Dagblad Tubantia, 1955

Vier jaar geleden is Marinus Rhebergen uit Aalten naar Canada vertrokken en momenteel is hij enkele maanden met vacantie in zijn geboorteplaats.

„Canada is, wordt gezegd, het land van de onbegrensde mogelijkheden, maar denk nou maar niet, dat iedere immigrant in Canada in enkele jaren rijk wordt. Denk zelfs maar niet dat ieder, die naar Canada emigreert, daar binnen een paar jaar zich een positie heeft verworven, zoals dat in Nederland nooit mogelijk zou zijn geweest. Er zijn uitzonderingen, er zijn mensen, die het buitengewoon treffen en binnen enkele jaren zich een stevige positie hebben verworven, maar…. het blijven exceptionele gevallen.”

Dit zegt Marinus Rhebergen uit de Richterinkstraat te Aalten, die vier jaar geleden naar Canada emigreerde en gisteren terugkeerde voor een vacantieverblijf in Aalten, waar zijn ouders en verdere familieleden wonen. Vier jaar geleden is Marinus vertrokken, samen met zijn vriend Constant de Jong, ook uit Aalten. Het was eigenlijk een tikkeltje een avontuur voor Marinus en Constant. Beiden hadden werk en beiden waren vrijgezel. Veel zorgen hadden zij niet. Het onbekende trok hen wel en aan ondernemingslust ontbrak hen het niet. Op een goede dag zijn we vertrokken, zomaar, op hoop van zegen.

„Toen we in Canada aankwamen moesten we”, vertelde ons Marinus, „natuurlijk zien wat geld op zak te krijgen. Nadat we aan land waren gekomen, besloten we de eerste de beste fabriek maar eens binnen te stappen. Het was een textielfabriek. Vooraf hadden we „getosst”, waarbij het zo was uitgevallen, dat, mocht er maar één man nodig zijn, ik het eerst aan beurt zou zijn. In die eerste fabriek trof ik het. De directeur – een Engelsman – kon wel mensen gebruiken. Hij gaf hoog op over de goede verhoudingen, die er steeds hadden bestaan tussen het Engelse en het Nederlandse volk. Natuurlijk was ik wel zo wijs niet over de oorlogen met Engeland te praten. Na een paar dagen kwam de directeur mij vertellen dat hij ook voor mijn vriend werk had. Zo kwamen wij beide in hetzelfde bedrijf aan de slag.”

Op kantoor

Marinus had echter geen zin om in de textielfabriek te blijven. Hij zocht een betrekking op een kantoor en slaagde tenslotte in een plaats in ’t Noorden van Ontario. „Een beste baan had ik daar”, vertelde Marinus. „Eén bezwaar was er aan verbonden; ik was in die plaats de enige Nederlander en dat was net prettig. De mentaliteit van de Canadezen is heel anders dan die van de Nederlanders en als puntje bij paaltje komt, blijf je ginds toch altijd Nederlander. Je houdt, of je wilt of niet altijd je Nederlandse gevoel voor gezelligheid en gemeenschapsbeoefening.”

Marinus is nu maar eens naar Aalten getrokken. Voor hoe lang? Och dat weet hij zelf nog niet. Hij is nergens aan gebonden. De baan in Canada heeft hij opgezegd. Zijn baas daar heeft hem een prachtig getuigschrift gegeven en gezegd dat te allen tijde de kantoorstoel weer voor hem klaar staat. Marinus heeft echter geen zin om weer als Nederlander geïsoleerd tussen de Canadezen te zitten. Ergens anders in Canada zal hij straks zijn geluk wel eens weer proberen.

Vooruit komen

Tal van Nederlanders heeft Marinus inde afgelopen vier jaar in Canada gesproken, ook verschillende oud-Aaltenaren. Het gaat hen behoorlijk goed, natuurlijk de een beter dan de ander. „In het algemeen”, zegt Marinus, „moet iemand, die in Nederland een klein bedrijfje of een kleine boerderij heeft, niet denken dat hij in Canada binnen een paar jaar onder de pannen is. Velen, die in Nederland zgn. kleine zelfstandigen waren, zijn dat in Canada ook. Wil men met reuze schreden de weg naar het fortuin op, dan moet men zich volledig aanpassen bij de Canadezen. Dat betekent, hun goede eigenschappen overnemen, maar ook de slechte. Dan krijgt men veel relaties en dat is van enorm belang, echter niet moreel.

Constant de Jong, die gelijk met Marinus is vertrokken, werkt nog steeds in dezelfde fabriek. Hij is minder goed dan Marinus in de gelegenheid geweest te veranderen, omdat hij enkele jaren na aankomst in Canada daar is getrouwd. En Constant is een man met Nederlandse verantwoordelijkheid; een getrouwd man moet niet gaan avonturen. Marinus is het vrijgezellenleven trouw gebleven.

Familie Voortman

Marinus Rhebergen bezocht in Canada dikwijls het gezin Voortman. Dat vond niet alleen zijn oorzaak in het feit dat er vier jongens in dit gezin zijn, waarmee het gezellig praten is, de vrouw van Voortman Sr. is uit Aalten afkomstig. De heer Voortman, die weduwnaar was, is namelijk in Hamilton hertrouwd met mej. Cato te Brake, die enkele jaren geleden naar Canada vertrok. Het gezin Voortman heeft, vertelt Marinus Rhebergen, eerst ’n aantal jaren in Picton gewoond. Na enkele jaren van hard werken en van flink sparen, besloot de heer Voortman een eigen huis te kopen.

Hij slaagde in Hamilton, waar in het centrum van de stad een groot huis te koop was. De heer Voortman werd eigenaar van dit pand en besloot het gedeeltelijk als pension in te richten. De zaken gingen vrijwel vanaf het begin heel goed. Dit was, aldus Marinus Rhebergen, vooral te danken aan de goede naam, die het pension kreeg. Het waren voornamelijk ongehuwde Nederlandse immigranten, die bij de familie Voortman in de kost gingen.

Ze hadden het er best. Niet alleen dat gezorgd werd voor goed eten en drinken, ook aan het scheppen van een gezellige sfeer werd veel aandacht besteed. In het algemeen munten de Canadese kosthuizen niet uit door gezelligheid. De Canadezen zijn minder gesteld op huiselijk verkeer dan de Nederlanders en dat blijkt ook uit de inrichting van hun woningen.

Kosthuizen

Vooral de ongehuwde Nederlandse immigrant heeft het in Canada niet gemakkelijk. Financieel kan hij zich, als hij tenminste van aanpakken weet, wel redden, doch het verdienen van geld alleen maakt de emigratie niet geslaagd, men moet zich ook in de nieuwe omgeving thuis voelen.

Ongehuwden zijn in Canada aangewezen op kosthuizen. „Dat is niet alles”, zegt Marinus. „Er is bijna geen huiselijk verkeer en je mist de gezellige sfeer van de Nederlandse gezinnen. De Nederlandse immigranten hebben ook veelal kostgangers, doch een bezwaar is, dat een Nederlands gezin soms acht tot tien kostgangers heeft. Daar wordt de spoeling wel eens dun van.”

De jongelui, die bij de familie Voortman hun kosthuis hebben, voelen zich stuk voor stuk in Canada op hun gemak en dat is ook het geval met de jongemannen, die hier ’s avonds na het werk enkele gezellige uren door brengen.

Andere immigranten uit Aalten

Ook met tal van andere immigranten heeft Marinus Rhebergen in Canada kennis gemaakt. Uiteraard heeft hij hoofdzakelijk bezoeken gebracht aan uit Aalten afkomstige Nederlanders. De heer J. Bierman uit Lintelo heeft aanvankelijk een paar jaar in het zuiden van Ontario op een boerderij gewerkt. Enkele jaren geleden heeft hij in Cochrane, in het noorden van Ontario, een boerderij gekocht. De grond was goedkoop en is goed. Een nadeel is dat men in het noorden vrij eenzaam woont en dat de winter daar lang is. De heer Bierman verbouwt vooral veel aardappels. De boerderij is ongeveer 500 ha groot.

De heer G.C. Stronks, voorheen wonende aan de Hogestraat te Aalten, werkt in Burlington op een tuinderij. Hij is momenteel bezig met het zelf bouwen van een huis.

De heer Ant. Lammers, die in Aalten een boekhandel had aan de Landstraat, woont met zijn gezin in Hamilton. De heer Lammers is eerst enkele jaren aan het pionieren geweest, doch heeft thans vast werk in een drukkerij en boekhandel. Hij is dus weer in zijn eigen branche beland.

De heer J. Wiggers, in Aalten een der directeuren van meubelfabriek Luimes en Wiggers, woont sedert enkele jaren in Smithfield bij Trenton. De heer Wiggers is een vakman, die ook in Canada veel waardering voor zijn werk ondervindt. Hij heeft zich vooral toegelegd op het verzorgen van interieurs van woningen. Voor zijn eigen gezin heeft hij een prachtig huis gebouwd. De heer Wiggers neemt in Canada het afwerken van woningen aan.

De heer H. Winkelhorst, die in Aalten woonde aan de Koopmanstraat, bezit thans een boerderij in Smithfield. Het bedrijf, dat hij eerst enkele jaren had gehuurd, heeft hij thans gekocht.

De heer Bertus Prinzen, die op de Hogestraat in Aalten een kruidenierswinkel dreef, en één der eerste emigranten uit Aalten was, heeft in Jarvis een grote boerderij – een veebedrijf. De heer Prinsen heeft in Jarvis tal van functies in het openbare leven. Hij is een vraagbaak voor veel immigranten.

De heer Bernard Prinsen uit IJzerlo, heeft in Bloomfield bij Picton een goede boerderij. Het is een gemengd bedrijf. Zijn zoon werkt ook op de boerderij, nadat deze eerst enkele jaren bij de General Motors had gewerkt.

De heer Willem Prinzen, die in Aalten aan de Willemstraat woonde, werkt bij een bouwonderneming, samen met een van zijn zoons. Ook zijn andere zoons hebben goed werk. Het gezin W. Prinsen woont in Bloomfield, waar zij een huis hebben gekocht. In Aalten was de heer Prinsen grossier in textiel.

De broers Geert, Arie en Wim Lammers uit Aalten hebben in Canadese fabrieken goed betaald werk gevonden.

Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!

Bronnen


Reacties

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Let op: je reactie wordt openbaar getoond. Vragen, aanvullingen en/of correcties proberen wij zo spoedig mogelijk te verwerken. Daarna worden ze verwijderd, om ‘vervuiling’ te voorkomen. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *