De molen ‘op ’t Rot’ stond tussen het huis aan de Admiraal de Ruyterstraat nummer 7 en de toenmalige Breukelaarschool (MULO) aan de Piet Heinstraat. Deze buurt werd ’t Rot genoemd. In de volksmond stond de molen bekend als de ‘molen van Hakstege’.
De molen werd in 1896 gebouwd door Derk Hakstege (1860-1953), op de plek waar daarvoor ook al een molen stond die echter was afgebrand. Deze voorganger was een achtkante beltmolen genaamd ‘De Knötte’.
Zoon Abraham Wessel Hakstege (1889-1964) was ongeveer 7 jaar oud toen de molen werd gebouwd. De benodigde bakstenen werden per spoor aangevoerd. Het transport van de stenen gebeurde nog met paard en wagen. De afstand tussen het spoorstation en de nieuw te bouwen molen was ongeveer 3 tot 4 honderd meter en zoonlief kreeg de opdracht het paard en de wagen te begeleiden.
Onttakeling
In 1931 werd de molen onttakeld, omdat de kosten voor een nieuwe as die op dat moment nodig was, niet op te brengen waren. De molen liep daarna in 1952 zware stormschade op. Rond 1970 werd ook de romp verwijderd.
Na het overlijden van zijn vader werd Abraham Wessel op 1 juli 1954 eigenaar van de molen. Wegens ziekte, ouderdom en het ontbreken van een opvolger voor het beroep van molenaar werd de molen op 27 september 1963 verkocht aan de Breukelaarschool die ruimte nodig had voor uitbreiding.
Adresgeschiedenis
Adresboek 1934
Aalten A105 > Admiraal de Ruyterstraat 5
Molen
Adresboek 1967
Admiraal de Ruyterstraat 5
Molen
Aaltensche Courant, 2 november 1923
Aaltensche Courant, 16 januari 1940
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
De firma Peters & Gans (PEGA) was één van de bedrijven in Aalten die actief was in de voor Nederland unieke hoornindustrie. Bij PEGA werden pijpen, wandelstokken en snuifdozen gemaakt.
In 1896 verliet Johannes Peters de hoornwerkplaats van zijn vader aan de Köstersbulte en sloot een vennootschap met Marcus Gans, een Joodse koopman. Gans financierde de firma genaamd PEGA (Peters & Gans). De pijpenfabriek stond aanvankelijk naast Peters’ woning aan de toenmalige Gasthuisstraat (nu Haartsestraat).
Naast Duitse pijpen voor Duitse reservisten werden wandelstokken met hoornen handvatten vervaardigd. Nadat de fabriek in 1917 totaal uitbrandde, vestigde Johannes Peters zijn pijpenfabriek aan de Admiraal de Ruyterstraat. In plaats van Duitse pijpen werden er vooral bruyèrepijpen gemaakt.
In 1931 publiceerde de Graafschapbode een artikel over „De Aaltensche Hoornindustrie”, en schreef daarin over Peters & Gans:
We bezochten de fabriek der firma Peters & Gans te Aalten, fabrikante van hoornen-, kunsthoornen- en houten pijpen en van de typische Duitsche pijpen met veel hoornen versiersels, van wandelstokken en… van snuifdoozen! Mooie, geheel uit hoorn vervaardigde snuifdoozen, die afzet vinden onder de mijnwerkersbevolking van Zweden en Duitschland.
Deze firma, die haar producten reeds in 1897 met een gouden medaille bekroond zag, vervaardigt een groote verscheidenheid van rookartikelen, te weten de door iedereen gebruikte houten pijpen, kunsthoornen pijpen, sigaren- en sigarettenpijpen, terwijl deze fabriek zich in het bijzonder toelegt op de fabricage in ’t groot van mondstukken voor pijpen, o. a. voor de Goudsche doorrookkoppen. Deze mondstukken worden gemaakt van hoorn of kunsthoorn, vaak in verbinding met het zgn. Weichselhout of reukhout, dat de „smaak” van het rooken verhoogt.
De typische lange Duitsch pijp is een „specialité de la maison” dezer fabriek!
Eenige pijpen der Fa. Peters & Gans
Zooals uit een der bijgaande foto’s blijkt, bestaat zoo’n pijp uit een aaneenschakeling van kunstig bewerkte hoorndeeltjes; de arbeiders, die deze kunstig bewerkte pijp-exemplaren maken, zijn ware beeldhouwers in ’t hoornvak! Vooral Amerikanen koopen deze pijpen graag, die ze meenemen als aandenken aan Holland… om dan hun landgenooten te vertellen, dat heel Holland uit deze merkwaardige pijpen rookt! De fa. Peters & Gans zou willen dat het waar was!
