Dagblad Tubantia, 11 juli 1953

Dijkstraat, Aalten

Ongeveer vijftig jaar geleden zat op een donkere zomeravond een spook op de leuning van de brug over de Slingebeek in de Dijkstraat te Aalten. Het spook was in ’t wit gekleed, het had zwarte poten en bij tijd en wijle koerde het zacht als een duif of snorkte het als een varken. Bijna onbeweeglijk zat het spook daar en het joeg de mensen, die in het late avonduur door de stille en slechts spaarzaam verlichte Dijkstraat moesten, de stuipen op het lijf.

Opgeschoten knapen, die enkele minuten van tevoren nog snoevend tegen hun meisje hadden opgegeven over hun durf, zonk de moed in de schoenen, toen zij de brug naderden en de witte figuur daar zo rustig maar onheilspellend zagen zitten. Oude mannen en vrouwtjes in de omgeving schoven de grendel dichter voor hun deur; daardoor kon het spook tenminste niet naar binnen komen.

„Willum, bun ie ’t!”

Terwijl aan weerszijden van de Dijkbrug mensen angstig bijeen stonden en niemand het spook durfde passeren, kwam Hendrik – een potige boerenknecht uit IJzerlo – met grote passen vanuit de Kerkstraat de Dijkstraat in. Het was bekend dat Hendrik de kracht van twee en de moed van vier had, maar dit… „Goeienavond,” zei Hendrik, groetend de angstige mensen links en rechts in de Dijkstraat. Toen ging hij onversaagd de brug op. Een enorme spanning volgde. De mensen meenden dat zelfs de torenklok van de Helenakerk ophield met tikken…

„Goeienavond,” zei Hendrik tegen het spook. Toen weerklonk een plons, daarna een hartverscheurende kreet en even later kroop „het spook” langs de oever van de Slingebeek. Een wit laken dreef met de stroom mee en een mensengedaante kwam terzijde van de brug naar boven. Toen rende een vrouw naar voren en gilde: „Willum, bun ie ’t!” Zij omhelsde „het spook”, dat zij nog geen tien minuten tevoren klappertandend van verre had aanschouwd…

Oudheidkamer

Oudheidkamer, Dijkstraat 10b, Aalten
Oudheidkamer, Dijkstraat 10b, Aalten

Deze geschiedenis speelde zich vijftig jaar geleden in Aalten af. Er werden toen in Aalten en nog meer in Bredevoort, voortdurend spoken gezien. De mensen hadden daar ontzag voor en wanneer zij ’s avonds bij een klein oliepitje zaten te geselsen, kwam het gesprek telkens opnieuw op de spoken terecht. Men lacht tegenwoordig om die spookverhalen, maar wie een bezoek heeft gebracht aan de Oudheidkamer in Aalten en heeft gesproken met de gids, de heer G.G.W. Essink kan zich een voorstelling maken van de bijgelovigheid van de vroegere Aaltense en Bredevoortse bevolking.

Bij kleine oliepitjes moesten de mensen ’s avonds hun werk doen, als tenminste dit pitje ’s avonds werd aangestoken. Brandde echter het vuur in de open schouw, dan werd veelal geen licht ontstoken. Het zou maar onnodig geld gaan kosten en het vuur gaf voldoende licht. Het gaf ook spookachtig licht. De sfeer voor de spookgeschiedenissen was in ruime mate aanwezig en de verhalen bleven niet uit.

Rakkers van jongens maakten van de bijgelovigheid van de bevolking gebruik, door geregeld als „spook” op te treden. Dikwijls waren ze dan nog bang voor zichzelf. Zo bang waren vroeger velen in Aalten en Bredevoort voor spoken, dat zij niet wilden hebben dat hun kinderen met de handen ’s avonds figuurtjes maakten, die in de schaduw van het lamplicht op de muur te zien waren. Zelfs voor deze onschuldige „konijntjes van schaduw” was men bang. Je kon nooit weten. Er worden rare dingen gezegd…

De straatverlichting was zeer gering en zo werkte alles mede tot het scheppen van een ware spooksfeer. In de Oudheidkamer is nog een open haardvuur en hangen de kleine lampjes voor de schoorsteen, terwijl de gids genegen is te vertellen over spoken van weleer.

„Vorstelijke” haardplaat

Interieur Oudheidkamer, Dijkstraat 10b, Aalten

Doch niet alleen spookverhalen kan men horen in de Oudheidkamer, er is nog veel meer. Er is in het in oude stijl opgetrokken gebouwtje aan de Dijkstraat te Aalten zeer veel bijeen gebracht uit vroeger tijden. Daar is bijv. een haardplaat met het opschrift Georg Friderich, fürst zu Waldeck.

Eeuwen geleden heeft deze vorst in Culemborg gewoond. Hij heeft daar in de zestiende eeuw de eerste Lutherse kerk doen bouwen. De haardplaat, die hij zich toen heeft laten maken en waarop liefst negen wapens voorkomen, is na veel omzwervingen in Aalten terecht gekomen en hoewel voor dit kunststuk al zeer veel geld is geboden, wil men het in de Oudheidkamer te Aalten niet kwijt.

Een prachtig lepelrek gemaakt van hout trekt bijzonder de aandacht. Het rek is rijk aan symboliek en het lijden en sterven van Christus is in dit rek voorgesteld. De ouderwetse kinderstoel ontbreekt natuurlijk niet in deze verzameling van oudheidkundige voorwerpen, doch evenmin een wafeltang van honderden jaren geleden. Het geval is bijna een kilo zwaar en men hoeft zich niet af te vragen of de vrouwen, die vroeger wafels bakten, ook spierballen hadden. Het moet haast wel.

De klokkestoel uit de Hervormde kerk van Bredevoort heeft ook in de Oudheidkamer een plaats gevonden. Nadat in 1657 de vlakke slinger was uitgevonden, kwam reeds in 1666 een hiermede op „moderne wijze” uitgeruste klok in Bredevoort’s toren. Na ongeveer 280 jaar in het oude stedeke de minuten weggetikt te hebben, werd de klok vervangen door een moderner uurwerk. Het bezwaar van de oude klok was, dat ze iedere morgen moest worden opgewonden.

Tram, Dijkstraat Aalten (1910)

Sedert kort zijn er in de Oudheidkamer te Aalten ook foto’s te zien van ’t vroegere Aalten. Dank zij bemoeiingen van Aalten’s Belang heeft men deze foto’s gekregen. Vooral oud-Aaltenaren hebben hiervoor grote belangstelling. Er is bijv. een foto, gemaakt bij de aankomst van de eerste tram in Aalten. Grote vreugde heerste er toen. Verleden week zijn de rails opgebroken. Sic transit gloria…

Het station van de Ned. Spoorwegen stond vroeger op een open vlakte in het veld. De bevolking vond dat het station zo vreselijk ongelegen lag, helemaal buiten het dorp. Nu moppert men omdat de spoorlijn door het dorp loopt en men moet wachten voor gesloten spoorbomen. Er zijn foto’s van de vroegere Markt met de oude pompen. Het is nog altijd jammer dat enkele jaren geleden deze oude pompen van gemeentewege zijn verwijderd.

Twee ouderwetse fietsen – velocipêdes, zei men vroeger – staan er in de Oudheidkamer. Het zijn vehikels, die doen veronderstellen dat onze voorouders amateur-circusacrobaten waren. Toch waren zij dat niet, maar niettemin reden zij op deze „fietsen” met het hoge voorrad en het kleine achterwiel door Aalten’s straten. In de laatste oorlog – acht jaar geleden – zijn deze fietsen nog gebruikt, namelijk door Duitse militairen. Wanneer het hun niet gelukte in Aalten een fiets te bemachtigen en dat lukte vaak niet, dan namen zij in arrenmoede maar een velocipède uit de Oudheidkamer en fietsten hierop naar Bocholt.

Bron

  • Dagblad Tubantia, 11 juli 1953 (via Delpher)

Reacties

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Let op: je reactie wordt openbaar getoond. Vragen, aanvullingen en/of correcties proberen wij zo spoedig mogelijk te verwerken. Daarna worden ze verwijderd, om ‘vervuiling’ te voorkomen. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *