De Openbare Lagere School aan de Herenstraat in Aalten werd opgericht in 1884. De nieuwe school verving daarmee de aloude dorpsschool aan de Landstraat. Hoofden der school waren door de tijd heen de heren Stegeman, Veenstra, Bennink, de Lange, van Rugge, Brunt, Siebrands, van Zeijl en Leferink.
In de jaren zestig werden er ook drie avonden per week lessen gegeven van de Handelsavondschool.
In oktober 1974 moest de school tijdelijk haar deuren sluiten vanwege een vlooienplaag. De oorzaak was een nestje katten dat onder de school verbleef.
Sluiting
In 1976 werd een nieuwe openbare basisschool in Aalten in gebruik genomen aan de Wehmerstraat. Deze kreeg later de naam ‘Openbare Basisschool De Slinger‘.
Bij het afscheid van de oude school zong de schooljeugd in een lawaaioptocht op de melodie van ‘Yellow Submarine’ de volgende regels: “waar we heen gaan naar de nieuwe school, aan de Wehmerstraat, waar die prachtig staat. Negentig jaar is onze school aan de Herenstraat in een vervallen staat enz.“
In 1977 werd de oude school aan de Herenstraat afgebroken en ontstond op deze plek een ruime parkeerplaats, tegenwoordig ’t Hoge Blik genaamd.
Tubantia, 22 januari 1958
Nieuwe Winterswijksche Courant, 6 augustus 1969
De Telegraaf, 14 oktober 1974
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Josephus Walter Julius Driessen (Aalten, 07-01-1870 – Aalten, 12-12-1938) was een textielfabrikant die veel heeft betekend voor de Aaltense gemeenschap.
Hij was een zoon van Herman Anton Frans Carl Maria Driessen en Anna Maria Theodora Muhren en kleinzoon van Anton Driessen. Op 7 september 1897 trouwde hij in Malmédy (Wallonië) met Maria Anna Elisa Josepha Beckmann.
Jos. Driessen is begraven op de oude R.K. begraafplaats aan de Piet Heinstraat in Aalten.
Zijn betekenis voor Aalten bleek uit het bericht dat De Graafschapbode naar aanleiding van zijn overlijden plaatste:
Hoe is het met mijnheer Driessen? Deze vraag werd de laatste paar weken van dag tot dag gesteld en nu eens kon het antwoord zijn: „Vandaag is de toestand iets gunstiger”, dan echter weer: „’t ls op ’t Blik niet zoo goed!” Steeds echter volgde, wie ook de vraag stelde: „’t ls te hopen, dat hij weer opknapt en nog een paar jaar voor zijn gezin, zijn fabriek en voor onze gemeente gespaard mag blijven!” Helaas, het heeft niet zoo mogen zijn! De laatste dagen werd de toestand steeds ernstiger en Maandagavond bereikte ons het bericht, dat de heer Jos. Driessen voor altijd van ons was heengegaan.
Het bericht van het overlijden van den heer Driessen zal in breeden kring met groote droefheid vernomen worden. Vanzelfsprekend is het in de eerste plaats een groote slag voor zijn gezin en voor zijn kinderen en kleinkinderen, voor wie de overledene het middelpunt was, de groote magneet in den familie kring, die allen tot zich trok en die zoo gaarne de heele familie om zich heen verzamelde. Met welke een interesse en warmte leefde hij mee met de gezinnen van zijn getrouwde kinderen. Hoe dol waren alle kleinkinderen op hun Opa!
De weverij, die op 1 April 1894 werd opgericht, werd door zijn energie in den loop der jaren tot grooten bloei gebracht. Van een „klein wèverieken”, zooals de heer Driessen het zelf noemde, nam de fabriek onder zijn leiding steeds in omvang toe en ontwikkelde zich, de laatste jaren met medewerking van zijn zoons, tot de bloeiende N.V. Herman Driessen & Zn., die naast haar weverij thans ook haar afdeelingen lingerie, confectie en tricotage heeft gekregen. Tot voor korten tijd was het de bijna 69- jarige directeur, die ’s morgens steeds het eerst op het kantoor was. Zelf steeds stipt en altijd werkende, verlangde hij terecht ook van het personeel het zelfde. Daarnaast interesseerde de heer Driessen Sr. zich steeds voor de belangen van allen die in de zaak werkten en niet alleen voor de belangen der werknemers zelf, maar ook voor die hunner gezinnen, die hij allemaal precies kende. Een bewijs hiervan is zeker de geneeskundige verzorging van personeel en gezinsleden, zooals die bij H. Driessen & Zn. is verzorgd. Het geheele personeel van hoog tot laag, zal het heengaan van hun oudsten leider met groot leedwezen vernemen en stellig zal de oudste directeur in de fabriek lederen dag zeer gemist worden.
Naast de zakelijke beslommeringen, die vooral in de na-oorlogsjaren hoe langer hoe grooter en moeilijker werden en steeds meer van hem eischten, toonde de heer Driessen groote belangstelling voor alles wat zijn woonplaats betrof. Sedert de oprichting op 14 December 1898 was hij bestuurslid en al zeer spoedig voorzitter van de vereeniging „Aaltens Belang“. De vereeniging, die speciaal zijn groote liefde had en waarvoor hij ontzaglijk veel werk verrichtte. Steeds kwam de voorzitter met nieuwe voorstellen, met nieuwe ideeën in het belang of ter verfraaiing van onze woonplaats en van den Achterhoek in het algemeen.
Wat in de 40 jaar van het bestaan dezer vereeniging tot stand is gekomen, is voor een groot deel aan zijn initiatief te danken. Hoe verheugde de heer Driessen zich al jaren op het 40-jarig jubileum van A. B. op 14 December van dit jaar!
Helaas!, in plaats van een feestelijke herdenking wordt de vereen, in diepen rouw gedompeld. Het bestuur van „Aaltens Belang” zal zijnen energieken voorzitter ontzettend missen. Naast deze vereeniging bekleedde de heer Dr. het voorzitterschap van de „Oudheidkamer Aalten” en van de vereeniging voor ziekenhuisverpleging „Steunt Elkander”, die ook beide zijn warme belangstelling hadden. Verder was de heer Driessen commissaris van de Geld. Westf. Stoomtram Mij. en onder-voorzitter van den Raad van Toezicht van de Coöp. Middenstandsbank Aalten, bestuurslid van de Prov. Geldersche V.V.V., vice-voorzitter. van de B.V.L. en nog lid of bestuurslid van tal van andere vereenigingen. Ook was de heer Driessen korten tijd lid van de Prov. Staten van Gelderland. Niet gemakkelijk zou de heer Driessen op een vergadering van een dezer vereenigingen enz. ontbreken en teekenend voor hem is wat één zijner, kinderen van hem beweerde: „Pa is niet gelukkig, wanneer hij niet minstens 3 vergaderingen per week heeft!” Bij tal van officieele feesten en gebeurtenissen had de heer Driessen de leiding. Zijn medeleden dezer diverse comité’s weten hoe alle programmapunten van minuut tot minuut werden voorbereid, maar ook hoe dan ten slotte het programma precies kon afgewerkt worden en het feest slaagde.
Den 30en Augustus 1930 deelde de burgemeester den heer Driessen mee, dat H. M. de Koningin hem tot ridder in de orde van Oranje Nassau benoemd had. Een erkenning voor de groote verdiensten van den heer Driessen, waarover zich met hem en zijn familie, tallooze ingezetenen verheugden. In September 1937 werd met grooten luister het 40-jarig bestaan der N.V. H. Driessen & Zn. en tevens het 40-jarig huwelijksfeest van den heer en Mevr. Driessen—Beckmann herdacht. Op spontane en hartelijke wijze bleek bij deze gelegenheid weer, hoe autoriteiten, burgerij, personeel en zakenrelaties met dit jubileum meeleefden. Dit zijn voor den heer Driessen onvergetelijke dagen geweest, die hij gelukkig nog in goede gezondheid mocht beleven.
Het laatste jaar, maar vooral de laatste maanden, wou het niet meer. Hoe moeilijk het ook voor den zoo werkzamen heer Driessen was, al meer en meer moest hij zich uit zijn werk terugtrekken en rust nemen. Nog gauwer dan men aanvankelijk verwachtte, nam zijn kwaal in hevigheid toe en kwam het einde.
Met den heer Jos. Driessen is een ingezetene heengegaan, die zeer veel van zijn woonplaats gehouden heeft en waaraan Aalten zeer veel te danken heeft. Zijn naam zal zeker bij velen nog lang in dankbare herinnering blijven. De plechtige Uitvaart zal Vrijdagmorgen a.s. plaats hebben.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
De molen van Ter Haar is genoemd naar de gebroeders G.H. en H. ter Haar en werd ook wel ‘de Oude Molen’ genoemd. De molen stond aan de Koningsweg in Aalten.
In het jaar 1402 stond hier al een molen. Deze is op een gegeven moment verdwenen. In 1849 werd de standerdmolen ter plaatse vervangen door een achtkante houten beltmolen. Deze molen werd gebouwd door E. Roerdink, F.H. Lindehovius en J.W. Velthuis. “Op hoop van zegen” beitelde men in een steen boven de ingang.
In 1919 verbrandde de molen. In 1921 werd hij herbouwd met gebruik van een achtkante bovenbouw afkomstig uit Dedemsvaart. De as die toen werd gebruikt was afkomstig van een verbrande molen uit Vierakker.
Tijdens een storm in 1929 raakte de molen ernstig beschadigd en sindsdien was hij buiten gebruik. De wieken gingen verloren. In een bericht in de krant in 1930 vroeg de heer Van Eerden of de molen niet kon worden hersteld. Het was de enige nog draaiende molen in Aalten. Eigenaar was B. Klein Lebbink in Almen.
Tot februari 1966 woonden de Gebroeders G.H. en H. ter Haar bij de molen. Het zwaar vervallen houten achtkant werd in juni 1967 omgetrokken en de restanten werden verbrand.
In 1961 vermeldde een adresboek nog dat er een molen stond aan de Koningsweg. Maar in het adresboek van 1967 werd het beschreven als molenwrak.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Eeuwenlang stond er een watermolen in de Slingebeek bij de havezate De Ahof, ongeveer ter hoogte van de huidige stenen bank van Aaltens Belang. Begin 20e eeuw werd de bouwvallige molen afgebroken. De molen had aan beide zijden van de beek raderen: op de zuidoever stond de oliemolen (met een rad van 4,42 m Ø) en op de noordoever bevond zich de runmolen (met een rad van 4,66 m Ø), met daarboven de graanmolen.
De watermolen werd waarschijnlijk kort na 1500 gebouwd, mogelijk door een overgang van molenrechten van de Grevinkhof in Dale naar De Ahof, dat later ook in handen kwam van de familie Grevink. De eerste vermeldingen van de molen dateren uit 1502, onder andere over de inkomsten voor de rentmeester.
In 1562 wordt de molen omschreven als een ruïne, maar blijft in latere jaren toch herhaaldelijk opduiken in de archieven. B.D. Rots schrijft in zijn boek ‘Aalten en Bredevoort in vervlogen tijden’ dat de watermolen omstreeks 1700 eigendom was van de Oranjes, die hem verpachtten aan een molenaar. Op 9 februari 1707 kwam De Ahof, met “den Erfpagt van de Aaltense Watermole”, in handen van de familie Arentsen/Arentzen.
In 1739 deden de eigenaren Bernardus Arentzen en Gerrit Jan Heusinkveld hun beklag over de concurrentie door de vele rosmolens rondom Aalten, terwijl zij toch telkens kosten moesten maken om de watermolen in goede staat te houden. In 1758 wordt vermeld dat het stadsbestuur van Bredevoort bij wateroverlast het recht had om de schutten bij De Ahof op te trekken en mee te nemen naar hun stad.
Rond 1830 had de graanmolen twee schepraderen en drie koppels maalstenen, terwijl de oliemolen één scheprad en drie stampers had. Bij watergebrek konden de molens ook door paarden worden aangedreven. Hoewel de molen drie onderslagraderen had, kon voor de graanmolen bij laagwater vanaf 1840 een klein bovenslagrad met aparte waterloop worden ingezet.
Rond 1900 verdween de molen definitief; alleen het rad van de graanmolen was toen nog aanwezig. Op foto’s uit die tijd is te zien dat het hele complex in verval was geraakt. Bij werkzaamheden aan de Slinge in 1969 werden ongeveer 200 heipalen verwijderd. Slechts een muurrestant herinnert tegenwoordig nog aan de watermolen.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-182 I-228
Roelof Arentzen, assessor
470 m² molen en erf 920 m² molen en erf
1851
I-182 I-228
Engelbarta Hendrica Arendsen en Gezina Arendsen, wed. J.W. te Gussinklo
470 m² molen en erf 920 m² molen en erf
1854
I-1918 I-1968
Engelbarta Hendrica Arendsen en Gezina Arendsen, wed. J.W. te Gussinklo
470 m² graanmolen en erf 178 m² molen en erf
Locatie van de watermolen, met rechtsboven de Ahof. Alle rode gebouwen op dit kaartje zijn volgens de kadastergegevens uit 1832 eigendom van Roelof Arentzen, assessor te Aalten. De rode lijnen zijn de toenmalige perceelsgrenzen. Deze geven ook duidelijk de loop van de toenmalige gracht om de Ahof weer.
Krantenberichten
Zutphensche Courant, 11 november 1876Graafschapbode, 2 mei 1885
Graafschapbode, 16 november 1889Graafschapbode, 20 juni 1894
Graafschapbode, 5 september 1894Nieuwe Winterswijksche Courant, 31 oktober 1969
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Fragment kadastrale kaart, 1883 (het noorden is rechts)Restanten watermolen, 1906Restanten watermolen, gevonden rond 1970Restanten watermolen worden opgeruimd
Mr. Arnoldus Florentinus Roelvink (Borculo, 23 december 1789 – Bredevoort, 6 januari 1861) werd geboren in Borculo als zoon van Bernard Andreas Roelvink en Harmina Abbink. Op 12 november 1817 trouwde hij op 27-jarige leeftijd in Bredevoort met Elzabé Maria Theodora ten Cate (Neede, 21 juli 1798 – Bredevoort, 2 januari 1881), dochter van Tieleman ten Cate en Anna Jacoba Roelvink. Samen kregen zij zeven kinderen. Zij woonden in de villa op ’t Zand die we tegenwoordig kennen als Sint Bernardus.
Roelvink was notaris en na de Franse tijd werd hij in 1813 benoemd tot de eerste burgemeester van gemeente Bredevoort. Nadat deze gemeente in 1818 werd samengevoegd met Aalten werd Roelvink burgemeester van de fusiegemeente Aalten. Dat bleef hij tot zijn dood. Hij werd als burgemeester opgevolgd door zijn zoon Leonard Roelvink. De Roelvinkstraat in Bredevoort is naar hem vernoemd.
Op de hoek van de Landstraat en de Markt stond tot de jaren vijftig van de vorige eeuw logement en café De Landman van de familie Floresteijn. Het pand is helaas gesloopt voordat de Markt en omgeving in 1966 tot beschermd dorpsgezicht werd verklaard. Op deze plek werd later een houten VVV-kantoortje gebouwd. Midden jaren ’70 verrees hier de aanbouw van het gemeentehuis, dat inmiddels ook weer vervangen is door nieuwbouw.
Het Elisabethklooster in Aalten was van oorsprong het woonhuis van textielfabrikant Johann Heinrich Joseph (Heinrich) Driessen (Bocholt, 10-07-1794 – Aalten, 04-07-1879). Op 29 juni 1837 legde zijn oudste zoon Theodoor de eerste steen.
Heinrich werd ook wel “Den veursten Driessen” genoemd (zijn neef Anton woonde ook in de toenmalige Landstraat, in villa Beekhuize, iets meer zuidelijk van het centrum. Hij werd daarom “d’n achtersten Dreessen” genoemd).
Bij de woning waren ook bedrijfsruimten gevestigd die voornamelijk dienden als opslagplaats van garens en geweven stoffen. Deze stoffen werden met een wagen, veelal getrokken door een os, naar de blekerij in Dale vervoerd. De voerman droeg de toepasselijke bijnaam ‘Ossen Willem’.
Na het overlijden van Heinrich kwam het huis in bezit van de rooms-katholieke kerk, waarna het als klooster van de nonnen in gebruik werd genomen. In een rijtuig, door vier paarden getrokken, werden op 30 mei 1882 zes zusters van het station Lichtenvoorde-Groenlo naar Aalten gebracht. Het klooster werd vernoemd naar Heinrich’s vrouw Elisabeth. In de volksmond werd dit ook wel het St. Elisabethgesticht genoemd.
Onderwijs en ziekenverpleging
Gedurende tachtig jaar hebben de zusters hier onderwijs gegeven aan de katholieke schooljeugd van Aalten. Tevens was er de ‘naai- en breischool’ van de zusters gevestigd. Niet iedereen bewaarde prettige herinneringen aan de nonnen. De naai- en breischool, later Modevakschool, stond hoog aangeschreven. Mede daarom werd hier niet alleen gebreid door katholieken, maar door alle gezindten.
Op 23 december 1962 vertrokken de laatste zusters naar een klooster in Bennebroek. Later fungeerde het klooster nog als onderkomen voor gastarbeiders.
Op 20 december 1980 brak een binnenbrandje uit in het totaal dichtgespijkerde klooster. Werd ooit ‘de eerste steen gelegd’, kort na de brand werd de laatste steen weggehaald. Het pand maakte plaats voor het Parochiecentrum. Dit is inmiddels ook al weer verdwenen en vervangen door een appartementengebouw dat de naam ‘Kloosterhof’ kreeg.
Archieven
Kadaster 1832
Aalten I1208 Peter Driessen koopman te Bocholt 410 m² huis en erf
Arnhemsche Courant, 03-01-1882St. Elisabethklooster Dijkstraat, AaltenSt. Elisabethgesticht, AaltenVoordeur St. Elisabethklooster, AaltenEntree achterzijde St. Elisabethklooster en St. Jozefschool, ca.1975
In 1853 gingen er in Barlo stemmen op dat er ook in deze buurtschap een molen moest komen. Men overwoog in eerste instantie een molen aangedreven door waterkracht. Onderzoek bracht echter aan het licht dat er door de Zilverbeek onvoldoende water per uur stroomde. In 1856 verrijst enkele honderden meters noordelijker dan toch een windmolen. Het was een achtkantige bovenkruier, type beltmolen.
De manier van aandrijving ging consequent met de tijd mee. Vanaf 1887 werd de molen aangedreven door een stoommachine, om in 1925 plaats te maken voor een ‘gaszuigermotor’. Toen in 1934 eindelijk ook in Barlo elektriciteit beschikbaar kwam, bleek de elektromotor een grote aanwinst te zijn.
De laatste molenaar was J.W.F. Grevink (stiekem Jan Willem Fluweel genoemd). Al in 1928 opende hij naast de molen een bakkerij met een kruidenierswinkel. De molen was in 1944 al onttakeld. Zonder wieken was de premie voor de brandverzekering lager.
Op 29 maart 1986 brak brand uit, die voorgoed een einde maakte aan deze molen. Vroeg in de morgen werd de brand ontdekt. Door snel ingrijpen van de brandweer kon voorkomen worden dat een varkensschuur verloren ging in de vlammen. Over de oorzaak van de brand is niets bekend.
Deze beltmolen met inrit werd in 1849 gebouwd voor de heer Lammers. Eén van de eigenaren was Jan Albert Tenkink (1834-1917). De laatste molenaar was Herman Lammers (1843-1921).
De molen verbrandde door blikseminslag op Tweede Pinksterdag 1911, daarna werd de molen onttakeld. Tot 1989 gebruikte Bernard Assink de uitgegraven molenromp als machinestalling. Op Youtube staat een interview met hem (hieronder weergegeven). In 1990 werd de molenromp gesloopt omdat hij gevaar opleverde voor de omgeving.
Archieven
Adresboek 1967
Haart 56 > Haartseweg 25
H. Assink, ,,Oude Molen”
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
De Wenninkmolen is een korenmolen in Lintelo, in 1860 gebouwd voor de familie Wennink, hetgeen de naam van de molen verklaart. De molen bleef tot 1920 in handen van deze familie. Sinds 1973 is de molen eigendom van de familie Nijland. In 1984 is de molen gerestaureerd. Op 27 december 2007 werd de molen overgedragen aan de Stichting tot Behoud van de Wenninkmolen te Lintelo.
Omstreeks 1860 was er in Lintelo een soort wedstrijd om op twee plaatsen een molen te bouwen. H. Wennink won de race en had een klantenvoorsprong op wat later de ‘Moezemölle‘ werd genoemd. Wellicht is dat ook de reden dat de Wenninkmolen er nu nog staat en de andere niet. Wennink bleef tot 1890 eigenaar.
Nadat de molen in de vorige eeuw vanuit particuliere handen overgegaan was naar de coöperatieve landbouwvereniging, kon er geïnvesteerd worden om makkelijker te werken: de molen kreeg een wiekenkruis met het systeem Van Bussel en een Ten Haveklep. Ook werden de koppels stenen van de steenzolder gehaald; molenmaker Kreeftenberg stelde een maalstoel onderin de molen op, met aandrijving vanaf het spoorwiel, zodat de molen ook op die plek de steen kon aandrijven. Op de horizontale maalas onder de molenstenen kwam een riemschijf voor aandrijving vanuit de machinekamer, waar een zuiggas- en later een elektromotor stonden. Door deze opstelling zijn er acht wielen tussen wieken en maalsteen. De kammen zijn steeds van hout; enkele wielen zelf zijn van gietijzer. Naast de stenen heeft de molen een graan- en een meelelevator.
Op een metselsteen boven de kleine deur aan de noordzijde staat vermeld: E.F.A. 1860
Bij de zeer zware storm van 3 april 1973 raakte het wiekenkruis in zodanige staat dat er niet langer sprake was van een maalvaardige molen. Het heeft even geduurd voordat men overging tot herstel: in 1984 werd een nieuwe binnenroede gestoken, speciaal bestemd voor de Ten-Haveklep
Technische details
De roeden van de molen hebben een lengte van 23,88 meter. De door Groot-Wesseldijk gemaakte binnenroe is een in 1984 gelaste, ijzeren roede, die voorzien is van het Van Busselsysteem met Ten Have-kleppen. De 23,88 m lange buitenroede is een ingekorte potroede en heeft Oudhollands hekwerk met zeilen. De molen heeft één koppel maalstenen op de begane grond. Dit omdat er in 1936 namelijk een machinekamer gebouwd werd voor een zuiggasmotor, welke later vervangen werd door een elektromotor.
De 5 meter lange, gietijzeren bovenas is in 1867 gemaakt door ijzergieterij De Prins van Oranje te ’s Gravenhage en heeft nummer 500.
Sinds 1980 is alleen de windkracht (door middel van enkele extra overbrengingen) weer de enige bron van aandrijving. Verder zijn er nog enkele andere werktuigen in de molen aanwezig. Vrijwillig molenaars stellen de molen regelmatig in bedrijf.
Inmiddels is er geen motor meer aanwezig: het overgebleven koppel stenen op de begane grond wordt, net als luiwerk en mengketel, uitsluitend door de wind aangedreven.
De Prins van Oranje is een ronde stenen walkorenmolen met een met dakleer gedekte kap voor het malen van graan. De molen staat op een belt van 3,5 meter hoogte, maar daaronder zit ook nog het zes meter hoge Bastion Welgemoed dat ooit deel uitmaakte van de vestingwerken van Bredevoort.
