Graafschapbode, 7 december 1934

A’j noe praot van „worst en worst-maken” — dan kan ‘k oe hier in Aalten eene anwiezen, den hef al meer dan 60 jaor, ‘k gleuf zelfs al wel 65 jaor worst ‘e maakt. Dèn kan oe vertellen wat metworst is en hoe ze gemaakt wordt. A’j noe ’s ’n mooi stuksken veur oe Graafschap-Bode wilt hebben, dan mo’j daor ‘es hèn gaon. Dan mo’j zun bie „olde Doortjen”, den woont hier in Aalten in de Lankhofstraote

"Olde Doortjen"
“Olde Doortjen”, tekening door Piet te Lintum

Deze „tip” werd ons verschaft, toen we dezer dagen in Aalten vertoefden en liet gesprek liep over afslachten, huisslachten, fijne metworst en worstmaken. „Wèt-ie wa’j doet, m’nheer” — aldus onze zegsman, toen hij zag dat wij naar zijn advies wel ooren hadden — „Ie gaot van hier bis an de spoorboomen gunt, achter de baan dalik links umme, den Parallel-weg in en dan op één nao’t laatste huus. Daor woont den metselaar Prins. Daor gao’j maor ’s achter de deure kieken. Daor ku’j „olde Doortjen” an ’t worstmaken vinden. Dat hè ‘k vandage toevallig ‘e heurd en dat zal wel kloppen…”

Inderdaad, dit klopte, want toen we bij ’t aangewezen adres via de achterdeur binnenstapten in de woonkeuken, troffen we daar de bewoners in drukke bedoening met „de huisslacht”. Op de huistafel lagen deelen van een pasgeslacht varken, welk vleesch door een vrouw in stukjes werd gemaakt en aan het venster vonden we, wie we eigenlijk zochten: „Olde Doortjen”, gezeten op een stoel. Een groote emaille-teil vol stukjes worstvleesch op een schammel voor zich en rechts van haar een tafeltje, waarop een hoeveelheid pas gemaakte metworsten en een emaille-pannetje met water, waarin een aantal worstdarmen, op maat gesneden (zie foto).

Toen we het doel van onze komst hadden uiteengezet en de vriendelijke bewoners ons met een „gaot d’r zitten heeren en kriegt een stoel” hadden verwelkomd, wendden we ons maar dadelijk tot de hoofdpersoon van het gebeuren bij deze „slachtvisite”, t. w. de worstmaakster Doortje, die ons als een heel oud vrouwtje was aangeduid, doch die bij eerste kennismaking zoowaar een goede zestiger leek. Was dat een vrouwtje van bijna 83? We geloofden onze oogen niet, toen wij ze voor ons zagen met haar helder, frisch, blozend en nog totaal ongerimpeld gelaat. Wat een levendige oogen en bezige handen, en wat een bewegelijkheid als dit kittige, vriendelijke vrouwtje nog ten toon spreidde. Maar ook, wat een helderheid van geest, zooals ons spoedig zou blijken.

Een gemoedelijk praatje met „olde Doortjen”

„Dat heb je stellig wel meer gedaan, is ’t niet, moeder?” — zoo wendden wij ons tot Doortje, doelende op de handigheid en vaardigheid, waarmee ze haar werk verrichtte en het antwoord luidde prompt: „O, asteblief, van mien 18e jaor af, m’nheer. Mien doem steet er dan ook heelemaole nao…” en ze toont ons haar duim, die bijna haaksch achterover staat van het veelvuldig drukken in het z.g. vleeschhoorntje.

— Dat werk doet U zeker al lange jaren, is ’t niet? Hoe oud bent U eigenlijk? „Ik wor den 8sten Meert 83.” Als ze dan ons de verbazing van het gezicht leest, merkt ze snedig op: „Ja, wi’j ’t neet geleuven, dan gaot maor nao ’t Gemeentehuus, dan zu’j ’t heuren… Van mien 18e jaor af, da’s dus noe dan 65 jaor geleën, maak ik al worst.”

En terwijl het krasse vrouwtje gezellig doorbabbelt en van haar levensloop verhaalt, propt ze het „worstheurntje” als maar weer opnieuw vol en met kwetsend en glisserend geluid verdwijnt het rauwe, natte vleesch door het trechtertje in den darm, totdat weer een worst gereed is. Een worstpin ligt klaar, hier en daar een prik in de z.g. „windplekken” en handig worden de eindjes van den darm samengespeld: Klets, daar ligt in den vorm van een O weer een metworst bij de vele andere…

Doortje vertelde ons dan iets van haar jeugd, die alles behalve gemakkelijk is geweest. Haar vader was huisslachter en als kind moest zij al vroeg helpen bij den boer, waar ze voor heel weinig loon hard moest werken. Later ging ze als meisje van 18 jaar in Duitschland zich verhuren als dienstbode bij den onderburgemeester in Brünen bij Wezel. Daar slachtten ze in den herfst veel en dan moest ze mee helpen en daar leerde ze pas goed, hoe metworst werd gemaakt.

