Auteur: Oud Aalten

  • Wolkbreuk en rukwinden hielden huis

    Wolkbreuk en rukwinden hielden huis

    Dagblad Tubantia, 16 augustus 1952

    Hagelstenen met een doorsnede van 1½ tot 2 cm vielen gisteravond tijdens het hevige onweer, dat zich uit zwarte, onheilspellende wolken boven Aalten ontlastte. Toen de hevigste hagelbui voorbij was, kwam er een wolkbreuk zoals slechts oudere mensen in het dorp zich die kunnen herinneren.

    In enkele ogenblikken stonden de straten blank. Van het hoger gelegen centrum van het dorp stroomde het water in wilde vaart naar de lager gelegen gedeelten. De straten waren als woeste bergbeekjes geworden. Ook uit de landweggetjes stroomde het water met grote kracht naar de straten, zand en stenen met zich voerend.

    Ontwortelde boom drukte voorgevel van hotel in

    Deze watervloed kon de Aaltense riolering uiteraard niet verwerken. Verscheidene straten stonden in een ommezien blank en het water baande zich tomeloos een weg naar diverse kelders. Vooral in de Dijkstraat, bijv. van het Klooster en de fam. Lubberding, kwamen kelders onder water te staan. In de buurt van het dorp viel een deel van de oogst in het water. Doordat de riolering in de Dijkstraat verstopt raakte, spoten op enkele punten het zich in de riolering bevindende huisvuil en andere onwelriekende stoffen omhoog en verspreidden in de straten een afschuwelijke stank.

    Rukwinden

    Vrij plotseling kwam er toen een sterke wind opzetten, die de vorm van een windhoos aannam. Van diverse huizen werd de schoorsteen afgerukt, zij vielen met donderend geraas omlaag. De grote, eeuwenoude linde voor het hotel van de weduwe Heersink (in de verre omtrek bekend als tante Miena) werd door de rukwinden ontworteld: een deel van het trottoir werd door de wortels losgerukt, een ijzeren hek ging aan diggelen en met een grote zwaai kwam de boom krakend op de gevel van het hotel terecht. De voorzijde van het hotel werd voor een groot gedeelte vernield. Ook de aan de straatzijde gelegen kamers en het dak van het pand werden zwaar beschadigd. Gelukkig waren de bewoners juist in een kamer aan de achterzijde van het hotel, waardoor geen persoonlijke ongelukken voorkwamen.

    In andere delen van het dorp werden talrijke kleinere bomen ontworteld. Van een woning aan de Adm. de Ruyterstraat werd de voorgevel ingedrukt, terwijl aan de Bodendijk een kippenhok het moest ontgelden. Ook sneuvelden in het dorp heel wat ruiten. Mevr. Obbink, de echtgenote van de loco-burgemeester, stond op de trap voor een raam naar buiten te kijken. Toen zij tijdens de rukwinden de boom voor hotel Heersink zag vallen, schrok zij zodat zij van de trap viel en een pols brak.

    Van de molen van de heer Hakstege aan de Piet Heinstraat werd een gedeelte van de kap afgerukt. Toen het noodweer achter de rug was, ontstond er in een oogwenk een enorme drukte op straat, vooral op de markt voor het hotel van Tante Miena, waar politie de nieuwsgierigen op een afstand hield. Wethouder Obbink stelde zich, daar burgemeester E. S. van Veen met vacantie is, persoonlijk op de hoogte van de aangerichte schade.

    Van gemeentewege is men hedenmorgen vroeg reeds begonnen met de opruimingswerkzaamheden: de boom in de voorgevel van hotel de Wed. Heersink zorgt daarbij uiteraard voor niet geringe problemen. De gondelvaart en het vuurwerk op ’t Walfort, die gisteravond zouden plaatsvinden en waarvoor veel voorbereidend werk was verzet, konden natuurlijk geen doorgang vinden.

    Bronnen


    De schade aan het hotel van Tante Mina:

  • Emigrantenpaar uit Canada terug om te trouwen

    Emigrantenpaar uit Canada terug om te trouwen

    In 1951 keerden Johan Bosman en Riek Kraaijenbrink uit Canada even terug naar hun geboortestreek voor de kerkelijke inzegening van hun huwelijk in de Oosterkerk in Aalten.

    We zitten tegenover Johan Bosman uit Barlo, een buurtschap in de gemeente Aalten. Ruim 2½ jaar is hij weg geweest, als emigrant in Canada; voor korte tijd is hij terug in zijn geboortestreek. Men kan ’t hem aanzien dat hij buiten de grenzen is geweest. Men merkt dat aan de royale snit van zijn kleding; men merkt ’t ook aan de opslag van zijn ogen, die kennelijk gewend zijn aan grotere verhoudingen…

    Kenmerkend is in dit verband wat hij ons vertelt over zijn aankomst, enkele weken geleden, met de bus in Aalten: „Geweldig klein leek alles; de wegen waren zo smal en kronkelig… Ik dacht eerlijk dat de huizen allemaal bij elkaar geschoven waren…”

    Vandaag is Johan Bosman de bruidegom! En Riek Kraayenbrink uit Varsseveld, het meisje dat hij al vóór zijn vertrek naar Canada had leren kennen, is de bruid. Beiden waren enkele jaren geleden – afzonderlijk – naar Canada geëmigreerd. Samen zijn ze teruggekomen om hier, in hun geboorteland, hun huwelijk kerkelijk te laten bevestigen.

    Landhonger

    Er is landhonger in Aalten en de omliggende buurtschappen. Voor vele boerenzoons is er geen land meer, en dus geen bestaansmogelijkheid. Er zijn dan ook uit Aalten en omgeving al zeer vele mannen en jonge gezinnen geëmigreerd. En ook thans staan er weer velen klaar om straks in het voorjaar te vertrekken.

    Johan Bosman ging in April 1948, alleen. Het afscheid van thuis, en van zijn meisje, was hem zwaar gevallen. Maar het vooruitzicht dat Riek met haar ouders ook spoedig zou overkomen, gaf hem moed. Afwisselend werkte Johan, in los verband, dan op het land, dan op de fabriek. „Je verandert daar nogal gemakkelijk van betrekking of van beroep”, zegt Bosman. „Hier kom je er niet zo gauw toe.”

    Ondertussen was in 1949 Riek met haar ouders en zes broers naar Canada overgestoken. Zo spoedig mogelijk maakten de jonggeliefden een afspraak voor een ontmoeting. Maar dat is nu eenmaal niet zo eenvoudig in een vreemd en groot land. De liefde maakt echter vastberaden. Chatham, in Zuid-Ontario was de ontmoetingsplaats. Hij reisde er van Montreal heen per trein, zij liftte per auto!

    Het meisje vond een betrekking in Chatham, waar ze meteen gelegenheid had de Engelse taal te leren. Johan ging werken „in de buurt”. In de familiekring van Riek vierden zij hun verloving.

    Trouwen in Aalten!

    Hun plan was in het najaar van 1951 te trouwen. Maar dan in Aalten! Want zij wilden deze grote gebeurtenis beleven in de vertrouwde omgeving van hun geboortestreek, temidden van Johans familie en wederzijdse vrienden. Bovendien vonden zij de tijd nu nog ’t best geschikt voor een bezoek aan Nederland. Zou ’t over een paar jaar nog kunnen, als ze misschien meer in de zorgen zaten?

    Johan verzocht zijn ouders de nodige formaliteiten voor hun huwelijk in Aalten in orde te maken. Hij ontving echter bericht terug, dat de burgerlijke huwelijkssluiting voor hem, als niet-ingezetene, niet meer mogelijk was in Nederland. Het jonge paar besloot toen, in ieder geval het kerkelijk huwelijk in Aalten te doen plaats vinden.
    Op 27 October j.l. trouwden zij voor de wet, in Chatham. Daarna reisden ze zo spoedig mogelijk af naar Nederland, waar ze op 22 November aankwamen.

    En op een stormachtige donkere najaarsmiddag in December, heeft het paar de kerkelijke bevestiging van het huwelijk ontvangen in de Oosterkerk in Aalten. „Welgelukzalig hij, die de God Jacobs tot zijn hulpe heeft”, was de tekst die ds. A.A. Oostenbrink, Geref. predikant te Varsseveld, had gekozen voor zijn huwelijkspredicatie.

    Wat zal er omgegaan zijn in deze jonge mensen in dit plechtige uur! Zal de bruid niet gedacht hebben aan haar moeder, die in de verte met haar meeleefde, en aan haar vader die deze dag niet meer heeft mogen beleven? En zal de bruidegom, rondziende in de kerk, niet een ogenblik hebben beseft, dat deze dag, en dit korte verblijf in Nederland, een laatste weerzien betekent met velen die hier rondom hem zitten?…

    Terug!

    Ja, want ze gáán terug! Ze vonden ’t fijn ouders en vrienden weer te zien; maar hier blijven, nee, dat kon niet meer. De bruid bevalt het huishouden in Canada best. „Het gaat daar allemaal meer met electriciteit” zegt ze. „Het is alles veel practischer ingericht.”

    Op onze vraag of het echtpaar al voorzien is van een huis in Canada, antwoordt de bruidegom: „We hebben nog geen huis. Als ik een geschikte boer kan vinden die werk voor me heeft, dan vinden we wel onderdak op de boerderij. Kan ik een goeie baan vinden op de fabriek, dan huren we in de stad een paar kamers. Voor pas getrouwden zijn er, wat dit betreft, nog wel mogelijkheden in Canada. Maar eens hoop ik toch zelf een boerderij te kunnen kopen, want daar ben ik uiteindelijk voor geëmigreerd.”

    Deze woorden tekenen de man die ze spreekt. Ze tekenen de man Johan Bosman, die uit ’t harde emigratiehout gesneden is. Ze tekenen ook de situatie in een land waar mogelijkheden zijn, waar nog een toekomst is voor jonge mensen…

    Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!

  • Aalten krijgt drie nieuwe gebouwen

    Aalten krijgt drie nieuwe gebouwen

    Twentsch Dagblad Tubantia, 21 mei 1951

    In Aalten staan op het ogenblik verschillende belangrijke bouwobjecten op stapel. Als plannen doorgang vinden zal de gemeente over enkele jaren drie prachtige gebouwen rijker zijn, t.w. een nieuwe Ambachtsschool, een Gezondheidscentrum en een nieuwe Chr. Landbouwhuishoudschool. De heer W. Hebly, architect te Aalten heeft reeds de goedkeuring verkregen op de door hem bij de betrokken instanties ingediende tekeningen voor de nieuwe Chr. Technische School en het Gezondheidscentrum. Het wachten is nu nog op de goedkeuring van de financiële kant van deze zaak, doch verwacht wordt dat hieromtrent zich geen moeilijkheden zullen voordoen.

    Het Gezondheidscentrum

    Het gezondheidscentrum zal tot stand komen, dank zij de goede samenwerking tussen de Ned. Herv. en de Chr. verenigingen voor Ziekenverpleging te Aalten. Reeds lang bestonden er plannen voor het stichten van een wijkgebouw. Men heeft het bij dit plan echter niet gelaten. Men wilde namelijk een gezondheidscentrum, waarin verschillende medische diensten kunnen worden ondergebracht en waarin o.a. ook specialisten zitting kunnen hebben. Dank zij de grote offerzekerheid van de Prot. Chr. bevolking van Aalten bleek dit plan voor verwezenlijking vatbaar te zijn.

    Het gezondheidscentrum komt te staan achter de villa „Zonneheuvel” van oud-burgemeester Monnik, met de voorzijde naar de Julianastraat en de zijgevel naar de Wilhelminastraat. Over de gehele lengte van het gebouw loopt een gang, die aan de linkerkant geheel uit grote ramen bestaat. Bij het binnentreden vindt men rechts een cursuskamer. In de uitbouw van de gang worden zitjes gemaakt, die als wachtkamer dienst kunnen doen. De gang zal zo breed zijn dat er gemakkelijk kinderwagens kunnen staan. Beneden komen verder een donkere kamer, een kamer voor de arts, voor de dienstdoende wijkverpleegster, een kleedkamer, een hoogtezon-vertrek en een isolatiekamer. In deze vertrekken kunnen de specialisten ook zitting houden. Aan het einde van de gang vindt men een groot magazijn met schoonmaakruimte. Een diensttrap leidt hier naar boven.

    Op de verdieping komt de kraamkliniek. O.a. treft men hier aan een verloskamer, keuken, spoelruimte, linnenkamer, zitkamer met kantoor voor de doktoren, een zit- en slaapkamer voor de dienst doende gediplomeerde kraamverzorgster en een slaapzaaltje voor de 4 a 5 leering-kraamverzorgsters die hier een cursus volgen. Voor deze leerlingen is er toch ook nog een zit- en eetzaal. Tenslotte zijn er nog twee zitslaapkamers voor de wijkverpleegsters, toiletten en een doucheruimte. Oud-burgemeester Monnik heeft zijn prachtige tuin voor dit Gezondheidscentrum beschikbaar gesteld. Het ligt in de bedoeling t.z.t. villa „Zonneheuvel” in te richten als verpleeghuis.

    Het Badhuis

    Het badhuis, dat als een lage vleugel tegen het hoofdgebouw zal worden gebouwd, zal 12 douchecellen en 2 kuipbaden hebben. In de kelder komt een verwarmingsinstallatie.

    De Chr. Technische School

    De nieuwe Chr. Technische school zal verrijzen aan de Polstraat. Behalve de hoofdingang zal deze school een aparte ingang voor de leerlingen hebben. Door de hoofdingang betreedt men een ruime hal, waarin rechts de garderobe en een kantoortje voor de conciërge. Links komt een theorielokaal, een tekenzaal, leraarskamer, directeurskamer en een kantoor voor de administrateur. In de achtervleugel vinden een praktijklokaal timmeren en een afd. voor de mach. houtbewerking een plaats. Op de binnenplaats zal een rijwielbergplaats worden gebouwd.

    Voorlopig zal in de school plaats zijn voor 150 leerlingen, t.w. 2 klassen van pl.m. 30 jongens en een voorbereidende klas. Les zal worden gegeven in de vakken houtbewerking en machinebankwerker T.z.t. hoopt men de dagschool uit te breiden met een afd. Textiel. Momenteel is er een avondcursus textiel.

    De school wordt zodanig gebouwd (in U-vorm) dat deze later met een vleugel kan worden uitgebreid.

    Nieuwe straten

    Tenslotte kunnen wij nog mededelen dat het in de bedoeling ligt aan weerszijden van het nieuwe schoolgebouw straten aan te leggen, uitkomend op de Haartsestraat. Het gemeentebestuur is voorts voornemens aan de Ooster Kerkstraat twee woningen te bouwen ten behoeve van het personeel der school. Dat hiermede nog niet is begonnen is te wijten aan de afgekondigde bouwstop.

    De Huishoudschool

    Met de plannen voor het bouwen van een nieuwe Landbouwhuishoudschool wil het nog niet vlotten. Men heeft het oog op een terrein aan de Oranjelaan, doch de eigenaresse der grond, de diaconie der Ned. Herv. kerk te Bredevoort vraagt een dermate hoog bedrag hiervoor dat toestemming voor aankoop niet kon worden gegeven. De besprekingen hierover worden nog voortgezet. Mocht dit op niets uitlopen dan zal naar een andere plaats moeten worden gezocht.

  • Emigratie in Oost-Gelderland neemt grote vlucht

    Emigratie in Oost-Gelderland neemt grote vlucht

    Dagblad Tubantia, 12 mei 1951

    Veel plattelanders „fabrieksschuw”

    De laatste tijd wordt veel gesproken over emigratie. Het is een zucht naar avontuur, die talrijken doet uitzien naar een nieuw vaderland! Emigratie kan bittere noodzaak zijn. Welke factoren spelen een rol bij het opkomen van de plannen om te emigreren? Uit de gemeente Aalten in Oost-Gelderland vertrekken zeer velen naar een ander land. We hebben oorzaken en motieven onderzocht en naar aanleiding daarvan schreven wij dit artikel.

    Toen kort na de bevrijding ons volk begon in te zien, dat met de huidige bevolkingsaanwas er op de duur voor velen geen emplooy meer zou kunnen zijn in ons eigen land, heeft de regering geruststellende woorden gesproken en betoogd dat dé oplossing van het probleem voor een groot deel was gelegen in de industralisatie. Het woord industrialisatie werd een soort toverwoord, waarmede het opdoemende werkloosheidsspook zou kunnen worden bestreden. Er zijn inderdaad nieuwe industrieën gevestigd, ook op het platteland, doch een afdoende oplossing brengt deze industrievestiging niet.

    Een van de oorzaken hiervan is, dat er niet genoeg fabrieken worden gevestigd om allen werk te verschaffen. De industrialisatie op het platteland verloopt eigenlijk niet naar wens. Het aantal werkkrachten, dat in de dorpen en op de buurtschappen in feite overtollig is, is veel groter, dan men wel zou denken op het eerste gezicht. In de afgelopen halve eeuw zijn de boerenbedrijven verschillende keren gesplitst, soms in tweeën, doch ook wel in drieën, al naar gelang het aantal kinderen, dat in de agrarische sector aan de slag moest komen. Nu is men, wat splitsing betreft, practisch aan het eind van zijn latijn. Er zou dus, zo redeneerde men, ander werk moeten komen, vooral voor de boerenzoons.

    Zo ontstond het denkbeeld van de industrievestiging op het platteland. Deze industrialisatie is slechts voor een klein gedeelte gelukt en zal, naar velen verwachten, ook in de toekomst de oplossing niet brengen, want waar, vraagt men zich af, moet het geld voor de grote investeringen vandaan komen? Het is immers heden ten dage zo, dat men het grote risico, verbonden aan de vestiging van een nieuwe industrie, zelf moet dragen, terwijl, wanneer er winsten worden gemaakt, de fiscus hier een niet onbelangrijk deel van opeist. Industrialisatie wordt zo allerminst een aantrekkelijke zaak.

    Niet naar de fabriek…

    Een andere kant van het geval is, dat overheveling van werkkrachten uit de agrarische sector naar de industrie niet gemakkelijk is. Velen van het platteland huiveren er voor terug, om in een fabriek te gaan werken, waar men practisch de gehele dag binnen moet verblijven en waar, naar men vreest, een belangrijk deel van de eigen zelfstandigheid verdwijnt. In Dinxperlo bijv. zijn na de oorlog verschillende industrieën gevestigd, maar er zijn niet voldoende werkkrachten in de eigen plaats te vinden, hoewel deze er volgens de statistieken wel zijn.

    Hier raken wij vanzelf een andere kant van het probleem aan, nl. dat op veel kleine landbouwbedrijven meer werkkrachten zijn dan noodzakelijk is voor het verrichten van de werkzaamheden op die bedrijven. Het gevolg daarvan is, dat de inkomsten van het bedrijf moeten dienen voor ’t levensonderhoud van vier of vijf volwassen personen, terwijl er normaal slechts een lonend bestaan is te vinden voor ten hoogste twee volwaardige werkkrachten.

    Het is, economisch gezien, geheel logisch, dat emigratie het uitvloeisel is van de hierboven omschreven gang van zaken. Men ziet aankomen dat er, vooral in kinderrijke gezinnen, op de duur geen boterham meer te verdienen is in de landbouw, terwijl men voor de industrie terugschrikt of daarin, gezien de huidige financiële moeilijkheden en de politiek der regering geen perspectief ziet.

    Wanneer men nu nog weet dat in 1886 de doleantie in Aalten velen uit de Ned. Herv. kerk naar de latere Geref. kerk deed overgaan, dan begrijpt men des te beter, waarom wij hierboven bepaalde conclusies trokken.

    Nog op veel groter schaal

    In Aalten is op het ogenblik emigratie aan de orde van de dag. Van heel veel gezinnen zijn na de bevrijding een of meer personen vertrokken. Zij schreven brieven over hun bevindingen in het nieuwe vaderland en het gevolg is dat familieleden, zowel als buren ook op de idee werden gebracht om te emigreren. Ook zorgen de reeds geëmigreerden dikwijls voor werk in het nieuwe land.

    Velen zijn dit jaar reeds uit Aalten naar Canada vertrokken, doch, naar men ons mededeelde, zullen nog wel ruim 200 personen in 1951 volgen. Dit zijn niet alleen boeren, doch ook zakenmensen. Deze laatsten voelen er niet langer voor te werken voor de fiscus, zoals enkelen hunner ons toevertrouwden. Daar komt wederom bij dat men geen toekomstmogelijkheden meer ziet voor de kinderen en men tenslotte zelf voor deze toekomst wil zorgen en dit niet wil zien als een taak van de staat.

    De meeste emigranten zijn tot op heden vertrokken naar Canada, doch verschillenden gingen ook reeds naar Nieuw-Zeeland en naar Australië. In de regel gaan naar deze laatst genoemde landen de mannen eerst alleen, zoeken daar werk en een woning en laten dan vrouw en kinderen overkomen. Volgend jaar zullen nog veel meer Aaltenaren vertrekken. Indien de voorwaarden voor emigratie niet veranderd worden zal er, naar wordt verwacht, in 1952 een grote uittocht uit Aalten plaats vinden.

    Het is opvallend dat in bepaalde streken van ons land de emigratie groter is dan in andere gebieden. Oorzaak? Het blijkt dat in Oost-Gelderland de laatste jaren de meeste emigranten zijn vertrokken uit Aalten. Aalten is, hoewel er ook verschillende belangrijke industrieën worden gevonden, voor het grootste deel agrarisch. Bedrijfssplitsing is er niet meer mogelijk. Emigratie is er het gesprek van de dag.

    Het valt bij een nauwkeurige beschouwing op dat practisch alle emigranten uit Aalten behoren tot de Gereformeerde kerken welke in deze plaats van ongeveer 14.000 inwoners meer dan 5.000 leden telt. Echter ook in andere plaatsen in Oost-Gelderland behoren de meeste adspirantemigranten tot de Gereformeerde kerken. Zijn ook hier voor zijn oorzaken aan te wijzen?

    In statistieken of uit opinie-onderzoek is geen materiaal betreffende deze aangelegenheid voorhanden, doch het blijkt dat de meeste emigranten uit bepaalde kringen komen. In het algemeen zijn de leden der Gereformeerde kerken lid van de A.R. partij, de partij, die de grootste oppositie heeft gevoerd tegen het na-oorlogse regeringsbeleid. Bovendien is ook hier de toekomst, van de kinderen een drijfveer. Deze argumenten, geen perspectieven en geen emplooy voor de kinderen komen telkens naar voren bij een onderzoek naar beweegredenen en oorzaken der emigratie.

    Geschiedenis

    Er is, althans voor wat betreft Aalten, nog een derde oorzaak bij. Deze ligt in de geschiedenis. Omstreeks het midden der vorige eeuw had een grote emigratie uit Oost-Gelderland plaats naar de Verenigde Staten van Amerika, voornamelijk uit Aalten en Winterswijk. De grootste oorzaken lagen toen in de grote verarming en werkloosheid in en na de Napoleontische tijd (het mislukken van de aardappeloogst, in 1845 en latere jaren was een ramp geweest), welke velen deed uitzien naar een beter bestaan. Men had gehoord dat in Amerika daartoe mogelijkheden bestonden, vooral door ontginning van daartoe van Staatswege uitgegeven gronden.

    Verder namen velen uit Aalten en Winterswijk, behorende tot de „Afgescheidenen” aan de emigratie deel wegens de beperking van de geloofsvrijheid, welke hun van regeringswege werd opgelegd en om de bejegening, welke zij uit hoofde van hun godsdienstig standpunt van vele medeburgers ondervonden. Zo werd meermalen aan de „Afgescheidenen” de pacht van boerderij of grond opgezegd.

    Een grote groep van hen vertrok in 1845. Op het Eriemeer is hun schip echter in brand geraakt en alle opvarenden zijn in de vlammen of in het water omgekomen. Bijna hadden zij het doel van hun tocht bereikt. Een groot aantal leden van de afgescheiden gemeente van de Keurhorst bij Varsseveld bevond zich onder deze emigranten.

    In 1853 vertrokken uit Aalten 25 emigranten. In 1854 bedroeg het aantal echter reeds 194, terwijl er in 1855 39 vertrokken. Wij geven hieronder nog enkele cijfers van de daaropvolgende jaren: 1856: 62, 1857: 50, 1858: 44, 1868: 118, 1869: 206, 1870: 36 en 1879: 84. Het inwonertal van de gemeente Aalten bedroeg in die tijd ongeveer 5000. Het is dus geen wonder, dat vrijwel alle oude Aaltense ingezetenen familie in Amerika hebben.

    Bronnen


  • Een reis heen en terug naar Nederland

    Een reis heen en terug naar Nederland

    De Volksvriend, 12 oktober 1950

    Reisverslag van een Nederlandse emigrant, Hendrik Jan Tuininga, die met zijn vrouw en dochter het oude vaderland – en ook Aalten – bezoekt.

    De laatste 4 jaren hebben vele oud-Hollanders in Amerika woonachtig, deze reis gedaan, ’t zij over Engeland of per “Holland America Line“. Velen van dezen hebben geen aandrang om er in een courant van te melden, welke reis ze hadden, of hoe ze het oude vaderland met hun familie en vrienden weer vonden. En toch, indien er iemand is die het genoegen den “Volksvriend” wil doen om iets te melden dienaangaande, sla ik nooit zulke reisbeschrijvingen over met lezen. Om laatstgenoemde reden en omdat de Volksvriend ook wel van zulken aard haar lezers wil, geven, ben ik er ook maar toe overgegaan om onze reis, die mijn vrouw en ik en onze jongste dochter Gertrude, met zijn drieën deden, hier weer te geven.

    Vertrek uit Orange City

    Op Vrijdagmiddag goed 2 uur gingen we uit Orange City, toen onze zoon Harry van Boyden ons haalde en ’s avonds op de trein bracht, die 6.01 van Sheldon vertrok. In Madison stopte de trein 20 minuten voor koffie, het was toen 5.10 a.m. Het was overal nat op het land. We stopten een paar dagen bij onzen zoon in Chicago en na wat bijzonderheden te hebben gezien, gingen we per trein naar Hoboken en stopten ook nog een nacht in Paterson, en zagen New York wat en gingen 28 April aan boord van de “Nieuw Amsterdam“, een ontzaglijk groot schip, 700 voet lang en 108 voet breed. Ik denk deze boot is van stuurbrug tot de waterlijn wel 60 a 70 voet hoog.

    We hoorden dat de Maatschappij 16 millioen had gemaakt verleden jaar. De reiskosten zijn hoog, maar het eten en de bediening is naar rata. In 1908 gaven we voor een ticket per persoon van Rotterdam naar Rock Valley, lowa, 200 gulden, toen 80 dollars en per tweede klas. Het weer was ook mooi en dit heeft men kosteloos en dan kan men zoo van ’t andere genieten. Men maakt dan met veel passagiers aangenaam kennis, met enkelen zoo, dat men elkaar nooit weer vergeet. We hadden zondags voormiddag dienst des Woords, door een zakenman.

    Het was Zaterdagmorgen 6 Mei toen we meerden aan de pier te Rotterdam van de Holland America Line. Eerst onze bagage nagezien door de kommiezen en toen onze retour-reisbiljetten in orde laten maken. Toen zagen we mijn zuster Mrs. W. Obbink van Aalten al spoedig en na het middagmaal in een café te hebben genomen, gingen we tezamen naar het Maasstation per taxi, om ’s middags 4 uur te Aalten, Gelderland uit te stappen.

    Aalten

    We zagen in Aalten en omliggende dorpen vele huizen tusschen de anderen missen, die gebombardeerd waren en vele waar men aan het opbouwen was en vele waren ook klaar. De verordeningen zijn daar zoo, dat wanneer men een nieuw huis bouwt moet het beslist modern zijn. Maar in oude huizen al zijn het ook nette huizen, is bijna alles nog primitief. In Arnhem, waar ook zooveel gebombardeerd was, is bijna alles weer opgebouwd.

    In Aalten kerkten we ’s zondags, waar zooveel jongens op een zondagmiddag door de Duitschers werden opgehaald voor de werkkampen. In Aalten worden des zomers elke zaterdagavond om half negen straatpredikaties gehouden, om de beurt; de eene zaterdagavond door de predikant der Geref. Kerk, den heer Jan Nawijn en de volgende zaterdagavond door een der Darbisten broeders. Ik heb van beiden genoten.

    Er zijn in Aalten drie groote kerkgebouwen die aan de Gereformeerden toebehoren; een groote Hervormde kerk; een Darbisten bijeenkomst en een Roomsche kerk en een Synagoge. Zoover ik weet zijn er in Aalten geen die bij de uitgetredenen behooren. Aalten is alleszins godsdienstig.

    De omgeving van Aalten is prachtig. Ik heb nog nergens zoo’n boomengroei gezien. Eikenboomen zoo mooi en recht en een geheele prachtlaan.

    Des werkmans toestanden zijn enorm verbeterd bij 50 jaar geleden. Op een zekere ouderdom worden ze voorzien van pensioen. De Rijksbeambten met 55 jaar, de gewone werkman 60 en 65 en dan mag er niet gewerkt worden bij anderen, dat betaald wordt. Ook heeft men in Nederland een vrije Zaterdagmiddag. Bijna alles kan weer vrij gekocht worden, alles, behalve koffie. Er wordt weer royaal geleefd, een groot verschil bij vroeger. Koek en candy wordt er goed gebruikt. Koffie is schaarsch en wordt daarom gedronken met 8/10e heete melk.

    Er was een zenuwachtige gedachte over de Communisten. En men wilde allemaal gaarne naar Amerika. We hebben het weinigen aangeraden.

    Amsterdam

    We bezochten de hoofdstad van Nederland, Amsterdam. Dit is een der mooiste steden van Holland, met haar vier groote lange grachten, Prinsen-, Keizer-, Heerengracht en Singel en met haar vele bruggen. Zou er wel een stad in de wereld zijn die zooveel bruggen telt? Amsterdam kan haar eigen waterpeil regelen, doordat ze een compleet sluizen systeem heeft.

    Amsterdams Jodenbuurt is uitgestorven. Men vertelde me, menschen die in die buurt woonden, dat men ’s avonds en des nachts vrouwen en kinderen kon hooren schreeuwen, wanneer door de Duitschers autovrachten werden opgehaald naar Duitschland. En onderweg, zoo vertelde men me deden ze een slang in de tank of truck waar ze zaten en lieten die vol gas, zoodat ze dood in Duitschland aankwamen, en daar direct in ovens werden verteerd.

    De huizen in de Jodenbreestraat staan er nog. Men kan zien, wat branden wilde is er uitgesloopt in de oorlogsjaren. En nog is Israël blind, en heeft het een deksel op haar aangezicht. Hoopt op den Heer, gij overblijfsel, is Israël in nood, er zal verlossing komen. Zijn goedheid is zeer groot. Hij maakt op de gebeden van het overblijfsel gansch Israël eens vrij van ongerechtigheden, (uit Ps. 130).

    Friesland

    Op een zondagmorgen gingen we per bus naar Makkum ter kerk. Hier zagen we een nogal beroemde scheepswerf, welks directeur zaken deed met Palestina Joden. Er werden nu vier 70 ton visscherschepen gemaakt. Een was gereed en zou de volgende dag op eigen kracht naar Palestina varen, met Joodsche bemanning en Joodsche Davids vlag op.

    Veel waren we in Bolsward, daar daar familie woonde en veel vrienden uit mijn schooljeugd en ook tot mijn achttiende jaar, waar we toen als beurtman op Amsterdam voeren. Waar nu de heer Jurian Kok kaptein is en eigenaar. Het schip dat Kok van mijn vader kocht en nu 50 jaar oud is, vaart nog. Het was me een groot genoegen het vooronder en de achteronder kajuit nog even voor het laatst te zien.

    We waren ook een dag bij Ulbe Faber en gade te Wieringermeer. Veel is daar geleden, maar ook hielp God daar weer uit, door de onder water gezette polder weer te herstellen en weer rijke gewassen te doen groeien.

    Terug naar huis

    Na veel genoten te hebben bij mijn vrouws broer Klaas van der Kooi en vrouw te Longerhou, gingen we in ’t laatst van Juni daar vandaan naar Aalten en toen weer op de Holland America Line te Rotterdam aan, om 30 Juni met de Veendam, ’s middags 3 uur te vertrekken. We hadden op de heenreis fijne vrienden. Op de terugreis vergeten we vrienden Mr. Bakker van Amsterdam en Mrs. van der Lely van Naaldwijk niet spoedig.

    We zijn weer in Orange City. Als we het eens weer kunnen doen, gaan we het niet laten. Het was ook op zee mooi de beide reizen. Als ge gaat en kunt, ga in ’t voorjaar. Holland is een prachtig land en haar voorjaar is teekenend.

    Bronnen


  • Portret van Aalten

    Portret van Aalten

    Dagblad Tubantia, 9 augustus 1950

    Een gemeente met een grote geschiedenis

    Het probleem stad en platteland is aan de orde

    Het is op deze door-de-weekse dag rustig in Aalten. Op de Markt, waar onder de bomen voor een hotel de pensiongasten languit liggen te genieten van hun vacantie, heerst een serene rust, die slechts even wordt verstoord, wanneer aan de overzijde een trouwlustig paartje de stoep van het gemeentehuis betreedt. De paarden van de koetsen trappelen en wat nieuwsgierige vrouwen komen op dit middaguur uit hun huizen om de bruid te zien en stof tot praten te krijgen over de kleur en het snit der trouwjapon. Zo is doorgaans het leven in Aalten. Rustig en kalm.

    Toch is dit alleen de oppervlakte, want op de 8275 ha., die de gemeente Aalten groot is en waarop, volgens de laatste telling 13460 mensen wonen, gebeurt nog wel het een en ander. Er heeft zich in het verleden rondom de eeuwenoude Ned. Herv. Kerk heel wat afgespeeld, waarvan de echo’s, soms zwak, doch ook wel sterker, nog dagelijks zijn te horen.

    In de laatste honderd jaar is de economische positie van de meeste Aaltenaren sterk verbeterd. Vroeger was ’t hier treurig mee gesteld. De neringdoenden in het dorp konden van hun bedrijf alleen niet bestaan. De manufacturiers, de bakkers, de schoenmakers, zij allen hadden behalve hun „zaak” ook een boerderijtje. Daarom werden de huizen veelal met de achterkant naar de weg gebouwd en gaf een brede deur vanaf de straat toegang tot de deel. Ongeveer een eeuw geleden was de kom van Aalten veel kleiner van omvang dan thans.

    Het treft elke vreemdeling, die in Aalten komt, dat, behalve de straten, er achter de huizen heen, door het dorp smalle paden lopen, aan weerzijden waarvan zich heggen bevinden. Deze smalle paadjes („heggetjes” zegt men in Aalten) zijn ontstaan doordat de neringdoenden en trouwens practisch alle dorpelingen in het verleden een boerderijtje hadden. Hun grond hadden zij dan buiten het dorp en deze „heggetjes”, juist breed genoeg voor een kruiwagen, dienden als de verbindingswegen tussen huis en hof.

    Vandaag de dag hebben de Aaltense dorpsbewoners geen vee meer en de winkeliers beoefenen ook niet meer de landbouw, maar de heggetjes zijn gebleven en zijn vooral geliefd bij verliefde jongelui.

    Overigens, het laat zich aanzien, dat op de duur deze „heggetjes” wel zullen verdwijnen. Zij worden namelijk in de kom van het dorp gevonden en er heerst in Aalten groot gebrek aan grond voor woningbouw. Het mag daarom verwacht worden dat van lieverlede verschillende van deze smalle paadjes verbreed zullen worden tot straten, aan weerszijden waarvan woningen zullen worden gebouwd. In het uitbreidingsplan zijn reeds verschillende „heggetjes” als straten opgenomen!

    Het gemeentehuis

    Neen, een sieraad is dit gemeentehuis niet. In de gehele omtrek. Winterswijk, Dinxperlo, Wisch en Lichtenvoorde, heeft men doelmatige raadhuizen, maar het Aaltense gemeentehuis kan daar niet bij in de schaduw staan. Er zijn wel heel wat hokken en kamers in, maar het is, kort en bondig gezegd, niet veel bijzonders. Voor de oorlog zijn er wel plannen geweest voor de bouw van een nieuw gemeentehuis, doch daar is toen niets van gekomen. Thans heeft men er het geld niet voor. Behalve de verschillende kamers, waar de burgemeester, de secretaris en de ontvanger zetelen, is er in de gang ook een deur, waarop de folkloristische naam „’t Huusken” is geschilderd. Boven deze deur ontbreekt het rode lampje, dat boven de deur van de burgemeesterskamer brandt, wanneer er belet is.

    Kerken

    Reeds vanuit de verte doemen drie torenspitsen op, wanneer men Aalten nadert: de Ned. Herv. Kerk, de Oosterkerk en de R.K. Kerk. Behalve deze kerken zijn er nog verschillende kerkgebouwen zonder grote toren, nl. de Westerkerk de Chr. Geref. Kerk, de Israëlitische Synagoge en het gebouw van de Vergadering van Gelovigen. De Ned. Prot. Bond en de Geref. Kerk onderh. art. 31 hebben geen eigen gebouwen.

    De bevolking van Aalten bestaat thans uit rond 5000 Ned. Herv., 4800 Geref., 2400 R.K. en 300 Chr. Geref. De andere kerkgenootschappen hebben een gering aantal leden. De spanningen tussen de leden der verschillende kerken was in Aalten in het verleden zeer groot. Tijdens de doleantie in 1886 is er in Aalten, na Amsterdam, het meest gebeurd! Militairen moesten zelfs de orde bewaren.

    Van lieverlede worden de verhoudingen beter. De thans opgroeiende generatie is reeds veel verdraagzamer. De kerkelijke verdeeldheid heeft zich in Aalten voortgeplant op allerlei terrein. Zo zijn er Chr. en Herv. scholen, de C.B.T.B., de A.R. Kiesverenigingen, de Chr. Ziekenverpleging, de Chr. Oranjevereniging e.d. halen hun leden practisch alleen uit de kring van Gereformeerden en Chr. Gereformeerden.

    Gelukkig wijzigt zich de situatie langzamerhand, daar men algemeen gevoelt dat de kerkelijke gescheidenheid zich op maatschappelijk gebied heeft voortgeplant, waarbij dikwijls persoonlijke sympathieën en antipathieën de doorslag hebben gegeven, terwijl men dit thans voelt als een handicap van vruchtbare arbeid.

    Om een bewijs hiervan te noemen: Dank zij samenwerking van personen uit alle kerkgenootschappen zal met September de Chr. Nijverheidsschool te Aalten worden geopend, zal een centrum voor ziekenverpleging verrijzen en wordt gewerkt aan plannen voor de oprichting van een Chr. verpleeghuis, terwijl het verlangen van anderen al weer uitgaat naar de oprichting van een school voor Middelbaar onderwijs.

    Aalten en Bredevoort

    Het stadje Bredevoort behoort tot de gemeente Aalten. In het begin van de vorige eeuw was de situatie zo dat Bredevoort het hoofdschoutambt was, waarvan Aalten een deel uitmaakte. Beide plaatsen vormden evenwel een aparte gemeente. In 1818 zijn deze gemeenten samengevoegd tot het schoutambt Aalten, thans de gemeente Aalten.

    De Bredevoordenaren kunnen het blijkbaar nog moeilijk zetten dat zij een deel van Aalten zijn. Steeds menen ze ten achter gesteld te worden bij Aalten (woningbouw, straatverlichting, wegenaanleg enz.). Het mag dan wel wat eigenaardig klinken, doch inderdaad heeft men in de gemeente Aalten te maken met het probleem stad en platteland.

    Bronnen


  • Eigendommen uit kampen na zes jaar terug

    Eigendommen uit kampen na zes jaar terug

    Dagblad Tubantia, 5 augustus 1950

    Vooral in de laatste jaren van de oorlog werden verschillende Aaltense ingezetenen door de Duitsers gearresteerd en overgebracht naar een kamp. Bij aankomst in het kamp werden hun alle bezittingen afgenomen. Het schijnt dat men thans bezig is met het terug zenden van de indertijd in beslag genomen voorwerpen, voor zover ze nog aanwezig zijn in de voormalige kampen. Een opmerkelijk voorval hiervan delen wij thans mede:

    In Januari 1944 werden ’s morgens bij de Geref. Westerkerk tal van jongemannen gevangen genomen. Zij werden eerst overgebracht naar Amersfoort. Onder hen bevond zich ook de heer H. Stronks uit Dale. Hij moest al zijn bezittingen afgeven, o.a. zijn polshorloge. Stronks is nadien bij een bombardement op het vliegveld Soesterberg gewond geraakt, werd in een ziekenhuis opgenomen en zag kans vandaar te ontvluchten.

    De heer J. Tolkamp uit Barlo, die op dezelfde morgen werd gearresteerd en eveneens naar Amersfoort werd overgebracht, werd in September op transport gesteld naar Neuengamme. Bij het verlaten van het kamp kreeg hij verschillende bezittingen terug, o.a. ook een polshorloge. Tolkamp beweerde, dat dit horloge niet zijn eigendom was doch aan Stronks behoorde. De bewaarders van het kamp wilden evenwel dat Tolkamp dit horloge toch mee nam. Dit heeft hij toen ook gedaan.

    Bij aankomst in Neuengamme moesten alle bezittingen weer afgegeven worden. Ieders bezittingen werden in een zakje gedaan, waarop het gevangennummer werd vermeld, waarna het zakje in een grote lade werd geworpen. Men zou er, zo dacht men, wel nooit wat van terug zien.

    Inmiddels heeft de heer Tolkamp in vier verschillende Duitse kampen vertoefd en kwam na de bevrijding weer naar Aalten. Zaterdag heeft de heer Tolkamp bericht ontvangen dat hij op het Bureau Sociale Zaken te Aalten een pakje in ontvangst zou kunnen nemen. Het bleek dat dit pakje kwam uit Neuengamme. Het was hetzelfde zakje, waarin men in het kamp zijn bezittingen had gedaan. Zelfs het kampnummer — 48769 — stond er nog op.

    In het zakje zaten twee, door de heer Tolkamp in Amersfoort gemaakte ringen en een polshorloge. Het bleek het horloge te zijn van de heer Stronks, die hoogst verbaasd was, toen hij na zes jaar zijn eigendom, dat hij reeds lang had afgeschreven, weer terug ontving. Zijn klederen heeft de heer Tolkamp echter niet terug ontvangen en evenmin het in beslag genomen geld.

    Eigendommen uit kampen na zes jaar terug - Twentsch Dagblad Tubantia, 05-08-1950
  • Origineel idee heeft succes

    Origineel idee heeft succes

    De Telegraaf, 20 juli 1950

    Winkeliers houden gezamenlijk opruiming

    AALTEN, 19 Juli. — Alle manufacturiers van Aalten hebben hun opruimingsgoederen bijeengebracht in een verenigingsgebouw en maken er een massa-opruiming van. De dames uit de stad en de verre omgeving komen op dit nieuwtje af, en denken: hoera. Nu hoeven we niet meer alle winkels af te „grazen”.

    Primeur voor ons land

    Aalten heeft de primeur. Een opruiming in deze vorm is nog nooit in ons land voorgekomen. Het lijkt wel of de winkeliers zich hebben verbroederd, in opruimingstijd ten minste, en alsof ze gezamenlijk uitroepen: — Kom maar kopen. Onze waren zijn allemaal even best en even goedkoop. Althans in deze periode van drie dagen afslag.

    ATEXO - Nieuwe Winterswijksche Courant, 14-07-1950
    Nieuwe Winterswijksche Courant, 14 juli 1950

    Het was een succes en sloeg erg in bij de dames. Het witte gebouw „De Sociëteit” stond rondom in een haag van zwarte damesfietsen. Opruiming is toch al zo iets moois. En dan zulk een. — Halt. Niet meer naar binnen zeiden de twee politiemannen, die volgnummers afgaven en slechts 50 personen tegelijk mochten binnen laten. Even wachten, en dan: los…

    Propaganda

    — Maar waarom toch op die manier? vroeg een nieuwsgierige aan het enthousiaste bestuur van de Manufacturiers- en Kleermakersvereniging. Heel m’n leven heb ik in opruimingstijd van winkel tot winkel gelopen. En nu houden jullie „sociëteit”. Propaganda, mejuffrouw, zei de organisator. Bovendien blijft het rustiger in onze winkels, en de goede verstandhouding van de manufacturiers groeit er nog door.

    De eerste morgen werd al voor drieduizend gulden verkocht. Dat viel mee. Maar er zijn goederen ter waarde van een halve ton. De cliënten kunnen dus nog voort. Ondergoederen en coupons gaan het beste. Er is een speciale lappen-étalage gemaakt op het toneel en zelden zagen winkelende vrouwtjes zulk een brillante scène, wat malen zij om Shakespeare of om de opera Faust als het om lappen gaat?

    De winkeliers stonden eerst voor een moeilijkheid, want de wet laat zulk een opruiming niet toe. Twee winkeliers stemden er echter in toe hun zaak tijdelijk te sluiten: een briefje naar de Kamer van Koophandel, en toen kon dit magazijn „De Sociëteit” worden geopend. Wet is wet, al begrijpt ieder dat niet direct. — En de klanten komen toch wel „achteromme” — zullen ze gedacht hebben. Want het mes snijdt van twee kanten. De gewone winkelverkoop bij de deelnemers gaat immers door.

    Politie pakte in

    De inpaktafel was eerst te slecht bezet. Maar de politie pakte mee aan, en twee uur lang stond de Hermandad onderjurkjes en baby-goed in te pakken. Twee speciale autobussen kwamen er ook al op af, nl. een paar damesclubs uit Groenlo en Dinxperlo. Zij wierpen zich met de anderen op de grote voorraden, die op lange tafels waren uitgestald. Klanten en winkeliers hadden er allen pleizier in. De concurrenten kwamen nog nader tot elkaar. — Jan, riep een hunner, — ik heb weer een lap van jou verkocht. Urenlang stonden de dames in de coupons te „graven”. Eenmaal raakte een lap japonstof van vier meter helemaal in de knoop, en de verkoper moest hem weer ontwarren, het was of de dames op zoek naar een goudschat waren.

    Grote belangstelling

    In vakkringen heeft men grote belangstelling voor de proef. De vakgroep volgt de resultaten nauwgezet, evenals de winkeliersbonden. De Bond van Detailhandelaren zond een telegram, waarin succes werd toegewenst. Een groot aantal gegadigden trachtte langs andere wegen binnen te komen, en zelfs deden een paar dames een run op de biljartzaal, om zodoende de beide verkooplocaliteiten te bereiken. Ook stond er een groepje in een zaal waar alleen maar kasten met zilveren bekers en medailles te vinden waren. Dit waren echter de prijzen van de club „Alles of Dalles”. De vrouwtjes waren in de kegelzaal beland en werden later weer in de file buiten, gezet.

    De deelnemende winkeliers controleerden voor de aanvang zelf de prijzen. Dit moesten opruimingsprijzen zijn. Maar met de meeste goederen was dat ook in orde. Er gingen vloerkleden weg voor twintig gulden die honderd hadden gekost en een paar mantels voor vijftien gulden die eerst voor tachtig in de étalages hadden gestaan. Doch dit waren uitzonderingen. Gemiddeld echter lagen de prijzen dertig procent lager dan tevoren. De cliënten konden niet zien van welke winkelier ze eigenlijk hadden gekocht, want de goederen droegen slechts een nummer. het deed niet ter zake: als het maar goedkoop was en naar de zin.

    Originele zet

    De Aaltense winkeliers hebben met deze gemeenschappelijke uitverkoop wel een originele zet gedaan. Het publiek was er gevoelig voor. Het vond dat nieuwe systeem wel aardig, en toonde dat door een grote belangstelling. Het gebouw draagt de naam: “Vereniging ter Bevordering van Gezellig Verkeer”. Nu, gezellig was het er. Zelfs buiten stonden nieuwsgierigen naar dit typische magazijn met het bordje „Volledige Vergunning” te kijken. In de omgeving was zelfs de luidspreker te horen die vermaande: „Dames en heren, doe nu vlug uw keus. Want u moet direct de zaal veriaten. Een andere groep staat weer te wachten. Maar verzuim niet nog even naar de afdeling confectie te gaan. Daar zijn reuzekoopjes bij.”

  • Beroering in Aalten

    Beroering in Aalten

    Dagblad Tubantia, 6 januari 1950

    Duitse arbeidsters kregen een pond koffie voor de Kerst, Nederlands personeel ontving later een riks…

    Meisjes aan het werk bij Driessen, Hofstraat, Aalten
    Meisjes aan het werk bij textielfabriek Driessen, Hofstraat. Foto ter illustratie.

    Was onlangs een der Duitse meisjes, werkzaam in een textielfabriek te Aalten, oorzaak van een opzienbarend incident (zij bekladde de Nederlandse vlag met een hakenkruis), thans zijn opnieuw Duitse textielarbeidsters in Aalten aanleiding geweest tot een voorval dat in het rustige dorp nogal beroering heeft gewekt, daar er twee textielfabrieken mee gemoeid waren.

    Bij een textielfabriek in de Dijkstraat zijn 16 Duitse meisjes werkzaam. Tegen Kerstmis gingen zij peinzen over een verrassing waarmee zij haar familieleden over de grens zouden kunnen dienen. Koffie moest het worden, was de algemene opinie!

    De Duitse meisjes namen een personeelslid uit Aalten in de arm en die wist er wel een mouw aan te passen. Hij ging op zijn beurt naar een zakenman, die in staat en bereid bleek om 16 pond koffie te leveren, voor ieder der Duitse meisjes één pond. ’s Avonds gingen de meisjes opgewekt met hun koffie per bus naar huis. In diezelfde bus zaten evenwel ook 19 arbeidsters van een textielfabriek uit de Hofstraat.

    Begrijpelijkerwijs waren die er maar matig over te spreken dat haar vriendinnen wel en zij geen koffie voor „Weihnachten” konden meenemen naar huis. Prompt kwam de volgende dag de kwestie ter sprake bij de directie in de Hofstraat. En die meende weinig ander te kunnen doen dan ieder van haar Duitse arbeidsters ook een pond koffie te beloven. En de 19 ponden koffie kwamen er inderdaad.

    Maar daarmee waren de moeilijkheden nog niet ten einde! Want het Nederlandse personeel was iets over het Kerstgeschenk ter ore gekomen en dat ging nu ook koffie eisen. Koffie immers is een artikel dat de laatste tijd ook hier te lande maar zeer schaars te verkrijgen is. De directie van de fabriek in de Hofstraat herstelde de bedrijfsvrede door elk personeelslid een gratificatie van ƒ 2,50 te geven. En daarmee leek het hele geval van de baan te zijn.

    Nu er echter zoveel personen bij betrokken blijven, kon het haast niet anders of ook de politie en C.C.D. moesten van het geval horen. Laatstgenoemde instantie heeft inmiddels een onderzoek ingesteld, dat bij de directie van de textielfabriek aan de Hofstraat reeds leidde tot een proces-verbaal. Daar kwam een tweede proces-verbaal bij wegens het verstrekken van een gratificatie zonder toestemming van het college van Rijksbemiddelaars. Ook tegen de betrokken winkelier is inmiddels proces-verbaal opgemaakt.

    Dat de Duitse meisjes de koffie hebben kunnen uitvoeren, is, naar wij vernemen, hieraan toe te schrijven, dat de Ned. douane in strijd met gegeven orders de koffie liet passeren, men zou in de veronderstelling hebben verkeerd dat die vrij mocht worden uitgevoerd voor zover zij een waarde had beneden ƒ 15,—. De Duitse douane had de Duitse meisjes reeds toegezegd in verband met het op handen zijnde Kerstfeest een uitzondering te zullen maken.

    Bron


    • Dagblad Tubantia, 6 januari 1950 (via Delpher)
  • Laffe daad

    Laffe daad

    Dagblad Tubantia, 08-09-1949
    Dagblad Tubantia, 8 september 1949
    Aaltensche Courant, 23-09-1949
    Aaltensche Courant, 23 september 1949
    Dagblad Tubantia, 10-12-1949
    Dagblad Tubantia, 10 december 1949
    Aaltensche Courant, 17-03-1950
    Aaltensche Courant, 17 maart 1950

  • ALMI (1949)

    ALMI (1949)

    Augustus-September 1949

    In augustus en september 1949 vond op het Smees de Aaltense Landbouw-, Middenstands- en Industrietentoonstelling (ALMI) plaats. Dit was, zeker in die tijd, een heel groot evenement in Aalten. Gedurende vijf dagen trok het 63.000 bezoekers. De landelijke pers werd uitgenodigd en ‘in stijl’, oftewel in klederdracht, ontvangen op het Aaltense station. Een journalist schreef daarna onderstaand verslag:

    Aalten vertoont op ALMI drie gezichten…

    Verzoening tussen oude en nieuwe vormen

    “Wi’j hadden geerne dat i’j es hierhen kwammen, dan kö ‘j es zeen, hoo of ’t er hier in ’t dorp en umgevinge hêer geet en uutzut.” , aldus luidde een uitnodiging, die ons uit Aalten bereikte. En om het nog aantrekkelijker te maken hadden ze op het briefje een Saksisch boerderijtje gedrukt, een van die lieflijke behuizingen, welke ons na elke vacantie weer met heimwee doen terugdenken aan de Achterhoek. Maar gezapig zijn ze d’r heus niet, bofój! En met peerd en kleedwagen zouden ze ons van de trein halen en hun allerliefste Jannökes zouden op klömpkes dansen op de markt. Wat doet een stedeling in zo’n geval? Hij gaat. Rijdt per spoor naar Aalten en stapt daar uit, statig als Sinterklaas. En hij gevoelt zich als Sinterklaas. Een, die weet dat hij welkom is en die zich toch enigszins opgelaten waant omdat hij er niet zeker van is of zijn aangeplakte baard wel recht zit.

    Ze hadden niet gepocht. Die van Aalten stonden in volle sterkte „de leu van de krante” op te wachten. Gelukkig begrepen we bijtijds, dat het méér ging om hun eigen plaatsgenoten dan om ons. Ze waren in plechtig zwart of appelgroen, motvrij of mottig, al naar de kwaliteit van de tuugkiste, waarin de spullen een halve eeuw geslapen hadden, geschaard om de paarden, de oude tentwagens, de kromme pijpen en de deerntjes, die we op die warme dag haar „zomerjurken” niet benijdden. Dat besef hergaf ons een gepaste professionele onbescheidenheid. En toen kwam de ALMI-commissie in volle staatsie op ons toe. Zwarte zijden petjes, laag boordje met zwarte strik, grappige geklede jassen, rechtaf gesneden bij de knieën, een nauwe broek die een speciale aankleedtechniek vereist en klompen aan het eind. Daartussen stond de scholtenboer, die het aan zijn stand verplicht is een hoge hoed-met-luchtgaatjes te dragen.

