De familie van Levy Mozes woonde al vier generaties in Bredevoort. Een van zijn overgrootouders, ook Levy Moses geheten, was rond 1700 vanuit “Holland” naar Bredevoort gekomen. De ouders van Levy Mozes woonden in 1823 aan de Landstraat in huis 21, het latere nummer 11.
In de notariële archieven komt Levy Mozes de Haas slechts eenmaal voor als koper van een huis. In januari 1820 verwierf hij een “huis en erf” in Bredevoort [link]. Dat moet dus het huis aan de Prinsenstraat zijn geweest.
Na het overlijden van Susanna Levy de Haas in 1885 hertrouwt Casper van Gelder met Sara Sander (1849-1938), aangekomen 1885. Na het overlijden van Casper in 1889 komt de broer van Sara naar Bredevoort: Levie Sander (1853-1938, veehandelaar.) Bijna vijftig jaar zullen ze samen op de hoek van de Landstraat en de Prinsenstraat wonen.
Het onderhavige pand is in zijn huidige toestand in verschillende bouwfasen tot stand gekomen. Vermoedelijk kent het zijn oorsprong in het laatste kwart van de 19de eeuw (mogelijk met een oudere kern) en heeft het in de eerste en tweede kwart van de 20ste eeuw zijn huidige vorm en afwerking gekregen. Desalniettemin heeft het gebouw een zeer karakteristieke uitstraling.
Door zijn prominente ligging vormt het pand een belangrijk beeldbepalend element in dit voorste gedeelte van de Prinsenstraat, aan de oostelijke zijde op de hoek met de Bredevoortsestraatweg.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-1109
Jan Prins, brouwer
198 m² huis & erf, bierbrouwerij
1859
I-1109
Gerhard Prins, bierbrouwer
198 m² huis & erf, bierbrouwerij
1879
I-3522
Hermina Johanna Prins, minderjarig
84 m² bierbrouwerij & erf (dj. 1896: herbouw)
1897
I-4777
Hermina Johanna Prins
77 m² huis & erf (dj. 1931: verbouw)
1934
I-4777
Gerrit Jan Prins, koffiehuishouder en bierbottelaar
Jan Berend van Eerden (1852-1935), ging in Driebergen op kostschool en werd architect. Hij ontwierp voor J.M. Stöcker (1829-1891) en diens zwager J.G. du Pré (1812-1887) de in 1881 opgerichte cichorei- en peekoffiefabriek aan de Ambthuiswal in Bredevoort.
Hierbij leerde hij de oudste dochter Anna Stöcker (1859-1935) kennen. Zij had de ‘school voor jongedames’ bezocht, Frans en muziek geleerd. In Museum Freriks in Winterswijk hangt nog de baljurk uit haar jonge jaren (in 1995, red.).
Zij werd zijn vrouw. Van zijn geboorteplaats Aalten ging hij nu naar Bredevoort, waar hij later directeur was van de Coöperatieve Boerenleenbank en bestuurslid van de marktcommissie. Het paar ging wonen in het pand van Stöcker aan de Prinsenstraat in Bredevoort. Dit was een zeer fraai oud herenhuis. Op oude foto’s is te zien dat er links ook een deftig koetshuis naast stond. Van Eerden had een eigen koetsier, ene Jan Oonk. Meester Mol in Bredevoort leende de koets wel eens als hij bezoek van de trein in Aalten moest halen.
Achter het huis was een pomp, die door de hele buurt werd gebruikt. Op de voorgevel van het huis stond het jaartal 1713. Jan Berend en Anna overleden beiden in 1935. De nieuwe eigenaar van het huis aan de Prinsenstraat maakte er een winkel van en moderniseerde de woning, waarbij veel schoons van historische waarde verloren ging. Het koetshuis is gesloopt.
In 1910 werd de Vereniging Ons Huis opgericht om een verenigingsgebouw voor protestanten te exploiteren. Het eerste Ons Huis stond aan Prinsenstraat 6. De Nederlands Hervormde kerk was destijds de initiatiefnemer. In 1931 verhuisde de vereniging naar een nieuw gebouw aan de Grote Gracht, de locatie van het huidige Grachthuys.
Daarna kreeg het gebouw een nieuwe bestemming. In 1967 stond het adres Prinsenstraat 6 geregistreerd als Christelijke Kleuterschool. Tegenwoordig is in het pand een uurwerkmaker gevestigd.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
B-205
Wed. Jannes Thomson
60 m² schuur & erf
Functies
Adresboek 1934
Bredevoort 64 > Prinsenstraat 6
Vergaderlokaal
Adresboek 1967
Prinsenstraat 6
Chr. Kleuterschool
Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.
In 1991 vierden Hendrik en Leida te Selle hun 75-jarig huwelijk. Dit was zo bijzonder dat de kamerheer van H.M. Koningin Beatrix het echtpaar persoonlijk feliciteerde.
Hendrik heeft lang in de textiel gewerkt, eerst bij de Gebr. Sevink, vervolgens bij Müter en de laatste jaren van zijn werkzame leven bij De Batavier in Winterswijk.
Het echtpaar te Selle woonde aanvankelijk in ’t Luutenshuus in Aalten en verhuisde later naar de Landstraat in Bredevoort. Later begon men aan de Prinsenstraat 8 in Bredevoort een zaak in tabaksartikelen.
Men adverteerde met: “Tabaksartikelen koopt u natuurlijk bij Speciaalzaak G.H. te Selle, Prinsenstraat 8, Bredevoort. Ruime sortering, Vakkundig verzorgd.”
Na de sluiting van de tabakszaak woonden Hendrik en Leida te Selle in huize St. Bernardus.
In een interview in 1991 vertelde Hendrik iets over het ‘geheim’ van het 75-jarig huwelijk: “Er is geen geheim, je moet bij elkaar blijven en gewoon geen rare dingen doen.”
Arent Jan Snoeijenbosch (Aalten, 01-12-1809), timmerman (1) Hendrika Aleijda te Kloese (Aalten, 13-12-1796) (2) Johanna Maria Schoemaker (Bredevoort, 24-11-1807)
Vroeger was hier het postkantoor van Bredevoort gevestigd. In 1952 werd het pand verbouwd tot Hervormd Rusthuis „Zandzicht”. In 1970 werd dit rusthuis gesloten en verhuisden alle bewoners naar het nieuwe bejaardencentrum ’t Hoge Veld in Aalten. Tegenwoordig maakt deze locatie deel uit van St. Bernardus.
Postkantoor Bredevoort, 1918, met Hendrik Christiaan den Hartogh en Antonia Theodora KrosenbrinkDagblad Tubantia, 17 december 1952Bewoners Rusthuis ‘Zandzicht’, Bredevoort (1967)Dagblad Tubantia, 3 september 1970
De wortels van het katholieke geslacht Lueb liggen in het Duitse Rees. Daar lieten Jacob Lueb en Maria Kaldenhoeven op 9 februari 1785 een zoon dopen, die zij Johannes noemden, roepnaam Jan. Hij werd bakker van beroep. In die hoedanigheid klopte hij regelmatig aan de zware deur van de Wasserburg in Anholt: om in de keuken brood te bakken of om brood te bezorgen. Bij één van die bezoeken leerde hij Françoise Persille (1777-1824) kennen, een in het Franse Nancy geboren gouvernante die naar Anholt was gekomen om daar te werken. Die ontmoeting resulteerde in 1811 in een huwelijk, gesloten in Anholt.
Op enig moment, om redenen die uit de bronnen niet bekend zijn, verhuisde het echtpaar naar Bredevoort. Daar werden vijf kinderen uit dit huwelijk geboren: de eerste levenloos (1812), vervolgens Lodewijk (1813), Maria Magdalena (1817), Grada Aleijda (1819) en Françoise (1824). Françoise Persille overleed op 9 januari 1824 in Bredevoort, 47 jaar oud. Jan Lueb stond daarmee alleen voor de zorg voor zijn vier jonge kinderen. Op 24 augustus 1826 hertrouwde hij in Aalten met de 41-jarige Harmina Johanna Meijerink (1785). Uit dit tweede huwelijk werd nog een dochter geboren, Carolina Berendina (1827).
Jan Lueb was in Bredevoort enkele jaren kerkmeester van de Sint Georgiuskerk. Uit de notulen van de bestuursvergaderingen rijst het beeld van een rustige man, iemand die heikele kwesties niet op de spits dreef en er ook anderen van wist te weerhouden. De parochie had duidelijk veel vertrouwen in hem: hij pachtte van de kerk een koeweide op het Zwanenbroek te Bredevoort, waarvoor hij jaarlijks drie gulden huur betaalde. Daarnaast verstrekte de rooms-katholieke gemeente hem op 21 juli 1842 een onderhandse lening van honderd gulden, waarover hij ieder jaar rente moest voldoen. Borg voor deze obligatie stond een zekere W. Meijrink, destijds een redelijk vermogend familielid van Jan Luebs echtgenote.
Rond 1853 raakte Jan Lueb in ernstige financiële moeilijkheden. Zijn vier kinderen uit het eerste huwelijk eisten namelijk hun kindsdeel op. Het kerkbestuur wendde zich daarom op 7 juli 1853 in een brief tot monseigneur Johannes Zwijsen, bisschop van Utrecht. In die brief schetste men de situatie als volgt:
“Volgens een onderhandsche obligatie in de kerkenkist alhier aanwezig waarvan duidelijkheidshalve ingesloten de Copie Sub. No. 1 wordt overgezonden, is de kerkmeester J. Lueb een kapitaal van f. 100,— schuldig aan deze Gemeente. Omdat het alhier algemeen bekend is dat de voornoemde kerkmeester door zijn meerderjarige voorkinderen, die hun erfdeel eischen, en door verschillende andere Crediteuren tot den verkoop van alle Zijne goederen wordt genoodzaakt, en het volgens het algemeen gevoelen en zelfs volgens de mondelinge verklaring van een zijner schoonzonen meer dan waarschijnlijk is dat er een te kort kan plaats hebben, zoo wenschte het kerkbestuur gaarne te weten, hoe het hierin moet handelen, daar de borg onvermogend is.”
Zwijsen adviseerde het kerkbestuur om nog eens zorgvuldig na te gaan of het reëel was dat de honderd gulden, met de daarover verschuldigde rente, alsnog kon worden terugbetaald. Tijdens de vergadering van 26 november 1854, die mede over deze kwestie ging, besloot het kerkbestuur om tot 1 januari 1855 geen verdere stappen tegen Jan Lueb te ondernemen. Men wilde eerst afwachten of Lueb het opgezegde kapitaal van honderd gulden, met de verschuldigde rente, alsnog zou voldoen.
Door de problemen rond Lueb en eerder geharrewar binnen de parochie over het gebruik van kerkelijke onroerende goederen door andere parochianen liet het kerkbestuur op 12 juli 1855 een inventarisatie opmaken. Op die lijst stonden alle personen die op dat moment een weiland van de kerk pachtten of een obligatie ten gunste van de kerk had. Bij Jan Lueb noteerde men:
“Een obligatie ten laste van J. Lueb, gewezen kerkmeester, groot f. 100,00 met ene borg. Er is beslooten omdat er geen rente is betaald en de debiteur waarschijnlijk een frauduleus bankroet heeft gemaakt of nog zal maken en de borg reeds vele jaren bankroet is, deze obligatie in handen van bovengenoemden notaris te stellen, ten einde te handelen volgens de wet.”
Naar aanleiding van die brief voelde het kerkbestuur zich genoodzaakt opnieuw naar de bisschop van Utrecht te schrijven. In deze brief, gedateerd 29 juni 1856 en opgebouwd uit vijf verschillende punten (A t/m E), behandelde het bestuur de zaak-Lueb onder punt B.:
“Het kapitaal van J. Lueb, gewezen kerkmeester, is volgens het gevoelen van het kerkbestuur bijna zeker verloren. Het kerkbestuur heeft alle mogelijke zachte middelen gebruikt, om er nog iets van terug te krijgen, doch alle moeite is vruchteloos geweest. Den weg van regten durft het kerkbestuur niet in te slaan, omdat dit wellicht evenmin zou baten. Het kerkbestuur is derhalve van meening om deze zaak ook maar stil te laten berusten.”
Op 4 juli 1856 schreef monseigneur Zwijsen, onder de brief die hij van het kerkbestuur uit Bredevoort had ontvangen, slechts één regel over deze kwestie: “De authorisatie in A. B. en C. bovenstaande wordt bij deze gegeven.” Vervolgens stuurde hij de brief terug naar Bredevoort.
Op 20 april 1867 vertrok Jan Lueb naar Winterswijk. Eind 1872 keerde hij terug naar Bredevoort. Daar overleed hij op 2 februari 1874.
Deze bakkerij/woonhuis is gebouwd in de periode 1875-1900. Het heeft invloeden van het neorenaissance. Het pand heeft esthetische kwaliteiten in het ontwerp, zoals de winkelpui met een bijzondere detaillering in vormgeving en materiaalgebruik. Bovenin de winkelpui staat te lezen: ‘Elektrische Brood- en Banketbakkerij’. In de jaren zestig van de vorige eeuw was in dit pand Klerx Meubelfabriek Aalten gevestigd.
Op de hoek van de Bredevoortsestraatweg en de Prinsenstraat zat ooit de smederij van Buesink. De smederij grensde aan zijn woonhuis/winkel, dat als adres Bredevoortsestraatweg 29 had.
In 1884 openden Arend Jan en Aleida Haverkamp aan de Prinsenstraat een bakkerswinkel met een bakkerij. Hier brachten voornamelijk de boeren uit de omgeving hun meel naar toe om er hun brood van te laten bakken.
Daarnaast was er ‘De Angang’. Elke zondag kwamen de mensen met paard en wagen naar het dorp om naar de kerk te gaan. De paarden werden bij Haverkamp op de deel vastgebonden en men bezocht de dienst. Ook werden er stoven afgegeven die door Aleida weer opgewarmd werden, speciaal voor de vrouwen voor de terugreis in de kar. Aleida deed dit in ruil voor eieren of iets anders dat de boer kon missen. Na afloop werd er bij Haverkamp in ‘De Angang’ een kopje koffie gedronken of iets sterkers genuttigd. De paarden werden weer aangespannen en men ging weer huiswaarts, met een warme stoof.
Na verloop van jaren namen zoon Gerrit en zijn vrouw Sientje het roer over en vervolgens hun zoon Wim en zijn vrouw Jo. Langzaam veranderde het bedrijf in een bakkerij met kruidenierswinkel. Het was hard werken van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. De boer op met de fiets, door weer en wind voor het bezorgen van het brood en de kruidenierswaren. In die tijd werd er nog gewerkt met een boodschappenboekje waarin de bestellingen opgeschreven werden. Was de bladzijde vol dan werd er afgerekend.
Zoon Dick met zijn vrouw Wilma kwamen in het bedrijf en zij gooiden het roer om. De supermarkten waren in opmars dus er was aan de kruidenierswaren geen droog brood meer te verdienen. Het werd alleen een bakkerij met winkel en een grote bezorgwijk. Vervolgens werd er een filiaal geopend in het centrum van Aalten, waar broer Arjan met zijn vrouw Astrid de leiding namen. In 2001 besloot men de winkels te sluiten. Dick ging alleen verder met de bakkerij zonder winkel. Hij leverde voornamelijk aan de horeca en met de feestdagen wisten de mensen hem te vinden voor allerlei lekkernijen.
Anno 2008 kondigde de vijfde generatie zich aan om de winkel weer op te pakken, al is het wel in een ander jasje. Onder de naam ‘Royaal Genieten’ verkoopt men er nu wijnen, chocolaterie, specialiteiten uit eigen bakkerij en delicatessen.
Slagerij Gleis is sinds 1911 gevestigd in Aalten. Inmiddels heeft de 4e generatie Gleis de leiding over de slagerij. In 2011 kreeg keurslager Gleis het predicaat Hofleverancier.
Nieuwe Aaltensche Courant, 8 december 1933Nieuwe Aaltensche Courant, 8 december 1933Advertentie in de Aaltensche Courant, 6 oktober 1915Aaltensche Courant, 21 maart 1950
Beheer toestemming
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door je Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.