Op 11 april 1996 was Aalten even wereldnieuws. Bij slachthuis Kropveld-Schipstal Aalten (KSA) zouden 64.000 duizend Britse kalveren worden gedood. Dit gebeurde op last van het ministerie van Landbouw vanwege de mogelijke besmetting met de ‘gekke koeienziekte’, oftewel BSE.
Nooit in de Nederlandse geschiedenis waren kalveren met zoveel vertoon naar het abattoir vervoerd als de eerste 108 stuks vee, die op deze dag van de Veluwe naar Aalten werden gebracht. De operatie die zes weken zou duren maakte veel los in Nederland en daarbuiten.
Voor KSA was het slachten van de 64.000 kalveren een omvangrijke, en zeker ook financieel aantrekkelijke, klus. Het bedrijf slachtte normaliter wekelijks 2.000 kalveren voor de Japanse markt. Die werkzaamheden werden zes weken stilgelegd voor deze speciale opdracht, waarbij circa 10.000 kalveren per week moesten worden geslacht.
Demonstraties
De vrachtwagens waarin de dieren de gang naar de slachtbank maakten, werden begeleid door twee commandowagens van de ME. Aangekomen bij KSA werden ze opgewacht door een menigte van actievoerders en nieuwsgierigen. Leden van organisaties die opkwamen voor het welzijn van dieren, zoals de Vegetariërsbond, Lekker Dier en PETA hadden met spandoeken en sandwichborden post gevat bij het hek van het slachthuis. Aan de metalen poort hing een grafkrans, op straat lagen houten kruisen en de demonstranten droegen zwarte kleding.
Toen de eerste drie vrachtwagencombinaties met kalveren het ijzeren hek van KSA naderden, zwelde het gejoel van de menigte aan. “Moordenaars, moordenaars”, scandeerde een bonte mengeling van dierenbeschermers en autochtone pubers in de richting van de chauffeurs. Een halve minuut later viel het hek weer in het slot. De slacht kon beginnen.
De particuliere bewakingsdienst die door de directie van KSA was ingehuurd nadat er daags tevoren een bommelding bij het bedrijf was binnengekomen, zorgde ervoor dat geen van de demonstranten het terrein van het slachthuis kon betreden. Toen het hek weer dicht was, zeeg een jeugdige PETA-sympathisante ineen en liet haar tranen de vrije loop. Een groepje autochtonen reageerde onverschillig op het stille verdriet. Wijzend op de piercing die het meisje door haar onderlip had laten aanbrengen, lispelde een zwaarlijvige Aaltenaar: “Een stuk touw door die ring en ze valt niet op tussen die kalveren…”
Persconferentie
Op de dag van de aankomst van de eerste Britse kalveren werd een perscentrum ingericht in café De Driesprong. Burgemeester Tijme Bouwers zat de persconferentie voor. De gemeente Aalten zorgde voor logistieke maatregelen om de tientallen vrachtwagens die de duizenden kalveren dagelijks aanvoerden vrij baan te geven. KSA-directeur H. Swinkels benadrukte dat er in verband met de mogelijke risico’s op besmetting stringente veiligheidsmaatregelen waren genomen.
Om zichzelf te kunnen overtuigen van het feit dat het slachten een voor de dieren pijnloze en vanwege de genomen maatregelen voor het personeel risicoloze bezigheid was, mochten journalisten later op de middag een kijkje nemen in de slachterij. In speciale overalls die na gebruik werden vernietigd, voerde de tocht onder meer langs de slachthal en de speciaal gekoelde opslagsilo’s voor het bloed. Deze stroperige massa – in totaal 450.000 liter – werd in tankwagens afgevoerd naar Rotterdam om te worden verbrand. De kadavers gingen dagelijks in verzegelde containers naar bedrijven in Son en het Friese Bergum.
Na een aantal hectische dagen keerde de rust in Aalten weer.
Plaats een reactie