De Graafschapbode, 16 januari 1933
Zaterdagmiddag had in het café-restaurant „De Geldersche Keuken” van den heer G.J.Joh. Degenaar te Aalten, een bijeenkomst plaats van de „Honswijkers” uit De Graafschap, d.w.z. van allen, die Augustus 1914 tot en met 1915 dienden in het Fort Honswijk. Deze samenkomst stond onder leiding van den WelEd. Gestr. Heer Overste Captijn te Zeist, die destijds als kapitein het commando had over dit fort. De geest van de bezetting van dit fort moet daar destijds bijzonder goed geweest zijn, zoodat er een zeer sterk gevoel van kameraadschap ontstond tusschen officieren en minderen. Dit kameraadschapsgevoel was zoo sterk, dat reeds toen besloten werd nog eens allen weer samen te komen op dit fort. Hiervan is echter, door de moeilijke oorlogs- en na-oorlogsche jaren nooit iets gekomen. Nu echter, na twintig jaar, blijkt het kameraadschapsgevoel nog zoo te zijn, dat in het volgende jaar bedoelde samenkomst zal worden gehouden.
Nadat allen successievelijk gearriveerd waren en een foto gemaakt was, heette de heer Captijn allen welkom en sprak daarbij ongeveer de volgende woorden: „Als leider van den „Honswijkdag 1934” heet ik U allen hartelijk welkom op deze samenkomst in dit „Honswijksche huis”. Want zoo mag ik thans zeker wel deze woning noemen, waar met U allen tegelijk de geest van „Honswijk” is binnengestroomd en de sfeer van ons Honswijks verleden weer merkbaar en voelbaar geworden is. En toch liggen bijna 18 jaren tusschen ons verleden en ons heden, toch ligt er een geheele wereldverandering tusschen het toen en het nu.
Te grooter is daarom onze vreugde en onze dankbaarheid. Spreker richt hierop den blik naar het toekomstplan van de Honswijksche kameraden uit andere deelen van het land, n.l. een groote samenkomst op Hemelvaartsdag 1934 van alle Honswijkers uit Nederland. Moge — zegt spr. — ieder onzer de verwezenlijking van deze Honswijksche illusie beleven. Hij denkt hierbij aan de Kameraden, die reeds zijn heengegaan. Spr. vermeldt in dit verband, dat door een vergadering van Honswijkers te Arnhem (5 Sept. j.l.) besloten was, in de week, voorafgaande aan den Honswijkdag, een palmtak met lint te leggen op het graf van ieder Honswijker, die inmiddels overleden is. Op het lint zal het woord „Honswijk” staan. Tevens vernamen we, dat in een vergadering van Honswijkers te Utrecht (3 October j.l.) zonder hoofdelijke stemming was aangenomen het voorstel om in den vervolge ieder Honswijksche kameraad, die overlijdt, de laatste eer te bewijzen door in den geest als door de Arnhemmers is bedoeld, een palmtak met lint op zijn baar te leggen.
Spr. wees erop, dat deze besluiten genomen waren na 17 jaar, door mannen, die inmiddels vrije, onafhankelijke burgers geworden waren. Hij verheugde er zich in, dat ook de Graafschappers als vrije onafhankelijke burgers geworden waren. Hij verheugde er zich in dat ook de Graafschappers als vrije onafhankelijke burgers nog met dezelfde kameraadschappelijke gevoelens waren bezield als in 1914—1915, getuige haar overtalrijke opkomst tot zelfs van heinde en ver. Hij sprak den wensch uit, dat het nieuwe plan voor alles tevens een blijde afleiding zou zijn in deze zoo verschrikkelijk slechten tijd, waarin zoovelen, door de dagelijksch terugkeerende zorgen, behoefte hebben aan eenige opwekking, aan een klein straaltje levensvreugd.
De financieele regeling, aldus spreker, heeft zoodanig plaats gehad, dat ook de kameraden, die door de tijdsomstandigheden niet in staat zijn eenige contributie toe te zeggen, aan den Honswijkdag kunnen mededoen. Arnhem en Utrecht hebben gezegd, dat geen Honswijker in Nederland aan een station mag worden achtergelaten. In het vaststellen van de contributie houdt men rekening daarmee. Wie meer dan de gemiddelde contributie geven kan, geeft meer. Verder deelt spr. mee, dat de Honswijkdag een dag zal worden van ontmoeting en van herinneringen tevens.
Een programma in dien geest is ontworpen en door Utrecht en Arnhem bij acclamatie aangenomen. Ook door de Graafschappers wordt het ontworpen programma met gejuich ontmoet. Het bevat: ontvangst te Utrecht en vereenigen in de zaal van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, daarna, wanneer dit door de autoriteiten goedgekeurd wordt, rit per autobus naar het fort, waar aan het „Honswijksche hek” een metalen lauwerkrans met het jaartal 1934 zal worden bevestigd. Verder plechtige herdenking van de overleden kameraden met zoo mogelijk 1 minuut luiden van de fortbel, zooals dit in 1914-1915 ook bij begrafenissen van overleden kameraden gebruikelijk was. Daarna zal de dag verder genoegelijk doorgebracht worden. Ook de vrouwen der Honswijkers zullen aan den grooten dag kunnen deelnemen.
Na deze met gejuich ontvangen mededeelingen van den heer Captijn, offreerden de aanwezigen, bij monde van den heer G.J.Joh. Degenaar, een prachtige bloemenmand aan hun vroegeren commandant. De heer Captijn dankte zeer geroerd voor deze hulde. Verder werd de middag zeer genoegelijk met Honswijksche liederen in Honswijkschen geest doorgebracht tot eindelijk allen naar hun diverse woonplaatsen moesten vertrekken.
Vermelden we nog, dat er gelukstelegrammen en brieven waren van de Honswijkers uit Groningen, Friesland, Utrecht, Noord-Holland, Zeeland en Limburg.
Het is zeker een unicum in ons land, dat een dergelijk kameraadschappelijken geest na 20 jaren nog bestaat en het moet wel een zeer tactvolle, en met de jongens in alles meelevende commandant geweest zijn, waarbij dezen geest kon, en door zijn omgang móest ontstaan! Dat de heer Captijn deze gave bezit, bleek Zaterdag ten volle!
Plaats een reactie