    Zij rookten allemaal dapper de kromme piepe en probeerden het pakje saffies in hun achterzak te vergeten. Ze dampten zich een tongblaar en spraken gemoedelijk dialect, dat wij als onderduiker tóch lekker hebben leren verstaan en zelfs spreken. En daar kwamen de deerns, witte klompen guitig trippelend onder het stemmige kleed, knipmutse op de permanent, een modern polshorloge netjes weggestopt onder de lange, zwarte mouw.

    Zie, tot op zekere hoogte was het een vertoning, tot op zekere hoogte ook niet. Aalten is natuurlijk modern. Het ontwikkelt een industrie, die er zijn mag maar die daar eigenlijk al tientallen jaren is vergroeid met land en volkskarakter. Alleen de oudere boeren en vrouwlui dragen nog pet en kistentuug, knipmutse en „kleed’ als ze zondags in de historische kerk een plaatsje uitzoeken rond de kansel. Maar tevens weet het jonge volk zich nog zó sterk verbonden met het streekeigene, met de folklore, met de rijke traditie, dat het gemakkelijk een stap achteruit kan doen en dan weer in de klompen terecht komt van hun vaders. Die pakken dragen ze met waardigheid.

    Es en fabrieksterrein, dat is, geloven we, ook de charme van het oude land der Saksen. De fabrieksschoorsteen behoeft er niet te detoneren. Soms zie je hem als een ijle vinger tegen de lucht, wanneer je wandelt over een es vol blonde rogge, welk cultuurlandschapje weer gevat is in een lijst van bos en houtwallen. Dit hoort zo. Als een boerengezin uit zijn keuken dreigt te groeien, moeten er uitwijkmogelijkheden zijn voor de jongens. Dat is de industrie, de nering.

    Het is er allemaal naar elkander toegegroeid, als gepatineerd door de traditie. Het industrialisatievraagstuk vertoont er niet de rauwe contour van elders, want de nijverheid: textiel, knopen, borstelmakerij, drukkerijen, is daar al sedert jaren gevestigd. Alleen heeft ze na de bevrijding een zoveel hogere vlucht genomen.

    De band, die hier boer, neringdoende en industrie omvat, komt treffend tot uiting in de ALMI, de grote Aaltense landbouw-, middenstands- en industrietentoonstelling, die op een terrein van 6 H.A. wordt ondergebracht; een project met welks verwezenlijking een slordige ton gemoeid is. Aha, zegt u, nu wordt ’t me duidelijk waarom ze die „leu van de krante” daarginder zo vriendelijk hebben ontvangen; waarom de deerntjes boerenpolka’s dansten met de kerels, op de weemoedige zuchten van Gartjan’s harmonica. Jaja, zo is het. Maar deze tentoonstelling is dan ook zozeer de moeite waard, dat je er een uurtje sporen en een wandeling van 10 minuten voor over kunt hebben.

    Het programma geven we aan het slot maar eerst nog wat over de sfeer, die de bezoeker daar wacht. Historie – In een olderwetse boerenkeuken zaten we op onze stoel letterlijk van spanning en plezier te rijden over de prachtige vloer met een mozaïek van veldkeien. Want Jan te Hoonte vertelde van de historie van Aalten en Bredevoort. Jan te Hoonte, smidsknecht-historicus. „Jongs” schudden we bewonderend het hoofd, „waor he’j ’t vandan?” „Van miene grötmoder”, antwoordde Jan fier, „En zi’j is taggentig ‘ewodden”. Jan is zelf 75, maar dat belet hem niet nog steeds de balg te trekken en een dofblozend ijzer pasklaar te hameren voor een paardezool. Ademloos hebben we aan zijn zwarte pandjes een woeste race door de eeuwen gemaakt en begrijpen nu, waarom de Koningin nog de titel van Vrouwe van Bredevoort kan voeren. Want deze veste heeft aan prins Maurits en Frederik Hendrik veel te danken.

    Greep uit de plannen

    Het is wel wat nuchter om te eindigen met de opsomming van een programma. Denk eraan: we geven de feiten. De sféér welke we hierboven trachtten te beelden, krijgt u bij een bezoek. En juist die sfeer is de oorzaak, dat het lokaalspoortje Arnhem-Aalten en vice-versa het volgende week wel eens druk zou kunnen krijgen. De ALMI wordt a.s. Dinsdag officieel geopend en sluit Zaterdagavond 3 September. In reusachtige tenten en hallen zetten de landbouw, de middenstand en de industrie hun beste beentje voor. Dinsdagmiddag streek een militair vliegtuig neer op een stoppelveld in de buurt, want de piloot had opdracht om nog een stand te komen afhuren voor de L.S.K.

    Deze expositie draagt geen zuiver plaatselijk karakter, wel vormt de locale nijverheid, de locale nering en de locale landbouw er het centrum van. Dinsdag en Woensdag vanaf 9 uur zullen er talloze koeien loeien en paarden hinneken. Want op beide dagen vinden keuringen plaats van roodbont, M.R.IJ, en Fries-Hollands vee. De eerste dag komen de koudbloeds met hun in een wrong opgestoken staartjes, Woensdag verschijnen de warmbloeds. En Woensdag is er ook een legerdag met parade en muziek van de beroemde band der huzaren van Boreel. Donderdag kunnen de toeschouwers genieten van een concours hippique en ’s avonds concerteert de kapel van de L.S.K. Vrijdag ronken de Motorkozakken (althans de motoren ronken) over het terrein en Zaterdag trekken ze de klompen uit, en voetbalschoenen aan. En het slot is een groot vuurwerk.

    Bron


    • Arnhemsche Courant, 27 augustus 1949 (via Delpher)
  • Na 35 jaar gestolen geld teruggezonden

    Na 35 jaar gestolen geld teruggezonden

    Zutphensch Dagblad, 2 juli 1949

    Berouw op het sterfbed

    35 Jaar geleden woonde in Aalten een meisje, Mina Rhebergen geheten1. Zij had een betrekking, waarin zij wekelijks een bepaald bedrag verdiende. Een deel hiervan bewaarde zij thuis in een potje, dat in de zogenaamde ‘glazen kast’ stond. Groot was echter haar schrik en teleurstelling, toen op zekere dag werd bemerkt, dat het geld verdwenen was. Het kon moeilijk anders: er moest sprake zijn van diefstal.

    Aangifte bij de politie volgde en ijverig gespeurd, doch de dief bleef onvindbaar. Inmiddels achtte men het steeds meer mogelijk, dat het geld op de een of andere wijze was zoekgeraakt. In ieder geval, Mina Rhebergen was ƒ 15 kwijt en kreeg ze niet terug. De tijd ging echter verder en het leed was spoedig vergeten. Mina Rhebergen stapte in het huwelijksbootje en werd mevrouw Breukelaar, wonende te Varsseveld.

    Afbeelding ter illustratie

    Aan het geld werd niet meer gedacht, totdat dezer dagen mevrouw Breukelaar ƒ 35 ontving, zijnde de ƒ 15 plus rente. Wat was namelijk het geval? Een familielid van mevr. Breukelaar, wonende te Aalten, kreeg enkele dagen geleden een brief van een weduwe uit een grote stad in het westen van het land. In dit schrijven, dat aangetekend was verzonden, berichtte de weduwe, dat haar man, meer dan 30 jaar geleden in Aalten uit het potje, dat in de glazen kast stond ƒ 15 had weggenomen, omdat hij toen in grote geldnood verkeerde.

    Op zijn ziekbed had de man zijn vrouw verteld, dat hij indertijd zich aan het geld van een ander had vergrepen en hij verzocht zijn vrouw de zaak weer in het reine te brengen, omdat hij zonder zijn misdaad te hebben goedgemaakt niet de eeuwigheid in wilde gaan.

    Bij de brief die niet was ondertekend, was ƒ 35 ingesloten. De man wist het adres van het meisje, dat hij had bestolen niet meer, doch kende alleen eender familieleden.

    1. Haar volledige naam luidde Wilhelmina Hendrika Rhebergen en zij woonde aan de Hogestraat 6 ↩︎
  • Familie Scholten met 12 kinderen naar Canada

    Familie Scholten met 12 kinderen naar Canada

    Boerengezin van veertien personen gaat er zijn geluk beproeven

    Het was 1949 en de familie Scholten, bestaande uit vader Hendrik Willem Scholten, moeder Grada Everdina Scholten-Kemink en hun twaalf (!) kinderen woonden op boerderij „Lankhof” in Barlo. Van de twaalf kinderen, zeven jongens en vijf meisjes, was de oudste 22 en de jongste 7 jaar oud.

    Zoon Roelof, geboren in 1940, vertelde in een interview in 2015 dat hij zich de nervositeit herinnerde die er tijdens de Tweede Wereldoorlog in de familie heerste. Het was een zeer gevaarlijke tijd. Ze verstopten ook mensen op zolder. Vaak kwamen de Duitsers controleren of ze iemand konden vinden. Als er ’s nachts bommen vielen, gingen ze allemaal naar de schuilkelder en beschermden zichzelf zo goed als ze konden.

    Na de oorlog rees bij het echtpaar Scholten de wens om hun geluk in Canada te zoeken, niet in de eerste plaats met het oog op hun eigen toekomst, maar vooral voor die van hun kinderen. Een belangrijke reden was de bevolkingsaanwas in Nederland; het land raakte vol!

    Ook in de Achterhoek was zowat alle grond al in cultuur gebracht. De oudste zoon kon het bedrijf van zijn vader voortzetten, zoals vroeger gebruikelijk was, maar de andere jongens konden geen eigen bedrijf beginnen, omdat daarvoor de landbouwgrond ontbrak. Als zij hun vleugels wilden uitslaan, moesten zij hun geluk dus elders beproeven.

    In 1949 besloot het gezin Scholten de sprong te wagen en te emigreren naar Canada. Hendrik Willem verhuurde het bedrijf in Barlo, want je kon nooit weten. Stel ze zouden heimwee krijgen, dan was het goed om niet alle schepen achter zich te verbranden.

    De lange reis

    In de nacht van zondag op maandag 7 maart 1949 vertrok het echtpaar Scholten uit Barlo met twaalf kinderen per trein naar Rotterdam. Het was het eerste deel van de lange reis die zij nog voor de boeg hadden. Bij de verhuizing namen ze een legertruck en een trailer mee. Daarop stonden drie houten containers met hun overige bezittingen.

    In de loop van de ochtend scheepten zij zich in op de „Prinses Beatrix”, de veerboot naar Harwich. Zij maakten deel uit van een gezelschap van 220 personen, afkomstig uit alle delen van het land. Het waren voornamelijk agrariërs met hun gezinnen, die aan de overzijde van de Atlantische Oceaan een nieuw leven gingen beginnen.

    Van Harwich reisden ze verder met de trein naar Londen, waar het ondernemende gezelschap overnachtte. Vervolgens ging het per schip naar Southampton om daar over te stappen op de „Aquitania”, een groot passagiersschip van de Cunard White Star Line.

    De „Aquitania” was een schip van 46.000 ton en was, na de „Queen-schepen”, eveneens van de Cunard White Star Line, het grootste schip ter wereld. Het kon 1500 passagiers vervoeren en de overtocht naar Halifax in Canada duurde ongeveer zes dagen. Het was het enige stoomschip ter wereld met vier schoorstenen. Een bijkomstige omstandigheid? Zeker niet! Er is een tijd geweest, dat emigranten per se met schepen met veel schoorstenen wilden varen. Sommige reisbureaus lieten de gegadigden foto’s zien, waarop op een schip een schoorsteen bijgemaakt was… Hoe meer schoorstenen, des te groter veiligheid, meenden de in het reizen onervaren emigranten.

    In elk geval zouden de 220 Nederlanders in de toeristenklasse, met slaapzaaltjes voor zes tot twaalf personen, een behoorlijke overtocht hebben. Vanaf Halifax zou de familie Scholten dan nog vijf dagen in de trein moeten zitten om via Medicine Hat en Lethbridge hun plaats van bestemming te bereiken: het plaatsje Picture Butte in de Canadese provincie Alberta.

    Bestemming bereikt

    Het gezin Scholten arriveerde op 18 maart per trein in Picture Butte. Het was erg koud. Bij aankomst leek het wel alsof alle 500 inwoners van het plaatsje aanwezig waren. Wellicht dachten ze dat de Derde Wereldoorlog begon, toen er een legertruck uit de treinwagon rolde. Ze vestigden zich in twee barakken net ten noorden van Picture Butte, op de boerderij van J.E. Lawlor.

    De omstandigheden in die barakken waren niet ideaal. Het was binnen net zo koud als buiten. In één van de barakken sliepen vader en moeder en daar was ook de keuken. De kinderen sliepen allemaal in de andere barak. Vader plaatste tweepersoonsbedden boven elkaar met ongeveer 60 centimeter ertussen. De meisjes sliepen aan de ene kant en de jongens aan de andere kant. Voorin was een kleedruimte.

    In het begin was het moeilijk. Het loon bedroeg ongeveer $0,25 per uur. Vader en moeder maakten zich in die jaren veel zorgen hoe ze genoeg eten konden kopen voor het gezin. Hoewel de plaatselijke supermarkten, Woodruff en Stella-Lacey, zeer behulpzaam waren. Ze konden daar op rekening kopen en soms kregen ze zelfs iets gratis. Maar in de winter was er heel weinig werk. De jongens gingen naar Burmis en werkten daar op de houtwerf. Ook al verdienden ze nauwelijks geld, ze hadden tenminste een plek om te verblijven, kleding en eten.

    Ongeveer drie jaar na aankomst in Canada verhuisde de familie Scholten naar een andere boerderij, net ten oosten van Picture Butte. Daar bleven ze een jaar en verbouwden er bieten. Toen kocht Hendrik Willem in 1953 een boerderij, ongeveer zeven kilometer van Picture Butte, met ongeveer 130 hectare land. Roelof ging in Picture Butte naar school en hielp daarnaast zijn vader op de boerderij. Sommige van zijn broers werden ook boer, en sommigen kozen voor een ander beroep. Twee werden leraar en verhuisden naar een ander deel van Alberta. Roelof bleef op de boerderij van zijn ouders en hielp zijn vader bij het boerenwerk.

    Hendrik Willem Scholten overleed in 1965 aan een longontsteking. Grada Everdina overleed in 1987, op de respectabele leeftijd van 89 jaar.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen


  • Van rioolwater tot compost

    Van rioolwater tot compost

    De Graafschapper, 23 juni 1948

    De zuiveringsinstallatie te Aalten

    Misschien is bij U wel eens de gedachte opgekomen: Waar blijft het afvalwater, nadat het in de gootsteen is terecht gekomen en vandaar in de riool? Deze vraag is ook bij ons opgekomen en om onze en misschien ook Uw nieuwsgierigheid te bevredigen, brachten wij een bezoek aan het gemeentelijk reinigingsbedrijf te Aalten.

    Wij hadden echter buiten de waard, in dit geval buiten de voorschriften gerekend, want toen wij ons daar vervoegden, bleek dat wij niet naar binnen mochten zonder schriftelijke toestemming. Maar ook dat kwam in orde na een paar bezoeken aan het bureau van Gemeentewerken, waar wij tenslotte een gewichtig uitziende „Machtiging” kregen, zodat wij nu toestemming hadden om dit zwaar afgegrendelde gebied te betreden.

    Het rioolwater stroomt binnen in een paar grote bezinkingsbakken, waar men het zwaarste vuil laat bezinken, dit laat men drogen en kan dan als compost, meststof worden gebruikt.

    In het overblijvende bevindt zich nog het zwevende vuil, dat naar een grote kelder gaat. Deze kan 40 kubieke meter bevatten. Wanneer het water een bepaalde hoogte bereikt heeft, wordt automatisch een pomp ingeschakeld, die het water naar de voorreiniger voert. Naarmate er meer of minder aanvoer is worden er een, twee of drie pompen ingeschakeld. Normaal is de kelder van 40 kub. m. in een kwartier vol. Gemiddeld heeft men tot ongeveer drie uur de meest aanvoer. Na die tijd wordt het minder.

    In de voorreiniger – deze bestaat uit een stel putten, die, evenals alle andere bakken, 8.60 meter diep zijn –, laat men de vaste stoffen bezinken.

    Vanuit de voorreiniger wordt het naar de eigenlijke reiniger, welke bestaat uit 8 bakken. Het water moet dan vanuit het ene stel bakken in het andere stromen. Op de scheidingslijn bevindt zich een stel borstels, die zuurstof in het water slaan. Dit is het eigenlijke principe van de reiniging. Wanneer er hier dan nog meer dan 20% slib inzit wordt een aftapkraan in werking gesteld, die het ingedikte slib terugvoert.

    Het water is dan van vuil gereinigd en wordt verder afgevoerd naar de beek.

    Het eindproduct

    De afvalstoffen, die inmiddels zijn bezonken in de voorreiniger, worden ongeveer 1 keer in de week afgevoerd naar de rottingskelder. Hier laat men het ongeveer een maand in, waardoor het flink gaat rotten. Het water, dat er eventueel nog in kleine hoeveelheden in aanwezig is, wordt teruggevoerd naar de kelder. Wanneer het goed is doorgerot gaat het naar de droogvelden. Dit zijn grote bakken, waarin men telkens een niet al te dikke laag laat. Onder in deze bakken bevindt zich zand, daaronder een dikke laag puin. Hieronder bevindt zich een buizenstelsel, dat het water, dat er nog uitzakt, wegvoert naar de kelder.

    Wanneer het na een tijd, – deze tijd hangt af van de dikte van de laag en het weer – totaal droog is, heeft men het eindproduct. Een eindproduct, dat als meststof grote waarde heeft. Ter vergelijking met oude stalmest geven wij hier de volgende percentages:

    CompostOude stalmest
    Organische stof1015
    Water4279
    Minerale ballast486
    Stikstof (N)0.850.6
    Fosforzuur (P2O5)1.20.3
    Kali (K2O)0.55

    Deze compost moet men dan ook niet verwarren met de stadscompost, zoals die hier ook wel bekend is en die bestaat uit enigszins gereinigd stadsvuil.

    Deze reinigingsinstallatie bestaat nu ongeveer 10 jaar. Zij behoort tot een van de allermodernste. Dit blijkt wel wanneer men het bezoekersboek doorbladert, daarin vindt men de namen van burgemeesters, wethouders, enz. van gemeenten, die in Aalten hun licht eens kwamen opsteken over een moderne reinigingsinstallatie.

  • Bredevoort, pandstad der Oranjes

    Bredevoort, pandstad der Oranjes

    De Graafschapper, 7 juni 1948

    Bij zijn bezoek aan Oost-Gelderland de volgende week zal Prins Bernhard ook de oude veste Bredevoort bezoeken. Bredevoort is sinds Frederik Hendrik het voor de Staten veroverde een pandstad van het Huis van Oranje en de tegenwoordige Oranjes voeren nog altijd de titel Heer van Bredevoort. In verband daarmee bezochten wij een dezer dagen Bredevoort, waar wij een onderhoud hadden met een van de geschiedkenners van Bredevoort, die ons interessante bijzonderheden over het verleden van dit oude stadje vertelde.

    Van de alleroudste geschiedenis van Bredevoort is weinig bekend. Het was van oudsher een bezitting van de Heren van Anholt. Waarschijnlijk is, dat er ongeveer in de 14e eeuw een kerk is gesticht bij het kasteel, dat waarschijnlijk reeds van heel oude datum was. De streek was armoedig, hoe kon het ook anders, want geregeld trokken benden zwervende soldaten rovend en plunderend heen en weer, waarvan de weerloze bewoners van het platteland het meest hadden te lijden. Gedurende de 80-jarige oorlog, voor het 12-jarig bestand kon het zelfs voorkomen dat de bewoners van Winterswijk binnen de Bredevoortse wallen zich in veiligheid moesten brengen.

    De verovering door prins Maurits

    In 1598 sloeg Prins Maurits het beleg voor Bredevoort en na een beleg nam hij het ook in, maar voor zijn aldus verkregen vrijheid moest Bredevoort een zware tol betalen, want de hele stad, behalve het Slot, dat stond op de plaats waar nu de Herv. school staat, brandde af. Voor de Kerk, die toen ook geheel afbrandde, bouwde men de Kerk, die nu nog altijd in Bredevoort staat. Een bijzonderheid van deze Kerk is, dat de toren, in tegenstelling tot die van andere Kerken niet naast de Kerk, maar op de Kerk is gebouwd en geheel rust op een eikenhouten voet. Bij de thans op handen zijnde kerkrestauratie zal men hiervoor in de plaats beton aanbrengen. De historische waarde van deze Kerk blijkt ook wel uit het feit, dat de Kerk is opgenomen in Monumentenzorg, zodat deze instelling ook zal bijdragen in de kosten van restauratie.

    Ook Frederik Hendrik verovert Bredevoort

    Omstreeks 1600 wisselde Bredevoort weer van eigenaar, de Spanjaarden namen opnieuw bezit van de vesting. Voor hen was Bredevoort niet anders dan een rovershol, van waaruit zij deze streken terroriseerden. Deze toestand duurde tot 1627, toen de Staten aan Frederik Hendrik opdracht gaven om Bredevoort opnieuw te veroveren. Hij kweet zich op z’n manier van zijn taak, dat de Staten, als waardering voor zijn bewezen diensten, hem de Heerlijkheid Bredevoort in privé bezit gaven. Van toen af hebben de Oranjes steeds de titel Heer van Bredevoort gevoerd.

    Hier ligt ook de verklaring, waarom Oost-Gelderland, met name Winterswijk, Aalten en Dinxperlo, met zo’n hap in Duitsland ligt. Dit gebied behoorde namelijk in zijn geheel tot de Heerlijkheid Bredevoort en kwam dus met de verovering van Bredevoort aan de Oranjes en daarmee in Nederlands bezit.

    Men kan zich afvragen, waarom Frederik Hendrik niet ook Anholt, dat toch ook in verband stond tot Bredevoort, veroverde, maar de verklaring ligt hierin, dat de Heren van Anholt verwant waren aan de Oranjes, en waarschijnlijk dat hij hen daarom heeft gespaard.

    Heerlijke rechten

    Door het bezit van Bredevoort kregen de Oranjes hier Heerlijke Rechten, zoals het maalrecht. Dit wil zeggen, dat in de Heerlijkheid Bredevoort niet anders gemalen mocht worden dan op de molen te Bredevoort, de watermolen op de Pol te Aalten en de watermolen bij den Helder te Winterswijk. Over het maalrecht is bekend dat in 1868 nog een door Frederik zelf getekend officieel huurcontract in bezit van de Familie Heusinkveld te Bredevoort was, waarin hen het recht werd toegekend om van geslacht op geslacht de molen te Bredevoort te mogen huren. Het is jammer dat dit huurcontract zoek geraakt is.

    Vanzelfsprekend waren ook andere Oranjes Heer van Bredevoort. Bekende rentmeesters kwamen voort uit de ook thans nog bekende familie Roelvink, waarvan ook sommige leden later Burgemeester van Aalten zijn geweest.

    Willem V in Bredevoort

    Van Stadhouder Willem V is bekend dat hij ook eens een bezoek aan Bredevoort heeft gebracht. In de Notulenboeken van de Ned. Herv. Kerk staat vermeld, dat hij een paar Gouden Rijders heeft geschonken voor de armen van Bredevoort.

    De Franse tijd

    In de Franse tijd is alles verkocht, wat tot de Heerlijkheid behoorde. Van toen af dateert het grootgrondbezit, zoals men het nog heden ten dage b.v. onder Winterswijk kent. Hele streken werden toen voor soms slechts enkele gulden verkocht. Sommige van de nieuwe eigenaars kwamen met het nieuw verworven bezit in verlegenheid doordat zij niet in staat waren om alles te bewerken, zodat zij maar bos plantten, zodat nu nog grote streken bos onder Winterswijk van die tijd dateren, wat klopt, als men weet dat het meeste Winterswijkse bos ongeveer 150 jaar oud is. Na de Franse tijd hebben de Oranjes deze streken nooit teruggekregen, zodat zij na die tijd alleen maar de titel gevoerd hebben.

    Officiële bezoeken schijnen de Oranjes na die tijd niet meer afgelegd te hebben in Bredevoort, waarschijnlijk omdat Bredevoort betrekkelijk arm is aan historische gebouwen en instellingen. Dat de banden echter nooit geheel verbroken zijn, bleek nog in 1900 toen H. M. Koningin Wilhelmina bij de restauratie van de Kerk in Bredevoort ƒ 100.— voor dat doel beschikbaar stelde.

    Z.K.H. Prins Bernhard in Oost-Gelderland

    Weer vloog gisteren de laatste dag van het bezoek van Z.K.H. Prins Bernhard aan Oost-Gelderland de open Cadillac van de Prins onder de stralende zomerzon dooreen van de natuurrijkste delen van ons land, langs rijpend graan, bezige boeren, juichende en zingende schoolkinderen, een enthousiaste bevolking; weer klonk vele malen het Wilhelmus en stak de Prins talloze malen met een Innemende glimlach op zijn gebruinde gelaat als groet de hand op; weer werd het een ware triomftocht.

    Deze derde dag vertrok Z.K.H. vanuit Ruurlo, waarna hij tegen kwart voor negen in Zieuwent arriveerde bij de uit het jaar 1737 daterende boerderij van boer Weelink. Nadat de Prins gedurende korte tijd het bedrijf bezichtigd had, ging het in tempo naar Harreveld, waar bij het R.K. Opvoedingsgesticht een in spanning afwachtende jonge schare stond opgesteld; omstuwd door honderden pupillen van het Gesticht, werd Z.K.H. ontvangen en toegesproken door de voorzitter van het Gestichtsbestuur.

    Lichtenvoorde bereidde Z.K.H. een grootse ontvangst; vele duizenden, ook hier weer gesierd met de nationale kleuren, zagen de stoet in de duizendjarige stad arriveren, voorafgegaan dooreen tiental motorrijders van de plaatselijke Motorclub. Voor de R.K. pastorie stapte de Prins uit. In de Pastorie luisterde de Prins ongeveer een kwartier naar de Pastoor-Deken van Groenlo, die een referaat hield over het Rooms-Katholiek geestelijk leven in Oost-Gelderland.

    Weer voorafgegaan door de Lichtenvoordse motorridders, verliet de stoet het oude stadje. Aan de grens van de gemeente Aalten, nam burgemeester E. S. van Veen naast de Prins plaats en ging het naar Bredevoort, de oude pandstad van het Huis van Oranje; slechts enkele ogenblikken stopte de Prins hier, waar hij zich even onderhield met bakker Helmink.

    Bronnen


    • De Graafschapper, 7 juni 1948 (Delpher)
    • De Graafschapper, 11 juni 1948 (Delpher)
  • Teruggekeerd uit Nederlands Indië

    Teruggekeerd uit Nederlands Indië

    Aaltensche Courant, 21 mei 1948

    Twee neven ontmoeten elkaar op de boot, na elkaar 13 jaar niet gezien te hebben

    Grote vreugde heerste Woensdag in de gezinnen Neerhof en Lievers, toen hun zoons na respectievelijk 13 en 2½ jaar diensttijd in het Verre Oosten weer behouden en gezond huiswaarts keerden. Meibomen en groen, wapperende vlaggen, alles duidde op een blijde terugkomst. Wij smaakten het genoegen van beide jongens enige bijzonderheden te mogen vernemen.

    Henk Neerhof

    Als eerste laten we aan het woord soldaat H. Neerhof, K.N.I.L. We troffen Henk temidden van familieleden en vrienden, en op ons verzoek om iets over zijn belevenissen te willen vertellen, kregen we het volgende te horen:

    „Na mijn opleiding in Nijmegen vertrok ik in augustus 1935 naar Indië, met bestemming Bandoeng. Tot de Japanse invasie heb ik hier steeds in garnizoen gelegen. Na een harde strijd werd ik met vele anderen krijgsgevangen gemaakt en overgebracht naar het bekende strafkamp te Tjilatjap. Hier leerden we de Japanners kennen als een kruiperig, onderdanig volk, bruut en sadistisch in hun optreden, doch ook dodelijk beangst voor hun meerderen.

    Na deze kamptijd werden we overgebracht naar Thailand en hier begon de lijdensweg, het werken aan de „dodenlijn”, de Burma-spoorweg, dat 1½ jaar duurde. Van hier werd ik naar Japan gebracht, waar ik op het eiland Kioesjoe twee jaar als mijnwerker in de steenkolenmijnen doorbracht. Dat ook deze tijd verre van rooskleurig was, valt licht te begrijpen.

    Daar maakte ik tenslotte in 1945 de bevrijding mee, een bevrijding, die ik nooit meer vergeet. Het waren de Amerikanen, die ons uit alle ellende verlosten. Met onze uitgeputte lichamen hebben we gesprongen en gedanst. Amerikanen, toffe jongens! Het was gewoon enerverend.

    Met een Amerikaans vliegtuigmoederschip werd iedereen overgebracht naar Nagasaki, de stad die enige tijd tevoren door de atoombom was getroffen. De uitwerking hiervan is vreselijk geweest, alles was nagenoeg verdwenen, het was een verschroeid overblijfsel van een stad, bedekt met een dikke laag as. Van hieruit werd ik tenslotte naar Balikpapan geëxpedieerd, waar ik een goede tijd heb gehad. Hier werd ik weer bij een normale compagnie ingelijfd.

    En nu ben ik weer thuis, met een verlof van een half jaar. Ik stond werkelijk vreemd tegenover alles hier, het is zo klein en bekrompen, je moet eerst weer echt wennen. Ik ben blij weer thuis te zijn. De feestelijke ontvangst, alles versierd en een serenade van de A.O.V., het was prachtig.”

    Henk vertelde tenslotte nog, dat hij wederom naar Indië terugkeert. We wensen hem dan ook een heel prettige verloftijd toe en voor straks een goede vaart en een behouden aankomst in Indië.

    Jan Lievers

    Als tweede uit Indië terugkerende mochten we begroeten soldaat 1e klas Jan Lievers. Jan vertrok in October 1945 als vrijwilliger naar Indië, en was ingedeeld bij I-8-R.I. Na een opleiding in Ermelo kwam Jan via Engeland op Malakka terecht, daar de eerste Nederlandse troepen toen Indische bodem nog niet mochten betreden. Gelegerd in een oude rubberplantage te Lubok Kiab werd hier een zware jungle-training doorgemaakt.

    Eind Februari 1946 werd te Batavia voet aan wal gezet, de eerste Nederlandse brigade die in Indië aankwam. Na dienst te hebben verricht in en om Batavia werd vanuit Padang deelgenomen aan de politionele actie.

    Jan wist ons veel te vertellen over de schoonheid en pracht van ons Indië, hiermee alleen al zou een boekwerk te vullen zijn. Hij kwam veel in contact met de inlandse bevolking, die onze jongens over het algemeen zeer goed gezind was. „Ik vind het een voorrecht dat ik dit alles mocht meemaken”, zeide Jan, „aan mijn diensttijd zal ik altijd een prettige herinnering bewaren”.

    Buiten de blijde intocht in Aalten, was Jan vooral getroffen door de bijzondere ontvangst die de terugkerende soldaten in IJmuiden en Amsterdam ten deel viel. Duizenden mensen waren hier op de been, het was groots. „Ik ben natuurlijk erg blij weer thuis te zijn het wordt nu zaak weer zo gauw mogelijk aan de slag te komen”. Ook Jan wensen wij het allerbeste toe en veel geluk in de toekomst.

    Terugkeer uit de Oost

    De Graafschapper, 5 juli 1948

    Zaterdag kwamen onze plaatsgenoten de OVW-ers Stronks, Haart 10 en Weevers, 1ste Broekdijk terug uit Indië Ook kwam terug de heer Neerhof, Trompstraat. Hij verbleef 13 jaar in de tropen. Bij zijn terugkeer bracht de A.O.V. een serenade. In ons blad van morgen hopen wij hier nader op terug te komen.

    Na 13 jaar weer thuis

    De Graafschapper, 6 juli 1948

    In 1935 vertrokken de gebroeders H. en J.H. Neerhof als leden van het KNIL naar Indië. Thans na 13 jaar zijn beiden weer behouden thuisgekeerd. Vanwege deze bijzondere gebeurtenis hebben wij hen een bezoek gebracht om hen geluk te wensen met hun behouden terugkeer. Het bleek dat beiden tot 1942 een rustig en goed leven hadden geleid.

    Toen de oorlog uitbrak kwamen beiden in krijgsgevangenschap. Beiden kwamen terecht aan de zg. Dodenbaan, de spoorlijn van Thailand naar Indo-China. De een aan de ene kant en de andere aan de andere kant. Zij waren echter nooit in de gelegenheid geweest elkaar daar te spreken. J.H. Neerhof ging hierna naar Indo-China waar hij tot het eind van de oorlog bleef. Hij was vol lof over de behandeling, die hij daar van de Fransen had ondervonden.

    H. Neerhof werd van Thailand overgebracht naar Japan, waar hij aan het werk kwam in de steenkoolmijnen van Kiusju. Na de capitulatie werd hij over Nagasaki, waar hij de verwoesting zag, die door de atoombom was aangericht, naar de Philippijnen overgebracht. In Manilla verbleef hij 2 maanden in quarantaine bij de Amerikanen. Daarna ging het weer naar Indië terug, waar ook zijn broer inmiddels was teruggekeerd.

    Op 23 April ontmoetten zij elkaar weer in Batavia voor het eerst na 13 jaar. Ongeveer 6 weken geleden kwam H. Neerhof thuis en Zaterdag J.H. Neerhof. Beiden verklaarden zeer getroffen te zijn door de thuiskomst die men hun hier had bereid. Een reuze thuiskomst, zoals ze meermalen verklaarden.

    Bronnen


  • Weer een exodus van Achterhoekse emigranten

    Weer een exodus van Achterhoekse emigranten

    De Graafschapper, 29 april 1948

    Aan de Exodus van Hollandse emigranten naar Canada schijnt voorlopig nog geen einde te komen. Al deze mensen worden hier uit hun enge begrenzing geperst en opgeslokt door het grote land aan de overzijde van de Oceaan, met zijn geweldige oppervlakte, voor wie deze bevolkingsaanwas niet meer dan een druppel in een emmer betekent.

    Het is een sterk geloof in een goede toekomst en een onverwoestbaar enthousiasme voor Canada met zijn enorme mogelijkheden, dat het vertrek van deze Hollandse boeren stimuleert. Maar het is ook de geest van hun voorvaderen, de pioniers van het Oosten en het Westen, die in deze stoere werkers van polderland en akker voort leeft en waarin het ware trekkersbloed van de Hollander zich niet verloochent.

    Afscheid nemen

    Telkenmale als er een schip met emigranten vertrekt en wij van dit vertrek getuige zijn, moeten wij denken aan het bekende gezegde: „Afscheid nemen is een weinig sterven.” Want voor de meesten van deze emigranten betekent dit vertrek een afscheid voor altijd van het land waar hun wieg eens gestaan heeft. En daar het niet het slechtste deel van ons volk is dat emigreert, voelt men het vertrek als een verlies.

    Heel wat hartroerende tonelen spelen zich dikwijls hierbij af. Wenende moeders die zich slechts met moeite van hun zoons, kunnen losscheuren, wanneer deze zich moeten inschepen, maar ook vaders die met tranen in de ogen afscheid nemen van hun kinderen, terwijl de overige familieleden zich meestal slechts met moeite kunnen bedwingen. Dit is geen overdreven sentimentaliteit. Het is veeleer een demonstratie van aanhankelijkheid welke aan echtheid niets te wensen overlaat.

    Ditmaal is het de „Tabinta” van de Mij. Nederland, die een groot contingent emigranten naar Canada zal brengen. Het is de tweede afvaart in een maand naar Canada, wel een bewijs, dat er schot begint te komen in het uitvoeren van de emigratieplannen. Dit jaar hoopt men 10.000 mensen met de „Kota Inten” en de „Tabinta” naar Canada te brengen en het volgend jaar wil men dit aantal zelfs verdubbelen.

    Het is vandaag een bijzondere mooie dag voor de afvaart. Uit alle delen van het land zijn de emigranten naar Rotterdam gekomen en ook de Achterhoek is weer vertegenwoordigd.

    Mensen

    Hendrik Winkelhorst uit Aalten wil de grote stap wagen en in Canada een bestaansmogelijkheid zoeken. Z’n vrouw Grada gaat natuurlijk mee, evenals de drie kinderen: Willemien, Arie en Wim. Hun bestemming is Ontario en zij komen op een gemengd bedrijf van 50 H.A. Hendrik heeft zijn broer, waar hij de laatste tijd als chauffeur werkzaam was in de steek gelaten en hij hoopt z’n wagen daar voor een tractor te verwisselen. Hier in Holland werd het hem te eng. Te veel ambtenarij. In Canada zal het wel beter gaan, meent hij. Hij zal z’n familieleden schrijven als het hem goed gaat, maar ook als het hem slecht gaat. Hij is echter vol goede moed. Wat anderen lukt, zal ook hem wel lukken.

    De 22-jarige Albert te Winkel uit Barlo komt ons vrolijk lachend tegemoet. Hij is niet het minst onder de indruk van dit vertrek. De boerderij Oosterink in Barlo zal het nu wel zonder hem moeten stellen. Hij heeft daar niet minder dan 4½ jaar gewerkt. Hij weet dus wel van aanpakken, trouwens hij is een van de tien thuis en dan leer je dat al vroeg, vertelt hij. Hij weet nog niet bij welke boer hij daar te werk zal worden gesteld. Wel weet hij de plaats van bestemming en dat is West Meath, in Ontario. Hij vertelt ons voorts, dat hij in Canada wel een vrouw zal zoeken. Hij meent, dat er daar genoeg zijn. We wensen hem hiermede veel succes.

    Smid Klein Nibbelink uit Bredevoort heeft vandaag z’n smederij in de steek gelaten – om z’n zoon Hendrik uitgeleide te doen. Hendrik is reeds op het schip, doch zijn vader vertelt ons dat Hendrik 24 jaar oud is en in Bredevoort een eigen bedrijfje had. Hendrik zag hier echter weinig toekomst, maar hoopt die te vinden in Duchess in Alberta. Hendrik is nog niet getrouwd, dus hij heeft alleen maar voor zichzelf te zorgen. Vader Nibbelink gelooft wel dat hij daarin zal slagen.

    Jan Hendrik Geurkink van de Krosenbrink in Miste, is de Benjamin van de Achterhoekers. Hij is pas 18 jaar, heeft thuis op de boerderij gewerkt en de landbouwschool gevolgd. Het wordt hem hier te benauwd en hoewel hij nog erg jong is, wil hij het toch proberen in Canada. Z’n zuster is er nog niet zo zeker van dat dit zal lukken, maar in dit geval kan hij altijd nog terug komen, zegt ze. Bovendien komt Jan Geurkink op dezelfde boerderij als Hendrik Klein Nibbelink. Daar is werk genoeg voor hen beiden, want het is een gemengd bedrijf van 285 H.A. Ze vinden het prettig om samen te gaan.

    Er is ook nog een Aaltense onderduiker op de boot. Het is Maarten Schinkelshoek uit Rotterdam, die in Aalten geruime tijd was ondergedoken op de boerderij van de Wed. Luiten, „’t Olde Mulder”. Hij heeft daar veel geleerd en wil dat in Canada in de practijk brengen. Hij heeft reeds vriendschap gesloten met de andere Aaltense jongens. Ze kunnen het met hun drieën best vinden.

    Vaarwel!!

    Omstreeks 5 uur blaast de „Tabinta” voor de derde keer op z’n stoomfluit. Dit is het sein tot vertrek. Wanneer het schip zich van de kade losmaakt wordt het Wilhelmus gespeeld. Zoals altijd weer een plechtig en ontroerend moment, dat de emigranten niet licht zullen vergeten. Langzaam wordt de afstand tussen het schip en de achterblijvenden groter, totdat het voorgoed uit het gezicht verdwijnt. Daar gaan ze, de voor hun onbekende verten tegemoet. Onze beste wensen vergezellen hen hierbij.

    Onze streek heeft ook vandaag wederom zijn tol aan de emigratie betaald. Nog verscheidene andere Achterhoekers zijn met de Tabinta naar Canada vertrokken, doch ’t was ons niet mogelijk met allen een persoonlijk onderhoud te hebben, terwijl wij ook niet de beschikking hadden over de namen van alle Achterhoekse emigranten.

    Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!

    Bron

    • De Graafschapper, 29 april 1948 (via Delpher)
  • Twee Aaltense jongens op zoek naar fortuin

    Twee Aaltense jongens op zoek naar fortuin

    De Graafschapper, 30 maart 1948

    Enige maanden geleden werkte Johan Hoftiezer uit de Aaltense Heurne nog in de Noord-Oostpolder en omstreeks die tijd molk z’n neef Jan Hoftiezer, eveneens uit de Heurne, nog rustig de koeien van boer Westerveld uit IJzerlo. Thans bekijken deze beide Aaltense jongens de wit-zwarte lijnen van de „Nieuw-Amsterdam”, het vlaggeschip van de Holland-Amerika Lijn, dat hen naar Amerika zal brengen. Ter gelegenheid van hun vertrek zijn de beide families Hoftiezer van „Meirika” en „’t Oude Hondorp” j.l. vrijdag per bus van Aalten naar Rotterdam gekomen, om Johan en Jan uitgeleide te doen.

    Zij staan nog een beetje onwennig op de Wilhelminakade, verwonderd over de geweldige afmetingen van dit trotse zeekasteel, dat hun beide verwanten straks naar de overzijde van de oceaan zal brengen, naar Amerika, het land van de onbegrensde mogelijkheden. Met de hand boven het hoofd turen zij over het water van de Maas, dat als een zilveren slang Rotterdam in tweeën snijdt en hun ogen zoeken het drukke scheepvaartverkeer op Rotterdams grote rivier. Intussen is de inscheping in volle gang en ook Jan en Johan maken aanstalten om zich aan boord te begeven. „Het valt niet mee”, zegt moeder Hoftiezer, „om je kind af te staan, maar het is voor z’n toekomst en er zijn daar veel meer mogelijkheden”.

    Even later gaan ook wij aan boord, want wij willen Johan en Jan nog wat vragen. Door een labyrint van gangen en trappen bereiken wij eindelijk het sloependek en vinden daar onze toekomstige emigranten. Johan heeft 2½ jaar in de Noord-Oostpolder gewerkt. „Het was daar wel goed”, zegt hij, „maar het zou toch nog 5 of 6 jaar geduurd hebben, voordat ik in aanmerking zou zijn gekomen om een boerderij te pachten en in Aalten heb je zeker geen kans”.

    Jan is altijd boerenknecht geweest, maar heeft het nooit zover gezocht als z’n neef. „In de oorlog moest ik onderduiken en na de oorlog ik in IJzerlo gewerkt. Natuurlijk heb ik ook geen kans hier in Holland. Wij zijn niet getrouwd en niet eens verloofd ook, dus wenende vrouwen of verloofden laten wij niet achter”.

    Zij vertellen ons verder, dat zij naar Woodstock, in de staat Minnesota, gaan. Zij hebben vooraf gecorrespondeerd met de fam. Kruisselbrink, die vroeger op „Groot Kappers” woonde en deze hebben zich borg voor hen gesteld. Zij zullen te werk gesteld worden op een gemengd bedrijf van 200 hectaren. „Dat is tenminste wat groter dan bij ons, want wij hebben thuis maar 7 hectaren”, zegt Johan laconiek.

    Als de bel gaat, moeten de bezoekers het schip verlaten en wij nemen afscheid van de beide neven. „Doe ze via de krant allemaal de groeten van ons in Aalten”, vraagt Johan en wij bevestigen dit. Langzaam beginnen 2 sleepboten de kolos naar het midden van de rivier te trekken. De achterblijvenden op de kade wuiven met dassen en zakdoeken en de „Nieuw-Amsterdam” verdwijnt in een nevel van rook. Voor de twee Aaltense jongens is de reis naar Amerika begonnen. Zij zullen daar moeten aanpakken, maar wij zijn er van overtuigd, dat zij de naam van hun dorp Aalten in Minnesota zullen hoog houden. Goede reis, behouden vaart en veel succes toegewenst.

  • Op mars op de weg der welvaart!

    Op mars op de weg der welvaart!

    De Graafschapper, 5 februari 1948

    Fabriek voor machine- en apparatenbouw in Aalten

    Na de bevrijding is er in veel gemeenten in Oost-Gelderland een verheugende activiteit ontplooid om de plattelandsgemeenten tot grotere welvaart te brengen. Ook Aalten heeft niet stil gezeten en het is gelukkig dat deze pogingen met succes bekroond worden.

    Straks, als het voorjaar weer in het land gekomen zal zijn, zal met de verbouwing en uitbreiding van het gebouwencomplex van de firma Treppmann aan de Polstraat begonnen worden, want hierin zal een voor Aalten geheel nieuwe industrie ondergebracht worden, n.l. een fabriek voor machine- en apparatenbouw.

    Deze vestiging is des te meer gelukkig, omdat niet alleen Aalten tot op heden een dergelijke industrie niet kende, maar ook omdat in de omgeving nog weinig van deze fabrieken gevonden worden. Tot dusver had de firma Koop Lenstra en Kramer haar bedrijf in Amsterdam ondergebracht, doch voor de toekomst achtten de firmanten het beter, ’n andere plaats van vestiging te zoeken en dank zij de activiteit van het gemeentebestuur ter plaatse, is Aalten dit geworden. Het ligt in de bedoeling der firmanten om hier het hoofdbedrijf onder te brengen, terwijl in de hoofdstad alleen enkele werkplaatsen zullen overblijven.

    Wat was de bedoeling?

    Naar aanleiding van dit feit, hadden wij dezer dagen een onderhoud met burgemeester E.S. van Veen, die zich zeer verheugd toonde over de bereikte resultaten. Op onze vraag welke voordelen deze industrie zou kunnen opleveren, antwoordde de burgemeester, dat hierdoor o.a. voor de jonge bankwerkers, die de Ambachtsschool bezocht hebben, een toekomst ligt. „In het afgelopen jaar”, aldus de burgemeester, „vermeerderde de bevolking van Aalten alleen door geboorten met 276 zielen en nu wil het gemeentebestuur, het surplus zoveel mogelijk opvangen en de toekomst. Daarbij willen wij hier graag verschillenden helpen aan een goede werkkring in de takken van industrie gevestigd hebben, want zou bij een achteruitgang van een bepaalde tak, de arbeiders in dit bedrijf zonder werk komen, dan nog zou het slechts een klein gedeelte van de bevoIking betreffen, welk voordeel men niet heeft bij een eenzijdige industrialisatie.

    Zal dan Aalten een industrie-dorp worden?” zo vroegen wij. „Neen”, antwoorde de burgemeester, „we moeten het rustige van het landskarakter blijven behouden, ook uit oogpunt van geestelijk-zedelijke motieven”.

    Verwacht mag worden, dat aanvankelijk ongeveer 40 personen, uitsluitend mannelijke arbeidskrachten, hier werk zullen vinden en men hoopt dit met enkele jaren op te kunnen voeren tot plus minus 60. Niet alleen de oud-leerlingen der Ambachtsschool, zullen hier terecht kunnen, ook voor anderen liggen hier goede mogelijkheden. Het personeel zal voor een groot gedeelte bestaan uit ongeschoolden, die daar zelf een vakopleiding kunnen volgen.

    De oude fabriek ondergaat een gedaanteverwisseling

    Voordat het echter zover is, zal er nog heel wat met het gebouwencomplex gebeuren moeten. Vroeger heeft de heer Leezer hier zijn slachthuis gevestigd gehad, waarna het verkocht werd aan de firma Gebr. Wijers, die het verbouwde en er een beschuitfabriek van maakte. Nog later ging het over naar de firma Pothof, die het tot klompenfabriek promoveerde. In de oorlogsjaren werd het in beslaggenomen door de Duitser Treppmann en thans draaien er weer de machines van de firma Pothof.

    Het gemeentebestuur van Aalten verdient alle lof voor de wijze waarop zij deze zaak heeft aangepakt, want talrijke moeilijkheden moesten overwonnen worden. Niet alleen moest voor het bedrijf van de firma Pothof een andere plaats gezocht worden, maar wegens de woningnood werden hier destijds ook enkele gezinnen ondergebracht en ook voor hen moest thans een andere woongelegenheid komen.

    Het laat zich dus gemakkelijk begrijpen, dat er nog heel wat veranderd moet worden, voordat de machines van de firma Koop Lenstra en Kramer hun lied van de arbeid kunnen gaan zingen. Het moet voor Burgemeester en Wethouders dan ook een grote voldoening geweest zijn, dat in de laatste vergadering van het oude jaar de Raad haar goedkeuring hechtte aan hun voorstel om het fabriekscomplex aan genoemde firma te verkopen, waardoor zij hun pogingen met succes bekroond zagen.

    Daarmee heeft Aalten een mijlpaal bereikt op de weg naar grotere bloei en wij hebben de vaste overtuiging dat het niet aan het gemeentebestuur zal liggen, als de Aaltenaren in de toekomst niet nog vaker dergelijke „paaltjes” zullen tegenkomen!

    Bron


    • De Graafschapper, 5 februari 1948 (via Delpher)
  • Jaaroverzicht gemeente Aalten 1947

    Jaaroverzicht gemeente Aalten 1947

    Aaltensche Courant, 30 december 1947

    Hoewel niet gezegd kan worden, dat de gemeente Aalten in 1947 bepaald schokkende gebeurtenissen beleefde, neemt het toch niet weg, dat op verschillende terreinen een verheugende activiteit ontplooid werd. Zo werden b.v. in verschillende raadsvergaderingen agendapunten behandeld die betrekking hadden op de woningbouw. Daarnaast zorgde het gemeentebestuur voor verbetering van diverse wegen, de electrische verlichting der straten werd ter hand genomen en tenslotte mag ook ’t weder instellen van de biggenmarkt, op maandag 8 sept., niet vergeten worden.

    Gebeurtenissen, die voor de gehele gemeente van belang waren, waren verder nog de onthulling van het monument der oud-onderduikers, de ingebruikneming der kerkklokken (en de verlichting der wijzerplaten van het uurwerk in de Ned. Herv. Kerk) en de betere verbindingen met andere plaatsen, door de nieuwe dienstregeling der Ned. Spoorwegen en de diensten met de bussen van de G.T.M. en de firma Veldhuis. Tevens werd in dit jaar de 12de volkstelling gehouden op 31 mei, waarbij o.m. bleek dat Aalten 6642 vrouwen en 6943 mannen telt, in totaal dus 13.585 inwoners.

    Doch ook de diverse verenigingen zaten niet stil. Het V.V.V. zorgde dit jaar voor enkele kampeerterreinen, die tijdelijk zelfs nog door buitenlandse gasten bezocht werden en tevens belastte zij zich met de organisatie van het concert der Arnhemse Orkestvereniging. Het C.C.C. ging voort met het geven van haar culturele avonden, die aan een behoefte bleken te voldoen. Datzelfde kan daarnaast ook gezegd worden van de periodieke orgelconcerten, die door de heer Sj. Mook gegeven werden op het orgel van de Ned. Herv. Kerk.

    Het muzikale leven beleefde trouwens over het algemeen een zekere opleving, waarbij wij in herinnering terugroepen de actie van de Aaltense Orkestvereniging, de concerten op het Zwembad „’t Walfort” en de diverse zang- en muziekuitvoeringen, bij welke laatste de neiging merkbaar werd om de grote toneelstukken te vervangen door zang of muziek, om daardoor de belangstelling voor deze kunst te vergroten. Op het gebied van de kunst zij verder nog herinnerd aan de tentoonstelling van schilderijen en aquarellen, die vervaardigd waren door de heren P. te Lintum en D. Lemcke.

    In het kerkelijk leven was de bouw van de Geref. Kerk te Bredevoort een gebeurtenis van belang, waarbij op 22 juli de z.g.n. „eerste steen” gelegd werd. De Christ. Geref. Kerk herdacht dit jaar de wederinstelling der ambten, welk feit 50 jaar geleden plaats vond. De herdenkingsdienst werd gehouden op 26 Augustus, waarin o.m. de oud-predikanten Ds. J.W. Polman en Ds. J. Tolsma het woord voerden. Reeds eerder op 12 mei werd in deze kerk het 12½-jarig ambtsjubileum van Ds. J. van Dijken herdacht en tenslotte was 1947 het jaar van de intrede van Ds. Kroneman en Ds. Goede en het afscheid van Kapelaan Van Renswoude. In zijn plaats kwam Pater Wartenberg, die op zijn beurt weer opgevolgd werd door Pater Bouwman.

    Verder werd door een commissie uit de Ned. Herv. Kerk een actie gevoerd voor het „gemeente-centrum”, terwijl de Herv. Jeugdraad zeer goed werk deed met de organisatie van de „instuifavonden” en de jeugdleidersconferenties.

    Wat de overige verenigingen betreft, ook hier ontbrak het niet aan initiatief en activiteit. Diverse verenigingen werden opgericht bijv. de vereniging voor K.I., een afdeling van de Chr. Bond v. Overheidspersoneel, en een afdeling van de Chr. Bond van Metaalbewerkers. In het raam van deze activiteit der verenigingen moet verder nog genoemd worden het Concours-Hippique, georganiseerd door de Landelijke Rijvereniging en de Fokveedag op initiatief van de Bond van Fokverenigingen uit deze gemeente.

    Talrijk waren de jubilea, zowel van personen, fabrieken als verenigingen, die evenzovele illustraties waren van noeste vlijt en bewonderenswaardige volharding. Daarnaast werden ook enkele zaken heropend, bijv. de meubelfabriek van de firma Luimes & Wiggers, en het pakhuis van de firma Ackerman en Kamphuis, of opgericht, waarbij wij denken aan Van Katwijk’s Papier- en Cartonverwerkende Industrieën N.V., waardoor de gemeente Aalten een industrie rijker werd.

    Tegenover dit laatste staat echter het vertrek van de Aaltense Tricotagefabriek, die in dit jaar in Doesburg begon te draaien. Als blijk van activiteit mag hier ook niet onvermeld blijven de werkinrichting van de B.L.O. school, die, hoe klein in opzet zij ook moge zijn, toch het hare er toe wil bijdragen in de nazorg van de misdeelde kinderen.

    Iets dat ook niet alle dagen voorgevallen is, is wel het vertrek van enkele gezinnen, die zich in Canada wilden vestigen. Naar het zich echter laat aanzien zullen het volgende jaar nog heel wat gezinnen dit voorbeeld volgen. En tenslotte willen wij hier nog vermelden het overlijden van Dr. E.J. van Schaik, in de nacht van 17 op 18 juni, waarmee een zeer geziene figuur uit ons dorp heenging.

    Bronnen