„Duitsche pijpen”
Het is evenwel een pijp, waaruit men dient te rooken in de entourage van een oude boerenhofstede of te midden van een gezellige meubileering van ettelijke tientallen jaren geleden, ’t liefst met een zwart pak aan en een calotje op! Juist dit aparte karakter van deze ouderwetsche pijp is tegelijk charme; het is de moeite waard haar als sieraad aan een pijpenrek te hangen en er voor de curiositeit bij tijd en wijle uit te rooken. Deze „Duitsche pijpen” vinden hun afzet in Holland en gaan voorts, zooals we al opmerkten, veel naar Amerika en ook naar Duitschland. ’t Zijn dus eigenlijk Hollandsche „Duitsche” pijpen.
De hoornen onderdeeltjes van deze pijpen worden op de draaibank vervaardigd. Behalve pijpen en snuifdoozen is de fa. Peters & Gans leverancierster van wandelstokken, waarin ze engros handelt; zij specialiseert zich in het goedkoope en midden-genre, maakt bergstokken voor de Valkenburgsche toeristen, rieten stokken voor de veemarkten, moderne heeren-wandelstokken, met hoornen of kunsthoornen knoppen of versieringen.
Een veel gebruikt materiaal is tegenwoordig, aldus verzekerde de firmante ons, het Tohiti-riet uit Ned. Oost-Indië, een lichte en sterke stok, die zeer buigbaar is. De houten stokken komen meest uit Midden-Europa; zij hebben dan doorgaans reeds den haakvorm ruw aangebracht, waarna men de stokken eerst kurkdroog laat worden en vervolgens naar ons land expedieert. Omdat ze dan al wat op wandelstokken lijken, belast de fiscus ze aan de grens met 8% invoerrecht, hetgeen de fa. Peters & Gans een zeer onjuiste practijk vindt, daar hier de grondstof voor de Nederl. industrie belast wordt!
40-jarig jubileum
In 1936 vierde de firma Peters & Gans haar 40-jarig jubileum. De Aaltensche Courant schreef toen het volgende:
Heden voor 40 jaren, 1 Mei 1896 werd alhier de acte van oprichting der firma Peters & Gans verleden. De oprichting dezer firma was zuiver een uitvloeisel van plaatselijke toestanden. De ouderen onder onze lezers zullen zich zeker nog herinneren dat in de vijftiger jaren hier ter plaatse de hoornindustrie werd gesticht door den heer B. Vaags. Deze verwerkte toen het dichte deel der horens, het open gedeelte was eigenlijk afval voor de pijpenfabricatie. Dit afval werd later door den heer A. ten Dam productief gemaakt door het aan te wenden voor vervaardiging van kammen. Deze kammenfabricage nam zoo’n groote vlucht dat weldra de bordjes werden verhangen, en de pijpenfabrikanten kochten toen de punten bij de kammenfabriek.
De vader van den huidigen oudsten firmant-oprichter de heer Joh.s Peters was een der eerste knechts van B. Vaags, hij begon een eigen bedrijf op de Hoogestraat, later in het pand hoek Markt. Een 20-tal werklieden vonden hier toen emplooy. In 1896 zette de heer Peters zijn bedrijf stop. Zijn zoon de heer Joh.s Peters stichtte toen de zaak, die door associatie met de heer M. Gans, de firmanaam Peters & Gans kreeg.
Dit bedrijf was op veel moderner leest geschoeid. Voor de primitieve trapbeweging kwam de motorische drijfkracht. In 1900 trad de heer Gans uit de firma. Op 27 Mei 1917 werd de fabriek aan de Gasthuisstraat door brand totaal verwoest en niet herbouwd, doch in Juni reeds werd het bedrijf weer voortgezet in de voormalige meubelfabriek van den heer Vreede, die door bijbouw en verbouw aan den eisch en behoeften van het bedrijf was aangepast.
Hoofdzakelijk werden pijpen gefabriceerd, de grondstoffen waren hoofdzakelijk de op de kammenfabriek onbruikbare stukken van de horens. Naast pijpen werden wandelstokken vervaardigd, het afzetgebied was voor beide producten tot den oorlog hoofdzakelijk over de grens gelegen.
Thans zijn de bordjes evenwel verhangen en importeert het bedrijf meer dan de export bedraagt, de eigen productie is tot een minimum moeten worden teruggebracht. Een groote tegenstelling met de mobilisatiejaren toen de vraag de productie overtrof. Het echte pijpendraaien zooals dat vroeger gebeurde was een mooi, doch zeer moeilijk vak en vereischte naast handigheid, smaak en initiatief.
Velen hebben gedurende deze 40 jaren een werkkring in de fabriek der firma gevonden. Een der oudste werklieden die er bijna vanaf de oprichting werkzaam is, is de heer G. Eppink.
De tabakspijp is het hoofdartikel dat de zaak thans pousseert, de rookers zullen de bekende bruyere „Pega” pijpen wel niet vreemd zijn. De houten „koppen’ worden ruw geïmporteerd, de „spitsen” of mondstukken zijn eigen fabrikaat. Naast de bruyere pijpen worden nog steeds de z.g. Duitsche pijpen vervaardigd, welke in bepaalde streken nog steeds aftrek hebber., en de firma Peters & Gans is in haar rayon eigenlijk de eenigste die aan de vraag naar dit artikel kan voldoen.
De heer Joh.s Peters welke z’n twee zoons in de firma heeft opgenomen is ondanks z’n 69 jaren nog geregeld in de weer voor den bloei van z’n bedrijf met een vitaliteit die menig jongere hem zal benijden.
Heden is het voor firmanten en personeel een feestdag, ongetwijfeld zal men van het uitstapje naar Emmerich genieten, en zullen de ups and downs van het bedrijf nog wel de revue passeeren. Gaarne feliciteeren we de firmanten met dit jubileum en verbinden daaraan de wensch dat hun bedrijf zich in een gestagen bloei moge verheugen.
De jubileerende familie.
In 1953 schrijft Dagblad Tubantia:
“De kleine pijpenfabriek der fa. Peters en Gans bestaat nog en er worden ook nog pijpen vervaardigd, doch in hoofdzaak is dit bedrijf toch wel overgeschakeld op grossierderij, ook in allerlei aanverwante rookartikelen.”
Woning Joh. Peters en pijpenfabriek aan de Gasthuisstraat in Aalten.Fragment kadastrale kaart, 1951 (perceel I-7558), aan de Admiraal de RuyterstraatLimburger Koerier, 7 juli 1910Zutphensche Courant, 29 mei 1917Jubileumlogo, 1896-1946Aaltensche Courant, 7 februari 1950
Na WO2 emigreerden honderden Aaltenaren naar verre oorden, op zoek naar een beter bestaan. Hoewel het merendeel daarvan naar Canada vertrok, gingen sommige Aaltenaren naar andere landen, waaronder Zuid-Afrika.
De Graafschapper, 7 mei 1948
Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Zuid-Afrika zijn geëmigreerd, geschikt en goedgekeurd voor publicatie op Oud Aalten? Liefst vergezeld van één of enkele foto’s.
De familienaam Walvoort/Walvoord is afkomstig van havezathe ’t Walfort in Aalten. Scott Anthony Walvoord, woonachtig in de Verenigde Staten en nazaat van emigranten uit de Achterhoek, heeft jarenlang onderzoek gedaan naar zijn ‘roots’. Op zijn website heeft hij een enorme hoeveelheid informatie verzameld over de families Walvoort/Walvoord, in Nederland en de VS.
Onderstaande informatie is merendeels afkomstig van Scott Walvoord’s website.
Voorouders van ‘The Founding Five’
Scott heeft vijf takken van de familie Walvoort weten te onderscheiden die naar Amerika zijn geëmigreerd. Hij noemt deze de ‘Founding Five’. Zij zijn allen kleinzonen van Derk en Janna Walvoort, drie broers en twee van hun neven. De meeste Walvoords en Walvoorts die tegenwoordig in Amerika wonen stammen af van deze ‘Founding Five’.
Salomon Walvoord (Winterswijk, 21 april 1778) trouwde in 1801 met Maria Elisabeth Klumpenhouwer (Dinxperlo, 21 juni 1781). Zij gingen wonen op boerderij Gantvoort in Barlo en kregen daar tien kinderen. Maria overleed op 6 januari 1840 op 58-jarige leeftijd. Salomon verhuisde daarop met zijn jongste dochter, Janna Diena (1825) naar de naastgelegen boerderij Leeland. Op 1 mei 1846 verhuisde Salomon opnieuw, hij trok in bij zijn oudste zoon Hendrik (1802) die op een boerderij in Vragender woonde. Daar overleed hij op 8 juni 1848 op 70-jarige leeftijd.
Hendrik Walvoord (1802-1865)
Hendrik (Aalten, 21-03-1802) was als jonge man lang, donker en slank. Hij trouwde drie keer, waarvan tweemaal met zusjes, dochters van Garrit Doornink en Dersken Wesselink. Zijn eerste huwelijk was met Teunisken Doornink (Vragender, 16-02-1800). Zij trouwden in 1824 en hij trok bij zijn schoonouders in. Samen kregen zij twee kinderen, Gerrit Jan (Vragender, 22 januari 1826) en Derk Antoni (Vragender, 24 juli 1827). Derk Antoni stierf op 24 januari 1828, zes maanden oud. Vijf maanden later overleed Teunisken op 22 juni 1828, nog maar 27 jaar oud.
Hendriks oudste zoon Gerrit Jan werd in dezelfde wieg gewiegd als Hendriks jongste zus, Janna Diena (Gerrit Jan’s tante, slechts één jaar eerder geboren).
