werd voortgezet.
Met behulp van een vernuftig apparaat draaide mr. Bloemers, commissaris der Koningin in Gelderland de ontsluitingsdeuren van de Hamalandroute open. Gedeputeerde H.M. Oldenhof (links) en burgemeester mr. Waals van Lichtenvoorde (midden) kijken belangstellend toe.
„Dommen Aanleg”
Tevoren had het gezelschap van af de grensovergang Heurne-Hemden langs de oude route dwars door het in verband met het prinselijk huwelijk nog steeds feestelijk versierde Aalten de Dommen Aanleg bereikt. „Nooit is deze naam”, aldus één der sprekers in de sociëteit (de heer H.J. Kempers) „toepasselijker geweest dan nu, waar de nieuwe weg ophoudt en men Lichtenvoorde slechts kan bereiken langs de oude route die reeds lang niet meer aan de eisen van het moderne verkeer voldoet. „Het was echter niet de bedoeling” zo zei burgemeester E.S. van Veen van Aalten”, bij deze gelegenheid zijn gasten te tonen wat nog niet voltooid is”. De aansluiting op de Twenthe-route is van hogerhand reeds toegezegd en zal in 1967 voltooid zijn. Burgemeester van Veen deed dan ook zijn collega uit Lichtenvoorde de suggestie alsdan het feest in Lichtenvoorde voort te zetten.
Ontsluiting
Verder was hij het provinciaal bestuur dankbaar voor het feit, dat dit teruggekomen was van het aanvankelijk besluit om van deze nieuwe acht kilometer lange weg een autoweg te maken. Hierdoor betekent thans de Hamalandroute voor Aalten, dat toch al niet verwend is met wegen, een belangrijke ontsluiting. De noordzuidverbinding is nu tot stand gekomen. Rest thans nog de lang gekoesterde wens van de oostwestverbinding Winterswijk – Aalten – Doetinchem.
Symbolisch
De commissaris van de koningin noemde de nieuwe weg een eresaluut aan de oude, waar men deze middag nog eens langs was gereden. De smalle straten door Aalten kregen tenslotte een schier ondragelijke last te dragen en schenen ineen te krimpen onder het moderne verkeer. Nu zij weer tot hun oude locale functie terugkeren, bepalen zij mede de aantrekkelijkheid van Aalten. Wat de nieuwe weg betreft, de naam Hamalandroute is als symbolisch. Het aloude Hamaland heeft een legendarische, welhaast mythische klank in deze streken. Een klank, die geladenheid en daarmede toekomstverwachting insluit.
Betekenis
Oberstadtdirektor Gillen van Bocholt achtte de nieuwe weg van grote betekenis voor het grensland, dat zowel in Duitsland als in Nederland gelijkgestemde belangen heeft. Het werk van de SOG, van de TOG en van de interessegemeinschaft Rhein-Ems, dat tot nu toe zo dikwijls slechts van theoretische waarde leek te zijn, heeft in deze nieuwe weg praktische uitvoering gekregen.
Een aantal genodigden bij de opening van de Hamalandroute: geheel links staat gedeputeerde H.M. Oldenhof, daarnaast mr. H.W. Bloemers, commissaris der Koningin en in het midden (met ambtsketen) burgemeester mr. F.J. Waals van Lichtenvoorde.
De heer H.J. Kempers, raadslid van Aalten en sprekende o.m. namens Aaltens Belang, was met burgemeester Van Veen van mening, dat vervulling van de wens ten aanzien van de oost-westverbinding een verdere belangrijke ontsluiting van de streek zou betekenen. Hij vroeg zich echter af of het ontwerp van een vierbaansweg, zoals in de bedoeling ligt, niet een rem betekent voor een spoedige realisering. Hij sprak verder de wens uit, dat nu de nieuwe weg een feit is, nu ook de grensfaciliteiten met name wat betreft de vrijmaking van goederen bij de grens-overgang Heurne-Hemden verruimd zouden worden, waarbij hij tevens terecht kwam op een reeds lang vergeefs bespeeld thema, de dag-en-nacht-openstelling van deze grenspost.
Tenslotte bood nog burgemeester mr. F.J. Waals van Lichtenvoorde zijn Aaltense collega zijn gelukwensen aan, waarbij hij mededeelde dat thans ook in de gemeente Lichtenvoorde alle gronden voor het verdere verloop van de nieuwe weg zijn aangekocht. Nog dit jaar zal worden begonnen met de aanleg van de aarden baan.
Het is voorwaar geen wonder dat de begeleidingsnota bij de begroting van 1966 voor de gemeente Aalten begint met de woorden: Tot ons genoegen kunnen wij u meedelen… Want niet alleen is die begroting voor de gewone dienst sluitend op een bedrag van bijna negen miljoen gulden (f 26.600 voor onvoorziene uitgaven inbegrepen) er is tevens in beperkte mate ruimte voor de uitvoering van kapitaalwerken. En dat is een geluid, dat niet alle gemeenten kunnen laten horen.
Voor die kapitaalswerken denkt men er, afgezien van zuiveringsinstallatie en riolering, in de eerste plaats aan de restauratie van de straten in de oude kern opnieuw ter hand te nemen, waarbij met name aan de Prinsenstraat voorrang zal worden verleend.
Dat wil niet zeggen dat alles botertje tot de boom is. Door een tekort aan bouwrijpe gronden dreigt er stagnatie in de woningbouw te ontstaan, terwijl te verwachten valt dat de komende uitbreiding van de zuiveringsinstallatie een zware wissel zal trekken op de bevolking, die dan waarschijnlijk de te betalen rioolrechten ongeveer verdubbeld zal zien.
Bankbiljet 1000 gulden, 1956 (ter illustratie)
Expansief en pluriform
Dat de begroting sluitend is, is onder meer te danken aan een ingaande 1966 meer aangepaste uitkering uit het gemeentefonds ten aanzien van het onderdeel sociale zorg, waardoor de algemene uitkering uit dit fonds naast de algemene verhoging door optrekking van het uitkeringspercentage rond f 160.000 hoger geraamd kon worden.
Voor rente en afschrijving op nieuwe kapitaalsuitgaven is voor 1966 een bedrag van f 60.000 beschikbaar. Dit bedrag is te gering om een vlotte afwerking van vele noodzakelijke werken mogelijk te maken, terwijl bovendien nog het door de regering ingestelde „leningsplafond” belemmerend werkt. Hiertoe werd een meerjarenplan opgesteld, waarin de straten en wegen, die de eerstvolgende jaren om verbetering vragen werden opgenomen.
Ten aanzien van het nijpend tekort aan bouwterrein zeggen b. en w. dat op verschillende plaatsen de voorbereidingen tot bouwrijp maken reeds werden getroffen, maar dat de uitvoering nog op zich moet laten wachten omdat over enkele percelen daarin met de eigenaren nog geen overeenstemming bereikt was. De verkrijging van gronden langs minnelijke weg vormt, aldus de nota, in kennelijk steeds meer gemeenten een probleem, dat een ernstig struikelblok vormt bij het pogen een „expansief en pluriform bouwbeleid” volledig te realiseren.
Elk jaar één
De nota spreekt verder van de sporadische afgifte van urgentieverklaringen voor de bouw van nieuwe scholen. B. en w. zouden zich al gelukkig prijzen als in een reeks van jaren elk jaar één nieuwe school gebouwd zou kunnen worden. Wel spreken zij hun voldoening er over uit, dat door het gereedkomen van de gymnastiekzaal bij de ulo-school en door de reeds intensief benutte zaal van de lagere landbouwschool binnenkort, wanneer ook de gemeentelijke gymnastiekzaal aan de Dalweg voltooid zal zijn, geen gebruik meer behoeft te worden gemaakt van andere voor dit doel niet geschikte lokaliteiten.
Met voldoening wordt verder gewag gemaakt van het bestuurlijk contact, dat tussen Winterswijk, Lichtenvoorde, Groenlo, Eibergen, Neede en Aalten tot stand is gebracht. Hoewel er alleen maar sprake is van contact en er geen orgaan in het leven werd geroepen is deze samenwerking ook binnen het raam der bredere organen van waarde.
In onderdelen
Om in stijl te blijven zouden wij na deze meer „algemene beschouwingen” over de begroting over willen gaan tot de behandeling in onderdelen zonder zoals dat dan heet uiteraard volledig te zijn.
Slachthuis: Verwacht wordt, dat dit na de ingrijpende verbouwing door het intensieve gebruik voor exportslachtingen zichzelf zal kunnen bedruipen.
Drinkwatervoorziening: Omstreeks april 1966 zullen plm. 125 percelen van het plan Heurne-IJzerlo op het waterleidingnet zijn aangesloten. Op het werkprogramma van de waterleidingmaatschappij zijn voor Aalten in 1966 150 percelen geraamd.
Volkshuisvesting: Ondanks ’t feit, dat er de laatste jaren gemiddeld 100 woningen per jaar gereed kwamen wordt niet ingelopen op het woningtekort. De bouw van zgn. Bogaerswoningen buiten ’t contingent om wordt eveneens belemmerd door het tekort aan bouwrijpe gronden.
Slachthuis, Industriestraat
Ringweg: Bestek voor de verbetering is gereed. Mogelijk kunnen de voorbereidende werkzaamheden, zoals het rooien van de bomen nog dit jaar plaats vinden. De weg zal over de volle breedte met inbegrip van het bestaande rijwielpad worden voorzien van een laag asfalt.
Uitbreidingsplan Kemena: Wacht op noodzakelijke grondaankopen. Hiervoor moet echter eerst de goedkeuring van het partiële uitbreidingsplan worden afgewacht.
Verharding zandwegen: In 1935 werd 68,90 kilometer verhard, waardoor het totaal aan verharde zandwegen werd gebracht van 49.430 km op 56,32 km. In voorbereiding is de verharding van de Boshoeveweg en van gedeelten van de Kriegerdijk en Bodendijk.
Onderwijs
OLS Herenstraat
O.L. school Aalten: Mogelijkheden om bestaande oude scholen te vervangen door nieuwe zijn zo gering, dat van vervanging van de school voorlopig geen sprake kan zijn.
R.K. school Aalten: Het oorspronkelijke plan tot de bouw van een 8-klassige school is gewijzigd in de bouw van twee 6-klassige scholen. Definitieve aanvragen werden nog niet ingezonden.
Groen van Prinsterschool: Urgentieverklaring. voor bouw van drie lokalen is verkregen. Mogelijkheid om door industriële bouwmethodes te komen tot een zesklassige school wordt onderzocht.
Vergoeding per leerling: Deze wordt voor 1966 belangrijk verhoogd, namelijk voor het bijz. g.l.o. f 70,- (f 64) per 1.1., voor het bijz. ulo f 125,- (f 102) en voor het bijz. buitengewoon l.o. f 135 (f 125)- per 1.1. De tussen haakjes vermelde bedragen zijn die voor 1965.
Recreatie VVV
Ideaal is een nieuw kantoor VVV in oude pand aan de Markt, waar nu reeds de Oudheidkamer gevestigd is. De verzameling zou dan nog beter tot zijn recht komen; misschien binnen afzienbare tijd te verwezenlijken door vertrek huidige bewoner.
De stichting van een motel bij het kruispunt van de Bredevoortseweg met de nieuwe Hamalandroute zou op prijs worden gesteld. Hierdoor zou tussen Aalten en Bredevoort een aantrekkelijk recreatiecentrum ontstaan met in de onmiddellijke nabijheid het zwembad, het gemeentelijk landgoed „’t Walfort”, het zomerhuisjesgebied en de gemeentelijke camping.
Industrie: Heeft zich in 1965 niet in die mate ontwikkeld als in de voorgaande jaren. Aantal mannelijke werknemers is nauwelijks toegenomen, hetgeen mogelijk mede een gevolg is van de pendel naar Duitsland, die momenteel vanuit de gemeente 70 mannen en 40 vrouwen bedraagt.
Tussen de enorme wolkenkrabbers laat de heer Houwer uit Bredevoort de Amerikanen zien hoe men vroeger in Nederland klompen maakte.
Elk jaar worden in Nederland drie en een half miljoen paar klompen gemaakt. Daarvan zijn er tien à vijftien procent bestemd voor de export. Die exportklompen gaan niet als een curiositeit het land uit maar krijgen de bestemming die de klomp tenslotte van oorsprong heeft: ze worden gedragen.
Die drie en een half miljoen paar klompen worden in Nederland gemaakt door ongeveer honderd bedrijven. Vlak na de oorlog waren er nog 550 bedrijven die klompen maakten. Maar dat was een onnatuurlijke toestand die in de loop der jaren verdwenen is. Die honderd bedrijven zijn allemaal modern van opzet.
De tijd dat een klompenmaker aan zijn werkbank stond en bijna twee uur nodig had om een paar klompen te maken, is al lang voorbij. En toch worden er in Nederland nog wel klompen op de ouderwetse manier, met de hand dus, gemaakt. De heer G.J. Houwer uit Bredevoort kan daar een heleboel over vertellen. Zelf behoort hij tot een der weinigen in het land die nog klompen met de hand kunnen vervaardigen.
Om zijn bedrijf op gang te houden heeft hij het aloude handwerk al lang afgeschaft. Maar als er iemand komt die, b.v. door voetafwijkingen, speciale maatklompen moet hebben, dan kan die nog bij de heer Houwer terecht. Hierdoor houdt hij het ambacht, zoals dat vroeger werd beoefend, nog in ere. En kan hij zich meteen trainen voor de talrijke demonstraties die hij jaarlijks in binnen- en buitenland geeft. Waar het door komt, is moeilijk te zeggen. Maar de heer Houwer is op het gebied van klompen maken een internationaal bekend figuur geworden.
Zo is hij al een aantal keren in Amerika geweest. Dan eens op uitnodiging van de ANVV, de Algemene Ned. Vereniging voor Vreemdelingenverkeer, soms op uitnodiging van de K.L.M. of voor de Holland-Amerikalijn. En altijd was dat om goodwill voor ons land te kweken. Als er Amerikanen zijn die menen dat de Nederlanders alleen maar op klompen lopen, dan heeft de heer Houwer daartoe het zijne bijgedragen.
Hij heeft in tal van wereldsteden in Amerika zijn klompen op de ouderwetse manier gemaakt. En altijd had hij voor zijn demonstraties veel belangstelling. Van het publiek, maar ook van de televisie, de radio, de film. Soms geeft hij zijn demonstraties in de buitenlucht, ergens in een straat. Soms ook op een tentoonstelling.
Hij moet er zich wel een ander costuum voor aantrekken, want de Amerikaan ziet nu eenmaal graag dat de Nederlanders een rode zakdoek om de hals hebben en een ouderwetse pet op het hoofd hebben. Hoewel de heer Houwer weinig geeft om de show die er om zijn ambacht wordt geweven, zijn dat toch zaken waaraan hij moet toegeven.
Soms duurt zo’n demonstratie maar twee dagen en daarvoor moet de heer Houwer dan heen en terugvliegen. Hij is ook wel eens met een der grote passagiersboten van de Holland-Amerikalijn geweest. Dat vindt hij nog mooier dan vliegen, want onderweg wordt hem dan gelegenheid geboden zijn demonstraties te geven.
Al vijf jaar gaat de heer Houwer elk jaar een week naar Birmingham om daar tijdens een feestweek demonstraties te geven. Hij is daar zogezegd ’n vaste klant en elk jaar weer trekken zijn demonstraties daar veel belangstelling.
De heer Houwer weet zich nog goed te herinneren dat hij eens in Glasgow op een tentoonstelling stond. Naast hem stond een Helmondse textielfirma en de directeur daarvan vond het maar vervelend dat de houtspaanders op zijn mooie stoffen vielen. Dat gaf een beetje gekrakeel. Maar niet lang want na een uur was die directeur er al van overtuigd dat hij de beste plaats van de tentoonstelling had omdat de heer Houwer een grote trekpleister bleek te zijn. Toen was de vrede natuurlijk gauw gesloten.
Wie een vak goed kent, heeft er liefde voor. Dat is met de heer Houwer ook het geval, „Belangrijk is dat je het gereedschap goed in orde hebt”, zegt hij. Volgens hem mankeert het daar bij sommigen nog wel eens aan. Zelf zit hij al een kleine veertig jaar in het vak. Hij weet er alles van. Hij heeft het idee dat sommige doktoren zijn gaan inzien dat in sommige gevallen klompen beter zijn dan schoenen. Vandaar ook dat de vraag naar kinderklompen de laatste jaren wat groter is geworden. De heer Houwer weet ook wel dat de schoen ’n ernstige concurrent is en dat het moeilijk is tegen die concurrentie op te boksen. Maar zegt hij: „Het gaat ons er om om de klompen te laten dragen daar waar ze geschikter zijn dan schoenen”.
De 50-jarige klompenmaker Gerrit Jan Houwer uit Bredevoort demonstreert zijn ambacht in het KLM-kantoor in New York. Hij mocht zich verheugen in een overweldigende belangstelling van het publiek (1964).
Klompenmaker Houwer is terug uit New York
VORIGE WEEK om deze tijd verbaasde klompenmaker G.J. Houwer uit het Achterhoekse stadje Bredevoort in het hartje van het New Yorkse Manhattan nog honderden nieuwsgierige Amerikanen door de wijze waarop hij met vaardige hand uit een blok hout een echte hollandse klomp beitelde en sneed. Sinds maandagmorgen staat hij in zijn eigen bedrijf weer bij de machines, die daar het handwerk al lang overbodig hebben gemaakt.
Het was in elk opzicht een hele overgang: van de KLM-etalage op de hoek van de beroemde 5th Avenue en 49th Street in de metropool New York terug naar het machinale werk aan de Ganzenpoelendijk in het rustige Bredevoort. En het valt niet zo heel moeilijk te begrijpen, dat de heer Houwer met een nog ietwat afwezige blik eerlijk bekent: Het was eerst wel een beetje moeilijk hier weer gewoon aan de slag te gaan. Maar nou loopt het wel weer.
Mister Brevoort
Op een gegeven dag kreeg de heer Houwer het verzoek of hij in zijn etalage-werkplaats wilde poseren met een Amerikaan. Uiteraard werd het verzoek ingewilligd. Nadat de foto was gemaakt stelde de geportretteerde heer zich voor als Brevoort! Hij moet wel een verre nazaat zijn geweest van emigranten, die indertijd Houwer’s woonplaats Bredevoort verlieten om zich in Amerika te vestigen. Mister Brevoort, directeur van een grote bank in New York sprak overigens geen woord Nederlands meer, maar dat deed aan de zeer goede verstandhouding nauwelijks afbreuk.
Zweden moeten niet denken dat we land van boeren zijn
Trouw, 3 maart 1966
KLOMPENMAKER G.J. HOUWER (51) uit Breedevoort zal de Zweden eens laten zien hoe er in Nederland vanouds klompen worden gemaakt. Dinsdag is hij vertrokken naar Stockholm. Met een heleboel andere mensen uit Nederland, die naar de Zweedse hoofdstad zijn gegaan voor een „Hollandse week”, waarmee de Zweden duidelijk gemaakt moet worden dat er in Nederland niet alleen boeren wonen.
Morgen gaat die „week” open. Maar dan heeft klompenmaker Houwer zijn materiaal al uit de bagage. „Ik neem een rond blok hout mee, kloof dat en dan kunnen ze daar eens zien hoe er uit een brok hout een klomp groeit”, vertelde hij me voor het vertrek. Van de heer Houwer, al van zijn twaalfde jaar af in het klompenmakersvak, hoorde ik ook, dat in het Breedevoortse bedrijf de klompen gewoonlijk machinaal worden gemaakt. Maar de heer Houwer kent nog het handwerk. „Van de ruim vijfhonderd klompenbedrijven van kort na de oorlog zijn er nog een negentig over”, vertelde hij me. „Die hebben een produktie van 3,5 miljoen klompen per jaar. De produktie loopt de laatste tijd weer op. De klomp wordt herontdekt. Want je kunt er vaak afwijkingen aan voeten en benen mee corrigeren …”
Zoals ik al zei, de heer Houwer zit in een groep Nederlanders die naar Stockholm is gegaan. Mevrouw Ria Viegen-Pieffers, stadsbeiaardier van Doetinchem en Hengelo is er ook bij. Want natuurlijk moet er ook een carillon bespeeld worden. De Holland-week wordt morgen geopend door Nederlands ambassadeur in Zweden, mr. J. Visser. De Zweedse prinses Christina zal bij die gelegenheid in het Stockholmse winkelcentrum dertig vlaggenstandaards inwijden.
Op het programma van deze week, die als motto heeft „Holland är här” („Holland is hier”, als U geen Zweeds kent) staat ook een tentoonstelling. Die zal vooral het accent leggen op de „groene kustweg”, de toeristische route langs de Noordzeekust van Nederland, Duitsland en Denemarken. En verder zijn er natuurlijk vele andere zaken, die moeten helpen het beeld van ons land te verbeteren. En die klompen? „Hoewel er dan een klompenmaker meegaat, is de week vooral bedoeld om de image van Nederland als het land van de boeren de kop in te drukken”, zei me Gronings VVV-directeur H. Braber. En dat is de moeite van zo’n reis naar Zweden natuurlijk wel waard. Of niet soms?
Aan de Misterstraat te Bredevoort staat de klompenmakerij van de heer G.J. Houwer. Wie echter de heer Houwer persoonlijk een bezoek komt brengen komt vaak tevergeefs. Want in 9 van de 10 gevallen is de heer Houwer op wereldreis. We vroegen de heer Houwer naar de aanleiding van die reizen. „Deze reizen worden me aangeboden door verschillende zakencentra, jaarbeurzen, tentoonstellingen, enz. Ik ben net terug vaneen trip van drie weken naar San Francisco. Daar stond ik ook op een tentoonstelling. Het gaat daar meestal om specifieke beroepen uit verschillende landen, die dan op zo’n tentoonstelling een speciale attraktie vormen. En voor Nederland komt dan de klompenmaker in aanmerking. Hoe die organisatoren in zo’n geval aan mijn naam komen is mij volslagen onduidelijk.
De eerste keer dat het gebeurde stond ik op de „Ahoy” in Rotterdam. Dat was in 1958. Daarna werden mij van alle kanten aanbiedingen gedaan. Ik ben bijna heel Europa door geweest, was in Amerika, Afrika en weet ik wat nog meer. Elk jaar sta ik in Arnhem een week in het openluchtmuseum. En verder geef ik zo hier en daar een demonstratie. Maar de meeste reizen zijn naar het buitenland. Die worden geheel voor me verzorgd. Meestal vlieg ik met de KLM en de ticket wordt mij dan thuisbezorgd. Ook ben ik drie maal met de Holl. Am. lijn vice versa Rotterdam-New York geweest. Dat was op de zg. „Festival Trips”. Dan was ik een speciale attraktie aan boord. Op zo’n manier zie je een heel stuk van de wereld.
In september was ik nog drie weken in Johannesburg. Gelukkig heb ik goede vakmensen op de zaak, die me die tijd volledig vervangen kunnen. Anders was dat alles natuurlijk niet mogelijk. Ik heb één keer mijn vrouw meegenomen op een reis. Maar altijd kan niet. Zou onbetaalbaar zijn. Op demonstraties worden de klompen geheel met de hand gemaakt, zo dat vroeger ook gebeurde. Op de zaak doen we het machinaal, want handwerk zou veel te duur worden.
Volgens mij is er nog zeker een markt voor klompen. Er zijn speciale plaatsen en gelegenheden waar de klomp de beste voetbedekking is. B.v. in de landbouw, in de kassen, enz. Toevallig ben ik nu bezig aan een paar maatklompen voor een negerin uit Kaapstad. Ik had ze graag ter plaatse gemaakt, maar de tijd ontbrak me. Ik heb een voetomtrek van haar gemaakt, en maak nu thuis de klompen af. Ze worden t.z.t. wel naar haar opgestuurd.
Tegenwoordig is de klompenproduktie 3½ miljoen paar per jaar. Hiervan is 80% voor de export. Dat aantal kon nog veel hoger zijn, als men geen vooroordeel tegen de klomp had. Nu beginnen de mensen met te zeggen: „op klompen kun je niet lopen”. Dit is beslist onjuist. Voor elke voet is een passende klomp. Juist voor mensen, met voetkwalen zijn klompen uitermate geschikt. Met klompen horen likdoorns, eksterogen, eeltknobbels, enz. voorgoed tot het verleden. En om dat het publiek bij te brengen houd ik mijn demonstraties. Om hen met eigen ogen te laten zien met hoeveel geduld er aan elk paar klompen gewerkt wordt, om ze passend te maken voor elke voet.
Elke Kerst ontvang ik tientallen kaarten en pakjes van dankbare klanten over de hele wereld. Hieronder zijn burgemeesters, bankdirekteuren en gewone mensen. En dat is het prettige wat van die reizen overblijft. De vriendschap met mensen over de hele wereld. Daarom voel ik me wel een reizende good-will ambassadeur voor ons land. Dit vind ik het aantrekkelijke van mijn werk.”
In 1965 had Aalten een landelijke primeur. De Rabobank aan de Hofstraat werd in dat jaar geopend en had als eerste in Nederland een autoloket.
“Dat onze bank met haar tijd mee weet te gaan blijkt wel uit deze foto, waarop het moderne volautomatische buitenloket – of zo men wil: autoloket – staat afgebeeld.
Dit loket bevindt zich in de voorgevel onder een luifel. Automobilisten behoeven niet meer uit hun auto te stappen om naar binnen te gaan voor het afdoen van geldzaken. Zij kunnen via een microfoon en een vernuftig schakelsysteem in hun auto zittend hun geldzaken behandelen.
Hier geldt met recht: de een z’n microfoon, de ander zijn stuurwiel en tussen hen in het loket. Zo doet men zaken aan een buitenloket. Uit de aard der zaak kan ook een niet-automobilist van dit buitenloket gebruik maken.”
Autoschalter
Uit een gesprek met oud-directeur J. Beun in april 2014, door Ina Brethouwer:
“Bij mijn komst in 1959 werd de Coöperatieve Boerenleenbank groter maar de locatie Kerkstraat was een oud gebouw. Er moest verbouwd worden of er moest nieuwbouw komen. Er waren plannen voor een fusie met de Middenstandsbank maar we hadden te maken met twee felle tegenstanders. Aan deze klanten van de Middenstandsbank is veel aandacht besteed.
Achter de oude bank, gezien vanaf de Kerkstraat, lagen heel veel kleine volkstuintjes. Dat is het terrein waar nu de Rabobank in de Hofstraat staat. Er volgde een lange rij gesprekken met alle eigenaren en alle tuintjes zijn opgekocht.
De ontwikkelingen volgden zich op en begin jaren zestig begon de bouw van de nieuwe bank. In Nederland konden we die typische vloerbedekking die we zochten voor het nieuwe bankgebouw niet krijgen. We zijn daarom ettelijke keren naar Duitsland geweest. Daar kwamen we steeds weer die Autoschalter tegen.
Zo kreeg ook Aalten in Nederland de primeur van de “Autoschalter”, het buitenloket voor auto’s. Je reed voor met de auto en dan werd je via een la bediend. Je deed je spullen in de la, er was een spreek-luister-verbinding, de la werd naar binnengehaald en het gevraagde werd vervolgens toegeschoven.
Het nieuwe bankgebouw was acht meter vanaf de weg naar achteren gebouwd met het oog op toekomstige uitbreiding. Ook was er bij de nieuwbouw rekening gehouden met een tweede automatisch loket ondergronds in de kelder. Maar die ontwikkeling ging niet door, ook niet in Duitsland, vanwege bankpassen en andere apparatuur.
De fusie van de twee Aaltense banken werd doorgezet. De nieuwe naam werd: Coöperatieve Aaltense Boerenleenbank Middenstandsbank. Het ging allemaal goed, het was een evenredige verdeling en het werd geen prestigekwestie.”
AALTEN – In de raadsvergadering van maandagavond komt ook de vaststelling van een herziening van het uitbreidingsplan voor de kom Aalten en wel voor het gedeelte Kemena weer aan de orde. De capaciteit van dit plangedeelte bedraagt circa 550 woningen, waarvan 50 in de zgn. ruimere bebouwing. Hierbij zijn bejaardenwoningen en dienst- of bedrijfswoningen buiten beschouwing gebleven.
Het uitbreidingsplan bestaat uit twee gedeelten: een uitbreiding aan de westzijde van het plan in onderdelen voor Aalten het z.g. plan Kemena, en een gedeeltelijke herziening van de industriebestemmingen ten zuiden van de spoorweg. Voor het eerste gedeelte heeft in 1964 reeds een ontwerp-plan ter inzage gelegen maar dit is, als gevolg van een door de „Coöperatieve Landbouwvereniging Aalten” ingebracht bezwaar, niet vastgesteld.
Voor het gedeelte ten noorden van de spoorweg is nu een nieuw plan ontworpen (hierin is de grond van de coöperatie niet begrepen, zodat deze bestemming daarvan thans niet wordt gewijzigd). Voor een gedeelte van de Kemenaweg is een nieuw tracé ontworpen met een meer westelijk geprojecteerde overweg dan oorspronkelijk het geval was, n.l. op de kortste afstand van het station, waarop om technische redenen een AHOB-installatie mogelijk is.
Als gevolg van deze nieuw geprojecteerde overweg moest het aansluitende gedeelte van het plan ten zuiden van de spoorweg uiteraard worden aangepast. Tevens is een gedeelte tussen de Dinxperlosestraat en de Bocholtsestraat, dat in feite reeds voor een groot deel door bedrijven van handel en nijverheid worden ingenomen, bestemd voor „kleine industrie”.
Het westelijke woongebied is voor een belangrijk deel bestemd voor „woningbouw klasse D”, die woningwetbouw mogelijk maakt. Het ontwerp is mede ingesteld op rationele bouwwijzen. De woningbouw is, om het bestaande sportveld heen, in twee groepen geprojecteerd. Daartussen een groene zone (gericht op de H.B.S. aan de andere kant van de Slinge) waarin enkele bijzondere gebouwen (kerkgebouw, lagere school, kleuterschool) en een rijtje bejaardenwoningen.
Tussen de westwaarts doorgetrokken Trompstraat en de spoorweg is een strook „kleine industrie” ontworpen, bestemd voor ambachtelijke bedrijven. Dezelfde bestemming bij de aansluiting van de Admiraal de Ruijterstraat op de Kemenaweg is bedoeld voor een tankstation.
Bezwaren
Tegen het ontwerp zijn drie bezwaarschriften ingediend, welke b. & w. ongegrond verklaard willen zien. Ten aanzien van de bezwaren van de heren S.A. Janssen en D.W. Stronks, die te kennen hadden gegeven dat een gedeelte van hun percelen zowel wat betreft bewoning als tuin voor hen van onwaarde zou worden door de verlegging van de weg in westelijke richting, zeggen b. & w. dat in beide gevallen een billijke schadeloosstelling verzekerd zal zijn. Het bezwaarschrift van de hervormde gemeente dient h.i. ongegrond te worden verklaard, omdat verzuimd is aan te geven waaruit het bezwaar tegen het ontwerpplan bestaat.
Er staat nog een synagoge in Aalten. Men heeft het de laatste weken kunnen lezen in de binnenlandse en in de buitenlandse pers. Wel zelden zal dit Beth Haknesseth zo in de publieke belangstelling hebben gestaan. Een stoet journalisten is naar Aalten getogen. „Ik kan geen journalist meer zien,” zo tekende ik uit de mond van een der Aaltense joden op. Zij zjjn naar Aalten gereisd omdat de synagoge van Aalten is beklad. Het was een incident uit een veelheid van antisemitische uitingen, in Nederland en in het buitenland, waarvan de laatste weken melding is gemaakt. Ook van die andere incidenten heeft men kunnen kennisnemen. Niet echter in dit blad. Men kan wel aan de gang blijven.
En dat niet alleen: het anti-semitisme is ten slotte geen kwestie van ons. Het is een ziekte die woekert en voortwoekert, meestal in stilte, een enkel maal openlijk. Wij zelf zijn er minder van ontdaan zolang er geen lijfsbehoud mee is gemoeid, dan de groepen onder wie het gezwel woedt. Wij zelf zijn zelfbewuster, zelfverzekerder geworden. Enerzijds komt dat door het ontstellende waar wij nog slechts een generatie geleden doorheen moesten — en wat kan ons nog erger gebeuren — anderzijds door de stimulerende werking die het bestaan van de staat Israël op ons uitoefent.
Wellicht zijn dat de oorzaken, dat men in Aalten nauwelijks belangstelling van onze organisaties heeft gekregen — alleen opperrabbijn E. Berlinger en de Permanente Commissie gaven van hun meeleven blijk. De geringe belangstelling onzerzijds staat in schrille tegenstelling tot de tientallen brieven die van niet-joodse zijde zijn ontvangen. Dit staat in een van de brieven te lezen: „…Sinds de oorlog hebben pas vele mensen, waaronder ik zelf, zich rekenschap gegeven, niet alleen wat in het bijzonder een deel van ons volk is aangedaan, zonder dat wij maar iets van betekenis er tegen gedaan hebben of kunnen doen (?)… En nu dit: wat moet ik doen — hoe kunnen wij, niet-joodse medeburgers, deze belediging, deze vreselijke klap in het amper genezen, zo diep geschonden gezicht weer teniet doen. Dat is de reden, dat ik schrijven moet!!!”.
Synagoge in Aalten beklad
Men neemt in Aalten kennis van de brieven, van de mondelinge belangstelling. Doet het ze goed? Ontegenzeggelijk geeft het steun. Des te feller voelt men, dat van onze zijde amper is gereageerd. Wat in de relatief grote joodse gemeenschappen in het westen nauwelijks beroering wekt, is in Aalten nog steeds het gesprek van de dag. Het behoeft niet te verwonderen, de kille is maar klein. Wat voor steun kan men elkaar geven? Niet dat er angst is, geenszins. Ook in Aalten beschouwt men het bekladden van de synagoge als een incident. Maar toch…
Negen gezinnen vormen de kille Aalten nog maar. Negen gezinnen met tezamen 28 zielen van wie zeven kinderen. Zij bezien het besmeuren van de sjoel, het vernielen van de stenen op de begraafplaats te Winterswijk niet met een schouderophalen. Want tussen het een en het ander zit verband. Het zijn geen los van elkaar staande feiten. Het politieonderzoek heeft ten slotte aangetoond, dat degenen die op de begraafplaats van Winterswijk vernielingen aanbrachten dezelfden zijn als degenen die de sjoel in Aalten besmeurden. Het is bewezen door vergelijking van de handschriften en chemische onderzoekingen van het krijt waarmee werd gekalkt. Doch hoe actief de Aaltense politie ook is, vooralsnog is er geen sprake van dat de actieve anti-semieten konden worden gearresteerd.
Alleen eisen
De synagoge in Aalten, 1965
Er staat nog een synagoge in Aalten. Maar sjoeldiensten worden op Sjabbath slechts sporadisch gehouden. En alleen met sjoeldiensten kan men in de kleine kehilloth zijn jodendom actief bewijzen. Tot verleden jaar vonden de diensten nog iedere Sjabbath plaats. Maar in de laatste vijf jaar zijn drie sjoelbezoekers overleden en enige jongeren naar elders vertrokken. Alleen als deze jongeren naar Aalten overkomen is er op Sjabbath nog wel eens een dienst. De sjoel wordt thans echter alleen op Jamiem Towien bevolkt.
Toch had Aalten tot in 1948 nog een eigen chazan. Hij vertrok naar Amerika. Hij was de laatste chazan van de vele voortreffelijke chazaniem die deze kehilla in haar lange geschiedenis heeft gekend. Sinds zijn vertrek fungeerde een der Aaltenaren als Sjeliach Tsibboer. Tjjdens de Jamiem Noraiem komt een der jongeren uit Amsterdam. Het is in Aalten niet meer mogelijk een eigen chazan te benoemen — nog afgezien van de vraag vanwaar hij zou moeten komen. De kille kan zijn salaris uit de belastingopbrengst niet betalen.
„De Permanente Commissie eist een deel van deze opbrengst, het ressort Arnhem eist een deel van het geld. En men vergeet dat wij onze sjoel hebben te onderhouden en dat wij (onze) grote begraafplaats moeten verzorgen. Van ons wordt geld geëist, maar wat krijgen wij ervoor terug? Als wij een bar mitswa hebben moeten wij om de komst van een chazan smeken. De rekening komt later. Als wij iemand nodig hebben voor een lewaje dan wordt later de rekening gepresenteerd: ƒ 0,25 per autokilometer, buiten het verlangde dat niet op de rekening staat.”
Slager weet het beter
Er staat nog een synagoge in Aalten. Zij wordt nog nauwelijks gebruikt. Er is geen chazan meer. Zij zijn in Aalten wel geweest. Sommigen waren tevens mohel, de meesten tevens sjocheet. Dat heeft in Aalten wel eens tot schermutselingen aanleiding gegeven. Want de vier kosjere slagers in het vooroorlogse Aalten waren het niet met de beslissingen van de sjocheet eens. Als de sjocheet zei: de koe is treife, dan wisten de slagers het beter. De sjochetiem kregen dan van alles naar het hoofd geslingerd. Een van hen, Levi Gasan, klein van stuk en tenger, was zeer bevreesd voor de woede van de slagers. Als hij een koe treife bevond, verliet hij stilletjes het abattoir, rende de laatste meters naar de deur toe en riep daar pas: „De koe is treife!!, omdat hij verwachtte een hakmes naar het hoofd gegooid te krijgen indien hij het in het gezicht van de slagers zou zeggen. Zijn werk plus de angst voor het lijfsbehoud werd in die jaren gehonoreerd met 1800 gulden per jaar. De respectieve opperrabbijnen hadden het ook niet bepaald op de Aaltense slagers begrepen. Vooral opperrabbijn Levisson keerde zich tegen hen.
„De opperrabbijnen waren autoriteiten. Als zij eens per half jaar een inspectie hielden, was men zenuwachtig. Zij beslisten op meer terreinen dan waar zij formeel gezien te beslissen hadden. Zij wensten geen slagers als parnassiem. Zij hielden oog op de administratieve beslissingen van de parnassiem. Zij bemoeiden zich met de salariëring. En niemand die het waagde de opperrabbijn tegen te spreken”. Desondanks hadden de Aaltense parnassiem vaak ruzie met de opperrabbijn. Zij verweten deze veel. Maar deze verwijten bereikten de opperrabbijn echter nimmer. Hij zat dan allang weer in Arnhem. Op de hoofden van de chazaniem ontlaadde zich de toorn van de parnassiem. Zij kregen aanmerkingen op vele terreinen: ook dat zij onvoldoende onderwijs gaven. Het gebeurde ook omdat sommige gemeenteleden meer kennis bezaten dan de chazan. Want in Aalten waren vele chewres. Die zijn er niet meer. De kinderen krijgen wekelijks een uur joodse les. Voor jeugdbijeenkomsten moeten zij naar Winterswijk reizen.
Het is in Aalten somtijds hard toegegaan. De belastingen waren gering. Wie een dubbeltje meer betaalde rekende zich tot de vooraanstaanden. Aan dat dubbeltje ontleende men vele rechten. In Sjoel werd tegen elkaar opgeboden om een mitswa te verkrijgen. Mede daardoor wisten de parnassiem soms beter wat het inkomen was van de gemeenteleden dan de inspecteur van de belastingen. Wellicht ook daarom zette men zich zo in om tot parnas te worden gekozen. De verkiezingen waren in werkelijkheid een onder-onsje. Maar ondanks de strijd om de kawod was er een grote samenhang. De ruzie van de ene dag werd de andere dag weer bijgelegd.
Ruzie
Maar ruzie was er veelvuldig. Want de joodse gemeenschap van Aalten bestond voor een groot deel uit veesjochriem. Op vrijdagavond maakten zij in sjoel met elkaar ruzie omdat de een bij een boer een koe had gekocht die aan de ander was toegezegd. Op Sjabbathmorgen werd de ruzie in sjoel bijgelegd. Op Sjabbathmiddag bracht men bij elkaar bezoeken, ook om elkaar uit te horen. Sjabbathavond wenste men elkaar „gut woch”.
Aalten, dat voor de oorlog tachtig joodse zielen telde en kort voor de oorlog honderdveertig zielen; van wie vele Duitse vluchtelingen, was altijd een vrome kille. „Op Sjabbath waren hier alle joodse zaken gesloten. Geen jood die werkte. Dat zou ook niet gekund hebben. De bevolking had dat niet genomen. Eenmaal is het voorgekomen dat een joodse vertegenwoordiger van een joodse firma uit Amsterdam een winkelier op Sjabbath in Aalten bezocht. Hij werd de winkel uitgegooid en zijn monsterkoffertje werd hem achterna gesmeten. „Op Sjabbath bij mij geen jood in huis”, werd hem toegeroepen.” Nog staat er een synagoge in Aalten…
M. KOPUIT
Dit artikel is tot stand gekomen mede met behulp van de heren J. Weyel en S. I. de Haas te Aalten.
In 1964 werd bij graafwerkzaamheden op het terrein van smederij Klein Nibbelink, toen een nieuwe werkplaats werd gebouwd, van alles aangetroffen, zoals muurresten, grachtvulling, houten palen en een ijzeren vuurrooster. Maar de meest indrukwekkende vondst was een Spaans zwaard uit de Tachtigjarige Oorlog met de inscriptie ‘Tholeta’, latijn voor de stad Toledo in Spanje.
Johan Klein Nibbelink heeft het zwaard in zijn bezit en vertelt erover in onderstaand filmpje.
Nieuwe Winterswijksche Courant, 12 oktober 1964
Bronnen
Nieuwe Winterswijksche Courant, 12 oktober 1964 (via Delpher)
In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw organiseerde de Aaltense VVV ’s zomers ouderwetse ‘boerenbroedlachten’ voor toeristen. Met een ‘broedspaar in kistentuug’, het gevolg eveneens in folklorische dracht, prachtig versierde boerenkarren en een met talrijke roosjes versierde bruidskoe.
Folkloristisch evenement (1959)
Woensdagavond 5 augustus 1959 is in Aalten weer de traditionele door de V.V.V. georganiseerde „boerenbroedlachte” gevierd. Dat dit folkloristisch evenement aller waardering geniet bleek ook nu weer overduidelijk. Een duizendkoppige menigte, waaronder talrijke te Aalten verblijvende pensiongasten, verdrong zich op de Markt toen omstreeks half acht de bruidsstoet, bestaande uit drie versierde „karren”, arriveerde. Na de „huwelijksplechtigheid” ten gemeentehuize verscheen het bruidspaar op de trappen waar het door de menigte met een driewerf hoera werd begroet.
Alvorens een rijtoer werd gemaakt door het dorp brachten de vendeliers van St. Helena een vendelhulde, waaraan de Aaltense Orkestvereniging haar muzikale medewerking verleende. Hierna werd het keurig uitgedoste gezelschap weer aan boord van de „bruidskar” gehesen, om al hobbelende de „huwelijksreis” door het dorp te maken.
Ook de bruidskoe ontbrak niet in de stoet. Gemoedelijk voortsjokkend liet de viervoeter al de drukte over zich heen gaan. Op de „Kattenberg” had het traditionele touwspannen plaats, een gebruik waarbij de borrelfles alle eer wordt aan gedaan. Via Oosterkerkstraat, Meiberg en Damstraat toog het gezelschap daarna naar de Sociëteit aan de Hofstraat, waar in opgewekte stemming de bruiloft werd gevierd. Onder leiding van Gait Jan van ’t Walfort zat er al spoedig de stemming in, niet alleen door de gulle traktatie van krentenbrood etc., doch ook door de medewerking van de boerenkapel van de A.O.V.
Net echt (1961)
Woensdagavond 2 augustus 1961 was het weer „net echt” op de Markt te Aalten. De V.V.V.-Aalten vierde n.l. weer de traditionele „Boerenbroedlachte”, een schouwspel dat niet alleen de honderden in Aalten vertoevende vakantiegangers boeide, maar tevens ook vele Aaltenaren op de been bracht.
Medewerking hieraan verleende weer de boerendansgroep „De Klepperklumpkes”, de Aaltense Orkestvereniging en de Vendeliers van het gilde St. Helena. Omstreeks acht uur arriveerde de bruidsstoet op de Markt, waar op het gemeentehuis de huwelijksvoltrekking zou plaats vinden. Overigens een wat ongewone tijd voor een huwelijksvoltrekking, maar de burgelijke stand had hiervoor speciaal het sluitingsuur verlengd.
Het bruidspaar werd ten gemeentehuize ingeschreven onder de namen „Jan Willem v.d. Bleeke en Mina v.d. Göttert”. Bij het verlaten van het gemeentehuis wachtte het bruidspaar de traditionele vendelhulde, de rijtoer door het dorp en tot slot de „broedlachte” in de Sociëteit, waar als gasten de in Aalten vertoevende pensiongasten waren uitgenodigd.
De moeite waard (1964)
Op 29 juli 1964 was het ook de moeite waard, al ging het wat anders als gewoonlijk. Men had n.l. met moeilijkheden te kampen en die begonnen al voor dat de bruidsstoet op weg was naar het gemeentehuis. Gelukkig echter geen interne moeilijkheden, maar een bruidskoe die het liet afweten. Volgens Gait Jan van ’t Walfort was de koe „luk springerig” geworden en daarom werd besloten het, dier niet in de stoet mee te voeren.
„Boh nee”, een onderdeel van de populaire Hoksebarge
Toen de stoet nog maar nauwelijks op weg was naar het gemeentehuis, dreigde er een nieuw oponthoud doordat van een van de rijtuigen de hoepel van het wiel liep. Hij hield het echter vol zodat de stoet dan tot eindelijk, zij het met drie kwartier vertraging op de Markt arriveerde. De „ambtenaar van de burgerlijke stand”, kennelijk op de hoogte van de Aaltense gemoedelijkheid, maakte hierop echter geen aanmerking zodat het huwelijk tussen Gert Willem v.d. Galgenhutte en Drika v.d. Slikketap kon doorgaan.
Tijdens de „plechtigheid” in de trouwzaal verzamelden zich voor het gemeentehuis honderden belangstellenden om een glimp te kunnen opvangen van het bruidspaar in „kistentuug”. Een ware ovatie barste los toen Gert en Drika in de deuropening verschenen en de gasten ruimschoots de gelegenheid gaven om hun plaatjes te schieten. Daarmee was het echter nog niet gebeurd. Integendeel, de pret begon pas toen de Klepperklumpkes wat klompendansen uitvoerden en met de dans „Wie gaot met z’n allen naor Hoksebargen too” ook de vakantiegangers in de gelegenheid stelden om de beentjes van de (Markt) vloer te gooien.
Voorafgegaan door de Aaltense Orkestvereniging maakte de bruidsstoet vervolgens een rijtoer door het dorp, waarna in de Sociëteit de broedlachte werd gevierd. Velen hebben hier van de gelegenheid gebruik gemaakt om Gert en Drika geluk te wensen en deel te nemen aan de feestelijkheden. De vendelhulde van St.-Helena kon dit keer door omstandigheden niet doorgaan.
Groot succes (1965)
De grootste VVV-attractie die de in Aalten verblijvende vakantiegangers telkenjare wordt gebracht, de „Boerenbroedlachte” is gisteravond weer opgewekt gevierd. Aanvankelijk dreigde de regen spelbreker te worden, maar het bleef gelukkig droog, zodat ook de rondgang door het dorp door kon gaan.
Aan de broedlachte ging zoals gewoonlijk de huwelijksvoltrekking op het gemeentehuis vooraf. Het was omstreeks acht uur toen de jonggehuwden, Johan van Bonthekkeman en Sina van de Moandag, op de trappen van het gemeentehuis verschenen, toegejuicht door de vele belangstellenden. Ruimschoots kregen zij de gelegenheid om het bruidspaar op de gevoelige plaat vast te leggen waarvan dan ook dankbaar gebruik werd gemaakt.
Inmiddels waren de „Bloaskoppe” van de Aaltense Orkestvereniging in vol ornaat verschenen om de volksdansen van de „Klepperklumpkes” muzikaal te begeleiden. Ook de „spölleman” ontbrak niet op het appél toen de in witgeschuurde klumpkes en in schoenen met naaldhakjes gestoken voeten van de dansliefhebbers zich in beweging zetten.
Tubantia, 15 juli 1967
Er is gedanst en gehost dat het een lieve lust was en zelfs de keurig uitgedoste bruidskoe scheen deze malle sprongetjes grappig te vinden. Overigens had de bruidskoe het dit jaar toch wel bijzonder goed getroffen. Zij mocht zich laten leiden door de lieftallige in blauwe overal gestoken 19-jarige kleuterleidster Olga Walgemoet uit Arnhem die zich, het moet gezegd, uitstekend kweet van haar taak. Dapper stapte Olga later ook met de koe door Aaltens straten toen de bruidsstoet zich op weg begaf naar de Sociëteit, waar het bruilofstfeest zou worden gevierd.
Op de Kattenberg kreeg de stoet even moeilijkheden omdat de straat werd versperd door een touw. Toen echter het bruidspaar de gebruikelijke tol, in de vorm van een borrel had betaald, kon de stoet ongestoord de weg vervolgen, en kon omstreeks half negen de „broedlachte” beginnen. Hier waren het vooral Gait Jan van ’t Walfort en de „Bloaskoppe” die met respectievelijk conference en muziek de gasten een genotvolle avond hebben bezorgd.
Arbeiders verdienen dan rond f 15.000 – Kleinere plaatsen (o.a. Winterswijk-Aalten) tot grote steden samengegroeid – Verdere industriële revolutie met nu nog ongekende mogelijkheden!
Men kan over de stijging van de arbeidsproduktiviteit in de naaste toekomst de fraaiste fantasieën maken, maar bij een normale gelijkmatige ontwikkeling in de 37 jaar zal het reële inkomen per hoofd van de bevolking 2,5 tot 3 maal zo groot zijn als in 1963. Hoeveel dat is om te besteden gaat onze voorstelling te boven: een arbeider die nu f 6000.- per jaar verdient zal dan meer dan f 15.000 hebben te verteren.
Prof. dr. P. de Wolff, directeur van het Centraal Planbureau, bood dit de deelnemers aan de conferentie „Nederland in het jaar 2000” van het Nederlandse Gesprekscentrum als stof ter discussie in Oosterbeek aan. Hij had becijferd, dat in het jaar 2000 de bevolking van ons land 20 miljoen zielen zal tellen. Daarvan ging ook prof. ir. Jac. P. Thijsse van het Instituut voor Sociale Studie in Den Haag uit. Hij kwam in zijn plannen onder andere tot de slotsom dat in 2000 wellicht 95 procent van de bevolking in steden woont. Deze mensen kunnen niet alleen in steden wonen, maar volgens zijn visie zullen in Nederland dan vele steden buiten de Randstad Holland zijn, die 750.000 tot een miljoen inwoners tellen. Hij was daarbij uitgegaan van 50 personen per hectare. Deze vrij grote bevolkingsdichtheid hoeft de „leefbaarheid” van de steden niet in de weg te staan, daar deze een kwestie is van kwaliteit in stede- en woningbouw.
Nederland in het jaar 2000, volgens prof. ir. Jac. P. Thijsse
Prof. Thijsse stelde, dat om de verwachte bevolkingstoename op te vangen het nodig is nu reeds te beginnen met per jaar 125.000 woningen te bouwen. Aan de hand van een kaart van Nederland in 2000 liet hij zien dat de steden kernen zijn in een gebied met een straal van vijftig kilometer. Ringsteden had hij ook gevormd van onder andere Apeldoorn, Deventer en Zutphen, van Arnhem-Nijmegen, Winterswijk-Aalten en Enschede-Hengelo-Almelo, hierbij de provinciegrens buiten beschouwing gelaten. Ook rekent hij ermee dat landsgrenzen dan niet meer zullen bestaan. Hij wees hierbij naar de grote stad, gevormd door de steden Sittard, Geleen, Heerlen en het Duitse Aken en de tussenliggende gebieden.
Volgens prof. Thijsse ligt in ons land geen enkel vliegveld op de juiste plaats. Het grote vliegveld in 2000 had hij geprojecteerd op de nog in te polderen Waddenzee. Als Nederland zijn functie behoudt, zoals die thans voortvloeit uit het vervoer van en naar het binnenland van Europa, dan zag prof. Thijsse nieuwe haven- en industriegebieden in de Westerschelde en op het nog in te polderen land tussen Den Helder en Wieringen.
Prof. de Wolff was er in zijn economische toekomstvisie van uitgegaan, dat er zich geen grote conflicten of enorme depressies in de komende 37 jaar voor doen. Hij becijferde dat er in Nederland dan, als de produktiviteit per jaar met 2,7 tot 3,25 procent toeneemt en de arbeidstijd zal zijn teruggebracht tot 35 uur per week, bij de dan gewijzigde samenstelling van de beroepsbevolking gigantische opgaven moeten zijn voltooid.
Hoe de industriële revolutie voortgaat, is nog niet te voorzien, maar deze ontwikkeling zal volslagen anders zijn dan nu wordt bevroed. Wellicht wordt bepaalde arbeid zo schaars dat bijvoorbeeld kleding niet meer gewassen wordt maar weggegooid en afwassen evenzeer niet meer te doen is. Wellicht moet de mens dan in een deel van zijn vrije tijd zelf hulpwerkzaamheden verrichten als auto’s wassen en huisschilderen. Prof. de Wolff zag ook voor de overheid grote taken en kon ook voor de komende 37 jaar geen ruimte vinden om de belasting te verlagen. Ook niet als de post defensie – omdat het begrip oorlog is verouderd – zal zijn verdwenen.
AALTEN – Vrijdagmiddag half twee stapte de 24-jarige Theo Megens voor zijn ouderlijke woning, Patrimoniumstraat 6 te Aalten, van de fiets. Voor Theo betekende dit het einde van een 6000 km lange fietstocht, waaraan hij op 29 mei was begonnen.
Theo, die het fietsen wel echt in het bloed zit, had zijn doel bereikt. Het was hem begonnen om de Poolcirkel te bereiken en om de middernachtszon te zien. Hiervan is hij zeer onder de indruk geweest, hoewel hij natuurlijk op zijn lange fietstocht wel meer bezienswaardigheden is tegen gekomen. Daarvan getuigen de honderden kleurendia’s die Theo op deze trektocht heeft gemaakt, en die het bekijken zeker waard zijn.
Over zijn ervaringen in de Scandinavische landen vertelt Theo graag. Veel waardering heeft hij voor de gastvrijheid der bewoners van het noordelijk halfrond. „Natuurlijk was ik in hoofdzaak op mijzelf aangewezen: slapen in een tentje en zelf eten koken, maar daarnaast is de steun van de bevolking toch wel erg plezierig”, zegt Theo.
In Narvik (Noorwegen) ontmoette Theo een paar landgenoten die per auto op trektocht waren. Moeilijkheden wanen er natuurlijk ook wel al waren die in hoofdzaak van technische aard. Zo heeft hij in totaal zes fietsbanden versleten: vier achter- en twee voorbanden. Deze moesten uit Nederland gestuurd worden omdat hij ze in het hoge noorden niet kon krijgen.
Onder de vele souvenirs die hij op moeders tafel uitstalde, was een echte rendierenhuid. Plannen voor een volgende tocht heeft Theo momenteel nog niet, maar het is wel zeker dat dit de laatste niet is geweest.
„Jong talent op ronkende motoren”, onder dit motto is Maandagmiddag te Aalten de tweede bromfietsmoto-cross verreden. Het succes was enorm, want niet alleen het aantal deelnemers was verdubbeld, maar ook het aantal belangstellenden overtrof de stoutste verwachtingen. Het waren er plm. 3500 die de verrichtingen van de veelal jeugdige crossers hebben gadegeslagen. Voor de stichting Sportevenementen, die vorig jaar begon met deze cross te organiseren, ongetwijfeld een stimulans om op de ingeslagen weg voort te gaan.
De winnaars van de Aaltense groep, v.l.n.r. E. Wamelink (derde), D. Winkelhorst (eerste.) en H. Neerhof (tweede).
Het nieuwe circuit „’t Landsbulten” bleek een bij uitstek geschikt terrein, goed geaccidenteerd en op de meest gunstige plaatsen voorzien van valkuilen en springschansen. Organisatorisch en technisch zal er voor de volgende cross op enkele punten speciaal moeten worden gelet. Met de kaartverkoop liep het nl. maandag lelijk mis, terwijl aan de start vaak een te groot aantal crossers verscheen, nl. de plaatselijke jeugd en de „buitenlanders”, crossers uit andere gemeenten.
Spannende eindstrijd
De plaatselijke rijders reden in twee manches en een herkansingsronde. Hieruit kwamen negen rijders die zich plaatsten in de finale. Dicki Winkelhorst nam direct bij de start een kleine voorsprong, die hij fel moest verdedigen. Hardnekkige pogingen om zijn grote rivaal Henk Neerhof, van zich af te schudden, hadden weinig succes. Een twintigtal meters voor de eindstreep leek het er zelfs nog op dat Neerhof zou zegevieren. Pas op de eindstreep kon Winkelhorst de zege veilig stellen door een zeer kleine voorsprong te nemen in deze wiel aan wielrace. Eef Wamelink slaagde er in om, overigens niet zonder moeite, de derde plaats te bezetten.
„Buitenlanders”
Voor de „buitenlanders” waren er drie manches en twee herkansingsronden. Hierin reden ook twee Aaltenaren mee, t.w. G. Meyerman en G. Tervoert. Meyerman won vorig jaar de beker voor de „binnenlanders”, doch om zijn rijderskwaliteiten wilde hij deze niet meer in genoemde klasse verdedigen. Evenals zijn rivaal Tervoert was hij zo sportief om zich bij de hoger geklasseerde „buitenlanders” te voegen. Hij maakte bij deze groep bepaald geen slechte beurt door op de tweede plaatste eindigen. Derde werd W. Notten uit Hengelo en eerste A. Ridderhof uit Doetinchem. Laatstgenoemde was wel veruit de beste. Hij bereikte nl. de eindstreep met een halve ronde voor op zijn rivalen.
Een bijzondere attractie was de cross van 150 cc motoren waaraan 13 „buitenlanders” deelnamen. Winnaar werd Jan Masselink uit Steenderen; Tweede en derde respectievelijk H. Schotman, Steenderen en J. Nieuwenhuis, Keyenborg.
De heer H. Schaafs, voorzitter der stichting, reikte na afloop de prijzen uit.
Achterste rij v.l.n.r.: Henny ter Haar, Gert Magis, Hemmy ten Barge, Dick Jansink en Hans Monasso. Voorste rij v.l.n.r.: Bertie Kuiperij, Freek Toebes, Tonny Rave, Hemmie Aalbers, René Toebes, Maud Handenhove en Gert ter Haar.
Midden jaren vijftig van de vorige eeuw ontstond in Nederland een nieuw fenomeen: de nozem. Het woord betekent zoiets als ‘opstandige jongere’ of ‘rebel’. Het was een van de eerste voorbeelden van wat we nu zien als jongerencultuur. Nozems stonden bekend om hun vetkuiven, leren jacks, spijkerbroeken en brommers, en hielden er een andere moraal op na dan oudere generaties.
De nozemcultuur bereikte ook tot de Aaltense jeugd. Begin jaren zestig scheurden de leden van de ‘Black Zorro Club’ door de straten op hun opgevoerde Kreidlers of Zündapps. Met aan het stuur een wapperende vossenstaart. Zo tartten ze het ordelijk gezag, tot ergenis van de brave Aaltense burgerij.
De nozems waren vaak te vinden bij de plaatselijke café’s, de cafetaria van bakkerij Knippenborg aan Plein Zuid of in hun clubhuis aan de Peperstraat, in de voormalige hoedenwinkel van Breekveldt.
Soms hadden er ook confrontaties plaats met rivaliserende groepen nozems uit naburige plaatsen als Doetinchem, Winterswijk en Bocholt. Deze laatste groep nozems noemden zich de ‘Halbstarken’. Zij kwamen op hun mopeds naar Aalten om de boel onveilig te maken. Dit zorgde voor wild-west-achtige taferelen in het vrome dorpje Aalten!
De nonnen van het St. Elisabethklooster
Sinds het einde van de 19e eeuw gaven de nonnen van het St. Elisabethklooster onderwijs aan de katholieke schooljeugd van Aalten. Hier was tevens de ‘naai- en breischool’ van de zusters gevestigd.
Niet iedereen bewaarde prettige herinneringen aan de nonnen. En dat is waarschijnlijk het enige dat ze gemeen hadden met de nozems.
Oldtimer-Brommerclub
Sinds 2015 is er een oldtimer-brommerclub actief in Aalten en omgeving onder de illustere naam ‘De Nozems en de Nonnen‘. Zij maken toertochten door de Achterhoek en hun credo is “Gin brommers kieken, moar d’r van genieten“.
Bron (o.a.):
Aalten in Roerige Jaren – deel 1, Hans de Beukelaer, Leo van der Linde & Aad Schepers
In Aalten was een voorbeeld nodig. Boer dreef zaak op de spits.
Onder toezicht en bescherming van vier man rijkspolitie hebben gisteren werklieden van de dienst gemeentewerken te Aalten op het erf van de landbouwer G.J. Neerhofin de buurtschap Dale een varkensschuur afgebroken, welke deze daar enkele maanden geleden zonder gemeentelijke vergunning had gebouwd en die hij ondanks herhaalde lastgevingen had geweigerd te slopen.
Daarmee is dan (voorlopig) het laatste woord gezegd in een van die onvermijdelijke geschillen, welke voortvloeien uit de botsing van wat de enkeling zijn persoonlijke vrijheid noemt en een complex van ambtelijke maatregelen, die weliswaar democratisch tot stand zijn gekomen maar bepaald niet steeds als zodanig worden gewaardeerd.
Dat conflict loopt al van het begin van dit jaar. De heer Neerhof wilde op zijn grond een kippenhok bouwen met een varkensschuur. De vergunning werd hem door b. en w. geweigerd, omdat op die plek volgens het uitbreidingsplan van de gemeente de bestemming „bos” was gelegd.
Noabers plaatsten schimpscheuten
Neerhof lapte die hem onjuist en onlogisch lijkende bepaling aan z’n klompen en bouwde toch. Dat is in Aalten op zich zelf bepaald niet revolutionair, want in heel de gemeente zijn wel bouwsels verrezen waarvan de competente ambtenaren echt geen weet hebben. Neerhof deed wat vele anderen voor hem hadden gedaan met dit verschil dat hij zo netjes was wel eerst een vergunning te vragen. Zijn „geval” was dus op het gemeentehuis bekend, het werd geleidelijk zelfs berucht.
Neerhof probeerde de raad mee te krijgen. Maar dit college had zich in een moeilijke positie gemanoeuvreerd doordat het indertijd het uitbreidingsplan met die bos-bestemming op de grond van Neerhof had goedgekeurd. Heel de raad zag dat later als onjuist en voor de betrokken boer nadelig. Maar men kon niet meer terug: de planologische dienst te Arnhem vond die bestemming namelijk wel juist en er restte de raadsleden niets anders dan zuchtend te berusten.
Neerhof’s bezwaarschrift werd ongegrond verklaard. Hij kreeg aanzegging het bouwsel af te breken. Neerhof sloeg haar in de wind. Als om de zaak op de spits te drijven bouwde hij bij het clandestiene kippenhok ook nog een varkensschuur.
Het varken moet verhuizen; het heeft al te lang zonder vergunning gewoond
Tezelfdertijd richtte hij zich in een adres tot de gemeenteraad, die inmiddels al te kennen had gegeven het uitbreidingsplan in voor Neerhof gunstige zin te willen herzien. Maar de raad vergat dat hij al niet meer het laatste woord had, dat lag bij gedeputeerde staten in Arnhem.
Urenlang boomde de raad op 21 september j.l. over de kwestie en daarbij werden soms harde woorden gericht aan het adres van b. en w. Maar de raad kon niet anders dan b. & w. volgen in hun advies om met Neerhof vele anderen in de gemeente nu eindelijk eens te laten zien dat democratisch tot stand gekomen wetten en verordeningen dienen te worden nageleefd.
Wat deed Neerhof? Hij verving het kippenhok door verscheidene verplaatsbare hokjes, waarvoor geen vergunning nodig is. Maar het varkenshok liet hij staan, ondanks een nieuwe gemeentelijke lastgeving, dat het moest worden afgebroken.
Koffie
Het sloopwerk vordert gestaag
Neerhof keek dan ook heus niet vreemd op, toen gistermorgen een viertal gemeentewerklieden, een paar ambtenaren en twee mannen van de rijkspolitie zijn erf opkwamen om recht en wet hun loop te doen hebben. In de noaberschap was het nieuws al gauw bekend geworden en naarmate het slopen vorderde werd de kring van mopperende en schimpscheuten plaatsende buurtgenoten rond dat trieste tafereel groter. Misschien was dat de oorzaak dat het aantal politiemannen in de loop van de morgen verdubbelde. Hetgeen een der boeren sarcastisch deed opmerken: „Wat verwachten jullie eigenlijk? Wi’j bunt geen Koekoekboeren!”
Zo nuchter zagen de boeren de zaak overigens nog wel dat ze de politie niets verweten. Maar zonder een blad voor de mond te nemen zeiden ze hoe ze dachten over de burgemeester („Woarum is dèn noo neet hier!”) en de ambtenaren van gemeentewerken. En dat was bepaald niet vleiend.
Pas helemaal op het laatst, toen het hok al niet meer bestond, verloor een huisgenote van Neerhof, die met een kan koffie kwam aan dragen, haar zelfbeheersing. Luidkeels slingerde zij de ambtenaren, die zich juist opmaakten te vertrekken, verwijten en verwensingen naar het hoofd. Daarna schonk ze, kennelijk opgelucht, alle omstanders een kop warme koffie in. Neerhof bood ook de politiemannen koffie aan, maar die bedankten beleefd. De werklieden, die het hok hadden afgebroken, moesten of ze wilden of niet, hun gereedschap even aan de kant leggen, om ook een slok te drinken. Die waren per slot van rekening ook niet voor de lol gekomen, vonden de boeren.
„Kwestie Neerhof”
De eerste gemeenteraadsvergadering in het nieuwe jaar, op 16 januari 1962, was voor een groot deel gewijd aan de zo langzamerhand overbekend geworden „kwestie Neerhof”. Zoals bekend, heeft de heer Neerhof zonder vergunning kippenhokken gebouwd op een perceel grond, waarop de bestemming „bos” ligt. Drie keer heeft de raad zich reeds bezig gehouden met dit geval, maar een voor beide partijen bevredigende oplossing werd niet gevonden. Ter tafel was ditmaal een voorstel van de heer H.A.J. Luiten (A.R.). mede ondertekend door zijn fractiegenoten G.J. Luiten en G.J. Navis, tot partiële herziening van het uitbreidingsplan in hoofdzaak.
Het college van b. en w. was van mening dit voorstel ten sterkste te moeten ontraden, aangezien de onrechtmatige daad van Neerhof, welke niet alleen door de voorsteller maar door de overgrote meerderheid van de raad meermalen ten zeerste was afgekeurd, door de bedoelde wijziging van het uitbreidingsplan zou worden gesanctioneerd. Tevens zou het de indruk vestigen, dat de raad er toe meewerkt, dat de overtreder van de door hem vastgestelde voorschriften, in strijd met alle rechtsbegrip, toch in het gelijk wordt gesteld.
Over deze mening heerste nogal verdeeldheid. De heer H.A.J. Luiten was van mening, dat het pre-advies erg getrokken is in het persoonlijke vlak en van weinig zakelijke aard is. Spr. wees op de fout, die indertijd is gemaakt bij de goedkeuring van het uitbreidingsplan en vroeg zich voorts af of Neerhof op deze manier gestraft moet worden door de toen gemaakte fout te laten voortbestaan. De C.H.U.-fractie stelde zich bij monde van de heer H.L. Obbink achter het advies van b. en w.
„Wettig maken”
De heer B. Huinink erkende de fout van Neerhof. Nu echter de zaak zo ligt vroeg hij zich af of het niet anders kan, door b.v. van de onwettige een wettige daad te maken. Neerhof is volgens hem al voldoende gestraft (afbraak varkensschuur) en voor de gevolgen bij de aanvaarding van het voorstel zei spr. niet bang te zijn. „Na al deze „trammelant”, zo stelde spr. vast, „zal niemand het meer gemakkelijk in zijn hoofd halen een dergelijk geval op touw te zetten”. Bovendien was hij van mening dat door het uitblijven van maatregelen van de zijde van ’t college de verwachting is gewekt dat het nog wel in orde zou komen.
Nog lang werd van gedachten gewisseld over deze zaak waarbij veelal, zoals voorheen, de bosbestemming „onrechtmatig” werd genoemd. Zo voerde de heer H.W. Luimes nog aan dat zowel de raad bij de goedkeuring van het uitbreidingsplan als de heer Neerhof met de bouw van de kippenhokken volkomen te goeder trouw hebben gehandeld.
In zijn antwoord merkte de heer Van Veen op niet veel lust meer te hebben hierover nog eens weer langdurig te debatteren. Nog steeds zei hij er van overtuigd te zijn dat het bewuste perceel grond rechtmatig de bestemming „bos” heeft gekregen. Derhalve ziet spr. dan ook geen andere oplossing dan een volledige wijziging tezijnertijd van het uitbreidingsplan in hoofdzaak. Hierna werd het voorstel tot partiële herziening in stemming gebracht; het werd met acht tegen zes stemmen aangenomen.
Precies drie weken nadat in Aalten de Vaags-reünie is gehouden komen in deze gemeente nazaten van een andere typisch Aaltense familie bijeen: de Te Gussinklo’s. De opzet van deze familiereünie is enigszins anders dan bij die van maandag j.l. Toen immers waren er in Aalten slechts Vaagsen of daarmee getrouwden aanwezig. Bij de Te Gussinklo-reünie is er evenwel sprake van de nazaten van één bepaalde tak, maar die is voor deze gelegenheid dan ook bij wijze van spreken helemaal afgebladerd, zodat er ook familieleden met heel andere namen present zullen zijn.
Stamboom reikt tot jaar 1562
De basis voor deze reünie is gelegd door wijlen de heer K.B. te Gussinklo in Scheveningen, een man die al jong met pensioen uit Ned. Indië terugkwam en die toen heel veel van zijn ruim beschikbare vrije tijd heeft besteed aan het nasnuffelen van oude archieven, doopboeken e.d. om een stamboom van de familie Te Gussinklo te kunnen opzetten.
De oorsprong van deze stamboom gaat terug tot het jaar 1562, toen een zekere Goeken ten Gussinkloe werd geboren in de toenmalige heerlijkheid Lintelo. In die heerlijkheid lag zoiets als een oud kasteel (later zijn daar ook restanten van blootgelegd) dat de Te Gussinklo’s, zoals ze gingen heten, tot woonstee heeft gediend. Deze stamboom kon worden samengesteld uit de zgn. Volontaire Protocollen der Stadt Breedevoort, zoals die zich bevinden in het rijksarchief te Arnhem, en voor de periode van 1665 tot 1811 uit het „reghister van houwelijcken in den Kerspele van de Heerlijkheid Aalten”. Voor de gegevens van de laatste anderhalve eeuw kon uiteraard een beroep worden gedaan op de gemeentelijke archieven.
Stamvader
Deze stamboom telde zes takken. Voor de komende reünie is maar een van die takken grondig nagezocht. Men is daarbij uitgegaan van de in 1807 geboren Willem te Gussinklo, die op de Markt te Aalten heeft gewoond en die gehuwd was met Josina Aleida Mierdink. Uit dit huwelijk zijn zes kinderen geboren. Nagegaan is nu welke nazaten van deze kinderen met hun aanverwanten nog in leven zijn. Van hen bleek een honderdtal te achterhalen en die zijn uitgenodigd op Tweede Pinksterdag in Irene te Aalten te komen kennismaken of de kennismaking te hernieuwen.
Vast staat nu reeds dat velen elkaar zelfs niet van naam kennen, laat staan weten dat zij familie van elkaar zijn. Zij zullen komen uit alle delen des lands, want hoewel de Te Gussinklo’s in wezen een oer-Gelders geslacht zijn, hebben vele telgen blijk gegeven van grote reis- en ondernemingslust. Tot de genodigden behoren afstammelingen van wat men zou kunnen noemen de landbouwerstak, de horlogemakerstak, de ondememerstak, maar ook de nazaten van twee naar Amerika geëmigreerde Te Gussinklo’s, die daar carrière hebben gemaakt; of de laatsten zullen verschijnen op de reunie is overigens twijfelachtig.
Een driemanschap, bestaande uit de heren W. te Gussinklo, de senior van de onderhavige tak, G.B.K. Peters en T.M. Schelling te Delden is al maanden doende deze bijeenkomst voor te bereiden. Dat zij zo kort na de Vaags-reünie wordt gehouden is louter toeval.
De reünisten worden Pinkstermaandag tussen 10 en 11 uur in Irene verwacht, waarna zij gezamenlijk zullen aanzitten aan een Gelderse koffietafel. Daar zal de heer W. te Gussinklo uiteenzetten hoe de familiedag tot stand gekomen is en daarna zal er uiteraard ruimschoots gelegenheid zijn na te gaan in hoeverre wie van wie familie is. ’s Middags zal er een rondrit door Aalten worden gemaakt o.m. langs hofsteden die in de historie der Te Gussinklo’s een rol hebben gespeeld. Een diner zal deze familiedag besluiten.
Maandag komt in de sociëteit te Aalten een gezelschap dames en heren bijeen, die, hoewel volslagen onbekend zijn voor elkaar en uit diverse windstreken van het land komend, zich niet aan elkaar behoeven voor te stellen. Om de eenvoudige reden dat hun namen gelijkluidend zijn. Kort en goed: Vaags. Na jarenlang sibbekundig speurwerk en maanden van administratieve voorbereiding zal dan namelijk eindelijk de Vaags-reünie een feit kunnen worden. En waar zou die beter gehouden kunnen worden dan in Aalten, waar de stamvader aller Vaagsen het levenslicht aanschouwde?
Geleense scheikundige zette stamboom op
Dat is inmiddels een kleine tweehonderd vijftig jaar geleden. We mogen dat aannemen op gezag van iemand, die het allemaal haarfijn heeft uitgezocht. Een Vaags, uiteraard. En wel een zekere P.B. Vaags uit Geleen, een 35-jarige scheikundige bij de staatsmijnen. Deze Limburgse Vaags heeft bij de opbouw van een familiestamboom dankbaar gebruik kunnen maken van de oudste gegevens, zoals die in het begin van de laatste oorlog waren verzameld door wijlen de heer A.A. Vreede, wiens dochter thans woonachtig is in Dinslaken.
Hij is er jarenlang druk mee geweest, heeft in binnen- en buitenland navraag gedaan, heeft officiële gegevens voor zover aanwezig van gemeentesecretarieën verkregen en verwerkt, ging eens een praatje maken met deze en gene. En zo is geleidelijk een boekwerkje ontstaan, dat niet alleen voor de Vaagsen interessant is. Een in het kort beschreven familiegeschiedenis, die eeuwen terugreikt.
Stamvader Voogedes
De stamvader aller Vaagsen woonde oorspronkelijk in Bocholt, waar hij op 8 april 1693 werd geboren. Na zijn huwelijk met de Aaltense schone Hanna Degenaar vestigde het paar zich in Aalten. Die stamvader heette overigens Voogedes. Hun op 23 januari 1718 geboren Jannes Petrus ging uiteindelijk na naamswijzigingen in Voegts, Vaegts e.d. Vaags heten. Van deze latere assessor en kerkmeester stammen alle nu levende Vaagsen af.
Van deze Nederlandse stamvader en zijn huwelijk met Berendina Lankhof leiden zeven takken door de eeuwen heen naar de huidige generatie. Twee ervan zijn al afgevallen. Er zijn er derhalve nog vijf over. Maar daarvan zal er naar menselijke berekening op korte termijn weer een verdwijnen, daar de laatste telg van de zgn. G-tak een ongehuwd man in Den Haag is.
Dan resten nog de P-tak, de H-tak, de J-tak en de B-tak. Uit die takken is blijkens het onderzoek van de heer Vaags uit Geleen een respectabel aantal takken of twijgjes voortgekomen. Thans zijn er nog 232 levende Vaagsen, van wie er 153 in Gelderland wonen (voor 63,4 pct in de Achterhoek) en de rest verspreid over alle delen des lands, alsmede nog 14 in Canada, 7 in Rhodesia, 4 in Noorwegen en 1 in Zuid-Afrika. Het zijn mensen uit alle rangen en standen.
Bomen planten
Zeer gemêleerd zal zeker ook ’t gezelschap reünisten zijn, dat maandag a.s. om 11 uur ’s morgens ter begroeting en kennismaking zal samenkomen. Uiteraard komen ze lang niet allemaal. Overdag zullen het er zo’n 90 zijn, ’s avonds ongeveer 120. Na een gezamenlijke koffietafel zullen er ’s middags op het landgoed ’t Walfort vier Vaagsen-bomen worden geplant, voor elke nog groei- en bloeikrachtige tak één: deze bomen zullen in onderhoud aan het gemeentebestuur worden overgedragen. Daarna zal er gelegenheid zijn om wat in Aalten rond te wandelen en bijvoorbeeld eens een kijkje te gaan nemen bij de oude „stamhuizen”, ’s Avonds is er dan een meer feestelijk samenzijn.
Wie de lust zou bekruipen om als buitenstaander via een simpel kennismakingsgemompel: „Vaags, aangenaam” in deze reünie binnen te dringen, die zij er op gewezen dat alle reünisten een keurig strikje dragen, verschillend in kleur al naar gelang de tak waartoe zij behoren. Bovendien heeft de heer Vaags uit Geleen nog zoiets als een code gevonden om de stamboom overzichtelijk te maken. En die code is werkelijk alleen te ontcijferen als je in het bezit bent van zo’n Vaagsen-familieboek. Maar daarvoor moet je natuurlijk een Vaags zijn.
Een week later schrijft Dagblad Tubantia over het verloop van de reünie:
Vaags-reünie werd een gezellig familiefeest
De reünie van de Vaags-familie in Aalten is gisteren geworden tot een blij en gezellig samenzijn. De meeste Vaagsen en semi-Vaagsen kenden elkaar vanwege hun diverse Achterhoekse woonplaatsen wel, doch er waren toch ook nog verscheidene stamverwanten van verre gekomen. Maar die waren al gauw na de ontvangst, gistermorgen om elf uur in de Sociëteit wat men noemt „en famille”. Honderd en een keer is bij de onderlinge kennismaking het woord „Vaags” gevallen. Dan was er wat gezoek en getast tussen het lover van de stamboom om uit te maken of men misschien nog rechtlijnig familie van elkaar was. De strikjes, die de reünisten droegen, in de kleuren oranje, rood, wit en blauw waren daarbij een puik werkend hulpmiddel.
Vier bomen geplant op ’t Walfort
Een van de vier Vaags-bomen, die van de oranje tak, wordt bij het restant van het kasteel ’t Walfort geplant.
Er is gisteren zo in onderlinge gesprekjes aan tafel of bij de borrel flink gegrasduind in de stamboom, die de animator van deze reünie, de heer P.B. Vaags uit Geleen, zo soliede heeft opgezet. Dat iedereen familie van iedereen was vermocht lang niet iedereen te bevredigen. Men wilde wel eens weten in hoeverre die stamverwantschap ging. En daarbij was het boekwerkje van de Limburgse Vaags met zijn handige codering onmisbaar.
Zeer terecht heeft de voorzitter van het werkcomité, de (Winterswijkse) heer J.B. Vaags, in zijn begroetingswoord de verdiensten van dat werk geschetst. En daarbij bleef het niet. Een der Aaltense reünisten had een keurig miniatuur-stamboompje geknutseld met de vier hoofdtakken in kleuren en dat werd de heer Vaags uit Geleen als een blijvend aandenken aan zijn werk en de reünie, die eruit voortvloeide, aangeboden.
Een bijzonder woord van welkom gold de heer en mevrouw Brinkmann-Greeve, het predikanten-echtpaar uit Dinslaken. De heer Greeve heeft namelijk in het begin van de oorlog de eerste genealogische gegevens over de familie Vaags verzameld en op deze gegevens heeft de heer Vaags uit Geleen bij zijn latere onderzoek voortgeborduurd. Mevr. Vreede zei in haar antwoord, mede namens haar man, het een hele eer te achten deze reünie te mogen bijwonen.
Daarmee was dan voorlopig het officiële gedeelte ten einde. Men praatte nog wat en ging toen aan de koffietafel.
In vier groepen
De middag begon met het tweede officiële gedeelte, het planten van vier Vaags-bomen op het landgoed ’t Walfort. Daarmee hopen de Vaagsen de herinnering aan hun reünie symbolisch gestalte te hebben gegeven voor zeer lange tijd. De ongeveer honderd reünisten begaven zich te voet, per bus of per auto naar het (nu) gemeentelijke landgoed. Een betere plaats had men moeilijk kunnen kiezen, per slot van rekening is de bewoner van wat er nog rest van het oude slot ook nog verwant aan de Vaagsen.
Daar hebben dan de van een oranje, rood, wit of blauw strik voorziene boompjes (voor elke nog levenskrachtige tak van de familie één) hun bestemming gekregen, omgeven door de bijbehorende stamgenoten. Voor even viel het grote Vaags-gezin in vier groepen uiteen. Maar nadat burgemeester Van Veen de boompjes met enkele vriendelijke woorden had geaccepteerd in de gemeentelijke hoede, was de eenheid weer snel hersteld. Men heeft daarna nog gezellig in Aalten rondgewandeld, is hier en daar een oud „stamhuis” gaan bezoeken en gezamenlijk gaan eten. En ’s avonds hebben de Heikneuters de toen nog wat talrijker geworden familie met een liedje, een praatje en wat muziek een paar uur prettig geamuseerd.
„Een kleine moeite, dacht ik….”
P.B. Vaags uit Geleen
De man, die in wezen de reünie van de Vaags-familie heeft mogelijk gemaakt door zijn sibbekundig speurwerk, de heer P. B. Vaags, woont weliswaar in het Limburgse Geleen maar is van huis uit een echte Achterhoeker. Zijn grootvader was Aaltenaar, zijn vader en hijzelf komen uit Eibergen.
„De naam Vaags heeft me al lang geïntrigeerd, vooral omdat je hem elders in het land vrijwel niet tegenkomt. Ik dacht dat ’t een kleine moeite zou zijn om alle familieleden na te speuren. Maar daar heb ik me toch op verkeken. Ik begon met eenvoudig een serie oude giro- en telefoonboeken op de naam Vaags te onderzoeken – je moet toch ergens beginnen – en toen bleek al gauw dat de boom al dikker en dikker werd. Ik heb deze en gene geschreven, ben in Aalten eens met bakker Vaags gaan praten en toen ik eenmaal zover was wilde het werk me niet meer loslaten”.
Het heeft al met al een anderhalf jaar in beslag genomen voor de stamboom, compleet met alle takken en twijgjes, kloek overeind stond. Toen kon het organisatorische werk voor de reünie beginnen. Maar daarmee heeft de Geleense Vaags zich niet bemoeid. Dat is meer het werk geweest van de in dat soort zaken zeer bedreven VVV-secretaris.
Intercarpet in Aalten maakte tapijten en leverde die wereldwijd vanuit de productielocaties in Aalten en Blokzijl. In deze plaats in Overijssel werd gewerkt onder de naam Hartex. Ook werd er kunstgras geproduceerd. Het was een familiebedrijf dat tientallen jaren heeft bestaan en waar in 2023 de derde generatie aan het roer stond.
Intercarpet werd opgericht in 1960, blijkens het volgende bericht dat De Volkskrant op 10 februari 1960 publiceerde:
Vroegere directie Veneta sticht zelf tapijtfabriek
AALTEN, 9 febr. — Twee vorig jaar afgetreden directie-leden van de Verenigde Nederlandse Tapijtfabrieken (Veneta) in Hilversum hebben, tezamen met de heer W. A. Hallen in Dinxperlo, een eigen tapijt-onderneming opgericht, de NV Inter-Carpet. Deze bouwt op het ogenblik in Aalten in de Achterhoek een nieuwe tapijtfabriek, die men in mei hoopt te openen. De twee ex-bestuurders van Veneta zijn de directeur W. H. J. Brouwer uit Hilversum, die bijna 40 jaar bij Veneta in dienst is geweest en de adjunct-directeur H. ter Burg uit Soest.
Tezamen met de president-commissaris ir J. S. Schonegevel van Nijmegen en de directie-secretaris drs H. B. Pirik, namen zij vorig jaar hun ontslag, wegens ingrijpende meningsverschillen over het bedrijfsbeleid. Hoewel Veneta een open NV is, waarvan de aandelen op de beurs worden genoteerd, wordt het bedrijf beheerst door vier Gooise families. Deze bezitten de prioriteits-aandelen, aan welke het recht is voorbehouden om bestuursleden ter benoeming voor te dragen. Op de Kon. Ver. Tapijtfabrieken (KVT) en de „Verto” (Verenigde Touwfabrieken) na, is vrijwel de gehele Nederlandse tapijt-industrie in handen van familie-vennootschappen.
Bij de Veneta was de ondergrond van het bestuursconflict, dat het bedrijf naar de mening der uitgetreden bestuurders niet voldoende met zijn tijd meeging. Evenals elders in de woninginrichting is ook de vloerbedekking na de oorlog steeds meer aan mode onderhevig geraakt.
Er is een grote verschuiving in de vraag opgetreden van het afgepaste tapijt naar het tapijt, dat in banen de gehele kamer bedekt. De omschakeling brengt de nodige investeringen mee, maar voor de „achterblijvers” wordt de concurrentie steeds moeilijker.
Modern bedrijf
De Inter-Carpet in Aalten wordt een moderne tapijtfabriek met voor Nederland zeer nieuwe machines, waar vooral tapijten van grote breedtes zonder tussennaad zullen worden vervaardigd. Er zullen voorlopig 25 mensen werk vinden, maar de bedoeling is de produktie en het aantal werknemers later te vergroten. Inter-Carpet heeft een geplaatst aandelenkapitaal van 240 duizend gulden, dat door de drie oprichters uit eigen middelen bijeen is gebracht. Directeur is de heer Ter Burg; beide andere heren zijn commissaris.
Veel inwoners van Aalten werken elders, wegens gebrek aan industrie in hun eigen woonplaats. Er zijn onder meer een koperdraad-industrie en drie katoen-weverijen. Eén daarvan, de Textiel-mij Gebr. Driessen, gaat sinds kort volledig samen met Wisselink’s Textielfabrieken in Enschede, die de verkoop van de produktie van beide weverijen in handen krijgt. De weverij in Aalten zal binnenkort worden gemoderniseerd en uitgebreid.
Einde oefening
Eind juli 2023 werd bekend dat de tapijtfabriek faillissement had aangevraagd. Men voerde daar verschillende redenen voor aan: het verlies van een grote klant, fors gestegen energiekosten en een aangepaste productiewijze met een nieuwe machine die niet helemaal van de grond kwam. Het bedrijf telde op dat moment 67 medewerkers, van wie er ongeveer 40 in Aalten werkten en de rest in Blokzijl.
Wel doorstart Hartex Blokzijl
Hartex, de productielocatie in Blokzijl, is overgenomen door de Condor Group, voorheen de grootste klant en een grote speler in de tapijt- en kunstgraswereld. Condor Group nam ook de machines uit Aalten over.
Als reden waarom Blokzijl wel is overgenomen en Aalten niet, werd gemeld dat in Blokzijl meer toekomst zit. Daar zijn nieuwere en modernere productieprocessen, die ook duurzaam zijn.
Directeur Hans Dobbe vertelt hoe het maken van kunstgras in z’n werk gaat (2011).
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Zaterdagmiddag heeft de padvinderij te Aalten de beschikking gekregen over een eigen gloednieuw clubhuis. Hiermede is een einde gekomen aan een jarenlange worsteling van dit gilde om een eigen bescheiden, doch degelijk onderdak te krijgen.
Verschillende behuizingen heeft de Aaltense padvinderij gekend, doch meestal waren het „krotten” die na enige tijd alleen nog voor afbraak in aanmerking kwamen, met het gevolg dat dit stuk jeugdwerk herhaaldelijk „op straat stond”. De meisjes en jongens in het bekende uniform gaven echter de moed niet op. Vastberaden ging hun werk voort, met uiteindelijk als resultaat, dat dankzij veler medewerking nu een eigen home kon worden betrokken.
Weg ging niet over rozen
Half verscholen in het Veldhuisbosje aan de Haartsestraat staat een gebouwtje waar menige jeugdclub jaloers op zou worden. Dat de weg naar de totstandkoming van het clubhuis echter niet altijd over rozen heeft geleid, bleek overduidelijk uit de openingstoespraak van de voorzitter van het stichtingsbestuur, de heer B. Garretsen.
Zeer veel moeilijkheden moesten overwonnen worden, doch, zo stelde de heer Garretsen het, is dit niet bij alle gebouwen die door particulier initiatief tot stand komen hetzelfde? Het zou echter verschrikkelijk jammer zijn geweest, zo vervolgde de voorzitter, dat we deze 80 jongens en meisjes geen onderdak konden geven, want zonder dit gebouw zou de gehele padvinderij van het N.P.V. en N.P.G. in Aalten opgedoekt moeten worden.
Er moest dus iets gebeuren, en er is iets gebeurd. Het gebouw staat er, het ziet er keurig uit, maar er wordt nog veel gemist, zoals water en licht, terwijl voorts de binnenbeschildering nog veel te wensen overlaat. Het bestuur staat echter op het standpunt dat men eerst uit de schulden moet voor er verder gewerkt wordt. Zover het gebouw er nu staat heeft het ƒ 7000 gekost. Er zal dan ook op verscheidene portemonnaies nog een beroep worden gedaan.
Medewerking van velen
Van de vele prettige dingen noemde de heer Garretsen de medewerking van het gemeentebestuur. Dank bracht hij deze voor de beschikbaarstelling van het terrein en het bedrag van ƒ 2500. Dank bracht hij voorts aan de directeur van de Chr. Technische school te Aalten, de leer S.J. v.d. Oever, die het gebouw heeft ontworpen en laten uitvoeren door de leraren Schuijtemaker en v.d. Woestijne met een aantal 15-jarige leerlingen.
Met het overhandigen van de sleutels aan hopman W. Prinsen droeg de heer Garretsen tenslotte het gebouw over aan de padvinders. Hierna voerden verschillende sprekers het woord. Burgemeester E.S. van Veen die met beide wethouders aanwezig was, feliciteerde namens het gemeentebestuur, mevr. Hartsuiker namens het hoofdkwartier van het Ned. Padvindsters Gilde, districtscommandant Bosman namens ’t district Winterswijk, Akela Strating te te Borculo, assistente van het hoofdkwartier, en verder vertegenwoordigers van de Aaltense geestelijkheid. Voorts waren aanwezig padvindersgroepen uit omliggende gemeenten zoals Doetinchem, Neede, Ruurlo, Varsseveld, Eibergen, enz. De Enschedese Padvinders Marsband verzorgde de muzikale omlijsting, en gaf zaterdagavond nog een taptoe op het Marktplein.
Rest zij nog vermeld dat de officiële openingsplechtigheid werd verricht door burgemeester E.S. van Veen. Hiertoe hadden de „Burchtlanciers”, zoals de groep Aalten heet, voor het gebouw een ophaalbrug gebouwd. Nadat deze was neergelaten, begaven de heer van Veen en de talrijke genodigden zich over de brug naar het gebouw.
Terrein bij boerderij De Kamp waar in 1959 resten van een urnenveld uit de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd zijn aangetroffen. Het urnenveld is in 2003 aangemerkt als rijksmonument.
De Arnhemsche Courant meldde op 11 maart 1959:
“Bij de landbouwer A.J. te Paske, op de boerderij De Kamp te Barloo, gemeente Aalten, is gisteren bij graafwerkzaamheden een aantal urnen gevonden. Op een diepte van plm. 40 tot 50 centimeter ontdekte men in de morgenuren de eerste urn, die nog vrijwel onbeschadigd was en waarin zich beenderresten bevonden.
Burgemeester E.S van Veen werd direct van deze vondst in kennis gesteld, waarna gemeentewerklieden met de afgraving verder gingen. Op een terrein van enkele vierkante meters werden in de loop van de dag nog vier urnen blootgelegd. Op ongeveer honderd meter van dit terrein waren enkele jaren terug ook reeds urnen aangetroffen.”
Zutphens Dagblad, 11 februari 1953
Zutphens Dagblad, 22 oktober 1957
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.