Auteur: Oud Aalten

  • Driemaal brand in de Willemstraat

    Driemaal brand in de Willemstraat

    Foto’s en krantenartikelen van T. Korthout.

    In 1978 werd de Willemstraat driemaal in korte tijd opgeschrikt door brand, tweemaal in het woonhuis van de heer Eskes en de familie Van der Donk, op nummer 11 en ook in het voormalige Kraamcentrum op nummer 19.

  • Geschiedenis van de Aaltense hoornindustrie

    Geschiedenis van de Aaltense hoornindustrie

    Aalten is de enige plaats in Nederland waar een hoornindustrie was gevestigd. Men maakte hier producten van buffelhoorn, zoals pijpen, kammen, knopen, seinfluitjes, naaldenkokers en messenheften. Buffels werden niet gedood of speciaal gefokt voor het hoorn. Vrijwel al het materiaal werd gebruikt en wat overbleef ging over de akkers. Met de intrede van kunststof en massaproductie na de Tweede Wereldoorlog verdween deze industrie.

    Hoorndraaiers

    Familiebanden hebben een sterke invloed gehad op het ontstaan van de hoornindustrie. Vijf hoorndraaiers begonnen vanaf 1855 in Aalten: Bernard Vaags, Gerrit Peters, Abraham ten Dam, Willem te Gussinklo en Wessel Becking.

    Bernard Vaags ging op Wanderschaft naar Duitsland en kwam in Ruhla (Thüringen) in de leer bij een hoorndraaier. Toen hij in Aalten was teruggekeerd kocht hij een eenvoudige voetdraaibank en begon de allereerste hoorndraaierij. In een opkamertje in de schoenmakerij van zijn ouders ‘in den Dijk aan de beek te Aalten’ (Dijkstraat 9) maakte hij onderdelen voor Duitse pijpen van buffelhoorn. In 1860 trouwde Vaags met Dora Willemina Prins. Zij werd ook hoorndraaier en werd Piepen Deurken genoemd. Zij gingen wonen naast Bernards oudershuis (Dijkstraat 7).

    Duitse pijpen

    Gerrit Peters, zoon van een leerlooier, ging na Bernard Vaags ook in de leer in Thüringen. Hij werkte vanaf 1863 aan de Hogestraat. In 1866 trouwde Gerrit met de welgestelde Josina Aleida te Gussinklo en trok bij haar in. Het pand besloeg de hele lengte van de Köstersbulte, van het woongedeelte aan de Markt tot aan de Landstraat, waar hij zijn hoornwerkplaats vestigde. Hij maakte lange pijpenstelen en onderdelen voor de Duitse pijp. In Duitsland werden porseleinen pijpenkoppen aan de stelen bevestigd en de pijpen verhandeld.

    Kammen

    Na het overlijden van Vaags in 1868, pakte zijn opvolger Abraham ten Dam de zaken grondig aan. Het huisindustrietje werd een echte fabriek, aan de Stegge. In 1871 stichtte hij samen met zijn zwager Bernard Manschot kammenfabriek Ten Dam & Manschot aan de Damstraat.

    Het was de eerste en enige fabriek in Nederland die kammen maakte: witte, zwarte, naturel gekleurde sierkammen, Mexicaanse kammen, luizenkammen en snorrenkammen. Deze kammen werden gemaakt van buffelhoorn. Men voerde deze in uit onder andere Brazilië, India en het toen nog Siam geheten Thailand. De fabricage gaf nog meer stof en stank dan bij de pijpen.

    Een revolutionaire ontwikkeling in het productieproces was de overgang op stoom. Ze verving de traditionele hand- en voetkracht. In de volksmond kreeg ze de benaming ‘d’n Kamstoom’. In 1920 werkten er bij de kammenfabriek ongeveer 200 mensen, onder wie ook vrouwen en kinderen.

    Handvatten en messenheften

    Willem te Gussinklo en Wessel Becking leerden de kneepjes van het vak bij Gerrit Peters. Zij werkten korte tijd samen, maar gingen in 1884 apart verder. Na de mislukte samenwerking ging Wessel Becking in 1880 verder met B.G. Vaags, neef en naamgenoot van Bernard Vaags. Becking & Vaags maakte pijpenstelen en later ook messenheften. Toen de verkoop van de Duitse pijpen terugliep, produceerde de fabriek korte bruyèrepijpen. De pijpenfabriek in de Hoekstraat staat er nog steeds!

    Johannes Peters verliet de werkplaats van zijn vader aan de Köstersbult en sloot in 1896 een vennootschap met Marcus Gans, een Joodse koopman. Gans financierde de firma genaamd PEGA (Peters & Gans). De pijpenfabriek stond naast Peters’ woning aan de toenmalige Gasthuisstraat (nu Haartsestraat). Naast Duitse pijpen voor Duitse reservisten werden wandelstokken met hoornen handvaten vervaardigd. Nadat de fabriek in 1917 totaal uitbrandde, vestigde Johannes Peters zijn pijpenfabriek aan de Admiraal de Ruyterstraat. In plaats van Duitse pijpen werden er vooral bruyèrepijpen gemaakt.

    Knopen

    Na de mislukte samenwerking met Wessel Becking maakte Willem te Gussinklo Duitse pijpen en handvatten voor wandelstokken en paraplu’s. In Duitsland en Engeland waren rond 1900 bedrijven ontstaan die uit hoorn knopen produceerden. Met dat voorbeeld voor ogen begon Willem in het jaar 1905 met het maken van hoornen knopen, een primeur voor Nederland. Al snel kwam zoon Willem te Gussinklo jr. (Piepkes Willem) in de firma, die zich ontwikkelde als innovatief ondernemer.

    De eerste fabriek van Te Gussinklo stond aan ‘t Dal in Aalten, de tegenwoordige Willemstraat. Vanwege de toenemende vraag naar knopen verhuisde het bedrijf in 1924 naar de oude weverij van Van Eijck in Bredevoort. Daar ging de productie van knopen van start. Het internationale bedrijf N.V. Dutch Button Works (DBW) exporteerde naar Engeland, Ierland en Amerika en was ook de grootste (hoorn)onderneming in Aalten.

    Na de Tweede Wereldoorlog liep de productie van knopen uit hoorn terug. In 1976 werd deze laatste tak van hoornverwerking genoodzaakt de pijp aan Maarten te geven. Daarmee kwam er definitief een einde aan 120 jaar hoornindustrie in Aalten.

    Video

    Bron: Euregionetwerk Industriecultuur

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen

    Het regende pijpenstelen

    Het regende pijpenstelen, door Paulien Andriessen

    Paulien Andriessen, een achterkleindochter van Gerrit Peters, raakte nieuwsgierig naar het ambacht van haar overgrootvader. Hij was de tweede hoorndraaier in Aalten. Waar had hij het vak geleerd en aan wie verkocht hij die pijpenstelen? Hoe verging het de Aaltense hoorndraaiers en hun opvolgers?

    “Toen ik slaagde voor mijn eindexamen kreeg ik van mijn oom een pijp cadeau. Mijn moeder en mijn zusjes rookten pijp, dus ik vond het helemaal niet raar. Het was een damespijpje met een slanke steel en een kleine kop van wit porselein en een hoornen mondstuk. Ik moest hem een paar keer roken, legde mijn oom uit, dan zou er een mooi plaatje op de pijpenkop verschijnen. Zo ben ik stevig aan het roken geslagen, want ik was nieuwsgierig naar dat plaatje. Het duurde een paar pijpjes, maar tot mijn vreugde werd mijn rookgedrag beloond. Er kwam het een plaatje tevoorschijn. Het was een vogeltje, een duif.”

    In 2011 verscheen een boekje van haar hand, getiteld ‘Het regende pijpenstelen, Honderd jaar hoornindustrie in Aalten’ bij uitgeverij Fagus (ISBN: 9789078202806).

  • Knekels gevonden

    Knekels gevonden

    In de vorige eeuw stuitte men bij graafwerkzaamheden diverse malen op de stoffelijke overblijfselen van Oud-Aaltenaren.

    Een grafkelder ingestort

    Nieuwe Aaltensche Courant, 9 juli 1920

    AALTEN – De Kosterstraat (= Köstersbulte, OA) had Donderdag den ganschen dag de volle belangstelling van het Aaltensche publiek. In dichte groepen stond men om een bepaalde plaats vlak bij het ijzeren hek van de kerk tegenover het gebouw van de Geld. Ov. Bankvereeniging. Gefluisterd werd van grafkelder, doodshoofden enz. De politie hield de menschen, vooral de nieuwsgierige jeugd, op behoorlijken afstand.

    Wat was gebeurd? Des morgens was de zware vrachtauto van den heer Jos. Driessen, uitwijkende voor een wagen, vlak langs het hek gereden. De chauffeur dacht er natuurlijk niet aan – den meesten inwoners van Aalten zal het wel onbekend zijn – dat hij toen over een deel van het oude kerkhof reed, dat vroeger rondom de kerk was aangelegd. De overblijfselen daarvan heeft men het best kunnen waarnemen indertijd bij den bouw van „Elim”, waar het onder den grond één groot knekelhuis was.

    Het trok de aandacht van een voorbijganger, dat er een heele „deuk” in de straat was gekomen, die naar het scheen steeds grooter werd. Er werden meerderen bijgeroepen en nu scheen het wel, of een stuk grond daar was ingestort. De gemeente-opzichter werd er bij geroepen, de politie, en toen deze kwam opdagen, was de deuk tot een groot gat geworden; puin en modder was neergekomen op een houten kist, die dientengevolge was ingestort, zoodat beenderen te zien waren – het leed geen twijfel meer: een grafkelder was ingestort.

    Terstond werd er een ijzeren plaat overgelegd, een stakelsel er om heen geplaatst, zoodat het publiek, ’t welk vooral inden middagtijd bij groote massa’s kwam kijken, niet in gevaar werd gebracht. Des middags werden groote partijen zand aangevoerd, waarmee den komenden nacht de grafkelder, na te zijn leeggehaald, zou worden gedempt.

    De lengte van den kelder loopt van Oost naar West. Het gewelf scheen slechts van één steens dikte te zijn, en zoo ondiep onder den grond, dat de steenen van ’t gewelf bijna de straatkeien raakten. Het mag dus wel verwondering wekken, dat niet eerder een instorting heeft plaats gehad.

    Op oude teekeningen is nog te zien, dat het kerkhof vroeger liep tot dicht bij de huizen van de Kosterstraat. Slechts een tamelijk smal pad liep er tusschen door. Toen de straat later verbreed is geworden, heeft men een stuk van het kerkhof moeten afnemen. Bij het optrekken van het oude hek – niet het tegenwoordige, dat nog onder leiding van den heer H. Navis, toen reeds presidentkerkvoogd, is geplaatst geworden – heeft men blijkbaar een scheiding tusschen de grafkelders doorgetrokken.

    De vraag is nu, of er niet meerdere van die zwakke plekken zijn. Onzes inziens is het ten zeerste gewenscht, dat hiernaar een onderzoek wordt ingesteld. De heer Navis deelde ons mede – de ouderen onder ons zullen het zich herinneren – dat de Kerkstraat vroeger ook veel smaller is geweest.

    Er was in dien tijd een deur aan die zijde van de kerk – vanuit het koor dus – terwijl een trap liep van de deur tot beneden op de straat. Bij de laatste restauratie van de kerk werd, met de twee zijdeuren bij den toren, ook deze deur weggenomen. Toen bleek, dat door het weggraven van den grond aan de straat een scheur in het gewelf van de kerk was ontstaan, werd een stuk muur van 3 kwart meter breed opgetrokken (op de plaats van de vroegere deur) en met ankers in den grond bevestigd, om verdere verzakkingen te voorkomen.

    Het is dus volstrekt niet onmogelijk, dat, waar het kerkhof zich op een tamelijken afstand van de kerk uitbreidde, er nog meerdere zwakke plekken in een of meer der straten rondom de kerk zich bevinden.

    Hedenmorgen in de vroegte zijn onder leiding van den gemeente-opzichter uit het graf de overblijfselen van kist en lijk bijeensteld. Het graf bleek 85 c.M. breed te zijn en 2.10 M. lang.

    Urnen met verbrande menschenbeenderen

    De Grondwet, 21 oktober 1884

    AALTEN, 25 Sept. Bij dit dorp, op een der hoogste punten van aaneengeschakeld bouwland, genaamd “den Esch”, vonden grintgravende werklieden onlangs, ter diepte van 2 meter, op de grintlaag en op tamelijk gelijke afstanden van elkaar, 3 met verbrande menschenbeenderen gevulde bruinaarden urnen in den vorm van vischkommen; van een dezer werden de scherven en beenderen verzameld en bewaard, terwijl de werklieden bij ontdekking van iets dergelijks zullen trachten het niet te schenden en te doen bewaren.

    Geraamten gevonden op ’t Blik

    Graafschapbode, 14 juli 1925

    AALTEN – Bij het grondwerk van een nieuw te bouwen woonhuis op het Blik zijn een 5-tal nog gave geraamten gevonden. Eenige oudere inwoners van Aalten, die het weer van hun vaders weten, zeggen dat hier in 1813 een troep Fransche- en een troep Duitsche soldaten doorgetrokken zijn, die hier geruimen tijd in de kerk gelegerd hebben.

    Een Duitsche kok, genaamd Hopio, die slecht kookte en met het eten knoeide, zou gedood zijn. De anderen hadden toen ’s morgens verteld: “Hopio ist kaput gemacht“. Ook andere soldaten, die toen van uitputting bezweken zijn, zijn op deze plaats begraven, zoodat er zeer waarschijnlijk nog meer geraamten zullen liggen.

    Geraamten van man en paarden

    Nieuwsblad van het Zuiden, 2 augustus 1929

    Te Aalten heeft men bij het maken van het grondwerk voor een te bouwen huis de geraamten gevonden van een man en twee paarden.

    Versteend menschenhoofd in Barlo

    Aaltensche Courant, 21 april 1939

    Gisteren werd door het personeel, werkzaam op de zandgraverij van den heer J.W. Loobeek, op een diepte van pl.m. 1,50 M, benevens eenige versteende andere lichaamsdeelen, een versteend menschenhoofd gevonden, waarin de vorm voor oogen, neus en mond goed zijn te onderscheiden.

    Urn gevonden

    Aaltensche Courant, 16 oktober 1945

    Bij het zandgraven nabij de „Domme Aanleg” op de Schaarsneide ontdekte de landbouwer J. Jansen een steenen pot vlak onder de heidezode. Voorzichtig werd het voorwerp te voorschijn gehaald en het bleek een urn te zijn, nog gedeelteijk gevuld met lijkasch. Het is een vrij groote urn van het proto-Saksische type, zooals er reeds meerdere daar ter plaatse gevonden zijn.

    Enkele jaren geleden is hier ook reeds een onderzoek ingesteld door het Rijksmuseum van Oudheden. Het terrein is echter door de zandgraverij ernstig beschadigd, zoodat er wel niet veel meer te voorschijn zal komen.

    Pad tussen Oude Helenakerk en Elim

    Omstreeks 1955

    Hiernaast zien we de ’trepkes’ tussen de Oude Helenakerk en gebouw Elim. Dit pad is omstreeks 1955 afgegraven en verbreed. Tijdens het afgraven van de trepkes kwamen vele botresten tevoorschijn van oud-Aaltenaren die daar op het oude kerkhof waren begraven.

    Grafkelder in de Oude Helenakerk

    2 maart 1974

    In 1974 ontdekte leerling-timmerman Henk Heijnen bij restauratiewerkzaamheden in de Oude Helenakerk een grafkelder onder de vloer van het koor. Een buitenstaander had beweerd dat waar Heijnen aan het werk was de “laatste” pastoor was begraven, tezamen met zijn gouden kelk. Daar moest Heijnen meer van weten en ontdekte op die plek inderdaad een grafkelder. De kelder bevatte echter geen gouden kelk, maar de kisten en resten van drie stoffelijke overschotten met op de muur initialen en jaartallen.

    Heijnen heeft de grafkelder nauwkeurig opgemeten en samen met zijn werkgever foto’s gemaakt. De kelder werd daarna weer afgesloten en is tot op heden niet meer geopend.

    Door de initialen IHW en andere gegevens over de familie Hambroick kan men met zekerheid aannemen dat Baron Lambert Joost van Hambroick hier is begraven.

    Decennia later besloot Heijnen – op basis van de informatie die hij al die tijd had bewaard – een replica van de grafkelder te maken. Deze replica kan tegenwoordig worden bekeken in het Helenahuis aan de Landstraat in Aalten, tegenover de kerk.

  • Oliecrisis

    Oliecrisis

    Eind 1973 was Nederland in de greep van de oliecrisis. De crisis werd veroorzaakt doordat een aantal Arabische olieproducerende landen de olieprijs met 70% verhoogden en de olieproductie verminderden, zodat de prijs per vat explosief steeg. De oliecrisis had wereldwijd grote invloed op de economie. In Nederland werd van november 1973 tot en met januari 1974 een aantal autoloze zondagen afgekondigd. De benzine werd bovendien gerantsoeneerd. Autobezitters kregen benzinebonnen die ze bij het tanken zouden moeten inleveren. (Bron: Wikipedia)

    “In de olie”

    De oliecrisis inspireerde enkele bewoners van de Keizersweg in Aalten om begin 1974, verkleed als oliesheiks, hun dorpsgenoten een gelukkig nieuwjaar te wensen. Uiteindelijk toog het gezelschap behoorlijk “in de olie”, vrolijk huiswaarts:

    Oliecrisis Aalten 1973
    Oliecrisis Aalten 1973
    Oliecrisis in Aalten, 1973
  • Japanse televisie maakt opnamen in Aalten

    Japanse televisie maakt opnamen in Aalten

    Tubantia, 7 september 1972

    Vandaag en morgen is een groep televisiemakers uit Japan in Aalten om daar opnamen te maken voor een aflevering in een serie van zeven films over Nederland, die voor de Japanse televisie zal worden uitgezonden. De groep is in dienst van de Tokio Broadcasting System en door bemiddeling van de streek-VVV Achterhoek uit Zutphen in Aalten terecht gekomen.

    De serie van zeven films over Nederland, die elk ’n kwartier in beslag nemen, is hoofdzakelijk in het westen van het land in de grote steden opgenomen. De Japanners wilden echter ook het leven op een boerderij elders in Nederland op de film vastleggen. Men herinnerde zich in landbouwkringen in Den Haag, waar de Japanners om advies vroegen, de actualiteit die van Aalten uitging destijds bij het bezoek van de minister van landbouw ir. P. J. Lardinois. De Japanners wilden ook geen specifiek rundvee- of varkensbedrijf maar het liefst een gemengd bedrijf waar zij de verschillende aspecten van het Nederlandse boerenleven in een klap konden registreren.

    Via de streek-VVV zijn zij verwezen naar Aalten naar de boerderij van de heer A.D.W. Houwers aan de Heijinkdijk. Na een eerste oriënterend gesprek, gistermiddag, zijn de Japanners vanmiddag met de opnamen begonnen, waarbij de familie Houwers werd verzocht de gewone dagelijkse gang te gaan en niets bijzonders in scène te zetten. Verder ligt het in de bedoeling dat de Japanse televisiemensen vanavond een bezoek brengen aan de gondelvaart in Bredevoort, waarbij tevens eventueel opnamen zullen worden gemaakt.

  • Nirwana & De Keet

    Nirwana & De Keet

    Varsseveldsestraatweg 1 en 3, Aalten

    Beschrijving

    Het begin van de Varsseveldsestraatweg, van de kruising met de Landstraat / Lichtenvoordsestraatweg tot de toenmalige Ds. Stegemanschool, was vroeger erg smal. Het werd daarom in de volksmond het “Nauw van Calais” genoemd. In de jaren zeventig van de vorige eeuw is de straat verbreed door een aantal woningen te slopen. In twee panden die voor de verbreding moesten wijken hadden jeugdgroepen een onderdak gevonden, Nirwana en De Keet.

    In een krantenbericht uit (vermoedelijk) begin jaren zeventig stond het volgende:

    In het kader van de verbetering van de kruising Varsseveldsestraat met de Landstraat zal de gemeente Aalten één dezer dagen een begin maken met de sloop van de panden Varsseveldsestraat 1 en 3. De sloop is noodzakelijk omdat de doorgang ter plaatse veel te nauw is. In de panden, die, in afwachting van de sloop, reeds geruime tijd leeg stonden hebben twee jeugdgroepen een onderdak gevonden. De ene groep heeft zich de hemelse naam “Nirwana” aangemeten, de andere groep heet gewoon “De Keet”.

    Met de sloop van hun behuizingen worden de groepen min of meer met de ondergang bedreigd, omdat men nog geen nieuw onderdak gevonden heeft. Niettemin is men van plan de panden zonder moeilijkheden te verlaten. Met de ontruiming is al begonnen.

    Voor talloze Aaltense jongelui is het voortbestaan van beide groepen van het grootste belang. “De groepen voorzien duidelijk in een behoefte”, zo meent groepscommandant der rijkspolitie J. Westerink, die zich overigens bijzonder positief over de groepen uitlaat. Ook de gemeentelijke overheid stelt zich sympathiek op, maar vindt wel, dat de jongelui eerst moeten proberen zelf een onderdak te vinden, voordat zij bij de gemeente aankloppen. Uit een gesprek met beide groepen blijkt al gauw, dat er grote onderlinge verschillen zijn.

    Nirwana

    De Nirwana-groep is een duidelijk “links” georiënteerde groep. Opmerkelijk zijn de overeenkomsten met de in Lichtenvoorde zo vergalde “Pick”, een jongerengroep die in die gemeente nogal wat stof heeft doen opwaaien. “Nirwana” kent geen bestuur. Er is geen enkele controle op wat de aanwezigen doen. Wie zin heeft in een flesje pils pakt dat en men vertrouwt er op, dat het ook betaald wordt. Gebeurt dat niet, dan maakt niemand zich daar druk over. Ons uitgangspunt is vertrouwen, zeggen de trouwste Nirwana-leden.

    Grif wordt toegegeven dat in de club regelmatig getript wordt. Bij een onderzoek dat de politie enige tijd geleden instelde (Nirwana-leden spreken van “de inval”) wees alles op het gebruik van drugs, hoewel de politie geen verdovende middelen heeft kunnen vinden. Wel werd een waterpijp in beslag genomen.

    Nirwana kent een kussenzolder, waar vrij-lustigen zich naar hartewens kunnen uitleven. Toch stelt men duidelijk prijs op een sociaal gedrag. Hierover één van de Nirwana-leden aan het woord: “Enige tijd geleden kwam het veel voor dat stelletjes hier binnen kwamen en dan meteen door renden naar de zolder. Voor ons waren ze dan onbereikbaar. We vonden dat een a-sociaal gedrag. Daarom zijn we er met zijn allen om heen gaan zitten en hebben hen zo duidelijk gemaakt dat wij ook hun belangstelling verdienden”.

    Er wordt in deze club veel geslapen. Mensen die geen slaapplaats kunnen vinden kunnen hier terecht. Er blijken heel wat buitenlanders van deze mogelijkheid gebruik te hebben gemaakt. Maar ook Aaltense jongelui die bijvoorbeeld vanwege ruzie met de oudelui niet naar huis willen kunnen in Nirwana een onderdak vinden.

    Politieke belangstelling gaat uit naar de CPN, de PSP en misschien de PvdA. Politieke onderwerpen dienen vaak tot gespreksstof. Men overweegt in de toekomst een Nirwana-krant te gaan uitgeven. De overige activiteiten zijn vrij beperkt. Er wordt veelal naar muziek geluisterd, weinig gepraat en veel niets gedaan.

    De Keet

    Pal naast Nirwana, aan de rechterzijde heeft “De Keet” een onderdak gevonden. Enkele duidelijke verschillen springen in het oog. De inrichting van “De Keet” is veel ordelijker. Er is hier een barman die drankjes verkoopt en een discjockey die bepaalt welke plaatjes er worden gedraaid. De organisatie berust zeer duidelijk in handen van een autoritaire kerngroep die de diensten uitmaakt.

    De mensen die zich aangetrokken voelen tot De Keet zijn over het algemeen wat jonger dan de Nirwanaërs. Orde en regel heersen. We willen het leuk houden, zeggen de kerngroep-leden. Vrijen mag natuurlijk wel, maar niet te gek. Wie tript gaat eruit, daar moeten we niets van hebben. Trouwens met de lui hiernaast willen we niets te maken hebben (een duidelijk afkeurend gebaar in de richting van Nirwana). De vertrouwensbasis van Nirwana achten de Keetleden niet reëel. De instelling is hier ook duidelijk materialistischer. Als ze bij Nirwana wat meer op hun centen hadden gepast hadden ze nu zeker tienduizend gulden gehad.

    De Keet vindt het maken van een goede indruk bij de oudere generatie van het grootte belang. We willen graag dat onze ouders het goed vinden dat we hier komen. Er wordt hier ’s nachts dan ook niet geslapen. De discussie gaat hier dikwijls over muziek, godsdienst, algemene zeden en politiek. De voorkeur gaat uit naar de regeringspartijen.

    Verwaand

    De Nirwana-leden verwijten de lui van De Keet een bekrompen denkwijze. Wel geven ze toe, dat de muziek bij De Keet beter is. Ze vinden de Keet-mensen verder wel “lieve jongens”. In de ogen van de aanhangers van De Keet zijn de Nirwanaërs verwaand. “Ze denken dat ze meer en beter zijn dan wij, ze houden er een domme manier van herrieschoppen op na en hebben onverstandige uitgangspunten“, zo menen de Keet-mensen.

    Hoewel de Aaltenaren in de buurt wel eens klagen over te veel lawaai en plagerijtjes vallen de klachten over het algemeen wel mee. Adjudant Westerink, die, zoals gezegd zich vrij positief opstelt heeft toch wel bezwaren. “Er is geen vaste doelstelling”, zegt hij. “Er is alleen maar vaagheid. Maar misschien is die vaagheid (vrijheid, zeggen de clubbezoekers) wel hun doel”. Het contact dat de adjudant heeft gehad met de kerngroepleden noemt hij goed. De enkelingen bederven het, meent hij.

    Over druggebruik: “Ik neem wel aan dat er drugs gebruikt worden, hoewel men daar geen overdreven voorstelling van moet maken. Overal waar tegenwoordig jongeren bij elkaar zijn worden die middelen doorgegeven. Laatst is zoiets ook nog in het feestgebouw voorgevallen”. De heer Westerink gelooft niet dat de groepen de sympathie van de Aaltense bevolking hebben. Over het algemeen slaan die dingen bij de plaatselijke bevolking niet zo aan. Wel vindt hij dat de Aaltense bevolking soms al te negatief reageert.

    Subsidie

    Nirwana heeft een verzoek ingediend bij b en w om subsidie. Mochten b en w besluiten deze kwestie aan de Aaltense raad voor te leggen, dan belooft het een interessante discussie te worden. De grootste zorg voor beide groepen is voorlopig het vinden van onderdak. Anders moeten ze weer de straat op.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen

  • Space-show in Feestgebouw

    Space-show in Feestgebouw

    23 april t/m 3 mei 1971, Aalten

    Een maansteen met een verzekerde waarde van 1,7 miljoen gulden vormt het duurste onderdeel van de „space-show” die vandaag in het Gelderse Aalten (Polstraat 7) begint en die tot en met 3 mei duurt. Ook de Gemini X-capsule waarin de astronauten Young en Collins in juli 1969 omhoog raasden staat er te bezien, evenals de ruimtepakken van Collins en Walter Schirra en hitteschilden van de Gemini en Apollocapsule.

    Een electronisch vraag- en antwoordapparaat, een aantal foto’s en modellen vormen andere attracties van de show, waarbij ook een (doorlopende) film te pas komt, die werd opgenomen in en vanuit de Apollo XI. Morgenmiddag half drie staan demonstraties met helicopters op het programma van de Marineluchtvaartdienst.

    Maanjus

    Het smaakt prima, zei burgemeester Faber van Aalten, nadat hij een slok jus d’orange had genomen. Het bijzondere daarvan was, dat hij de vloeistof via een soort ventiel uit een plastic zak zoog en dat diezelfde vloeistof eigenlijk bedoeld was geweest voor een van de astronauten, die op de maan landden. De jus d’orange, die de burgemeester — en later ook zijn echtgenote te drinken kreeg — is meegeweest naar de maan.

    Het klinken van de burgemeester met de „maanjus” en de heer P. van Breukelen, directeur van de stichting wetenschappelijke en educatieve tentoonstellingen (met „aardse jus”), was het feitelijke begin van de grootse ruimtevaarttentoonstelling, die tot en met maandag 3 mei in en rond het feestgebouw in Aalten te zien is.

    Het bijzondere van deze tentoonstelling is, dat er bijzonder veel origineel materiaal is te zien. Van door de astronauten van de Apollo 11 gemaakte foto’s, een dito film (met beelden, die tot dusver nog niet werden vertoond), tot het stuk maansteen en de oorspronkelijke Gemini-capsule, waarmee Young en Collins in juli 1966 de ruimte ingingen.

    Natuurlijk moest burgemeester Faber ook even plaats nemen in de nauwe cabine van de Gemini. Alleen het idee al, dat een mens het daar tien dagen achtereen moest uithouden is moeilijk te verwerken. Overigens is de in Aalten aanwezige cabine een 70-tal uur in de ruimte geweest. De astronauten maakten in die tijd 44 rondjes om de aarde. Ook is er het ruimtepak van Collins te zien, waarin hij zijn uitstapje tijdens diezelfde vlucht buiten de cabine maakte.

    Het zijn maar enkele onderdelen van een tentoonstelling die in alle opzichten de moeite waard is en ook zeer overzichtelijk is, niet in de laatste plaats door de wijze waarop hier, hoe kan het ook anders, met de ruimte is gespeeld. Verder zijn het niet alleen de „ruimtevaarders”, die met oorspronkelijk materiaal kwamen, maar ook de marine met reddingsmateriaal en de luchtmacht, waarvan onder andere een testset en een straalmotor van een Starfighter is te zien.

    Interesse blijft

    In zijn openingstoespraak dacht burgemeester Faber, vooruitlopend op wat hij later zou zien, dat de sensatie van de maanvluchten nu wel af is, maar de interesse hoe zo’n vlucht in zijn werk gaat toch wel is gebleven. Wat dat betreft voorziet deze show in een behoefte, zo zei hij. De burgemeester toonde zich gelukkig met het initiatief tot het organiseren van de tentoonstelling.

    Aalten kan terecht trots zijn, dat het in staat is de dienende functie ten aanzien van de eigen inwoners en van de regio en van het aangrenzende Duitse gebied, vanwaar eveneens grote belangstelling bestaat, waar te maken. Aalten verkeert nu tien dagen in hogere sferen, zo besloot de heer Faber zijn rede, maar ook tien dagen met beide benen op de grond, want we hopen te tonen, dat we goede gastheren kunnen zijn.

    Alvorens burgemeester Faber zijn openingsrede uitsprak en het gezelschap van genodigden een ronde langs de verschillende stands maakte, waarbij tevens de film over de maanlanding van de Apollo 11 met, nog nooit eerder vertoonde beelden te zien was, gaf na een kort openingswoord van de voorzitter van de medeorganiserende VVV-Aaltens Belang, de heer B.G. Wilms, de heer Van Beukelen een uitleg over de tentoonstelling.

    De openingstijden van de verder binnenshuis gehouden show zijn: maandag t.m. zaterdag van 9 tot 12 en van 13.30 tot 21 uur. ’s Zondags bent u welkom van 14 tot 21 uur. De V.V.V. van Aalten geeft de verdere inlichtingen: 05437 – 3052.

    Bronnen

  • De klokkenmakers Heinen te Aalten

    De klokkenmakers Heinen te Aalten

    door G.A.W. Boerkoel

    Op de 5e juni van het jaar 1861 sloeg de bliksem in de toren van de Nederlandse Hervormde Kerk te Aalten. De toren had toen nog geen bliksemafleider en de schade was groot. Deze werd geschat op ƒ 620,-, wat voor die tijd een groot bedrag was. Maar niet alleen de toren werd beschadigd, ook het uurwerk dat zich in de toren bevond had veel geleden. Of het door de bliksem getroffen is of dat het te lijden had door vallend puin is niet op te maken uit de notulen van Kerkvoogden en Notabelen waaraan deze gebeurtenis is ontleend.

    Dit uurwerk deugde al lang niet meer voor het doel waarvoor het was bestemd, het was sterk verouderd. Kerkvoogden meenden geen ander besluit te kunnen nemen dan een nieuw uurwerk te laten vervaardigen en de “kosten daarvan gedeeltelijk te vinden uit vrijwillige bijdragen der ingezetenen”. Advertenties zouden geplaatst worden in de Haarlemse en Arnhemse kranten, waarbij zo’n uurwerk te koop werd gevraagd. Tevens zou aan ene Grutterink uit Varsseveld verzocht worden om het uurwerk na te zien of het nog gerepareerd kon worden of dat er een geheel nieuw uurwerk aangeschaft moest worden.

    Het rapport van Grutterink was niet gunstig; het uurwerk was van zodanig slechte kwaliteit dat het niet meer waard was er enige kosten aan te besteden. Het voordeligste was een geheel nieuw uurwerk te kopen. De voorzichtige Kerkvoogden en Notabelen voegen er dan aan toe: “Zo tenminsten de vrijwillige bijdragen der ingezetenen het aanschaffen van zodanig uurwerk mogelijk maakt”.

    Er wordt gang achter het werk gezet: “Morgen zal er een begin worden gemaakt om in het dorp Aalten rond te gaan”. Zeven jaar later, 1868, blijkt het uurwerk nog altijd in gebruik te zijn. De organist fungeert dan tevens als klokkenist en de secretaris van Kerkvoogden en Notabelen wordt opgedragen de organist per brief mee te delen dat de torenklok “veeltijdt wat te laat is en zeer onregelmatig gaat en slaat”. De goede man zal hieraan wel weinig hebben kunnen veranderen.

    Nieuw uurwerk

    Het opwinden en regelen van het uurwerk schijnt een begeerde bezigheid te zijn geweest. Het leverde twintig gulden per jaar op. De klokkenist, zoals hij toen genoemd werd, moest van tijd tot tijd naar het telegraafkantoor gaan om daar de juiste tijd te vernemen en de klok daarnaar te regelen. Soms biedt zich een nieuwe klokkenist aan en deze wordt dan ook wel als zodanig geaccepteerd. Soms werd het werk maar voor een jaar opgedragen. De koster moest dan de nieuwe klokkenist het torenuurwerkreglement voorlezen. Er zal zodoende wel het een en ander aan de goede behandeling ontbroken hebben.

    In september 1869 wordt plotseling een buitengewone vergadering gehouden. Er waren twee punten ter behandeling, het tweede was “een aanbod van J.W. Heinen om een geheel nieuw uurwerk in de toren te maken”. Deze klokken kostten ongeveer ƒ 750,- en de Kerkvoogdij had dit geld zo maar niet klaar liggen. De meerderheid vond echter dat het een algemeen belang betrof en ze vond dat er eerst eens gesproken moest worden met het gemeentebestuur of dat niet genegen was een subsidie af te staan.

    Hiervan, en van een algemene collecte, zou het afhangen of het uurwerk aan Heinen zou worden opgedragen of niet. Veel schot zat er niet in deze zaak, want een half jaar later, mei 1870, stelt Heinen voor om zelf met een lijst de gemeente rond te gaan “om te zien of er geld lost te krijgen is bij intekening”. Een beslissing wordt eerst de volgende maand genomen. Heinen moet “maar eens rond gaan met een lijst om te zien of hij zoveel hij elkaar kan krijgen benodigd voor een nieuw uurwerk, volgens aanwezig bestek en plan”.

    Terzelfdertijd ontvangen Kerkvoogden ook een schrijven van een zekere B.A. Nijenhuis uit Winterswijk die aanbiedt een torenklok te leveren, maar met algemene stemmen wordt goedgevonden dat het werk aan Heinen moet worden overgelaten.

    Inderdaad is aan Heinen het vervaardigen van een torenklok opgedragen. Dit staat niet in de notulen, maar op 23 november 1871 wordt vermeld: “De president heeft een verzoek van klokkenmaker Heinen aan de vergadering. Dit was om het oude uurwerk te mogen hebben tegen vergoeding van zijn tekort op het nieuwe en verder gedane werkzaamheden. Hierop is met algemene stemmen besloten om met een advertentie in de Zutphensche Courant het te koop aan te bieden; mocht hierop eenige vraag komen, dan is bepaald om er ƒ 200,- voor te vragen”. Op 25 december volgt dan: “Samen goed gevonden om aan J.W. Heinen het oude uurwerk over te doen voor de nog aan hem verschuldigde vijftig gulden ter voldoening voor het tekort op het door hem geleverde en eigenhandig gemaakte nieuwe uurwerk”.

    Jan Willem Heinen (1817-1882)

    Wie was deze Heinen die het aandurfde een torenuurwerk te maken? Eigenlijk was hij boer van beroep op het vier hectare grote boerderijtje ‘t Kampe (in IJzerlo, red.). In de tijd die hij over had ging hij plaggen maaien. Op de heidevelden en de moerassen ging hij voor de boeren uit de omgeving heideplaggen en veenplaggen steken, die dan in de uitlopen der varkensschuren gemengd werden met de mest der varkens om in het voorjaar op de bouwlanden te worden uitgestrooid.

    Het repareren van wekkers en horloges en het bouwen van een torenklok werd in de avonduren bedreven. Hij deed het uit liefhebberij. Jan Willem was in 1817 geboren; zijn vader heette Gerrit Jan en zijn moeder was Aaltjen Westendorp. Hij is getrouwd geweest met Elisabeth Winkelhorst van “Lievers“. De klok die hij in 1871 vervaardigde, gaf alleen de uren aan, hij had één wijzer. Men kon dus nooit precies zien hoe laat het was.

    Het bouwen van zo’n klok was een groot werk. De raderen, van verschillende grootte, werden in Asten in N.-Brabant besteld, maar ze hadden nog geen tanden. Deze moesten er door Heinen zelf in aangebracht worden, wat een groot lawaai maakte. Met een soort frees (zelf gebouwd met de onderdelen van een weefgetouw), die met de voet werd aangedreven, werden eerst de tanden ruw aangebracht en later precies op maat bijgevijld. Een langdurig en zeer nauwkeurig werk.

    De bouw van zo’n klok duurde ongeveer een half jaar. De gewichten voor het aandrijven werden door Heinen zelf van lood gegoten en de moeilijkheid hierbij was om het juiste gewicht daarvan te bepalen.

    Het waren zeer zware gewichten en de mogelijkheid bestond dat de kabels waaraan ze hingen het op een gegeven moment zouden begeven. Om deze gewichten in hun val te breken werd er een bak met zaagsel onder geplaatst. Het spreekt vanzelf dat de mensen uit de omgeving vaak met bewondering stonden te kijken naar zo’n geheimzinnig apparaat, zo’n rustig tikkende klok werkte zeker wel op de verbeelding van de bezoekers.

    Gerrit Jan Heinen (1858-1929)

    Jan Willem is in 1882 overleden. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Gerrit Jan, die in 1858 geboren was. Deze wijdde zijn hele leven aan de klokkenmakerij en hij liet het werk op het boerderijtje over aan een daghuurder.

    De rechtse helft van de woning was geheel voor het bedrijf ingericht. Hij heeft verschillende torenuurwerken gemaakt. Hij vervaardigde een klokje voor de Rooms-Katholieke kerk te Aalten die toen in de tuin van dokter De Bruijne stond. Later heeft hij ook voor de nieuwe Katholieke Kerk een uurwerk gebouwd. Zijn klokken hebben zeker wel voldaan, want uit verschillende plaatsen van rondom krijgt hij bestellingen: Gendringen, Zelhem, Varsseveld, Bredevoort, ja zelfs uit Werth in Duitsland krijgt hij een opdracht.

    De pastoor van die plaats was een voorzichtig man; het geld voor de klok werd voorlopig op een bank geplaatst en na aflevering en proeftijd en goedkeuring zou telkens een deel worden betaald. Kort voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kreeg Heinen de laatste afbetaling binnen. Natuurlijk werd daar onder de gewichten een bak met zaagsel geplaatst, maar de pastoor meende dat zand beter was en hij maakte de reis van Werth naar Aalten om dit aan Heinen te vragen.

    De klokken van Gerrit Jan waren minuutklokken, d.w.z. bij elke minuut sprong de wijzer een eindje verder. De wijzerplaat en het uurwerkje uit de verbrande Roomse kerk te Aalten zijn nog in de familie aanwezig. Gerrit Jan heeft deze gebruikt voor het uurwerkje dat hij in de achtergevel van zijn huis aanbracht. Boven het klokje bouwde hij een klein torentje waarin hij drie belletjes ophing. Deze waren tot ver in de omtrek te horen en de boeren richtten er hun arbeid naar. Boven het torentje bevond zich een horizontaal kruis dat de vier windrichtingen aangaf en waarop de letters N. O. Z en W waren bevestigd. De windwijzer en de haan waren beplakt met echt bladgoud en schitterden fel in de zon.

    In 1889 komen er moeilijkheden met de koster te Aalten, die toen voor de torenklok moest zorgen. Hij laat het werk over aan Eppink en deze is niet in staat om het uurwerk voor of achteruit te zetten. Er volgt een samenspreking met Heinen. Deze biedt aan het verzorgen van de klok op zich te nemen voor ƒ 19,-. Eppink kan dagelijks de klok opwinden en Heinen zal zorgen voor het gelijkzetten en smeren van de klok. Zo wordt besloten. Maar in de volgende vergadering van Kerkvoogden wordt bezwaar gemaakt tegen het ontslag van de koster. De Kerkvoogden schijnen dit ontslag ongedaan gemaakt te hebben. Telkens wordt Heinen om advies gevraagd of geroepen om een of ander mankement te verhelpen. Bijvoorbeeld in 1890 toen de klok enigszins verzakt was zodat de hamer van het slagwerk niet de luidklok raakte.

    In 1993 is het uurwerk 22 jaar oud en er komen klachten over het onregelmatig lopen en het van slag zijn van het uurwerk. Dit zal dan ook bij de Kerkvoogden van invloed zijn geweest dat juist in dit jaar Gerrit Jan de klok ombouwen moet.

    In de notulen van de Kerkvoogdij van 1892 lezen we: “Het lid Bulsink zal het, evenals Freriks, aardig vinden dat ook minuutwijzers op de wijzerplaten van de toren worden aangebracht. Volgens beider mening zou dit voor de ingezetenen van groot gemak blijven te zijn. Hierover zal later gesproken worden”.

    Ook nu vinden we in de notulen geen opdracht aan Heinen betreffende de ombouw van de klok, maar een jaar later schrijft de secretaris: “Worden ter tafel gebracht verschillende rekeningen ten laste der kerk… G.J. Heinen ƒ 98,-. De nota aan G. J. Heinen zal, zodra de kas de betaling toelaat, worden voldaan. Deze rekening is voor het aanbrengen van minuutwijzers. Sommige leden meenden dat zulks een dure liefhebberij is, doch anderen menen dat zulks aan een torenuurwerk past”.

    Klanten uit de ganse omtrek

    Als Gerrit Jan weer een klok gereed had poetste buurman Korten van ’t Lensink het kopstel van zijn paard eens keurig op en ook het tuig kreeg een extra beurt; dan werd het uurwerk, tegen stof en regen afgedekt met een deken, op een wagen geladen en schier in feestvreugde werd het naar de toren gereden waarvoor de klok bestemd was. Gerrit Jan vervaardigde niet alleen torenuurwerken, hij handelde ook in grote staande Amsterdamse klokken en horloges (toen zes gulden) en wekkers.

    Uit de ganse omtrek kwamen de klanten, vooral uit Dinxperlo, waar geen horlogemaker was. Hij had een druk beklante zaak. De oude wekkers kon men inruilen, men kreeg er dertig centen voor, zijnde de waarde van het glas. Zo’n Amsterdamse klok staat nu nog op de “Kampe”, het boerderijtje, waarvan de voorgevel sedert Jan Willem niet veranderd is. In deze klok vindt men het jaartal 1916, maar dit is het jaar van reparatie. Toen kwam de klok in de familie, maar ze was reeds tweedehands. Ze wordt met een heuse slinger gewonden. Boven op de klok staan twee engeltjes met uitgespreide vleugels en een atlas, door Gerrit Jan met bladgoud beplakt. Dit bladgoud was afkomstig uit Amsterdam en werd op vellen papier geleverd.

    Op zaterdag ging Heinen op de fiets verschillende huizen in Aalten en Dinxperlo langs om daar de uurwerken op te winden en gelijk te zetten. Als hem gevraagd werd een geweer te veranderen van een voorlader in een achterlader dan was hij daartoe zeker niet ongenegen.

    Hij was getrouwd met Aleida Johanna Lohuis van “Het Lohuis“. Hij overleed in 1929, maar met hem eindigde niet het wonderlijke ambacht in de familie; verschillende leden van dit geslacht hebben zich met hetzelfde vak bezig gehouden. Op de “Kampe” woont nu geen klokkenmaker meer, maar de herinnering aan Jan Willem en Gerrit Jan blijft voor de toekomst bewaard in de naam die het gemeentebestuur gegeven heeft aan de weg waaraan de “Kampe” ligt: de Klokkenmakersweg.

    [Bron: Nederlandse Historiën, januari 1971]

  • Gammele garage van de politie begaf het

    Gammele garage van de politie begaf het

    Tubantia, 30 oktober 1970

    AALTEN — Met een dreunende klap viel gisteren in het Peperstraatje de garage van het oude politiebureau in elkaar. Het gammele geval heeft zijn tijd niet kunnen uitdienen. Binnen afzienbare tijd immers zal het nieuwe politiebureau aan de Polstraat gereed zijn en kan tot restauratie van het gebouw dat nu politiebureau is worden overgegaan. Er zullen dan enkele gemeentelijke bureaus worden gehuisvest. Over die verwoeste garage zal de rijkspolitie in Aalten dan ook wel niet zo rouwig zijn.

    Wel over de auto, die in de garage stond geparkeerd op het moment dat deze het begaf. In het politierapport, dat van het voorval is opgemaakt, staat vermeld dat de wagen vrij ernstig werd beschadigd. Het is verder niet bekend of proces-verbaal is opgemaakt tegen de eigenaar van het pand wegens het verzaken van de onderhoudsplicht. Het zal dan de gemeente zijn die verantwoordelijk gesteld zou moeten worden voor de beschadiging van rijkseigendommen.

  • Twee vulstoftanks klem geraakt in Aalten

    Twee vulstoftanks klem geraakt in Aalten

    Dagblad Tubantia, 28 mei 1970

    Het nachtelijk transport van een tweetal vulstoftanks, die uit Doetinchem moesten worden vervoerd naar het industrieterrein in Aalten, is niet zo gemakkelijk verlopen als was gedacht. In de Landstraat in Aalten raakte het transport met de eerste tank al in moeilijkheden, maar na enig gemanoeuvreer lukte het de nauwe straat te passeren. De tweede tank bracht het er minder goed af. Het transport liep in de straat vast en heeft daar een paar uur klem gezeten.

    Om ongeveer 10 uur vanmorgen lukte het de auto met het gevaarte vrij te krijgen, maar pas nadat er flinke beschadigingen aan gevels en goten waren aangericht. Zo werd de gevel van de panden van Buesink en Bongers beschadigd. Er moesten goten worden weggebroken om de weg voor het transport vrij te maken.

    De tanks, die werden vervoerd door het transportbedrijf Van Wezel uit Hengelo, zijn gemaakt bij een bedrijf in Uden en gemonteerd in Lemmer. Over het water zijn zij naar Doetinchem gebracht en vandaag over de weg naar Aalten. Zij zijn bestemd voor de vulstofgoederenbedrijf J. van der Most uit Venlo, dat in Aalten om de asfaltfabrieken in Nederland van Duitse grondstoffen te kunnen voorzien een bedrijf gaat vestigen. Men had erop gerekend vanochtend om half 6 op het industrieterrein te zullen aankomen. Om 10 uur berichtte de Aaltense politie dat men de nauwe straat uit was en bij de overweg was aangekomen, „aardig op weg” naar de plaats van bestemming.

    Bronnen

  • Diepe put teruggevonden bij molen in Aalten

    Diepe put teruggevonden bij molen in Aalten

    Dagblad Tubantia, 5 augustus 1969

    Het verloofde paar Ossendorf-Hubers in Aalten heeft geen enkele reden in de put te zitten. Integendeel! Binnenkort zal de verloving worden omgezet in een huwelijk en met de inrichting van een spiksplinternieuwe woning aan de Molenstraat is men al bezig. En toch geeft juist deze nieuwe woning de heer Ossendorf en zijn toekomstige vrouw aanleiding op te passen niet letterlijk in de put terecht te komen. In de put, vlak achter het huis, die daar in de tuin is gevonden en die bijna veertien meter diep is.

    Op deze plaats — de naam Molenstraat zegt het al — heeft in vroeger jaren de Aaltense molen gestaan, waarvan de laatste restanten vorig jaar in de lente werden verwijderd. Nu staan er vier prachtige woningen. De put is meer dan honderd jaar oud en is van zware metselsteen gemaakt. Zij hoorde bij de molen en de vroegere molenaar, de heer Klomps, wist nog wel dat de put hier in de buurt ergens te vinden moest zijn. Ook de toekomstige bewoners van de huizen werden ingelicht. Alle vier woningen staan overigens nog leeg, maar in de tuinen wordt al druk gewerkt. In deze tuinen werden inmiddels al vier zware molenstenen gevonden.

    Ook de heer Ossendorf ging op zoek naar dergelijke gevaarten en de put. Na enkele „proefboringen” duurde het niet lang of molensteen én put werden gevonden. Dat wil zeggen: de put was met een molensteen afgedekt. Met veel moeite werd de steen, die in niet al te beste staat meer was, bij stukken en brokken verwijderd en toen staarde het paar in de diepte. Volgens omwonenden moet de put in het laatste van de vorige eeuw de hele buurt van water hebben voorzien. Het water zit thans op ongeveer dertien meter diepte. Van grondwater zullen de huizen dus niet veel last hebben. Traditiegetrouw werd ook deze molen op het hoogst gelegen deel van het dorp gebouwd.

    De put heeft een doorsnee van één meter en in de muur zijn klimbouten gemetseld waarlangs men kan afdalen. Na de herontdekking heeft tot dusver nog niemand zich aan dit experiment gewaagd. Het is niet bekend wat er met de diepe put gaat gebeuren. Dempen of uitbouwen tot een fraaie antieke put met hefboom bijvoorbeeld. Dat is nog een kwestie van overwegen. Het laatste lijkt aanlokkelijk maar ergens in het achterhoofd speelt toch ook wel de gedachte aan een dempen voor er ongelukken gebeuren.

    Bronnen


  • Opkomst van de textielindustrie in Aalten

    Opkomst van de textielindustrie in Aalten

    Eeuwenlang is er in de Achterhoek en Westfalen vlas verbouwd, waarvan op boerderijen linnen werd geweven. In Aalten herinneren namen van boerderijen en wegen aan deze thuiswevers: de Weversborg, de Bleeke of – vanwege het zuivere water – de Zilverbekendijk. Er ontstond in de streek een levendige handel in geweven goed tussen wevers en handelaren aan weerszijden van de grens.

    De opkomende textielindustrie haakte in op deze oude traditie van huisnijverheid. Toen aan het begin van de 19e eeuw de invoerrechten werden verhoogd, besloten Duitse textielbedrijven zich in de Achterhoek te vestigen. De firma’s Gebrüder Driessen en Peter Driessen & Sohn kwamen vanuit Bocholt naar Aalten, wat het begin betekende van een bloeiende textielindustrie in het dorp.

    Over een periode van ruim 140 jaar (1826-1969) ontwikkelden de fabrikanten Driessen zich tot de belangrijkste werkgevers in Aalten en omgeving. De fabrieksgebouwen en privéwoningen van de Driessens waren beeldbepalend in het dorp. De fabrikanten hebben een belangrijke stempel gedrukt op het maatschappelijke en economische leven van Aalten tot in de tweede helft van de 20e eeuw.

    Vlas spinnen
    Het spinnen van vlas op het spinnewiel
  • Triomftocht kampioenen ergert veel Aaltenaren

    Triomftocht kampioenen ergert veel Aaltenaren

    Dagblad Tubantia, 12 mei 1969

    Serenade mag niet – telefonade wel

    AALTEN — Alle partijen in de raad van Aalten hebben er al herhaaldelijk op aangedrongen de voorschriften betreffende de zondagsviering te Aalten op de helling te zetten. Men was algemeen en terecht van mening dat er iets veranderen moest in de gemeente, dat er een meer frissere wind moest gaan waaien. Er was zelfs een raadslid dat sprak van een „dooie boel”. Er gebeurde evenwel in dit opzicht niets en de zondagsviering in Aalten bleef zoals deze al jaren, ja misschien zelfs wel eeuwen geweest was, rustig en ongestoord. Tot gisteren.

    Triomftocht kampioenen - Dagblad Tubantia, 12-05-1969
    De spelers en reserves van het kampioensteam van Aalten maakten onder grote belangstelling op een platte wagen een rondrit door het dorp.

    De voetbalvereniging Aalten had in Beltrum het zo zeer begeerde kampioenschap behaald en nu moest het kampioenselftal in het dorp worden ingehaald. Liefst met muziek! Dat was nog wel niet eerder vertoond maar indachtig aan de wensen in de raad vond burgemeester mr. H.H.H. Haverkamp het kennelijk wel op zijn plaats de Aaltense Orkest Vereniging toestemming te geven de zegevierende ploeg bij de watertoren te gaan ophalen en een triomfantelijke tocht door het dorp naar het clubhuis Vultink aan de Driesprong te houden.

    Aldus geschiedde. En burgemeester Haverkamp heeft het geweten! „De telefoon bij mij heeft rood gloeiend gestaan”, zo vertelde hij gisteravond op de receptie van de voetbalclub. Daarom wenste hij de kampioenen ook niet namens het gemeentebestuur en de hele gemeenschap geluk. Dat kon hij niet, zo zei hij, „want ik ben opgebeld door zoveel mensen, die aankondigden dat zij spraken namens nog eens zoveel mensen meer die in de loop van de avond ook zouden opbellen, die het me allen hoogst kwalijk namen, dat ik toestemming had gegeven tot het maken van muziek op de openbare straat op zondag, dat ik dan onmogelijk kon zeggen namens de hele gemeente te spreken”. De persoonlijke gelukwensen van mr. Haverkamp waren er trouwens niet minder om.

    Inmiddels had de burgemeester in verband met de vele aangekondigde telefoontjes de hoorn van de haak gelegd, omdat in elk geval zijn kinderen de zondag,,nacht”rust wel konden genieten. „Ik had wel wat meer verdraagzaamheid verwacht”, verzuchtte de burgemeester Haverkamp vanmorgen op het gemeentehuis in Aalten, waar hij wel telefonisch bereikbaar was. „En als ik die toestemming nou eens niet gegeven had? Wat dan? Dan hadden weer anderen in Aalten op de achterbenen gestaan. En die zouden ons weer hebben verweten dat er hier nooit eens iets te doen is”.

    Hij zei het niet maar men kon hem horen denken: Het is of niet goed, of het deugt niet.

    Twee dagen later meldde Dagblad Tubantia nog het volgende:

    Strip-actie voor Aaltens burgemeester Haverkamp

    „Niet voor één, maar voor iedereen”

    Strip-actie Haverkamp - Dagblad Tubantia, 14 mei 1969
    Deze juffrouw betrad vanmorgen het Aaltense raadhuis over een aantal op de stoep geplakte strips.

    AALTEN — „Eigenlijk moest ik hier niet voor één, maar voor iedereen staan’’. Dat zei burgemeester mr. H.H.H. Haverkamp zondagavond op de receptie van de voetbalvereniging Aalten ter gelegenheid van het feit dat de club kampioen was geworden. Toch kon de burgemeester niet voor iedereen spreken, omdat hij, zoals bekend, zoveel telefoontjes had gehad van mensen, die protesteerden dat de zondagsrust was geschonden, doordat hij toestemming had gegeven het feestvierende elftal met muziek in te halen, dat hij de hoorn van de haak had gelegd om althans zijn kinderen de onontbeerlijke nachtrust te laten genieten.

    De burgemeester kon dus inderdaad niet voor iedereen in de gemeente spreken, maar als Aalten eenmaal in beweging is blijft Aalten in beweging. In de afgelopen nacht hebben onbekenden een ontelbaar aantal strips burgemeester Haverkamp zogezegd „hoog laten leven”. De strips zijn overal opgeplakt: op winkelruiten, lantaarnpalen, schuttingen en op achterruiten van vannacht buiten geparkeerde auto’s. Het opschrift luidde: Leve burgemeester H. H. H. Haverkamp Niet voor Een, maar voor iedereen, hierbij inhakend op de woorden van de burgemeester zelf. De actie is kennelijk bedoeld om de burgemeester een hart onder de riem te steken.

    Leve burgemeester Haverkamp - Dagblad Tubantia, 14 mei 1969

    Jammer

    De enige die wij vanmorgen bezig zagen strips te verwijderen was de gemeentebode, die op zijn knieën op de stoep voor het gemeentehuis lag om ook de daar in grote getale opgeplakte strips weg te schuren. Dat was na alle deining dus nu ook nog een openbare strip-tease op de markt. Dat gebeurde overigens in opdracht van de burgemeester zelf.

    Deze vertelde ons vanmorgen, toen we hem om commentaar vroegen, dat niets menselijks hem vreemd was en dat het hem daarom als mens wel goed deed, als men het voor hem opnam. Aan de andere kant vond hij het toch jammer, dat dit was gebeurd, omdat het de verhoudingen nodeloos zou kunnen verscherpen. De kwestie van de zondagsrust, aldus de burgemeester is een zeer gevoelige zaak, geleidelijkheid is hier geboden. De actie vond hij in dit geval dus wel plezierig, maar… niet voor iedereen.

    Bronnen


    • Dagblad Tubantia, 12 mei 1969 (via Delpher)
    • Dagblad Tubantia, 14 mei 1969 (via Delpher)
  • Moderne Robin Hood

    Moderne Robin Hood

    Tubantia, 9 oktober 1968

    GROENLO — De Groenlose kantonrechter, mr. H. J. Steenbergen, werd gistermiddag geconfronteerd met een moderne Robin Hood. De jeugdige J. P. uit Bredevoort had de geschiedenis eeuwen teruggedraaid en was met pijl en boog gewapend op jacht geweest in Aalten. Maar aangezien de dagen van Robin Hood al lang vervlogen zijn en de wetgeving er tegenwoordig geheel anders uitziet, kwam hij in conflict met de jachtwet.

    Met het primitieve wapentuig had P. een perceel bos tussen de Walvoortweg, de Stationsstraat en de Bredevoortsestraat onveilig gemaakt. Het bos heet Het Zwarte Woud. Een naam, die wonderwel paste bij de avontuurlijke sfeer, waarin de historieschrijvers de wakkere volgelingen van koning Richard Leeuwenhart hebben gehuld.

    De Bredevoortse boogschutter had het gemunt op dieren, die op twee- of vier pootjes door het leven gaan en op hetgeen gevleugeld door het luchtruim zweeft, maar hij werd van jager wild toen de politie hem in het vizier kreeg. Toen bleek ook, dat P. geen echte volgeling van de grote held uit het spannende verhaal is. Hij liet de boog vallen en maakte zich uit de voeten. Hem ontbraken echter de sluwheid en de snelheid van Robin Hood, die zijn belagers telkens te glad af was, en dus liep P., nadat hij zijn pijlen aan een vriendje had gegeven, in de fuik. Zijn avontuur was uit.

    Bedremmeld

    P. keek de kantonrechter bedremmeld aan toen deze hem aan het verstand bracht, dat hij zich schuldig had gemaakt aan verboden jacht. Dat zijn spel dergelijke verstrekkende gevolgen zou hebben en ook financiële consequenties overviel hem. Een beetje beteuterd bracht hij eruit, dat het hem niet was begonnen om het jagen maar puur om de sport. De sensatie, die het schieten met pijl en boog hem verschafte, drongen de ge- en verboden ver op de achtergrond. Je hebt er toch mee op dieren geschoten, vroeg mr. Steenbergen. Wel geprobeerd, maar het lukte slecht, antwoordde P. Hij had de boog in Duitsland gekocht.

    De kantonrechter had de proef op de som genomen en was daarbij tot de conclusie gekomen, dat het een gevaarlijk wapen was. De zware pijlen, voorzien van een metalen punt, zoefden hard door de lucht, zei hij. Mr. Steenbergen informeerde ook waarom P. er vandoor gegaan was. Voelde je je niet erg lekker? vroeg hij. Weet ik niet, stamelde P.

    De officier van justitie, mr. J. Punt, was van mening, dat iemand, die met dergelijk jachttuig in het veld loopt, duidelijk aan het jagen is. Hij vond, dat dit geen aanmoediging verdient en om andere Wilhelm Tell-figuren af te schrikken, eiste hij een boete van f 60 of 6 dagen hechtenis en verbeurdverklaring van boog en pijlen. De kantonrechter verklaarde, dat P. verstandiger had gedaan aansluiting te zoeken bij een boogschuttersvereniging en als die gelegenheid in Aalten aanwezig was, was hij genegen P. in het bezit van pijl en boog te laten. Die mogelijkheid is er echter niet en daarom achtte mr. Steenbergen het noodzakelijk het wapen in beslag te nemen. Hij veroordeelde P. tot een boete van f 30,- of 3 dagen.

    [Bron: Delpher]

  • Zeskamp (1968)

    Zeskamp (1968)

    Evenement

    In 1968 zette Aalten zichzelf op de kaart door deel te nemen aan het populaire TV-evenement Zeskamp. De gemeente telde toen zo’n 12.000 inwoners. De textielindustrie was tanende, buiten de bebouwde kom was de boer nog troef. Aalten was in die periode een verzuild dorp. De Zeskamp lijkt echter een omslag teweeg te hebben gebracht.

    De Zeskamp was een sportief evenement, georganiseerd door de NCRV en de Belgische BRT en zij zonden het live uit op TV. Het trok destijds miljoenen kijkers en was daarmee één van de best bekeken TV-programma’s. Er waren deelnemers uit zes verschillende plaatsen, drie uit Nederland en drie uit België.

    Inwoners deden massaal en enthousiast mee. Bewoners van verschillende geloofs- en levensovertuigingen werkten samen. Nu ontmoetten zij elkaar eens echt en leerden elkaar kennen. En zo werden denkbeeldige muren geslecht.

    De wedstrijden werden op zes zaterdagavonden gespeeld, steeds in één van de deelnemende plaatsen. In Aalten was de Markt het wedstrijdtoneel.

    Uiteindelijk mocht Aalten naar de finale in Zutphen en won! Men huldigde de deelnemers met een rondrit door het dorp.

    Zie ook:

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Aalten heeft grote plannen

    Aalten heeft grote plannen

    Nieuwe Winterswijksche Courant, 27 februari 1967

    Afbraak gebouwen op de Markt – Nieuw raadhuis en cultureel centrum op de plaats van het oude feestgebouw.

    De gemeente Aalten heeft een ambitieus structuurplan laten ontwerpen, dat aan de Aaltense dorpskern een heel ander aanzien zal geven. Een aantal bekende gebouwen aan de Markt, met o.a. het oude raadhuis (zie foto) zal volgens dit plan moeten verdwijnen. Op de plaats daarvan zullen een kiosk, busstation en kleine winkels komen.

    Het oude feestgebouw aan de Pol zal, volgens het plan moeten verdwijnen en op deze plaats heeft men een modern nieuw Raadhuis en een Cultureel Centrum gedacht.

    Voorts zijn er nieuwe straten geprojecteerd, die nog al wat doorbraken nodig maken. Het realiseren van al deze plannen zal wel enige tientallen jaren duren. Maar in elk geval weten de Aaltenaren dan, waar ze aan toe zijn.

    Het is goed beleid om de toekomstige groei van het dorp al bijtijds in vaste, weloverwogen banen te leiden. Een vraag is nog, of het oude Gemeentehuis wel mag verdwijnen; „Monumentenzorg” zou bezwaar maken.

    De nieuwste inzichten t.a.v. de bouw van een nieuw postkantoor gaan in de richting van de nieuwbouw op de plaats van het bestaande kantoor. Het terrein bij het klooster, dat hier aanvankelijk voor bestemd was, gaat straks fungeren als parkeerterrein.

    Voor een eventueel aan Aalten toe te wijzen alg. chr. ziekenhuis is grond beschikbaar ten noorden van de Ringweg. Uitbreiding van het industrieterrein is mogelijk in noordelijke richting tot aan de spoorlijn en ten slotte is bij de Keizersbeek terrein aanwezig waar landbouwers zich kunnen vestigen, die bij de ruilverkaveling „uitgesaneerd” worden.

    Bronnen


  • Adresboeken van Aalten

    Adresboeken van Aalten

    De adresboeken van de gemeente Aalten uit 1934 en 1967 vormen een waardevolle informatiebron voor historici en familieonderzoekers. Deze naslagwerken bevatten een overzicht van alle toenmalige adressen en hun bewoners in Aalten, inclusief Bredevoort en de omliggende buurtschappen.

    Adresboek 1934: introductie van straatnamen

    Tot ver in de 20e eeuw bestonden adressen in de gemeente Aalten uit de naam van de kern of buurtschap, gevolgd door een huisnummer. Naarmate het aantal woningen toenam, wijzigde de huisnummering in de loop der tijd meerdere malen. In 1933 werden voor het eerst officiële straatnamen en huisnummers vastgesteld in de bebouwde kommen van Aalten en Bredevoort.

    Om deze veranderingen inzichtelijk te maken, werd in januari 1934 een gids uitgegeven met een overzicht van de nieuwe en oude huisnummering. Ook in de buurtschappen werden de huisnummers opnieuw aangepast.

    Adresboek 1967: verdere wijzigingen en groei

    In februari 1967 verscheen de zevende editie van het Adresboek der gemeente Aalten, uitgegeven door Aaltens Belang. Deze uitgave bevat een voorwoord, waarin onder andere valt te lezen:

    “Sedert de 6e uitgave van ons adresboek in december 1963 zijn er weer grote volksverhuizingen in deze gemeente geweest en ook het aantal nieuwe straten werd nog groter. Bovendien zijn enkele straten geheel vernummerd. De grootste veranderingen kwamen echter in de buurtschappen. Tot nu toe hadden we b.v. in Barlo de nummers 1 t/m 162. Nu zijn ook de buurtschappen, net als de straten in de kommen Aalten en Bredevoort, weggewijs genummerd. In de toekomst is dit natuurlijk veel gemakkelijker, maar er zal een geslacht overheen gaan voordat de nieuwe namen en nummers ingeburgerd zijn. Ook de oude nummers hebben we daarom nog achter het nieuwe nummer vermeld.”

    Het adresboek uit 1967 is beschikbaar als pdf-bestand en kunt u hier downloaden:

    Oproep: heeft u oude adresboeken?

    In de periode tot 1967 zijn meerdere adresboeken verschenen, maar helaas beschikken wij niet over deze edities. Heeft u een exemplaar van een ouder adresboek en mogen wij dit inscannen voor ons historisch onderzoek? Neem dan contact met ons op!

  • Aalten krijgt een eigen Twenclub

    Aalten krijgt een eigen Twenclub

    Nieuwe Winterswijksche Courant, 19 oktober 1966

    JEUGD NEEMT ZELF HET INITIATIEF

    Verantwoorde ontspanning in eigen sfeer

    Les Doremi - Nieuwe Winterswijksche Courant, 19-10-1966
    Ook de Aaltense groep „Les Doremi” zal natuurlijk binnenkort in de Twenclub optreden.

    Hans Huinink, Bert Stronks en Wim Mateman uit Aalten hebben de koe bij de horens gepakt. De Twen-koe, wel te verstaan. Zij hoorden jarenlang de klacht dat er in Aalten zo weinig ontspanningsmogelijkheden waren. En dat daarom tal van Aaltense jongelui in het weekeinde naar omliggende plaatsen gingen (o.a. Winterswijk en Groenlo) om daar gezelligheid en vertier te zoeken.

    Hans, Bert en Wim, beide eerstgenoemden leerlingen van de kweekschool in Doetinchem, laatstgenoemde student in de sociologie, hebben zelf ook meegedaan aan het uiten van die klacht. Maar ze realiseerden zich tegelijkertijd dat men met het uiten van klachten alleen het probleem niet oplost. Zij hebben met leeftijdgenoten ideeën besproken en de plaatselijke overheid gepolst.

    De prettige reactie die men van burgemeester Van Veen kreeg, droeg er toe bij dat men besloot „iets te gaan doen”. En daarom komt er in Aalten een „Twenclub ’66” die a.s. zaterdag in café-restaurant „’t Noorden” van start zal gaan.

    Voorlopig zal deze club haar wekelijkse meetings (in twen-style, zoals de organisatoren dat noemen) houden in ’t Noorden. Het zal echter een geheel op zichzelf staande club zijn met een aparte clubruimte, die geheel in een moderne twensfeer gebracht zal worden en aangepast aan de eisen van de leden. Voor deze smaakvolle aankleding zullen de organisatoren zelf zorg dragen. Het aangekondigde programma ziet er aantrekkelijk uit. Regelmatig zullen er bekende bands aangetrokken worden, die natuurlijk beat, maar ook andere, lichte genres zoals countrymuziek en dixieland-jazz zullen brengen. Daarnaast zullen er discobals georganiseerd worden, waarvoor de initiatiefnemers de beschikking hebben gekregen over een hypermoderne geluidsinstallatie.

    Eigen sfeer

    De Twenclub ’66 zal een besloten karakter dragen om een geheel eigen niveau en sfeer te kunnen handhaven. Dat is tegenwoordig een gebruikelijke gang van zaken bij ontspanningsgelegenheden voor jongeren. Met een lidmaatschapskaart zal men echter ten alle tijde toegang tot de club hebben. Deze toegang is in beginsel, vrij, maar de organisatoren houden zich het recht voor om bepaalde eisen te stellen. „We streven naar een gezellige, losse sfeer, waarin men zich vrijuit kan ontspannen bij muziek, dans en ontmoeting met leeftijdsgenoten. Wie zich niet aan de clubregels houdt zetten we zonder pardon buiten de deur” zeggen de bestuursleden vastbesloten. Zij zijn ervan overtuigd, dat het merendeel van de jongeren, en zelfs ouders achter hun doelstelling (verantwoorde ontspanning tegen betaalbare prijs) staat.

    „Eenmaal in de week willen we er helemaal uit zijn.” In onze club krijgen de jongeren daarvoor de gelegenheid. De prijs van het lidmaatschap is zo laag mogelijk gehouden. Ook de studerende jongeren krijgen dus de kans om mee te doen. En al kost het aantrekken van goede bands veel geld, toch zullen ook de consumpties niet extra-duur zijn.

    De organisatoren overwegen zelfs om in de loop van dit jaar in de Twenclub een goedkope snackbar te vestigen, evenals een TV-hoekje, waardoor men zelfs zijn favoriete zaterdagavondprogramma’s niet hoeft te missen. Het bestuur heeft reeds zovele enthousiaste reacties ontvangen, dat zij hun Twenclub met veel vertrouwen lanceren. Op de openingsavond zal een zeer bekende beatband een geheel nieuw programma van bekende hits verzorgen. Voor wie lid wordt zal deze introduktieavond gratis zijn.

  • Keizersbeek in Aalten wordt verlegd

    Keizersbeek in Aalten wordt verlegd

    Nieuwe Winterswijksche Courant, 23 september 1966

    Momenteel is men in de buurt van Aalten bezig met de verbreding en verbetering van de Keizersbeek. De bedoeling hiervan is dat in de toekomst het aangevoerde water sneller verwerkt kan worden waardoor wateroverlast tot een minimum zal worden beperkt. Niet alleen in Aalten wordt de beek verbeterd. Grote delen zijn in de buurt van Gendringen en Ulft al onderhanden genomen.

    Keizersbeek Aalten verbeterd en rechtgetrokken - Nieuwe Winterswijksche Courant, 23-09-1966
    Aan de Bocholtseweg is men al druk bezig met de verbreding van de Keizersbeek. Op deze plaats is het talud met beton versterkt.
    Keizersbeek Aalten verbeterd en rechtgetrokken - Nieuwe Winterswijksche Courant, 23-09-1966
    Een brug zonder beek is te zien aan de Bodendijk bij Aalten. Onder deze brug door zal straks de Keizersbeek stromen, zodra deze is verlegd.

    In de buurt van Bredevoort zal een overlaat komen, zodat op een gegeven moment het water van de Slinge kan worden overgebracht naar de Keizersbeek. Zoals bekend komt het rond Bredevoort herhaaldelijk voor dat de Slinge het aangevoerde water niet kan verwerken en buiten haar oevers treedt. Dit hoopt men door de overlaat te kunnen voorkomen.

    Bij Aalten wordt de Keizersbeek niet alleen verbeterd, zij wordt op sommige plaatsen ook rechtgetrokken, zoals tussen de Bocholtseweg en de Bodendijk. De nieuwe brug in de Bodendijk ligt er al. Door deze rechttrekking krijgt men tevens aan de Aaltense kant van de beek een beter aaneengesloten terrein dat zowel voor de woningbouw als voor de aanleg van sportaccommodatie grote mogelijkheden biedt.

    Wat dat laatste betreft zijn er al wel plannen en heeft er al wel overleg plaatsgevonden. Wat er echter uit de bus zal komen, hangt mede af van het ontwerp dat de planoloog voor deze omgeving zal maken.

    Bron

  • H. Hoefman ritste in halve eeuw 4 mln. klompen

    H. Hoefman ritste in halve eeuw 4 mln. klompen

    Dagblad Tubantia, 29 augustus 1966

    Klompen mogen dan niet meer zo heel veel worden gedragen, ze worden nog steeds gefabriceerd. Het uitstervende beroep wordt hier en daar in Twente en Oost-Gelderland nog met heel veel toewijding en vakmanschap beoefend, steeds meer machinaal uiteraard, maar ook nog met de hand. Zo’n handwerker in het klompenmakersvak is de heer H. Hoefman, wonend aan de Gasthuisstraat in het Achterhoekse stadje Bredevoort. Om precies te zijn – hij is ritser.

    Dat zegt u waarschijnlijk net zoveel als het ons tot vanmorgen heeft gedaan, niets. Welnu dan. Ritsen houdt in het snijden van sierfiguurtjes op klompen en dat gebeurt veelal nog met de hand. De heer Hoefman is misschien wel een record-ritser. Dat is zaterdag gebleken, toen hij vijftig jaar in dienst was van een en dezelfde baas, de klompenfabriek Lichterink in de Aaltense buurtschap Barlo.

    Op de jubileumreceptie, die de directie de heer Hoefman aanbood, rekende de heer Lichterink in de gauwigheid uit dat de heer Hoefman („een ware vriend en medewerker”, zei de baas hartelijk) in vijftig jaar tijds zo’n slordige twee miljoen paar klompen heeft geritst. Een onvoorstelbare stapel. Omdat velen op die jubileumreceptie, waar ook burgemeester E.S. van Veen verscheen, nou wel eens wilden zien hoe dat ritsen in z’n werk gaat, gaf de jubilaris ter plaatse een demonstratie.

    Ergens werd een klomp vandaan gehaald en de heer Hoefman ging aan de slag. Een paar minuten later was de klomp geritst. Hij ging van hand tot hand en het fijne siersnijwerk van de trotse jubilaris oogstte terecht veler bewondering. Het was misschien wel het mooiste moment van de dag voor de jubilaris.

    In 1957 werd de heer Hoefman al onderscheiden met een bronzen eremedaille in de Orde van Oranje Nassau.