Walfortlaan, AaltenWalvoord Road, Holland (Wisconsin)
Hendrik hertrouwde op 24 juli 1829 met Teuniskens zus, Johanna Berendina Doornink (1806). Samen kregen ze een zoon, Antoni (Tonie) (Vragender, 29 april 1830). Maar Tonie stierf op 23 januari 1833 op tweejarige leeftijd, terwijl hij bij zijn opa en oma in Barlo (Gantvoort) verbleef. Wellicht hadden zij Tonie tijdelijk opgevangen vanwege het overlijden van zijn moeder, tien dagen eerder, op 13 januari 1833 in Vragender, op de leeftijd van slechts 26 jaar.
Hendrik’s derde huwelijk vond plaats op 4 mei 1833 met Johanna Berendina Walvoord (1816). Zij was een dochter van Antonij Walvoord en Willemina Geertruid Konings. Hendrik en Johanna kregen samen twee dochters, Johanna Wilhelmina (1834) en Theodora Maria (1835). Theodora overleed op vijfjarige leeftijd op 29 november 1840. Moeder Johanna overleed op 27 juli 1839 in Vragender, 27 jaar oud.
Emigratie naar Amerika
Na de dood van zijn ouders verliet Hendrik Walvoord, driemaal weduwnaar, Nederland in 1849 voor Amerika. Hij had wat investeringen gedaan met zijn erfenis voordat hij de Atlantische Oceaan overstak en had zesduizend dollar bij zich.
Hendriks neef Gerrit Jan Walvoord (Lichtenvoorde, 1816), niet te verwarren met Hendriks gelijknamige zoon, nam de familieboerderij in Vragender over. Later, in 1870, emigreerde Gerrit Jan ook met zijn gezin naar Amerika waar hij zich bij zijn zoon Toni Willem (William) Walvoord (Lintelo, 1843) in Nebraska voegde. William was zijn vader voorgegaan en had enthousiaste berichten teruggestuurd van overvloedig prairieland.
Zutphensche Courant, 20 oktober 1870
Hendrik vertrok met zijn jongste zus, de 24-jarige Janna Diena Walvoord, op het zeilschip Hektor van Rotterdam naar New York en arriveerde op 16 september. In Amerika voegde hij zich bij zijn zoon Gerrit Jan in Pittsburgh, Pennsylvania. Gerrit Jan was zijn vader en zus een paar jaar eerder voorgegaan. Onmiddellijk daarna verhuisde de hele familie naar Holland, Sheboygan County in Wisconsin, waar Hendrik 65 hectare bebost land kocht en begon met de ontwikkeling van een boerderij, die hij van tijd tot tijd uitbreidde. Kort na aankomst in de VS, verwierf hij 49 aandelen in de Holland Trading Company, die zich bezighield met de handel en het transport van hout.
Het zeilschip Hektor (replica)
Na zijn komst naar Wisconsin verkocht Hendrik percelen land aan nieuwe immigranten in een regio die hij Amsterdam had genoemd. Het zou even duren voordat de autoriteiten deze naam officieel erkenden. Elk perceel dat hij verkocht had uitzicht op Lake Michigan. Hendrik werd ook bekend als houthandelaar. Hij had een aanlegsteiger nodig voor boten, die het hout kwamen ophalen. Hij huurde een baggerschip van de regering en baggerde een kleine haven van twee meter diep uit. Daar wachtten stapels hout op boten.
Elke dag verlieten twee of drie schepen de aanlegsteiger, geladen met hout. Er lagen gewoonlijk vier of vijf schepen tegelijk in de baai. Zeven of acht teams met mannen sleepten het hout naar de pier (aldus Tony Walvoord, 80+ jaar oud, die dit alles vertelde aan Louise Walvoord). Hoewel de oorspronkelijke pier is verdwenen, zijn de houten palen van Walvoords pier nog steeds zichtbaar. Hendrik bezat niet alleen aandelen in het houtbedrijf en de aanlegsteiger, hij had ook een winkel en grote stukken grond gekocht in de buurt van Amsterdam.
Hendrik Walvoord was in 1853 medeoprichter van de Presbyteriaanse kerk in Cedar Grove en diende jarenlang als ouderling. Op 17 maart 1855 werd Hendrik Amerikaans staatsburger. Twee dagen later deed zijn zoon Gerrit Jan hetzelfde.
Op 11 juli 1856 verloor Hendrik zijn enige zoon Gerrit Jan, die op dertigjarige leeftijd verdronk in Lake Michigan. Hendrik kocht een perceel grond voor een begraafplaats die nu in het dorp Cedar Grove ligt (Walvoord Cemetery) en begroef daar zijn zoon.
Hendrik Walvoord stierf op 21 december 1865. Na zijn dood werd zijn land geërfd door de kinderen van Gerrit Jan (Henry, Jane, Mary, Tonia en Delia). Henry, zijn kleinzoon, erfde 32 hectare en de kleindochters erfden elk 16 hectare. Bovendien kreeg Henry alle roerende goederen van zijn grootvader, namelijk: paarden, runderen, wagens en meubels. De vier kleindochters kregen elk 15 dollar voor een koe en nog eens 300 dollar toen ze eenentwintig werden. Toen hij eenentwintig werd, ontving Henry de rest van het bezit van zijn grootvader (hypotheken, bankbiljetten, effecten, kredieten en geld). Toen Tonia stierf, kocht haar broer Henry haar land.
Gerrit Jan Walvoord (1826-1856)
Gerrit Jan Walvoord (Vragender, 22 januari 1826) was kwiek en slim, een man van snelle actie. Hij was lang en slank, had zwart haar en zag er goed uit. Op twintigjarige leeftijd verliet hij zijn geboorteland om zijn fortuin te zoeken in de Nieuwe Wereld. Zijn vader, Hendrik, zou hem later volgen. Gerrit Jan is mogelijk met het schip Garrone van Rotterdam naar Baltimore gevaren. Hij vestigde zich eerst in Pittsburgh, Pennsylvania, waar hij boerde en ook in de kolenmijnen werkte. Daar trouwde hij in 1846 met een Duits meisje, Anna Maria Engel Nolten, die met haar broer naar Amerika was geëmigreerd.
Hun oudste zoon, Henry, werd in 1847 in Pittsburgh geboren. Toen Henry ongeveer twee jaar oud was, in de herfst van 1849, verhuisde het gezin Walvoord naar Sheboygan County, Wisconsin. Zij vestigden zich in de kleine nederzetting Amsterdam aan Lake Michigan, ten zuidoosten van het dorp Cedar Grove. Daar hadden de Walvoords een winkel en verscheepten ze hout vanaf de pier.
Gerrit Jan Walvoord mocht niet lang genieten van zijn nieuwe woning. Terwijl hij hout aan het meten was op bovengenoemde pier, verdronk hij per ongeluk, dertig jaar oud. Niemand heeft het ongeval gezien. Hij is gevonden in het water. Volgens één verhaal hoorde Gerrit Jan een schip aankomen terwijl hij aan het eten was. Hij sprong van de tafel, rende naar de haven, klom over het hout op de pier en verloor zijn evenwicht. Hij viel in het water, dat erg koud was, en hoewel hij een goede zwemmer was, hield het hout dat ook in het water was gegleden hem beneden en hij verdronk. Gerrit Jan stierf in Lake Michigan op 11 juli 1856 en werd begraven in Walvoord Cemetery.
Bij zijn overlijden liet Gerrit Jan een gezin met vijf kinderen achter. Zoon Henry was acht op het moment van het ongeval. De dochters van Gerrit Jan waren Jane, Mary, Tonia en Delia. Delia, de jongste, was pas drie maanden oud toen haar vader stierf. Spoedig daarna zou de zaak aan de pier de familie Walvoord nog meer leed bezorgen. In januari 1857 brandden de winkel en woning af en verloor de familie het grootste deel van hun bezittingen en bijna alles wat ze daar hadden geïnvesteerd.
De oudere Hendrik Walvoord had geld en kocht wat land. Zowel zijn gezin als het gezin van Gerrit Jan verhuisden naar een boerderij in de buurt van Amsterdam. Het huis was gebouwd voor de twee gezinnen en zij hebben daar enige tijd samen gewoond. Henry Walvoord (zoon van Gerrit Jan) is daar getrouwd.
Janna Diena Walvoord (1825-1894)
Janna Diena (Jane) Walvoord (Barlo, 27 juni 1825) was de jongste zus van Hendrik Walvoord. Jane kwam in 1849 met haar broer Hendrik naar Amerika. Nadat ze in Amerika was aangekomen, trouwde ze met een man die ook Walvoord heette: Derk Antonij (Dirk Tony) Walvoord (Lichtenvoorde, 1820). Jane overleed op 8 oktober 1894 in Holland, Sheboygan. Jane en Dirk Tony kregen drie zonen: Garrett, Tony en William.
Garrett trouwde in 1886 met Delia Huenink en kreeg zes kinderen: Jennie, Minnie, Anna, Elmer, Alice en Della. Tony trouwde in 1886 met Janna Pot en kreeg vier kinderen: Antoinette, Mabel, Agnes en Alvin. Tony’s tweede huwelijk in 1900 met Sarah Hilbelink bracht geen kinderen voort. William trouwde in 1892 met Jennie Flipse, een oudere zus van Mary Flipse die later trouwde met een verre neef van William, John Garrett Walvoord. William en Jennie kregen vijf kinderen: Louis, Clarence, Marion, Esther en Harvey.
Walvoord Cemetery
Op 11 juli 1856 verloor Hendrik Walvoord (1802-1865) zijn enige zoon Gerrit, die op dertigjarige leeftijd was verdronken in het Michiganmeer. Hendrik reserveerde in zijn testament een acre grond voor een familiebegraafplaats in sectie 26 van Holland Township. Zoals vermeld in het testament:
“Ten eerste, geef en legateer ik aan de kinderen van mijn zoon Gerrit Jan Walvoord (overleden) en aan hun kinderen die mogelijk geboren worden en hun kleinkinderen, achterkleinkinderen, met één woord aan het nageslacht van de genoemde kinderen van mijn zoon Gerrit Jan Walvoord (overleden), een acre land liggend en zich bevindende in de County Sheboygan en de Staat Wisconsin, bekend en beschreven als volgt te weten: …” (vervolgens wordt de exacte locatie beschreven).
Dus volgens Hendriks testament kon elke afstammeling van Gerrit Jan Walvoord (“tot in het nageslacht”) op dit familieperceel worden begraven. Na verloop van tijd werd de Walvoord Cemetery omringd door Cedar Grove naarmate het dorp groeide. Tegenwoordig ligt de begraafplaats in het centrum van Cedar Grove aan Main Street.
In april 1939 wordt in Aalten een grenswachtdetachement gelegerd van 36 man, ondergebracht in boerderijen. Met zand gevulde buizen worden her en der als obstakels geplaatst. Rond 1 september, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, vertrekken enige honderden Aaltenaren per trein naar de diverse garnizoensplaatsen. Op 9 mei 1940 is de gemeentearchitect opgedragen op meerdere wegen versperringen aan te brengen.
10 mei denderden Duitse legereenheden Aalten binnen. De rond boerderijen opgestelde soldaten bieden geen weerstand. Enkele dagen later ziet men Nederlandse krijgsgevangenen in open vrachtwagens naar Duitsland afgevoerd worden. Vier Aaltenaren sneuvelen bij de Grebbeberg. Een groep van vijfhonderd teruggekeerde krijgsgevangenen wordt enthousiast in het feestgebouw onthaald en reist dan weer verder met de trein.
Tweehonderdvijftig Rotterdamse kinderen hebben hier in de zomermaanden gelogeerd. Zo ook in 1941. Heel wat (jonge) mensen gaan in Duitsland werken want dat verdient goed. Er is al heel wat op de bon. De voedselproductie komt onder controle, waarvoor Aalten in drie districten wordt ingedeeld, elk onder een plaatselijke bureauhouder.
Onderduikers
In de zomer van 1942 komen in Aalten de eerste onderduikers om zich te onttrekken aan de Arbeidseinsatz. Nog kort tevoren laat de eerste groep werknemers van Dutch Button Works te Bredevoort zich keurig in het pak fotograferen met het oog op de tewerkstelling in Duitsland. Van textielfabriek Driessen wordt ook een groep ingezet.
Omstreeks vijfhonderd Scheveningse evacués vinden hier in januari 1943 onderdak. Zij behoren bijna allemaal tot de gereformeerde kerk. In Winterswijk zijn dat er achthonderd, allemaal hervormden. Eens in de drie weken vertoeft hier een Scheveningse predikant die dan ook voorgaat in een kerkdienst.
Gijzelaars
De Duitsers voeren de druk steeds meer op om mannen aan het graven te zetten. Het meest intimiderende was op 18 oktober het vastzetten van 12 gijzelaars. De volgende dag vertrekken 550 mannen naar Zevenaar. Tien dagen later worden nog eens zeven mannen gegijzeld en melden zich 250 personen. De predikanten en R.K geestelijken hadden een oproep gedaan ‘barmhartigheid en naastenliefde te betonen ten aanzien van hen die in direct levensgevaar verkeren’.
Per circulaire dringt een representatieve groep gemeentenaren aan op een regeling van aflossing. Die komt er. Voortdurend zal een predikant in Zevenaar erbij zijn tot steun en geestelijke verzorging. Maar er gaat ook een clandestien stencil rond met de oproep zich af te vragen ‘of het verantwoord is mede te werken aan verdedigingswerken van de vijand, waardoor straks veel meer dan elf mensenlevens (….) zullen sneuvelen.’
De laatste maanden
Enkele momenten uit de laatste drie donkere maanden: Individuele etenhalers blijven komen maar ook weet een comité ‘Hulp aan het Westen’ een paar karrevrachten vooral graan bijeen te brengen. Het lukt dokter Der Weduwen zieke mensen uit kamp Rees naar het noodziekenhuis in Avondvrede aan de Hogestraat over te brengen. Zware gevallen gaan naar het in het jongensinternaat in Harreveld ingerichte ziekenhuis. Der Weduwen komt om als zijn auto vanuit de lucht beschoten wordt.
Er speelt zich een drama af rond een verzetsgroep dat zich schuilhoudt in de verlaten boerderij ‘De Bark‘. Dicht daarbij in ‘Somsenhuus‘ worden Duitsers ingekwartierd terwijl daar zeven geallieerde piloten zijn ondergedoken. Het totale aantal militairen in deze tijd in Aalten schat men op ca. vierduizend.
Bevrijding
In de laatste dagen van maart is duidelijk dat de ontknoping nabij is. Hoe hard zal er worden gevochten? Velen verlaten het dorp, anderen zoeken bescherming in hun schuilkelder. Er zwerven nog Duitse soldaten rond. Dan rollen op Goede Vrijdag 30 maart ’s morgens vroeg nota bene vanuit Duitsland de Engelse tanks Aalten binnen. Hier en daar bieden Duitsers nog hevige tegenstand. Tien Britten sneuvelen op die dag, in Barlo komen zeven personen om bij een granaatinslag in een schuilkelder. Droefenis en blijdschap, Aalten is bevrijd.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Bronnen
‘Aalten in Oorlogstijd’, J.G. ter Horst – Messink & Prinsen, 1985, ISBN: 9090008802
Het pand waar tegenwoordig horecagelegenheid De Geste is gevestigd, heeft een rijke geschiedenis. Het diende ooit als politiebureau, VVV-kantoor en zelfs als NSB-groepshuis tijdens de Tweede Wereldoorlog. Sinds 1981 is het in handen van de familie Stegers, die het heeft omgevormd tot een bekende horecalocatie in Aalten.
Vroege geschiedenis
In 1717 stond op deze plek het huis van Gijsbert Grevinck. Omstreeks 1800 werd het pand eigendom van apotheker Willem Bernard Reigers, een vermogend man die naast dit pand nog twee huizen in de Kerkstraat bezat, waaronder het zogenoemde Reigershuis. Zijn pand aan de Markt behoorde tot de duurste huizen in Aalten. Na zijn dood in 1847 kwam het in bezit van zijn vrouw, Aleida Anna Maria Meijrink. Na haar overlijden in 1874 erfde hun zoon Franciscus Johannes Hermanus, ‘med. dockter’ in Empel (NB), het pand. In 1877 werd het verkocht aan koopman Isak David de Haas, die het in 1885 overdeed aan Levi Isak de Haas. Deze verkocht het in 1905 aan slager Levie Aron van Gelder.
De 20e eeuw
In 1923 werd het pand gekocht door onderwijzeres Catherina Wilhelmina Mulder, weduwe van Herman Bakker. Zij liet het pand in 1927 verbouwen. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog verkocht Mulder het pand aan smid Willem Klein Hesselink uit Lintelo. Het pand kreeg daarna een minder gunstige bestemming, want Klein Hesselink verkocht het aan de Stichting ‘Nationalistische beweging in Nederland’.
Gedurende de oorlogsjaren diende het pand als groepshuis voor de lokale afdeling van de NSB. Na de oorlog kwam het pand onder beheer van de Raad voor het Rechtsherstel. In 1949 werd het verkocht aan de gemeente Aalten, waarna het diende als politiebureau en later als VVV-kantoor.
Overname door de familie Stegers
In 1978 stond het pand leeg. Omdat er een horecabestemming op zat en de familie Stegers van het naastgelegen café geen risico wilde lopen, kochten zij het pand. Na een grondige verbouwing openden Riek en Jan Stegers op 25 november 1981 een slijterij in het pand.
Twee jaar later kreeg het pand de naam ‘De Geste’. Achterin het gebouw werd een bar geopend die alleen in de weekenden open was, terwijl de ruimte door de week werd verhuurd voor feesten en partijen. Na twee jaar sloot de bar, maar De Geste bleef beschikbaar voor evenementen. In juni 1990 sloot ook de slijterij, waarna een ingrijpende interne verbouwing volgde. Het pand is nu volledig ingericht voor horecadoeleinden.
Bernardus Josephus Averbeck (Dorsten, 31-12-1774) Maria Catharina Ida Spiegelhoff (Wesel, 21-04-1772)
Volgende bewoners:
Jacobus Johannes Klijnpennink (Nijmegen, 22-05-1794), Med. Dr. & Vroedmr. trouwt op 08-06-1821 in Wierden met Sara van Raab van Canstein (Op ’t Slot Oosterboer in Drente, 18-08-1794)
Volgende bewoners:
Louis Gerhard Sebastiaan du Pré (Winterswijk, 14-04-1798), Fransch onderwijzer trouwt op 29-10-1830 in Aalten met Antonia Johanna Westerbeek Manschot (Aalten, 27-11-1805), onderwijzeresse
Antonius Bernardus Rudolphus Jansen (Meppen, 01-05-1823), koopman trouwt op 13-09-1849 in Enschede met Anna Catharina Hendrika Hafkemeijer (Enschede, 04-05-1822)
Er was een sterke band tussen ‘Ebbersstede’ of ‘Egbertssteede’ in Dale en ‘de Kniepe’ in Dale gelet op de betaling van de kerckenpacht. ‘De Kniepe’ komt niet voor in het verpondingsregister van 1647, was het alleen een stuk (bouw)land zonder huis?
In het verpondingscohier van 1647 staat tussen t’Beecke en Geert Saelmans huis het huis van Ebbert Wevers vermeld. Ook stond er in Dale het huis van Geert Ebbers dat tussen Eppinck en Buesinck werd vermeld. In de Liberale Gifte van 1748 werden alle bewoners van Ebbers genoemd tussen Beekerhuis en Salemansstede. Een ander Ebbers wordt niet vermeld. Dit lijkt de conclusie te rechtvaardigen dat het Ebbers van 1748 en later identiek is aan het huis van Ebbert Wevers. Wellicht werd het huis van Geert Ebbers van 1647 in de jaren daarna afgebroken en werd het land waarop dit huis stond ook wel ‘de Knijpe / Kniepe’ genoemd. Zie ook de betalingen van de kerkenpacht.
Verpondingscohier 1647
Ebbert Wevers huis op 6 gl. Gront en hof 2 sch. lijns, de Kerck, en t’lant is groot 2 sch. voor 2 – 10 -. ponts. Noch heeft hij eijgen 3 sch. gesaeis 6 – 4 – 8. Geert Ebbers huis op 4 dlr. 6 – 0 -. Een maet gront 9 sch. gesaeis 18 – 14 – 8.
Betalingen kerkenpacht
Jan Egberts voor 1674-1677 20 stuiver per jaar.
Geert Egberts in 1677-1680 de kerckenpacht van ‘die Kniepe’ en van Jan Egbertsstee drie daalder per jaar.
Hindrick Egberts in 1681 een jaar kerckenpacht van ‘die Kniepe’ en een daalder van Jan Egberts pacht, samen drie daalder.
Stiene Egberts (Neerhoff?) in 1682 een jaar kerckenpacht van ‘die Kniepe’ en een daalder van Egbertsstee, samen drie daalder.
Jacob Egberts betaalde in 1682-1687 kerckenpacht van 1 daalder en 10 stuiver per jaar.
Tonnis Egberts en Jenneken Egberts (zijn zuster?) pachtten ‘de Knijpe’ van de kerk in Aalten voor zes jaar in 1683 en woonden op Ebbersstede. Ze betaalden van ‘de Knijpe’ jaarlijks ‘twee daller Hollants’ en van Egbertssteede ‘eenen daller’.
Tonnis Egberts betaalde in 1683-1690 de kerckenpacht van ‘die Kniepe’ en een daalder van Jacob Egbertsstee, samen 3 daalders per jaar.
Liberale Gifte 1748
In onderstaand fragment vinden we als bewoners Jan Vriesen, getrouwd met Mette Ebbers.
Bewoners
Eerst bekende bewoner:
Ebbert Wevers (Dale)
Volgende bewoner:
Jan Ebber(t)s (Dale)
Volgende bewoners, dochter en schoonzoon:
Jacob Hillen alias Ebbers (Barlo – Dale < 1701), trouwt op 24-11-1672 in Aalten met Geertjen Ebber(t)s (Dale)
Volgende bewoners, dochter en schoonzoon:
Jan Fresen / Vriesen alias Ebbers (Winterswijk, 09-05-1685), trouwt op 22-11-1711 in Aalten met Mette Ebbers (Aalten, 25-05-1682)
Jan betaalde in 1719 en 1721 de kerkckenpacht van 20 stuivers per jaar.
Volgende bewoners, dochter en Mette en schoonzoon:
G(e/a)rrit te Winkel alias Elferdink alias Ebbers (Winterswijk, 26-01-1718 – Dale, 10-01-1793), trouwt op 14-11-1744 in Winterswijk met Stijne Ebbers (Aalten, 03-10-1717 – Dale, 12-01-1781)
‘Op Gerrit Elferdink is ‘door ’t overlijden van zijne huisvrouw gedevolveert de halfscheid van een huijs en hof, quota van een kamp en van den Saalmanskamp te zaemen het Ebbersplaatsjen genaamd‘ (Collaterale Successie 30-04-1781).
Volgende bewoners, weduwnaar en 2e echtgenote:
G(e/a)rrit te Winkel alias Elferdink alias Ebbers (Winterswijk 26-01-1718 – Dale 10-01-1793), trouwt (2) op 08-07-1781 in Aalten met Hendersken / Hendrina aan de Ronde alias te Ri(j/e)te alias Brusse (Aalten 17-12-1752 – Dale 13-01-1816)
Hendersken hertrouwde en vertrok naar de Glieuwe in Dale.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.
Dit boerderijtje stond bekend als ‘De Heksenboer’. Het is inmiddels afgebroken. In 2001 is ongeveer op dezelfde plek een nieuwe woning gebouwd met huisnummer 65.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1882
I-3758
Bernardus Derksen, fabriekwerker
1680 m² huis, erf
1895
I-3758
Johannes Theodorus Derksen, daglooner
1680 m² huis, erf
1919
I-3758
Bernard Johan Rathmer, koopman
1680 m² huis, erf
1922
I-3758
Gerrit Jan te Hennepe en cons., landbouwer
1680 m² huis, erf
1968
I-3758
¾ Grada Wilhelmina te Hennepe, wed. J.W. Ruesink ¼ Dina Aleida Ruesink, g.m. Derk Hendrik te Grotenhuis
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door je Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.