„Teugeswoordig slacht ze neet zo völle mear, lange neet. Vrogger hè’k ’t welle had, da ‘k ’s morgens om 6 uur begon en eerst om 12 uur ’s nachts in huus kwam…”

En onderhoudend gezellig, al maar graaiend met haar geroutineerde handen in de brei-ige vleeschmassa voor haar, vertelt ze van haar jeugd en haar verder leven, waarin ze heel veel heeft moeten ondervinden. Immers tweemaal over is ze getrouwd geweest en even zoovele malen is haar man haar door den dood ontvallen. [Eerste huwelijk in 1879 met Gerrit Jan Prange die in 1916 overleed. Tweede huwelijk in 1921 met Lambertus Fles die een kleine 9 maand later overleed, red.]

De harde slagen van het noodlot zijn haar dus allerminst gespaard gebleven. — Toch heeft ze zich kranig door ’s levens moeilijkheden heengewerkt, waarbij haar opgeruimden aard en haar benijdenswaardig optimisme haar stellig tot krachtigen steun zijn geweest. En dat optimisme en die opgeruimdheid heeft ze weten te behouden tot op den dag van heden.

„Ik bun Aaltensche van geboorte en ik heit eigeluk Dora Kalf.” Kinderen heeft ze nimmer gehad. „Die wazzen mien veuls te duur af,” zegt het oudje ondeugend. „Ie mot rèkenen, vrogger ha ‘k maor een dagloontje van 15 centen. Doar mos ie den heelen dag veur worstmaken. De etens-kost natuurlijk toe en een wösken met nao huus. ’t Geet teugeswoordig al ’n betken anders as in die dagen, maor toch hebt wie daorumme nog wel ’s veul schik ‘ehad doe des tieds. Met vetpriezen ko’j nog wel ‘es schik maken. Daor wier dan soms ok nog wel ‘es oardig good bi’j e’ pruufd. Dan ha’j bi’j ’t worstmaken ’t glesken zoo neven oe staon. Dat hè je vandage neet meer. Jao, ‘k heb heel wat met ‘emaakt, zoet en zuur, mooi en leelijk…” en een ondeugend lachje glijdt over het glundere gelaat van het pientere vrouwtje.

Dan wordt bijstaande kiek genomen. „Zoo!” — zegt onze fotograaf — „da’s voor mekaar!” „’t Mooie gezichte d’r al op?” zegt Doortje geestig. „’t Zal mien ‘es verlangen…”

Dora Kalf - Olde Doortjen
De bijna 83-jarige Doortje Fles te Aalten, die vanaf haar 18e jaar het eerzaam beroep van worstmaakster uitoefent en derhalve thans haar 65-jarig jubilé als zoodanig herdenkt. — Wij kiekten het bizonder krasse vrouwtje deze week tijdens haar werkzaamheden in gezelschap van den huisslachter, die „even kwam buurten”.

Dan mengen ook huisvader Prins en de huisslachter, die even is komen buurten, zich in ’t gesprek en van lieverlede komen „crisis” en „malaise” aan de beurt. „Ie kunt noe den winter zien kommen,” — zoo wordt vader Prins toegevoegd, doelende op den voorraad vleesch, spek en worst, die heden voor zijn gezin voor de „winterteering” in gereedheid wordt gebracht.

Wij onderstreepen die bewering met een enkel woord en dan luidt het bescheid: „Een metselaar in den winter is al een heel ongelukkig wormken, m’nheer. Maor veur dit spul mo’j intieds veurzorg hebben en oe maatregelen treffen, dan hè’j wat veur den kwajen dag. A’j ook neet oew eigen earpels verbouwt en intieds oew eigen een varkentje mest, dan felt-’t-oe nog niks met in de wintermaonden, a’j ’n vrouw en zes blagen den kost mot gèven… dat geleuf maor…!”

Van crisis en slechte tijden, daar weet de levenswijze Doortje ook van mee te praten, want het is nu voor de tweede maal, dat zij „crisistijden” doorleeft. „De crisis van vrogger was veul slimmer,” — zegt Doortje. „De menschen in ’t algemeen hebt et noe veul en veul better as toen, maor ze piepen noe völle harder…”

Doortje heeft met haar benijdenswaardig optimisme en grenzenlooze vitaliteit de ups en downs van het leven echter glansrijk doorstaan en zal ze naar onze meening stellig nog heel lang doorstaan. „Ze slacht bi’j ons noe al 12 jaor, maor ie kunt nog neet zeen, dat ze ook maor ’n spier veranderd is,” — aldus vader Prins.

Ze maakt voor een vrouw van haar leeftijd nog abnormaal lange dagen, doch vermoeidheid schijnt ze niet te kennen. Dat blijkt uit haar antwoord, als wij de opmerking maken, dat het vanavond nog wel eens laat kan worden, als die teil eerst leeg moet. „Da’s niks slim,” — zegt ze. „Daor kan ‘k niks an doon, dan mot ’t maor laat worren… Morgen mo’k nog twee varkens en nog meer ook deze wèke… Maor daor maak ‘k mien niet naar oaver. Senuwachtig bun ‘k neet…” Aldus een vrouw van bijna drie en tachtig jaar, die menig veel en veel jongere in dezen tijd „van zuchten en klagen” ten voorbeeld kan worden gesteld.

Dora Kalf overleed op 29 juni 1937 in Aalten en zij werd begraven op de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg.

Bron


Reacties

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Let op: je reactie wordt openbaar getoond. Vragen, aanvullingen en/of correcties proberen wij zo spoedig mogelijk te verwerken. Daarna worden ze verwijderd, om ‘vervuiling’ te voorkomen. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *