Aaltensche Courant, 2 oktober 1934
Het schitterende weer der laatste dagen, echt zomersch weer, met veel zonneschijn en milde temperatuur, lokt nog velen naar buiten naar bosch en heide. Wandelaars en de meer gehaasten die per rijwiel er op uittrekken, kiezen voor hun uitstapjes dikwijls den mooien Zelhemschen weg (de tegenwoordige Romienendiek, red.), de oude Hessenweg.
Vrijdag was naast het natuurschoon nog van iets anders te genieten. Een aantal jongelui zwoegden voor een karretje, beladen met vreemdsoortige constructies, door den mullen weg. Af en toe even uitblazend, werd druk gebabbeld en gegesticuleerd. Blijkbaar was er iets bijzonders aan de hand. Wie z’n nieuwsgierigheid wilde bevredigen, kon dit slechts ten koste van een behoorlijke wandeling. Telkens verder trok het gezelschap, na elke korte rustpoos met hernieuwden ijver trekkend of duwend. Ter hoogte van de Schaapskooi gekomen, ging de colonne rechts af en aan den zoom van de bosschen op de hoogte voor het vlakke ontgonnen terrein, waar hier en daar nog de bloeiende lupinen felle, hel gele plekken op de bruingrijze oppervlakte teekenden, werd halt gemaakt.
Van uitblazen nu geen sprake meer. Drukke beweeglijkheid nu, rappe handen pakten voorzichtig de geheimzinnige voorwerpen van den wagen en legden deze zorgvuldig volgens een bepaald plan op den daar mooi gelijken heidegrond. Tangen en sleutels, bouten en moeren kwamen voor den dag. Met zorg en overleg werden de verschillende voorwerpen aan elkaar verbonden, er kwam nu teekening in het werk. Wat stond hier te gebeuren?
Een soort slede met zitplaats en daarvoor een draaibare stok waarop de voeten een plaats kunnen vinden. Daarachter een paar opstaande buizen, stevig aan de slede bevestigd. Nu komen een paar groote platte stukken aan de beurt. Constructie van buis en latten, met linnen bespannen, overplakt met papier, ongeveer ter lengte van 9 meter bij ruim een meter breedte. Met vereende krachten worden deze stukken op de opstaande buizen gelegd en met bouten bevestigd. Spandraden zorgen voor den juisten stand. Het geheel krijgt nu den vorm van een grooten vogel. Nog rest de staart welke eveneens spoedig is aangebracht en voor ons staat een, hoewel niet volgens alle eischen geconstrueerd, toch heel aardig zweefvliegtuig met hoogteroer en richtingsroer aan de staart, echter zonder ailerons aan de achterzijde der vleugels.
Nu wordt alles nog eens grondig gecontroleerd, moeren nog eens nagetrokken, spandraden iets bijgesteld en dan zal de eerste proef worden genomen. De startkabel, in dit geval een aantal binnenbanden, wordt bevestigd, het toestel naar den rand der helling gesleept en de bestuurder neemt op de slee plaats. De voeten op het „stuur”, even gecontroleerd of dit werkt, en ja ’t gaat best. De roeren luisteren naar den minsten druk van den voet.
Nu is het groote moment gekomen. De verwachting is hoog gespannen. Zal het lukken? Een deel der helpers plaatst zich achter de machine en houden deze tegen, een ander deel gaat naar de sleepkabel en trekt, trekt uit alle macht om een zoo groot mogelijke spanning te krijgen. Immers hoe grooter snelheid bij den start, hoe grooter de kans op los komen van den grond. Ook de wind spreekt een woordje mee. Echter die laat op zich wachten, ’t is absoluut windstil.
Toch maar even probeeren. Harder trekken de helpers, nog één rukje en met een fluitend geluid knapte de tot het uiterste gespannen gummikabel door. Een mengeling van verdriet en plezier. Verdriet over den tegenslag, plezier over de dapper in het zand bijtende helpers, die kopje duikelend de helling afrolden. Spoedig echter is de kabel weer hersteld. Een ervaring rijker, wordt opnieuw gestart, nu met wat minder energie. Dan klinkt het commando van den bestuurder „los”.
Met een ruk komt het gevaarte naar voren en glijdt een eindweegs over den grond, komt zelfs reeds iets los van den grond. Van zweven echter nog geen sprake. Dan maar weer terug naar de startplaats. Het hoogteroer wordt wat steiler gezet en opnieuw wordt gestart. En ja, nu gaat ’t beter. Duidelijk komt het vliegtuig los van den grond, doch komt een eind verder wat ongelukkig terecht. Zonder al te groote beschadiging echter.
Nogmaals terug naar de startplaats. Alle goede dingen in drieën. Wederom trekken de helpers uit alle macht, weer klinkt het commando „los” en weer stuift de vogel naar voren, nu met nog steiler hoogteroer en ja, nu gaat het omhoog. Over een stroomijt zweeft deze zwijgende vogel, doch raakt met één der vleugels een tak van een boom. De vleugel breekt af en als een vleugellam geschoten vogel gleed de machine neer en kwam met een krak op den grond terecht, onherstelbaar beschadigd.
Het werk van maanden lang zwoegen in vrije uurtjes was in één slag vernietigd. Het nog bruikbare materiaal werd gesloopt en weer op de handkar geladen, en een minder enthousiaste troep trok weer naar het dorp. Minder enthousiast dan op den heenweg, doch de constructeur, de 17-j. electricien Bennink was niet ontmoedigd. ’t Ging immers! ’t Moest mogelijk zijn met een zelf gebouwd, doch wat beter geconstrueerd toestel van stabiler bouw. De plannen hiervoor werden reeds gemaakt en dat geteekent hier dat we dit ondernemend jongmensch over eenigen tijd wel weer een poging zullen zien wagen. Geleerd door de ervaring zal een volgende poging wel meer kans van slagen hebben.
De bouwer van het zweefvliegtuig, Jan Bennink, woonde op de Kattenberg in Aalten. Negentig jaar later werd een zelfgebouwd zweefvliegtuig van Jan Bennink vlakbij zijn ouderlijk huis teruggevonden, op de zolder van een pand aan de Lichtenvoordsestraatweg, waar destijds een vriendje van hem woonde. Wellicht dat deze het kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog uit voorzorg heeft verstopt, nadat Bennink op het politiebureau was ondervraagd over zijn vlieghobby.
Bronnen
- Aaltensche Courant, 2 oktober 1934 (Delpher)
- Aaltensche Courant, 5 oktober 1934 (Delpher)
- De Graafschapbode, 3 oktober 1934 (Delpher)
- De Gelderlander, 10 juli 2024 (Gelderlander.nl)
Plaats een reactie