Omstreeks 1644/45 werd door de prins van Oranje, als heer van Bredevoort, toestemming verleend voor de bouw van een standerdmolen op het bastion Welgemoed. Nadat deze in 1869 afbrandde werd in 1870 op dezelfde plaats de huidige molen gebouwd. De bouw duurde langer dan gebruikelijk, omdat de Duitse metselaars moesten dienen als soldaat in de Frans-Pruisische Oorlog. De molen is in 1968 gerestaureerd en nogmaals in 1991 en 1992 voor wat betreft het technische gedeelte.
Archieven
Kadaster 1832
Bredevoort B121 Gerrit Willem Heusinkveld molenaar te Bredevoort 25 m² korenmolen
Adresboek 1934
Landstraat 32
Molen
Adresboek 1967
Landstraat 34
Pakhuis
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Op 26 maart 1844 besprak de gemeenteraad een verzoek van timmerman J.B. van Eerden aan Z.M. Koning Willem II “tot de oprigting eenen KoornWindmolen in den zoogenaamde Aaltensche Esch aan de melkertsweg bij het dorp”. Er was een bezwaarschrift ontvangen van E. Roerdink c.s., eigenaren van de Oude Molen in de es aan de Koningsweg. Hierin werd gesteld, dat de ingezetenen geen behoefte hadden aan nog een molen en dat Roerdink en de zijnen minder inkomsten zouden genieten. De gemeenteraad vond het tweede argument aannemelijk, maar het eerste niet en besloot de vergunning te verlenen.
In 1845 kwam de achtkante, houten beltmolen met de naam ‘De Eendracht’ gereed als houtzaag- en korenmolen. In latere tijd kreeg de molen het huisnummer B 207 in de serie huisnummers van de huizen aan de Hogestraat. Via een pad naar boven, later bekend als ‘het pad van Gaans’ kon men op de Varsseveldsestraatweg komen.
In 1934 kreeg de molen het officiële adres Varsseveldscheweg 31. In 1967 was het grootste deel van de molen verdwenen en stond ter plaatse de zagerij van Wilhelmus Antonius (Wim) van Gaans. In de loods was toen nog een achtkant opgemetseld stuk van de molenonderbouw terug te vinden.
Huisnummering
1838
1850
1860
1870
1880
1890
1900
1910
1934
1967
–
–
–
–
140
–
158
A203
B207
Varsseveldschestraat 31
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
In 1856 werd door Harmen Jan Huisstede een stuk grond gekocht van Wessel Veerbeek. Huisstede bouwde op dit stuk grond een achtkantige molen van het type grondzeiler. De wieken gingen dus vlak langs de grond en ongelukken zouden dan ook niet uitblijven. Eén van de eerste molenaars was Hendrik Jan te Kotte. Na zijn dood werd de molen in 1887 verkocht aan Jan Teube Westerveld.
Antoon Brunsveld
Kort daarna raakte de molen in onbruik. Op 8 september 1891 werd de molen verkocht aan Antoon Brunsveld. Brunsveld kwam van de Kruisberg bij Doetinchem en had het molenaarsvak geleerd bij de Benninkmolen in IJzevoorde en op de molen in Doetinchem. Later werkte hij ook nog bij de Kempermolen in Breedenbroek. Deze molens bestaan allemaal nog.
Aanvankelijk bleef hij als een forens in Doetinchem wonen. De weg naar IJzerlo werd lopend op de klompen afgelegd. Maar op de zondag moest hij terug zijn in Doetinchem, om daar zijn kerkbezoek af te leggen.
Buurtsuper
In 1893 trouwde hij met Gesina Johanna Pennings van Thijs en toen gingen ze bij de molen wonen. Zijn schoonvader had daar een woning voor hen laten neerzetten. Antoon begon nu ook brood te bakken en in de molen werden ook rookwaren en andere producten verkocht. Dit vormde de grondslag voor de huidige buurtsuper Brunsveld, één van de laatste buurtwinkels in de Achterhoek.
Sloop
In oktober 1924 is de molen onttakeld. Het bedrijf Brunsveld & Zonen werd verder door stoom aangedreven. De sloopvergunning werd in 1965 afgegeven, maar pas in 1979 werd het restant van de molen gesloopt.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Huize Sint Bernardus is een voormalig woonhuis, sanatorium en rusthuis aan ’t Zand, het centrale plein in Bredevoort. Het markante pand heeft een rijke historie met verschillende bewoners.
Het pand werd in opdracht van Jan Satink, luitenant-kolonel in het Staatse leger van het Regiment Nationalen, gebouwd op het terrein waar de de voorburcht van het kasteel Bredevoort ooit heeft gestaan. Door vererving kwam het pand in 1800 in bezit van de familie Roelvink; Arnoldus Florentinus Roelvink was vanaf 1813 Burgemeester van Bredevoort.
In 1897 kwam het pand vervolgens in eigendom van pastoor Bernardus Mulders, die er een ziekenhuis wilde stichten. Onder beheer van de Zusters Franciscanessen van Thuine werd het ‘R.K. Sanatorium St. Bernardus Gesticht’ opgericht. Vanaf 1933 werd het gebouw in gebruik genomen als bejaardentehuis, waarna in 1938 de zusters van Thuine werden opgevolgd door de zusters van St. Jozef uit Amersfoort.
De laaste zusters van St. Jozef verlieten Bredevoort in 1985 definitief. In 1988 werd Huize Sint Bernardus gerenoveerd en uitgebreid door stichting verzorgingstehuis St. Bernardus, die het pand ook als bejaardentehuis in gebruik had. Het bejaardentehuis werd in 2008 verplaatst naar een nieuwe locatie elders in Bredevoort.
Omschrijving: “De twee lighallen hebben drie houten wanden bestaande uit verticale en een lessenaarsdak. De achterzijde is op de Grote Gracht gericht en is een gesloten wand. De lessenaarsdaken zijn bedekt met recente golfplaten. Beide hallen zijn voorzien van een tegelvloer, bestaande uit zwarte en beige tegels in een willekeurig patroon. De tegels hebben een geometrisch motief. Aan de voorzijde is een decoratief gesneden daklijst aangebracht. De westelijke hal heeft een eenvoudig golfmotief, de oostelijke hal een sierlijk gesneden lijst. Het golfmotief lijkt het meest origineel te zijn.”
Waardering: “Als voorbeelden van een bouwtype dat door haar kwetsbaarheid in materiaalgebruik en door het verdwijnen van de functie (sanatorium) weinig meer voorkomt en daardoor hoge zeldzaamheidswaarde heeft gekregen, zijn de objecten van architectuur-historische betekenis. Het complex is van stedenbouwkundige waarde vanwege de situering van de hallen op een van de bolwerken van Bredevoort. Het complex is van cultuur-historische waarde als herinnering aan de ontwikkeling van de gezondheidszorg op het gebied van de TBC aan het eind van de 19e eeuw.”
Eigenaren
Kadaster 1832
Bredevoort B209 Arnoldus Florentinus Roelvink burgemeester van Aalten en Bredevoort te Bredevoort 550 m² huis en erf
Bredevoort B208 Arnoldus Florentinus Roelvink burgemeester van Aalten en Bredevoort te Bredevoort 220 m² huis en erf
Het Feestgebouw in Aalten stond op de plek waar tegenwoordig de parkeerplaats is van De Hofnar, voorheen activiteitencentrum De Pol.
In 1906 vonden de arbeidersbeweging, onder anderen vertegenwoordigd door de heren Joh. Obrink en G.J. Winkelhorst, en de schuttersvereniging ‘Eendracht Maakt Macht’ elkaar in een groots en gedurfd plan tot oprichting van de ‘N.V. Feestgebouw’.
Prominente plaats in de gemeenschap
Financiële middelen vond men door het uitgeven van aandelen. Er werden 750 aandelen van elk 10 gulden uitgegeven. Op deze manier kwam er 7500 gulden binnen. Voor die tijd een flink bedrag. De ‘rijkeren’ onder de Aaltense bevolking kochten een vel met liefst tien aandelen, een zogenaamd ’talon’ (coupon of dividendblad van aandelen). Deze kon men later verzilveren. Er zijn aandeelhouders geweest die dit niet hebben gedaan. Het bedrag werd als het ware geschonken om de bouw van het feestgebouw mogelijk te maken.
Nog in datzelfde jaar kwam het plan van de grond en medeoprichter Theodoor Driessen werd de eerste president. Het indrukwekkende grote gebouw, zeker in verhouding tot een kleine plaats als Aalten toen was, paste geheel in die tijd. Het ontwerp kwam van architect J.J. Post uit Winterswijk. September 1907 nam men het gebouw in gebruik. Het zou het bijna zeventig jaar lang een prominente plaats innemen in de Aaltense gemeenschap.
Onderdak voor Franse vluchtelingen
Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog kwam er vanuit Noord-Frankrijk een vluchtelingengolf op gang van voornamelijk Franse, maar ook Belgische burgers. Op 26 oktober 1918 ontving de burgemeester van Aalten bericht dat in zijn gemeente, evenals in andere plaatsen in Gelderland, een groot aantal vluchtelingen moest worden ondergebracht.
Besloten werd dat de mannen in gebouw ‘Elim’ en de vrouwen en kinderen in het Feestgebouw zouden worden ondergebracht. Voorts werden de nodige maatregelen getroffen, om de vluchtelingen van eten en drinken te voorzien. Het Feestgebouw werd voor de gelegenheid omgedoopt in ‘Salle Maréchal Foch‘, naar Frankrijk’s befaamde opperbevelhebber.
Films en muziek
Vroeger werd er kermis gehouden achter het Feestgebouw. In de jaren dertig van de vorige eeuw werden er al films vertoond in het Feestgebouw. Dit was toen niet zonder gevaar. Het filmmateriaal bestond uit nitrocellulose, een zeer brandbaar materiaal. Bij de vertoning van films waren daarom altijd een aantal brandweerlieden aanwezig in het Feestgebouw.
Het Feestbouw was ooit ook de poptempel van Aalten. Vanaf de jaren zestig werden er in het Feestgebouw vele legendarische concerten georganiseerd door onder andere Fly In, Nirwana en Attica. Bands als Earth Wind and Fire, Herman Brood en His Wild Romance, Kayak en de popgroep Normaal hebben er opgetreden.
Het Feestgebouw werd in 1977 gesloopt, om plaats te maken voor activiteitencentrum De Pol, inmiddels omgedoopt in De Hofnar.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Aandeel Feestgebouw AaltenFeestgebouw Aalten, 1912“Réfugiés Français et Belges, Salle Maréchal Foch, Aalten (Hollande), 22-11-1918”Draaimolen op de kermis achter het Feestgebouw, jaartal onbekendSloop Feestgebouw Aalten, 1977
Krantenberichten
Aaltensche Courant, 31 januari 1903
Aaltensche Courant, 9 december 1905
Nieuwe Winterswijksche Courant, 24 maart 1906Aaltensche Courant, 13 juli 1907
De Westerkerk is oorspronkelijk een gereformeerde kerk in het dorp Aalten. De kerk stond ook wel bekend onder de naam Kerk B, waar de Oosterkerk Kerk A werd genoemd. De kerk is in 1891 gebouwd, enkele jaren jaren na de doleantie in 1886. De architect, H. van der Brand, maakte van de kerk een schuurkerk. In 1928 is aan de straatzijde een portaal toegevoegd, wegens ruimtegebrek.
De kerk kent in de voorgevel diverse rondboogvensters en bovenop wordt het gebouw bekroond met een kleine torenspits. De bouwstijl is neoclassicistisch.
Op zondag 30 januari 1944 houden Duitse SS-ers een razzia op twee kerken in Aalten, één van de twee is de Westerkerk. De bezetters weten dat de kerken in Aalten op zondag zeer vol zitten, ook met jonge mannen en onderduikers die zich onttrekken aan de arbeidsinzet of niet terugkeren van verlof.
In 1999 werd de Westerkerk verkocht aan de Euregio Christengemeente Aalten-Bocholt.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Inmiddels verdwenen, statige woning van burgemeester Monnik, die maar liefst 35 jaar lang burgemeester was van de gemeente Aalten (1910-1945). Langs deze woning liep de tram, welke reed van Lichtenvoorde via Bredevoort en Aalten naar Bocholt. De woning werd in 1968 afgebroken.
Gronden naast en achter de woning waren in het bezit van de familie Monnik. Bij het afscheid van burgemeester Monnik bepaalde hij dat deze gronden ter beschikking moesten worden gesteld van de Aaltense bevolking. Zo werd er kort na de oorlog een gezondheidscentrum gebouwd met badhuis. Na de sloop van Zonneheuvel wilde men op deze plek een verpleeghuis bouwen. De provincie gaf hiervoor echter geen toestemming omdat er al verpleeghuizen waren in Varsseveld en Winterswijk.
In 1969 werd vervolgens een plan ontwikkeld voor de bouw van een overdekt zwembad. Dit zwembad werd gebouwd en in 1972 in gebruik genomen en kreeg de naam ‘Zonneheuvel’. In de decennia die volgden hebben vele Aaltenaren hier hun zwemdiploma’s behaald. De eerste badmeester werd Kor Kremer. Later werd het zwembad verkocht aan reclamebureau Frappant. Naast Zonneheuvel stond de woning van de familie Boom en ook deze is inmiddels afgebroken.
Het huis werd gebouwd in de zogenaamde um 1800-bouwstijl in opdracht van August Sevink. Hij was een zoon van Herman Albert Sevink uit Warnsveld, en Catherina Poulina van Eijck, dochter van textielfabrikant Van Eijck. Daarmee is het huis een zichtbaar onderdeel van de sociaal economische textielgeschiedenis van Bredevoort.
Het huis heeft aan de voorzijde opvallende ramen die met een katrolsysteem te openen zijn. Zo kon men niet zoals bij “gewone huizen” uit het raam hangen, dat vond men ordinair. Ook nog aanwezig is het originele belsysteem waarmee dienstbodes opgeroepen konden worden. Boven de ingang van het huis is in glas in lood het wapen van Rotterdam aangebracht, dit verwijst naar de Rotterdamse wortels van Henriette van der Meulen, waarmee August Sevink in 1915 trouwde.
Piet en Fenny de Heus werden in 2004 eigenaar van het pand, en hebben het bijna volledig in eigen beheer het pand in oude stijl teruggebracht, inclusief het behang, en wonnen daarmee in 2008 de monumentenprijs van de gemeente Aalten.
Aaltensche Courant, 3 november 1915Zutphensche Courant, 16 februari 1922
Beheer toestemming
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door je Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.