Inmiddels verdwenen, statige woning van burgemeester Monnik, die maar liefst 35 jaar lang burgemeester was van de gemeente Aalten (1910-1945). Langs deze woning liep de tram, welke reed van Lichtenvoorde via Bredevoort en Aalten naar Bocholt. De woning werd in 1968 afgebroken.
Gronden naast en achter de woning waren in het bezit van de familie Monnik. Bij het afscheid van burgemeester Monnik bepaalde hij dat deze gronden ter beschikking moesten worden gesteld van de Aaltense bevolking. Zo werd er kort na de oorlog een gezondheidscentrum gebouwd met badhuis. Na de sloop van Zonneheuvel wilde men op deze plek een verpleeghuis bouwen. De provincie gaf hiervoor echter geen toestemming omdat er al verpleeghuizen waren in Varsseveld en Winterswijk.
In 1969 werd vervolgens een plan ontwikkeld voor de bouw van een overdekt zwembad. Dit zwembad werd gebouwd en in 1972 in gebruik genomen en kreeg de naam ‘Zonneheuvel’. In de decennia die volgden hebben vele Aaltenaren hier hun zwemdiploma’s behaald. De eerste badmeester werd Kor Kremer. Later werd het zwembad verkocht aan reclamebureau Frappant. Naast Zonneheuvel stond de woning van de familie Boom en ook deze is inmiddels afgebroken.
Villa Beekhuize herinnert aan de bloeiperiode van de textielnijverheid in het dorp Aalten.
Textielfabrikant Anton Driessen woonde sinds zijn komst in Aalten aanvankelijk bij Meijerink in de Kerkstraat. Later kocht hij een pand aan de Landstraat. In 1833 wilde Anton Driessen een nieuw woonhuis bouwen. Hij had daartoe aan het einde van de Landstraat – de tegenwoordige Dijkstraat – van de erven Degenaar een huis gekocht. Hij wilde dat huis afbreken en op die plaats een nieuw modern huis bouwen met pakhuis, schuur en stalling. Daarvoor had hij echter meer ruimte nodig dan de bestaande huisplaats bood. Anton Driessen diende vervolgens een plan in bij het gemeentebestuur.
Voor dit plan moest zowel de beek als de straat worden verlegd. Bovendien moest er een nieuwe brug komen. Omdat de palen van de oude brug bijna waren vergaan, was de bouw van de nieuwe brug niet alleen hoogst noodzakelijk maar de verplaatsing volgens Driessen ook minder kostbaar. Naast de verlegging van de beek en de bouw van een nieuwe brug had Driessen voor zijn plannen ook grond nodig. Hij ruilde daartoe een stuk grond met de gemeente. De onderhandelingen over bovengenoemde zaken duurden enige jaren. In maart 1835 ging de bouw van start.
Behalve Anton Driessen bouwde ook zijn neef Heinrich een huis aan de toenmalige Landstraat. Heinrich Driessen plaatste meer richting centrum een royaal woonhuis, waarvoor zijn oudste zoon Theodoor op 29 juni 1837 de eerste steen legde. Sindsdien werd er in de volksmond gesproken over ‘d’n veursten’ en ‘d’n achtersten Dreessen’.
Archieven
Kadaster 1832
Aalten I1231 Jan Berend Lohuis 199 m² huis en erf
Aalten I1233 Jan Berend Lohuis 2250 m² tuin
Bewoners
1813
Aalten 37
Johannes Degenaar (Aalten, 25-10-1779), wever zoon Evert Degenaar (Aalten, 10-05-1744), wever vader
De Ds. Stegemanschool werd in 1922 opgericht en heette aanvankelijk Nederlands Hervormde school. In 1955 werd school vernoemd naar Ds. J.D. Stegeman. De school werd gesloopt in december 2005. Tegenwoordig staat hier woonzorgcentrum Stegemanhof.
Archieven
Adresboek 1934
Aalten B267 > Varsseveldschestraat 7
Ned. Herv. School
Adresboek 1967
Varsseveldsestraatweg 7
Ds. Stegemanschool
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Hotel De Roskam ‘van Voorderman’ in de Landstraat, met veranda, begin 20e eeuw.
Beschrijving
In 1823 staat Evert van Eerden op dit adres geregistreerd als kastelein. In datzelfde jaar duikt de naam van logement ‘De Roskam’ al op in de Nederlandsche Staatscourant. Na het overlijden van zijn ouders in 1837 en 1839 neemt zoon Abraham van Eerden het stokje over.
Volgens een lijst van 1850-’60 overnachtten in De Roskam veel zakenmensen. Vaste passanten waren bijvoorbeeld de Zwolse azijnfabrikant Schaapman uit Zwolle en meelfabrikant Van der Lande uit Deventer. Ook Duitse zakenlieden kenden het adres.
In 1870 wordt de zaak overgenomen door Pieter Oosthout uit Rotterdam. Deze blijft echter niet lang, want blijkens een advertentie wordt Logement De Roskam in 1876 overgenomen door de heer (Karel Gustaaf) Avenarius. In de advertentie beveelt hij dit logement “minzaam aan in de aandacht van het reizend publiek”.
Voorderman
Eind april 1890 vertrekt Avenarius en vestigt zich hier Martinus Voorderman uit Brummen.
Hotel De Roskam, vanaf dan ook wel kortweg ‘Voorderman’ genoemd, was een plek waar niet alleen overnacht en vergaderd werd. Er werd ook goed geborreld. Vooral met de Meimarkt, de Kermis en de Sint-Nicolaasmarkt op 6 december was het er erg vol. De veemarkt in Aalten werd destijds gehouden tot één uur in de middag, waarna de boeren naar Voorderman gingen. ’s Middags gingen de jongelui naar de warenmarkt. Op alle hoeken in de cafés klonk muziek. De jongens trokken in groepen langs de kramen, evenals de meisjes en men probeerde tot elkaar te komen voor afspraakjes.
Wie voor de Meimarkt of Kermis al een afspraakje had weten te maken om er samen naar toe te gaan, had “d’n schadden al dreuge”. Op de markt deden ook de kwakzalvers en kiezentrekkers goede zaken. De meisjes die geen aanzoek hadden gekregen trokken alleen huiswaarts. Een verstokte vrijgezel en een late feestganger wipten dan nog even bij Voorderman binnen.
In september 1891 werd een Landbouwtentoonstelling in Aalten gehouden. In Hotel De Roskam konden de aanwezigen deelnemen aan een open tafel à Hfl 2,25 gulden per couvert, inclusief een halve fles wijn. De Roskam was naast hotel ook een stalhouderij. In 1919 werd een advertentie geplaatst dat bij De Roskam de mogelijkheid werd geboden tot het stallen van paarden.
Einde van Hotel De Roskam
Martinus Voorderman overleed in 1912. In april 1919 verkocht zijn weduwe de gehele hotel-inventaris, inboedel en stalhouderij. De veranda werd in mei van datzelfde jaar gesloopt en het pand wordt verbouwd tot twee winkelhuizen, Landstraat 13 en 15.
Vervolgens vestigde zich op nummer 13 G.J.J. Degenaar met een drogisterij. In 1930 opende hij er tevens een lunchroom (modern woord!), ingericht als “Oud-Hollandsche taveerne”. Op de verdieping erboven werd het museum van de Oudheidkamer ondergebracht en de drogisterij kreeg zijn ingang aan de Hogestraatzijde. In 1934 werd de drogisterij overgenomen door C. van Nood. Begin jaren 70 werd het drogisterij Kwakkel en tegenwoordig is het een restaurant/pizzeria.
Op nummer 15 vestigde zich B.A. Veldhuis, manufacturier. In 1933 vinden we er het delicatessenhuis van G.A. Wieland en in 1967 de delicatessenzaak van B. Buesink. Tegenwoordig is het deel van modezaak Klein Entink (Landstraat 17).
Muurschilderingen
In 1988 ontdekten Marianne Kiwitz en Martin Finkenflügel muurschilderingen op de eerste verdieping van het pand, boven (destijds) drogisterij Kwakkel. Bij het verwijderen van behang kwamen in meerdere kamers wandversieringen tevoorschijn, terwijl in de woonkamer die aan de Landstraat is gelegen, zelfs twee prachtig en goed bewaarde natuurtaferelen aan het licht kwamen.
Omdat het tweetal nogal verbaasd was over de vondst en nieuwsgierig was naar de oorsprong van deze muurschilderingen, nam men contact op met Museum Frerikshuus. Een paar mensen van dit museum kwamen ter plaatse kijken en constateerden dat het hier om wandversieringen gaat uit de tijd dat het pand een hotelfunctie had.
De beide schilderingen in de voorkamer waren gesigneerd met “W.J. Rave”, terwijl op één van beide decoraties daaraan is toevoegd: “Bred”. Waarschijnlijk duidt dit op een schilder W.J. Rave uit Bredevoort die Hotel De Roskam toentertijd van haar wandversieringen voorzag.
Zutphensche Courant, 19 september 1876De Graafschapbode, 9 september 1891Briefhoofd Hotel De Roskam, jan. 1919Museum ‘Oudheidkamer’, lunchroom ‘De Geldersche Keuken’ en beddenzaak ‘De Duif’Interieur van lunchroom-restaurant “De Geldersche Keuken”Nieuwe Aaltensche Courant, 2 december 1921Marianne Kiwitz en Martin Finkenflügel bij één van de muurschilderingen van het voormalige hotel De Roskam
De pijpenfabriek Becking & Vaags was van 1885 tot 1918 actief in de voor Nederland unieke hoornindustrie in Aalten.
Wessel Becking en Willem te Gussinklo leerden de kneepjes van het vak bij Gerrit Peters. Beiden vertrokken op ‘Wanderschaft’ naar Duitsland om hun kennis te vermeerderen. Nadat zij in 1880 waren teruggekeerd, begonnen zij een eigen zaak, eerst in een huis op de Kattenberg en in 1883 in het gebouw naast de meubelzaak van de heer Vreede.
Dat pand met het karakteristieke klokgeveltje, zoals prachtig geïllustreerd door Piet te Lintum in nevenstaand fragment uit Dagblad Tubantia is rond 1959 gesloopt. Tegenwoordig is daar kantoorboekhandel Messink & Prinsen gevestigd.
Op onderstaande kadastrale kaart is te zien dat de twee percelen aan de Landstraat en de Hoekstraat in elkaars verlengde liggen.
Becking en Te Gussinklo werkten korte tijd samen, maar gingen in 1884 ieder hun eigen weg.
Becking startte in 1885 met B.G. Vaags, neef en naamgenoot van Bernard Vaags, de firma Becking & Vaags. De fabriek maakte pijpenstelen en later ook messenheften. Toen de verkoop van Duitse pijpen terugliep, ging de fabriek korte bruyèrepijpen produceren.
De firma Becking & Vaags werd kort na 1918 opgeheven. De pijpenfabriek in de Hoekstraat staat er nog steeds.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1903
I-5041
½ Bernardus Gerhardus Vaags, pijpenfabriekant ½ Wessel Johannes Becking, fabriekant
323 m² pijpenfabriek, erf
1946
I-7458
Hendrik Jan Vreede, meubelmaker
355 m² huis, fabriek, erf
Adres
Adresboek 1934
Aalten B265 > Hoekstraat 8
Fabriek
Telefoonboek 1950
Adresboek 1967
Hoekstraat 8
Magazijnruimte
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
’t Dal 6 is het huidige adres. Vóór 1955 hoorde de fabriek vermoedelijk bij toenmalige adres Willemstraat 1 (tegenwoordig Hogestraat 69/2).
Beschrijving
Voormalige borstelfabriek, rond 1950 opgericht aan de zuidelijke zijde van de Hogestraat, op het terrein van het boerderijtje Hogestraat 69 II. Dit boerderijtje en het omliggende terrein waren in het bezit van de borstelfabriek Luva (Luvink –Aalten). In de bedrijfsruimte achter de boerderij werden tot 1970 borstels gemaakt. Het bedrijf bestaat nog steeds en is nu gesitueerd op het industrieterrein. Hoewel het bedrijfspand in de huidige toestand een enigszins vervallen indruk wekt, heeft het gebouw zijn oorspronkelijke hoofdvorm en karakteristieke industriële uitstraling goed behouden. Mede door de forse bouwmassa neemt het een prominente plaats in binnen het beeld aan dit gedeelte van de Hogestraat. Het pand is tevens goed zichtbaar vanaf ’t Dal aan de achterzijde.
Borstelfabriek Lurvink is een familiebedrijf in Aalten met een geschiedenis die zeker twee eeuwen teruggaat. Uit archieven blijkt namelijk dat er al vanaf het begin van de 19e eeuw allerhande soorten borstels werden gemaakt.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Jan Lurvink (1747-1823), een Aaltense kleermaker, had samen met zijn vrouw, Willemina Wenderink (1763-1832) tien kinderen. Uit verschillende officiële aktes van de burgerlijke stand en notarissen blijkt dat vijf van hun zoons kiezen voor het beroep borstelmaker. De eerste officiële documentatie vinden we op de huwelijksakte van Arnoldus Lurvink (1789-1876) en Johanna Geertruid Feldkamp. Zij trouwden in 1813. Op hun huwelijksakte staat bij Arnoldus aangegeven dat hij van beroep borstelmaker is. In 1820 trouwt zijn jongere broer Frederikus Reinirus Lurvink (1793-1842) met Maria Wilhelmina Joanna Balster. Ook Frederikus blijkt zich volgens de huwelijksakte te hebben toegelegd op het maken van borstels.
In 1823 overleed Jan Lurvink (1747-1823). Van de tien kinderen die hij met Willemina Wenderink heeft wonen op dat moment nog drie zoons thuis. Gerhardus Lurvink (1796), Bernardus Lurvink (1799) en Henricus Bernardus Lurvink (1805). Alle drie deze zoons kozen ook voor het beroep van borstelmaker. Wanneer zij exact gestart zijn is niet duidelijk maar vermoedelijk nog voor het overlijden van hun vader, want vlak voor het overlijden van Jan Lurvink verkopen hij en zijn vrouw Willemina hun huis aan hun zoon Gerhardus Lurvink. Dit gebeurt in mei 1823. In de aanwezige notariële verkoopakte staat hun zoon Gerhardus Lurvink (1796) benoemd als zijnde borstelmaker. Ook op de trouwakte uit 1828 van Gerhardus Lurvink en zijn vrouw Joanna Oostendorp staat Gerhardus als borstelmaker vermeld.
Aaltensche Courant, 14 november 1947
Bevolkingsregister
1823 is ook het jaar dat Aalten begint met de aanleg van een bevolkingsregister. Volgens het register wonen de weduwe Willemina en haar drie zoons op ‘Aalten 136‘ als eerste hoofdbewoners. De drie zoons, Gerhardus, Bernardus en Henricus Bernardus staan alle drie ingeschreven als borstelmakers.
Gerhardus Lurvink (1796) stopte als eerste broer met het maken van borstels. Zijn borstelbedrijf doet hij in 1836 over aan zijn broer Bernardus Lurvink (1799). Bernardus Lurvink (1799) trouwt in datzelfde jaar met Hendrika Scheerder (1801). Zij krijgen samen geen kinderen. Op de trouwakte van 10 februari 1836 staan broers van Bernardus Lurvink (1799) met name genoemd. Henricus Bernardus, Arnoldus en Gerhardus Lurvink zijn getuigen op de bruiloft van hun broer Bernardus. Ook volgens deze akte zijn al deze broers borstelmaker van beroep. Bernardus en Hendrika verhuizen tussen 1860 en 1870 naar huisnummer 100 in Aalten.
In 1843 krijgt de jongste broer Henricus Bernardus Lurvink (1805) een zoon die hij eveneens Bernardus noemt. Op de geboorteakte van zijn zoon staat de vader vermeld als ‘borstelmaker’. Bernardus Lurvink (1799) neemt zijn neef Bernardus Lurvink (1843) in huis. Rond 1862 neemt Bernardus (1799) zijn neef in dienst. Dit blijkt ook uit het bevolkingsregister van Aalten. Bernardus Lurvink (1799) staat in het register te boek als borstelmaker. Zijn neef Bernardus (1843) staat in het bevolkingsregister op dit adres ingeschreven als ‘Borstelmaker leerling’. Aannemelijk is dat Bernardus (1843) op dat moment in de leer is bij zijn oom.
Kasboek
Het oudste kasboek van de fabriek in de archieven van familie Lurvink dateert uit 1851 en loopt tot 1856. In het kasboek zijn alle bestellingen van klanten omschreven.
De kadastrale geschiedenis van de borstelfabriek begint in dienstjaar 1862. Op de splitsing van de Willemstraat/Hogestraat te Aalten wordt de borstelfabriek gevestigd. Het ‘huis en erf’ werd in 1861 door Bernardus Lurvink (1799) op een veiling gekocht voor 960 gulden.
Bernardus Lurvink (1799) benoemt zijn neef Bernardus Lurvink (1843) tot zijn erfgenaam. In zijn testament schrijft hij dat zijn neef bij hem werkzaam is als borstelmaker.
Het oudste kasboek van de fabriek, voorzien van stempel ‘B. Lurvink Borstelfabrikant Aalten’ dateert uit 1866 en loopt tot 1868. In het kasboek zijn alle bestellingen van klanten omschreven.
1876 doet Bernardus Lurvink (1799) de zaak over aan zijn neef. Vanaf dan is Bernardus Lurvink (1843) de eigenaar van de borstelfabriek. Bernardus Lurvink (1843) krijgt met zijn vrouw Johanna Wilhelmina Berendsen meerdere kinderen. In 1880 krijgt hij een zoon, Martinus Johannes Joseph Lurvink (1880). Op de geboorteakte van zijn zoon staat Bernardus Lurvink (1843) omschreven als ‘Borstelmaker’.
In het bevolkingsregister van Aalten is ook het gezin van Bernardus (1843) opgenomen. Bij het gezin van Bernardus staat hij ingeschreven als zijnde “borstelmaker baas”. Bij twee van zijn zoons, Martinus Johannes Joseph Lurvink (1880) en Wilhelmus Gerhardus Johannes Lurvink (1886) staat eveneens ‘borstelmaker’. Uit het register valt op te maken dat ze in dienst zijn bij hun vader door de toevoeging “bij 1”.
Inschrijving KvK
Volgens een gewaarmerkt uittreksel van de Kamer van Koophandel is de officiële inschrijfdatum van de onderneming 18 november 1897.
Wanneer zijn zoon Martinus Johannes Joseph Lurvink (1880) precies in de zaak kwam is niet bekend. Op een wisselbrief met logo van de fabriek uit 1905 blijkt dat de fabriek op dat moment bekend is onder de naam ‘B. Lurvink en zonen’. Op een betaalbewijs uit 1911 staat eveneens ‘B. Lurvink en zonen’ vermeld. Een briefkaart uit 1913 is het laatste gedateerde stuk uit het huidige archief waaruit blijkt dat de fabriek nog altijd zo heette.
Het is niet duidelijk wanneer Martinus Lurvink (1880) precies de fabriek van zijn vader Bernardus Lurvink (1843) overneemt. Bernardus Lurvink (1843) overlijdt in 1917. Op een orderbevestiging uit 1926 blijkt dat de naam van de fabriek is veranderd in ‘M.J.J. Lurvink – Machinale Borstelmakerij’ te Aalten. Tussen 1913 en 1926 heeft Martinus Lurvink (1880) het bedrijf van zijn vader overgenomen en hernoemd naar zichzelf.
Martinus Lurvink (1880) richt ‘Vennootschap onder firma M.J.J. Lurvink’ op. Op 2 januari 1961 komt de dan 15-jarige Martinus Johannes Joseph Lurvink (1945) in dienst van de fabriek. Hij is de kleinzoon van Martinus Lurvink (1880) en zoon van Gerhardus Johannes Bernardus Lurvink (1913).
Verhuizing
Fa. M.J.J. Lurvink verstuurt in 1972 een adreswijziging met de mededeling dat het complex van de Hogestraat/Willemstraat, welke in 1862 door Bernardus Lurvink (1799) was aangekocht, verhuist naar de 2e Broekdijk te Aalten.
In 1975 wordt de Besloten Vennootschap “Borstelfabriek M.J.J. Lurvink B.V. opgericht.” Onder andere de zoon en kleinzoon van Martinus Lurvink (1880), Gerhardus Johannes Bernardus Lurvink (1913) en Martinus Johannes Joseph Lurvink (1945) zijn bij de oprichting als komparant genoemd.
Op 3 juli 1987 wordt Martinus Lurvink (1945) benoemd tot directeur. Zijn zoon, Martinus Johannes Gerhardus Lurvink (1984), is de laatste generatie uit de stamboom van de familie Lurvink die in 2010 als eigenaar tot de fabriek is toegetreden.
In dit dubbele woon/winkelpand waren ooit boekhandel ‘De Graafschap’ (links, nr. 19) en sigarenmagazijn Dick Fries (rechts, nr. 21) gevestigd. Tegenwoordig zit Pearle opticiens op nummer 21 en staat nummer 19 leeg.
Sigarenmagazijn Dick Fries
De sigarenwinkel van Dick Fries (1924-2002) en zijn vrouw Leis (1931-2004) aan de Landstraat was een begrip in Aalten. De winkel lag centraal en het echtpaar was nauw betrokken bij het wel en wee van het dorp. Velen kwamen er om rookwaren te kopen, maar ook voor een praatje. Jarenlang organiseerden Dirk en Leis Fries rookwedstrijden, waarbij het er om ging wie de langste askegel rookte. Prins Bernhard ontving jaarlijks op zijn verjaardag een doos goede sigaren. Daarom kreeg de winkel het predikaat ‘hofleverancier van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard’.
Zoals in vele middenstandsgezinnen bepaalde de winkel het ritme van de dag en de week. De zaak was zes dagen in de week en op koopavonden geopend. Ook buiten de officiële openingstijden kon een klant bij Fries terecht. ’s Avonds werd de administratie gedaan.
Gedurende het 65-jarig bestaan van de sigarenwinkel was er in de inrichting en het assortiment vrijwel niets veranderd. Dit kwam omdat Dick Fries blind was. Omdat alles op dezelfde plek bleef, kon hij de weg goed vinden. Zijn visuele handicap belette hem niet om in de jaren zestig nog een kruidenierswinkel en een restaurant aan de Duitse grens te openen. Deze zaken, waarin familieleden werkten, werden na een aantal jaren weer afgestoten. Tot kort voor zijn overlijden stond Dick Fries in zijn sigarenwinkel. De zaak bleef nog bestaan tot 2004.
De ‘Ark van Noach’ was een eeuwenoud pand aan de Hogestraat in Aalten. Waar deze naam precies vandaan kwam, is niet bekend. Mogelijk verwees deze naar de vorm van het gebouw en zagen sommigen er iets van een schip in? Een andere verklaring is dat er ooit een kinderrijk gezin woonde. Bij families met veel kinderen werd vroeger wel gezegd: “dat is er eentje uit de Arke Noachs”.
Minder bijbelvaste Aaltenaren spraken ook wel van ‘De Olde Kaste’.
In 1936 werd het pand onbewoonbaar verklaard. Een jaar later namen de padvinders het pand in gebruik als clubhuis voor de net opgerichte ‘Welpenclub’. Het pand is vermoedelijk rond 1950 afgebroken.
Op deze plek kwam daarna de schoenenzaak van Rozema. Tegenwoordig is hier bakker Heyerman gevestigd.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-1391
Antonij Vreede
157 m² huis en erf
Bewoners
Bevolkingsregister 1823-1837
Aalten 122
Antonij Arnoldus Vreede (Aalten, 28-04-1796), leerloyer 1) Aafke Radsma (Hempens, 30-12-1801), d.v. Tjeerd Radsma 2) Isabella ten Dam (Aalten, 20-02-1802)
Bevolkingsregister 1838-1851
Aalten 125
Antonij Arnoldus Vreede (Aalten, 28-04-1796), leerlooyer Isabella ten Dam (Aalten, 20-02-1802)
Bevolkingsregister 1850-1861
“Hoogestraat”
Aalten, 125
Isabella ten Dam (Aalten, 20-02-1802)
Volgende bewoners:
Henry Wood (Wilmslow/UK, 24-06-1830), fabriekbediende Helena Gaskill (Lancaster/UK, 06-08-1828)
Bevolkingsregister 1860-1870
Aalten, 125
Henry Wood (Wilmslow/UK, 24-06-1830), fabriekbediende Helena Gaskill (Lancaster/UK, 06-08-1828)
De Graafschapper, 27 maart 1936Graafschapbode, 12 november 1937 – Tekening: Piet te LintumAaltensche Courant, 30 december 1947Aaltensche Courant, 15 april 1949
In het centrum van Aalten bevindt zich een kleine, goed gerestaureerde en mooi ingerichte synagoge, die bijna een eeuw het centrum van Joods leven vormde in deze Achterhoekse gemeente. Het gebouw is thans eigendom van een stichting, Vrienden van de Aaltense Synagoge.
Halverwege de 19e eeuw was de Joodse gemeente in Aalten zozeer in getal gegroeid, dat een woonhuis te klein werd voor de wekelijkse sabbatsvieringen. Men wilde een eigen sjoel, niet alleen voor de godsdienstoefeningen, maar ook voor het onderricht aan de jongeren. In 1857 werd daarom een synagoge gebouwd en in gebruik genomen. Het was een eenvoudig rechthoekig gebouw zonder architectonische bijzonderheden, doch functioneel voor de nog steeds niet rijke, maar wel orthodoxe Joodse gemeente in Aalten. Over een architect is niets bekend.
De synagoge werd het centrum van een levendig gemeenschapsleven, dat voortduurde tot de ramp, die alle Joodse gemeenschappen trof in de jaren van de Duitse bezetting. De leden van de gemeente die niet op tijd konden onderduiken werden weggevoerd en vermoord.
Tweede Wereldoorlog
Tijdens de bezetting zijn er twee pogingen gedaan om de synagoge in brand te steken. De synagoge werd grotendeels leeggeroofd en uitgebroken om het gebouw geschikt te maken voor de opslag van munitie. Het interieur van het gebouw was vernield, maar de Tora-rollen en de rituele objecten zijn op tijd verborgen en zodoende behouden. Na de oorlog werden de wetsrollen weer in het gebouw teruggebracht. De synagoge werd hersteld, betaald van de opbrengst van het huis van de chazzan (sinds 1948 kon de gemeente het salaris voor een voorganger niet meer opbrengen).
Een groot deel van de gemeenteleden die de oorlog hadden overleefd verhuisde echter naar elders, waardoor de Joodse gemeente niet meer de kans had om op te bloeien. Het vereiste aantal mannen (minjan) voor het houden van diensten werd steeds vaker niet meer gehaald. De synagoge raakte in onbruik en dreigde te vervallen.
Restauratie
In 1984 werd het gebouw verkocht aan de Stichting Vrienden van de Aaltense Synagoge, die de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen voor een grondige restauratie. Op 29 december 1986 werd de synagoge met een plechtige chanoekaviering opnieuw ingewijd.
Aan zowel de binnen- als aan de buitenzijde zijn elementen die het bezichtigen waard zijn. Aan de binnenzijde zijn dit onder andere de heilige arke, vier thorarollen, de stenen tafelen, de neer-tamiet, de menora, de chanoekia, de bima, de vrouwengallerij en het mikwe. Aan de buitenzijde zijn dit de tekst boven de deur, de mezoeza en de plaquette aan de rechterzijde op de buitenmuur.
De Aaltense synagoge is in de zomermaanden regelmatig te bezichtigen.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Midden in Aalten staat al eeuwenlang de laatgotische Oude Helenakerk.
Rond het jaar 800, toen de Saksen door Karel de Grote werden onderworpen, gelastte hij dat iedere gemeenschap een zogenaamde hoofdhof ter beschikking stelde om er een kerk te bouwen. In de nederzetting Aladon of Alethnin was dat waarschijnlijk een stuk grond van de latere Havezate de Ahof.
Het eerste kerkje op deze plek was vermoedelijk gebouwd in Karolingische stijl, een voorloper van de romaanse architectuur. De kerk werd gewijd aan de heilige Helena, de moeder van de Romeinse keizer Constantijn de Grote, die zich bekeerde tot het christendom.
In de 12e eeuw werd aan dit eerste kerkje een laatromaanse toren toegevoegd. De romaanse bouwstijl kenmerkt zich door zware, massieve muren met kleine rondboogvensters. In tegenstelling tot de latere gotiek kent de romaanse bouwkunst weinig versieringen. De toren is geheel opgetrokken uit tufsteen, een zacht vulkanisch gesteente dat destijds in deze contreien veel werd gebruikt voor de bouw van kerken en burchten. De torenspits heeft de vorm van een zogenoemde ingesnoerde naaldspits.
Tussen 1470 en 1483 werd het driebeukige schip van de kerk gebouwd, eveneens uit tufsteen. Dit deel van de kerk werd uitgevoerd in de laatgotische stijl, kenmerkend voor de 15e eeuw, met grote vensters voorzien van spitsbogen die als het ware naar de hemel wijzen. Het hogere koor aan de oostzijde van de kerk dateert uit de periode tussen 1440 en 1450. Eind 15e en begin 16e eeuw werden op de gewelven en muren muurschilderingen aangebracht.
Reformatie
Tot het einde van de 16e eeuw viel de parochie Aalten onder het bisdom Münster. Met de verovering van Bredevoort, het bestuurscentrum van de gelijknamige heerlijkheid waartoe Aalten behoorde, door Prins Maurits op 8 oktober 1597, bereikte de Reformatie ook deze streek.
In die tijd werd de kerk van Aalten bediend door pastoor Theunissen, geboortig uit Bocholt. Hij verzette zich met alle macht tegen de hervorming. Volgens overlevering moest hij echter in 1601 vluchten naar het klooster Burlo, volgens anderen naar Rhede. Hij stierf later in Warendorf, waar de weliswaar niet grote maar waardevolle monstrans, welke hij uit Aalten had meegenomen, nog tot in het midden van de 19e eeuw aanwezig zou zijn geweest.
Vermoedelijk zijn kort na 1597 ook de stenen kruiswegstaties verwijderd die de lijdensweg van Christus uitbeeldden. De staties, vermoedelijk rond 1530 gemaakt door de Westfaalse beeldhouwer Heinrich Brabender, verdwenen maar werden in de 19e eeuw teruggevonden. Tegenwoordig zijn ze te bewonderen in het Museum Catharijne Convent in Utrecht.
De toenmalige kapelaan van Aalten, Anthonius van Keppel, afkomstig uit Doetinchem, werd in 1602 genoemd als eerste predikant van de pas naar het protestantisme overgegane kerkgemeenschap van Aalten. Hoe kwam dit tot stand? Om de reformatie uit te breiden tot het platteland had men de medewerking van de roomse geestelijken aldaar nodig. In 1598 werden velen van hen opgeroepen om op de classicale vergadering te Zutphen te verschijnen. Ook de geestelijken uit Aalten waren aanwezig. Op deze vergadering werd van de aanwezige pastoors en vicarissen verlangd, dat zij de katholieke godsdienst zouden verlaten en dat zij zouden belijden, dat de gereformeerde religie de ware was.
In de classicale vergadering van 1603 te Zutphen verklaarden de deelnemers uit Aalten, Winterswijk en Zeddam zich bereid te conformeren met de hun gestelde conditiën. In 1633 was het aantal lidmaten al voldoende om over te kunnen gaan tot de instelling van een kerkenraad.
Na de verovering van de Achterhoek in 1672 door troepen van de bisschop van Münster werden de kerken van Aalten, Winterswijk en Dinxperlo door de bisschoppelijke commissaris aan de Minoritenpaters gegeven. De gereformeerde gemeente te Aalten sloot met de bezetters een overeenkomst, dat de kerk te Aalten afwisselend door de katholieken en de gereformeerden gebruikt zou worden. Maar korte tijd later is het gebruik van het kerkgebouw aan de gereformeerden verboden. Deze toestand duurde evenwel niet lang. Pinksteren 1674 verlieten de Münsterse troepen Aalten en de kerk kwam weer ter beschikking aan de gereformeerden.
Doleantie
In 1750, ten tijde van Ds. Philippus de Roy, heerste te Aalten, kort na de Nijkerkse beroering onder Ds. Kuipers, op godsdienstig gebied veel opschudding. Bedroeg het getal van de ‘bewogenen’ te Nijkerk 1000, in Aalten waren dat er maar liefst 1700. In 1834 kreeg de beweging van de zogenaamde Afscheiding, zich manifesterend door het uittreden van Ds. H. de Cock en de kerkenraad van Ulrum (Gr) uit de Ned. Hervormde Kerk, in Aalten enige aanhang. In 1840 was de kring te Aalten zodanig gegroeid, dat een gemeente kon worden gesticht. Enkele tientallen jaren later ontstond in de Ned. Hervormde kerk de beweging van de z.g. Doleantie.
Ds. J.H.F. Gangel was in Aalten een vurig voorstander van deze beweging. De onderlinge tegenstellingen liepen zo hoog op, dat het gemeentebestuur genoodzaakt was de hulp van militairen in te roepen om de openbare orde te kunnen handhaven. Ds. Gangel was namelijk door het classicaal bestuur van de Ned. Hervormde kerk uit zijn ambt ontzet, hetgeen hij aanvankelijk niet wilde accepteren. Opmerkelijk in dit verband is, dat de notulen van de kerkenraad van 26 november en 23 december 1885 uit het register van kerkenraadsnotulen zijn verwijderd. Wel worden lijsten van hen, die wel lid van de Ned. Herv. kerk willen blijven, in het archief aangetroffen. Deze lijsten dateren uit 1887.
Eindresultaat was, dat de dolerenden evenals de afgescheidenen uit de Ned. Herv. kerk hebben moeten treden. Daarmede moesten zij ook afstand doen van de kerkelijke goederen. Het door de dolerenden tegen de hervormde gemeente van Aalten gevoerde proces over de kerkelijke bezittingen liep in 1888 in hun nadeel af.
Bij deurwaardersexploit werden Ds. Gangel en de voormalige kerkenraad in 1888 gedwongen de financiële administratie van het rusthuis te Aalten aan Ds. van Oostrum-Soede en de zittende kerkenraad te overhandigen. Uit de godsdienstige samenstelling van de bevolking van Aalten kan men afleiden, welke omvang de doleantie in 1885-1888 had aangenomen: in 1901 bedroeg het aantal hervormden te Aalten 3560 zielen, het aantal gereformeerden 2497, het aantal rooms-katholieken 1287 en het aantal christelijk gereformeerden 118. Dit op een bevolking van totaal 7726 inwoners.
Restauraties
In 1973 moest de pleisterlaag in de kerk gerestaureerd worden. Onder de zes tot zeven lagen witkalk bleken bijzondere schilderingen schuil te gaan. Onder deze schilderingen bevinden zich afbeeldingen van de twaalf apostelen, een voorstelling van het Laatste Oordeel, de kroning van Maria en, zeer uniek in West-Europa een afbeelding van keizer Constantijn de Grote, samen met zijn moeder Helena, de naamgeefster van de kerk. De schilderingen werden gerestaureerd.
Eveneens in 1973 stuitte timmerman Heijnen tijdens restauratiewerkzaamheden op een oude grafkelder onder het koor. Op last van het kerkbestuur werd deze kelder weer gesloten, maar daarvoor had de timmerman alles al nauwkeurig nagemeten en gefotografeerd. Hij voltooide in 2019 een replica die vanaf april 2022 in het Helenahuis, Landstraat 11 te Aalten, wordt tentoongesteld.
Overluiden
Al eeuwenlang luiden de klokken van de Oude Sint Helenakerk in Aalten om de bevolking op de hoogte te stellen van sterfgevallen, het zogenaamde ‘overluiden‘.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-1498
de Hervormde Kerk van Aalten
3060 m² kerk en erf
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Fragment kadastrale kaart, 1862Tubantia, 16 maart 1887Oude Helenakerk, Aalten, tekening door Piet te LintumInterieur Oude HelenakerkMuurschildering Oude Helenakerk