Tag: Aalten Achteruit

  • De Markt te Aalten

    De Markt te Aalten

    De Graafschapbode, 23 december 1913

    De Markt te Aalten, 1740 - Graafschapbode, 23 december 1913

    Bij het marktgezicht van Aalten uit de eerste helft der 18de eeuw, dat we onzen lezeressen en lezers aanbieden, wenschen we een enkel begeleidend woord te voegen.

    Over de afkomst van den naam „Aalten” zijn de geleerden het niet eens. Met het oog op den heuvel, waartegen het dorp gebouwd is, meenden sommigen den oorsprong te moeten zoeken in het Latijnsche woord altus (hoogte), dat er dan door de Romeinen aan gegeven zou zijn. Onmogelijk is dat zeker niet, „Aalten” zou dan stamverwant zijn met „Elten”. Men moet met die afleidingen evenwel zeer voorzichtig wezen; er is een tijd geweest, dat de woordverklaarders de namen die gevonden werden, eerst verlatijnschten, en dan den aldus gemaakten vorm voor den oorspronkelijken uitgaven.

    Anderen meenen den naam Aalten terug te vinden in Alladna, Aladon of Alethe, onder welke namen de plaats in vroeger (9de en 12e) eeuwen vermeld wordt. Eigenaardig van het dorp Aalten is, dat het inwendig den vorm heeft eener Westfaalsche stad, daarin overeenkomende met Winterswijk. Tot die eigenaardigheid behoort een vrij ruime markt, waarvan we een afbeelding van 1740 geven.

    Wie met onze afbeelding op de plaats van den teekenaar gaat staan, zal getroffen worden door de verandering, die de huizen uitwendig (en zeer zeker ook inwendig) hebben ondergaan; die planken gevels ziet men niet veel meer; toen we vóór eenigen tijd met een deskundige te Bredevoort waren, vonden we er daar nog eenige schilderachtige. Onze reisgezel genoot! Een bejaard bewoner van Aalten, wien we een teekening vooruit toezonden, betoonde zich daarmee bijzonder ingenomen, en schreef ons tevens, dat slechts eene der tegenwoordige woningen misschien uit de oude weer te kennen was. Mochten andere belangstellende lezers ons nog eenige ophelderingen of aanwijzingen kunnen geven, we houden ons daarvoor beleefdelijk aanbevolen.

    De „groote kerk”, op den heuvel staande, draagt de kenteekenen van hoogen ouderdom; de datum harer stichting schijnt niet te kunnen worden aangegeven, ook niet bij benadering; op een steen aan de Westzijde staat wel het jaargetal 1662 uitgebeiteld, doch dit herinnert ongetwijfeld aan eenige restauratie, die het gebouw toen onderging. Merkwaardig aan die kerk is de lage Romaansche toren, waarin de drie klokken uit de 18de eeuw nog wel zullen hangen, die we om haar „prachtige klanken” hoorden prijzen.

    We zouden over de bloeiende gemeente nog heel wat kunnen meedeelen, doch we schrijven thans geen historisch of geographisch overzicht en moeten ons dus beperken.

    Een historische bijzonderheid willen wij evenwel nog mededeelen, We lazen n.l. In het midden der 18de eeuw heerschte ook te Aalten, kort na de bekende Nijkerksche beroering, onder ds. Kuipers, op godsdienstig gebied mede veel opschudding. Dit blijkt o.a. uit een in 1750 bij Abraham Ferweda te Leeuwarden uitgekomen geschrift, getiteld: „De onfeilbare proefsteen van de nieuwe zeldzame Bekeering, of Grondig Onderzoek van de onregelmatigheid der Wonderlijke Bekeeringe te Aalten, benevens eenige aanmerkingen over het gedrag van den heer predikant Philippus de Roy en de approbatie der Theologische Faculteit te Harderwijk: Ter behoorlijke defensie aan de Eerwaarde Heer de Roy, opgedragen door twee goede vrienden.”

    Men leest in gemeld werkje: „De bekeering van Nieuwkerk werd duidelijk gezegd door de preek van den stokbewaarder ontstaan te zijn, en Ds. Kuypers zegt: „doen bad ik, doen sprak ik, dat ik het zelf niet wist waar ’t mij van daan quam, doen wierd er een groote menigte bewogen en de Heere brak door.”

    „Die van Aalten is niet minder op die wijze ontstaan, haar begin nemende in de Catechisatiën, en volkomen wordende in de kerk onder de Predeking, en van het aanspreken van den heer de Rooi hangt, volgens zijn Eerw. eigen verhaal, de gestadige veranderinge af.”

    „Zekere vrouw te Aalten haar kind willende halen, en in ’t gezelschap komende van pas neergezeten, of ze bezweek en kreeg een krachtige aandoening en wierd zo vliegende bekeerd.” „De geest werkt meest in de vrouwen,” „de kenmerken op welke benaming van bekeering gegrond wordt, zijn: gekerm, geschreeuw, klamme sweet, benautheid, verkroppingen, onmagt, ledenbeven, swoegen, stuipen, vallende siekte, geraakte, worstelen, bezwijken.”

    In het slot van dit boekje staat nog: „Die waarlijk bekeert is heeft liefde omtrent zijn evenmensch, maar deze luiden veragten en verdoemen alle Menschen die buiten haar zijn. Die waarlijk bekeerd zijn, zijn nedrig, maar deze zijn Hovaardig en opgeblazen van wege hare Bekeringe.”

    Professor Cremer te Harderwijk, wiens approbatie hier was ingeroepen, geeft daarbij te kennen, dat hij God heeft gebeden, „dat hij het wettische, ’t geen sig hierin openbaart, met het Evangelische doe gepaard gaan.”

    Bron


  • Zentralverband Chr. Textilarbeiter, afd. Aalten

    Zentralverband Chr. Textilarbeiter, afd. Aalten

    Begin 20e eeuw staken veel Aaltenaren dagelijks de grens over naar Bocholt om daar in de textielfabrieken te werken. Aalten had zelfs een eigen afdeling van een Duitse textielvakbond, het Zentralverband Christliche Textilarbeiter, Oordsgroep (Ortsgruppe) Aalten. Zij kwamen regelmatig bijeen in verschillende café’s in Aalten. Op Delpher vonden wij een aantal berichten over dit onderwerp:

    Aaltensche Courant, 10 december 1913:

    Maandagavond hield de Oordsgroep Aalten van het Zentral-Verband Christl. Textielarbeiter Deutschland een ledenvergadering, waartoe ook werden toegelaten de familieleden der georganiseerden. Onze Bocholtsche vrienden hadden voor deze gelegenheid een tooverlantaarn medegebracht, waarmede verschillende tooneelen uit de vooral in Duitschland nog sterk gedreven huisindustrie werden belicht.

    Men kan, deze dingen ziende, begrijpen, dat vooral in Duitschland een kreet van ontzetting is opgegaan, toen voor eenige jaren geleden deze allertreurigste toestanden door middel van die groote tentoonstelling van huisindustrie te Berlijn gehouden, aan het daglicht kwamen.

    Uit een en ander werd duidelijk, dat er voor de wetgevers nog een massa goed werk te verrichten valt voor de verbetering van het diep treurig leven van duizenden, die door te lage loonen genoodzaakt zijn om zulk een ellendig leven te lijden.

    De heer Mensink, van Enschedé, sprak daarna een kernachtig woord tot de aanwezigen, er den nadruk op leggend, dat alleen een hecht en solied organisatieleven aan deze wantoestanden op den duur een einde kan maken. Door een der aanwezige bestuursleden werd een hartelijk dankwoord tot de propagandisten gesproken, waarmede de vergadering instemde.

    Aaltensche Courant, 12 september 1914:

    Donderdagmorgen werd in het café van den verlofhouder te Linde een druk bezochte vergadering gehouden van de oordsgroep Aalten van het Zentralverband Christl. Textielarbeiter Deutschland. In zijn openingswoord deelde de heer Ommering mede, dat het na veel moeite aan het bestuur gelukt was voeling te krijgen met de Duitsche collega’s en de gehouden besprekingen er toe hebben geleid, dat ook de leden der oordsgroep Aalten op ondersteuning kunnen rekenen en die ondersteuning op a.s. Maandag ’s morgens van 9 tot 9½ uur zal worden uitgekeerd aan de leden wier namen aanvangen met de letter A tot M, van 9½ tot 10 voor de overigen; en dat de ondersteuning zeker al vroeger zou zijn uitgekeerd, als de maatregelen door Nederlandsche en Duitsche autoriteiten aan de grens genomen, daarin niet zoo storend hadden ingegrepen.

    Daarna werd door den heer Mensink van Enschede uiteengezet het groote nut van georganiseerd zijn, wat ook in deze voor de arbeiders vooral zoo moeilijke dagen schitterend op den voorgrond treedt. Spr. zette in een zeer populair betoog uiteen, welke moeilijkheden in deze zoo droeve tijden de arbeiders ondervinden, doch ook die welke de bestuurders van organisaties te doorworstelen hebben, en eindigde met er op aan te dringen, dat de leden der organisatie, ook in hun eigen belang, ten plicht hebben de organisatiebesturen te steunen door onvoorwaardelijk trouw te blijven aan de organisatie.

    Aaltensche Courant, 16 september 1914:

    Maandagmorgen werd aan de leden der Oordsgroep Aalten, van het Zentralverband Christi. Textilarbeiter Deutschland, de krijgs- en noodondersteuning uitgekeerd. Had het, door het sluiten der grenzen, wat lang geduurd, voor zeer velen was het, onder deze omstandigheden, een niet onaanzienlijk bedrag, hetwelk aan hen werd uitgekeerd.

    Zijn wij wel ingelicht, dan beliep de totale uitkeering dien morgen ongeveer 500 mark. Wij mogen veilig aannemen dat deze uitkeering in menig gezin een blijde stemming gebracht heeft.

    Hopen wij dan, dat het nut van georganiseerd zijn terdege wordt ingezien, dat velen, die nu nog veraf staan, later, wanneer de oorlog heeft uitgewoed, tot organisatie zullen toetreden, en die enkelen, welke door zeer slechte contributie-afdracht moesten worden teleurgesteld, hun leven beteren.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen


    • Aaltensche Courant, 10 december 1913 (Delpher)
    • Aaltensche courant, 12 september 1914 (Delpher)
    • Aaltensche Courant, 16 september 1914 (Delpher)
  • 100 jaar onafhankelijkheid

    100 jaar onafhankelijkheid

    Aaltensche Courant, 30 juli 1913

    Herhaaldelijk lezen we of hooren we spreken van „Plan 1913″. Wat wordt daarmee bedoeld, wat is dat ? Dat is het plan of voornemen, om de heugelijke gebeurtenis, nu 100 jaar geleden, feestelijk te herdenken. Is daar reden voor? Zij, die dat nog vragen, geven bewijs het geleerde op school, wat betreft de geschiedenis van ons vaderland, te zijn vergeten. Het eenige dat hiervoor ter verontschuldiging kan worden aangevoerd is, dat voor velen de schooljaren reeds ver achter den rug liggen en mondelinge overlevering niet meer wordt gehoord.

    Het was in 1863, toen in Aalten het vijftigjarig feest van Neêrlands Onafhankelijkheid werd gevierd, heel anders. Toen was er haast geen gezin of uit den mond van grootouders hoorde men of had men hooren vertellen van den droevigen tijd door onze voorouders doorleefd, zoolang de Franschen hier de baas waren. Voorvallen, die een familie persoonlijk hadden getroffen werden verteld, doch nu, 50 jaar verder, is veel van dat alles met den sluier der vergetelheid bedekt.

    In ’t algemeen willen we daarom enkele feiten in herinnering brengen, die de geschiedenis heeft geboekt. De 17e eeuw (1600-1700) wordt genoemd de „gouden eeuw” onzer historie, de 18e eeuw (1700-1800) de „eeuw van verval”.

    Wat was de oorzaak van dat verval? Men ging rusten op de lauweren door het voorgeslacht behaald. Ondernemingsgeest trof men niet meer aan. In ledigheid ging men genieten van de verzamelde rijkdommen en was men beangst daarvan iets af te staan, wat kon strekken tot bevordering van ’s lands welvaart. Voor leger en vloot stelde men geen gelden beschikbaar en het aanzien van de ééns zoo machtige republiek der Vereenigde Nederlanden slonk van jaar tot jaar.

    In ’t oog van de andere Europeesche Staten telden wij niet meer mee. Daarbij ontstond ontevredenheid over het beheer, die werd aangevuurd door den revolutiegeest, die zich in Frankrijk openbaarde, zoo zelfs, dat de Omwentelingsgezinden, Patriotten genoemd, vijandig optraden tegen Stadhouder Willem de Vijfde en zijne aanhangers, Prinsgezinden geheeten.

    De Franse tijd

    Toen de groote Omwenteling in Frankrijk had plaats gehad, en de revolutionairen den Koning en de Koningin om ’t leven hadden gebracht, riepen de Patriotten de hulp in van de Franschen om ook hier den Stadhouder te verdrijven. Deze kwamen in 1795 met een groot leger ons land binnentrekken en werden door de omwentelingsgezinden met gejuich ontvangen.

    De regeering was niet in staat hen te keeren, want het leger was niet behoorlijk uitgerust en de vestingen waren vervallen. Het geld voor ’t onderhoud daarvan benoodigd, was bezuinigd, doch nu konden zij aan de Franschen 100 millioen gulden geven, welke deze eischten voor de door hen bewezen hulp en bijstand. Willem de Vijfde nam de wijk naar Engeland en zijn tegenstanders namen de plaats in van de vroegere regeeringspersonen.

    Nu hadden de Franschen wel weer kunnen vertrekken, maar daar dachten ze niet aan. Telkens werden de Fransche soldaten, wanneer zij hier goed gevoed en gekleed waren, verwisseld met een havelooze uitgehongerde bende, om hier op kosten der burgerij weer in goeden doen te komen. Hun invloed op den gang van zaken hier te lande nam intusschen meer en meer toe, tot ze geheel het bestuur in handen kregen.

    In Frankrijk heerschte groote verwarring tot het eindelijk aan een advocatenzoon afkomstig van Corsica, Napoleon Bonaparte geheeten, gelukte wat orde te scheppen. Hij was een dapper generaal en een bekwaam krijgsman, die de legers van de Staten, die aan Frankrijk den oorlog hadden verklaard, versloeg en aan zijn vijanden vernederende vredesvoorwaarden voorschreef. In 1804 liet hij zich uitroepen als Keizer en twee jaar later zond bij zijn broeder Lodewijk Napoleon hierheen om als Koning over ons land te regeeren.

    Zware offers

    Het bondgenootschap met Frankrijk kostte ons zware offers. De Engelschen, die met de Franschen in oorlog waren, werden nu ook onze vijanden en namen bijna al onze koloniën in bezit en roofden onze koopvaardijschepen, waardoor onze handel zoo goed als verliep. Men moest reeds een vierde van zijn inkomen aan belasting betalen en nog eischte Napoleon meer.

    Napoleon had zijn broeder Lodewijk hier als koning doen uitroepen in de verwachting dat deze zich geheel naar zijn wil zou schikken. Hierin werd hij echter teleurgesteld. Lodewijk kwam hier met de bedoeling den bloei van zijn rijk zooveel mogelijk te bevorderen en het volk voor verdere verdrukking te bewaren. Dit heeft hij ook getoond door o.a. te weigeren de loting en de tierceering in te voeren en door het oogluikend toelaten van den sluikhandel met Engeland.

    Napoleon had om Engeland te treffen allen handel met dit land ten strengste verboden. Nu Lodewijk hem hierin niet genoeg steunde, noodzaakte hij hem afstand te doen (1810) en Holland werd bij Frankrijk ingelijfd. Ons land werd nu een Fransche provincie en hield dus op een zelfstandig rijk te zijn. De regeering werd thans op Franschen voet ingericht. De Nederlandsche taal moest langzamerhand verdwijnen. Op de scholen moest Fransch worden geleerd en ook de dagbladen moesten in ’t Fransch verschijnen.

    Een leger douanen bezette de kust en zorgde, dat wanneer een schip met Engelsche goederen binnen kwam, de lading werd verbrand. De Indische waren, zooals koffie, thee, tabak, rijst, stegen daardoor verbazend in prijs. De verarmde burgerij behielp zich met aftreksel van geroosterd roggebrood in plaats van koffie te gebruiken en in plaats van tabak rookte men noteboombladeren. Om de suiker te vervangen, legde men zich er op toe uit het zoete sap van mangelen suiker te maken.

    Vele welgestelde burgers werden arm en zij, die van hun renten moesten leven, alsmede tal van weeshuizen en liefdadigheidsgestichten leden gebrek toen Napoleon de rente der staatsschuld liet tierceeren, d.w.z. maar voor één derde liet erkennen. Zij, die b.v. recht hadden op ƒ 300 rente, kregen maar ƒ 100 uitbetaald. Er werd niet meer verdiend, maar wel moest worden opgebracht, waardoor de armoede begon te nijpen; honderden huizen werden voor afbraak verkocht, prachtige buitenplaatsen voor een kleinigheid weggedaan, paarden en rijtuigen afgeschaft en dienstboden ontslagen. In Amsterdam groeide het gras op de straten.

    Vechten voor Napoleon

    Doch de Franschman nam niet alleen het goed maar eischte ook het bloed. Napoleon had soldaten noodig om in alle oorden van Europa voor hem te vechten en dwong nu onze jongens om in zijn legers te dienen. Hij voerde n.l. de loting in, wat voor ons iets ongehoords was. In onze vroegere oorlogen meldden zich altijd genoeg vrijwilligers aan om het vaderland te verdedigen, maar nu werd bij loting aangewezen wie de wapens moest opvatten. Zoo zagen tal van gezinnen hunne geliefde betrekkingen naar den vreemde voeren om ze nooit terug te zien.

    Toch durfde niemand klagen of hij maakte kennis met de gevangenis. Geheime spionnen slopen overal rond, om elk verdacht woord op te vangen en de politie drong vaak huizen binnen en opende de brieven om iemands meening over den Keizer te hooren. Boeken en kranten mochten niet verschijnen vóór zij waren goedgekeurd.

    Toch had deze verdrukking ook zijn goede zijde. Het volk vergat thans zijn oude partijschappen en gevoelde zich weer één en hunkerde naar verlossing. Napoleon’s macht was ten top gestegen. Alleen Engeland en Rusland trotseerden hem nog, anders heerschte hij over geheel Europa. Ook Rusland zou nu zijn slagen voelen. Met een leger van meer dan een half millioen trok hij derwaarts, doch van elk twintig tal soldaten kwamen er negentien in Rusland’s sneeuwvelden jammerlijk om het leven. Ook de ongeveer vijftienduizend Nederlanders zagen hun vaderland niet weer terug.

    Oranje boven

    Na dezen afloop beraamden de graven van Hogendorp, van Limburg Styrum en van der Duijn van Maasdam in stilte plannen om het Fransche juk af te schudden. Na den slag bij Leipzig, waarin Napoleon werd geslagen, werd het sein tot den opstand gegeven door het zich tooien met de oranjekleur, wat vroeger met den dood werd gestraft. De Fransche soldaten zagen verbluft en hadden den moed niet zich daartegen te verzetten.

    Pruisen en Kozakken boden hulp en den 15 November 1813 klonk reeds het „Oranje boven” door Arnsterdam’s straten en twee dagen later in Den Haag. Den 21 November aanvaardden van Hogendorp en van der Duijn van Maasdam het voorloopig bestuur en den 30 November stapte de Prins van Oranje, zoon van den verdreven Stadhouder Willem de Vijfde, te Scheveningen aan land, waar hij met ongekende geestdrift door de menigte werd toegejuicht. Twee dagen later werd hij te Amsterdam als Souvereinen Vorst uitgeroepen.

    De Franschen dropen af en Nederland was vrij. Dat is nu honderd jaar geleden en al dien tijd bleven we er voor bewaard, dat vijanden onze grenzen overschreden. Er is dus reden, om met dank aan God Neêrlands’ verlossing feestelijk te herdenken. Waardeeren we onze vrijheid, want geen grooter ramp kan een volk treffen, dan wanneer het door vreemden wordt overheerscht. Bij het nu binnen de gemeente Aalten te vieren eeuwfeest van onze onafhankelijkheid op 28 Augustus a.s. klinke dus luide onze aloude leuze: „Oranje boven”.

    Bronnen


  • Burenruzie met plaggenhak

    Burenruzie met plaggenhak

    Zondag, 3 juli 1910

    Op de avond van zondag 3 juli 1910 vond er in Lintelo/Dale* een ernstige burenruzie plaats, waarbij zelfs bloed vloeide. De families B. en Helmink waren buren, maar leefden voortdurend op gespannen voet met elkaar. Op de bewuste avond ontstond een woordenwisseling, die zo hoog opliep dat de hele buurt er aan te pas kwam.

    De 21-jarige B.H.W. Helmink stond die avond aan de deur van zijn woning te Lintelo*. Hij zag zijn zuster aankomen, en toevallig kwamen ook drie ongeveer 21-jarige arbeiders aan, namelijk J.A.B., H.W.H. en J.t.B. Er ontstond ruzie over het meisje en er werd naar voorwerpen gegrepen om de woorden kracht bij te zetten.

    J.A.B. stak zijn buurman Helmink met een mes in de arm, hoewel B. dit later ontkende. H.A.B., die de partij van B. koos, sloeg de zoon van de buurman met een plaggenhak op het hoofd. Gelukkig raakte deze het hoofd slechts aan de zijkant, resulterend in een bloedende wond; anders zou het slachtoffer er ernstiger aan toe zijn geweest. J.t.B. zou met een stok geslagen hebben, maar hij beweerde achteraf slechts een stuk te hebben gebruikt van een stok, die ze op hem kapot hadden geslagen. De broer van de mishandelde kwam te hulp, maar kreeg slaag van H.W.H., die dit echter ontkende.

    Voor de gewond geraakte broers Helmink werd medische hulp ingeroepen. Eén van hen had een ernstige steekwond in de arm, terwijl de andere een bloedende hoofdwond had. De ruzie tussen de broers en hun aanvallers zou zijn voortgekomen uit een langlopende vete, zo werd beweerd.

    De rechtbank in Zutphen veroordeelde J.A.B. en H.W.H. respectievelijk tot twee en één maand gevangenisstraf. In hoger beroep ontkenden de beklaagden voor het Gerechtshof in Arnhem dat ze tijdens de mishandeling een mes en plaggenhakker hadden gebruikt. Ze gaven toe dat ze hadden geslagen, maar beweerden dat dit uit zelfverdediging was, omdat ze zelf werden mishandeld.

    De vader van J.A.B. verklaarde dat ze hem met een hekpost hadden willen slaan, wat bij hem de indruk wekte “dat ze me drie meter in de grond sloegen”. De advocaat-generaal eiste bevestiging van het vonnis. De uitspraak zou 14 dagen later plaatsvinden, maar daarover konden we geen verdere informatie vinden.

    Toelichting

    * Eén krantenbericht vermeldt Dale en een ander Lintelo als ‘plaats delict’. Wij vermoeden vooralsnog dat dit incident in de buurt van de Heuvelweg heeft plaatsgevonden, op de grens van beide buurtschappen. Nader onderzoek is vereist.

    Bronnen


    • Aaltensche Courant, 6 juli 1910 (Delpher)
    • Aaltensche Courant, 27 augustus 1910 (Delpher)
    • Aaltensche Courant, 15 oktober 1910 (Delpher)
  • Tramlijn Lichtenvoorde-Bocholt

    Tramlijn Lichtenvoorde-Bocholt

    In 1910 werd een tramlijn geopend van Lichtenvoorde naar Bocholt, via Bredevoort en Aalten. In 1953 werd de tramlijn opgeheven en werden de rails opgebroken.

    Rond het begin van de 20e eeuw staken honderden Aaltenaren dagelijks de grens over om te werken in één van de textielfabrieken in de Duitse buurstad Bocholt. In weer en wind gingen zij te voet, per fiets of met paard en wagen. Sommigen deden er wel drie uur over om de (pakweg) tien kilometer tussen huis en werk af te leggen, ’s ochtends én ’s avonds!

    Plannen

    Al in 1880 waren er plannen om de tramlijn Lichtenvoorde-Groenlo te verlengen naar Aalten, Varsseveld en Terborg. In 1893 waren er plannen voor een paardentramlijn Groenlo-Lichtenvoorde-Bredevoort-Aalten-Dinxperlo/Bocholt. In 1899 ontstond uiteindelijk het definitieve plan voor twee lijnen met een stoomtram; vanaf het station Lichtenvoorde-Groenlo naar Zeddam en naar Bocholt. Daarvoor werd in 1905 de Geldersch-Westfaalsche Stoomtram-Maatschappij (GWSM) opgericht met haar kantoor in Lichtenvoorde.

    Het Bocholter Volksblatt schreef op 1 oktober 1907:

    Holländische Arbeiter in Bocholt

    „Gestern abend machte ein hiesiger Bürger auf der Rückkehr von Aalten nach Bocholt sich, wie er uns als treuer Abonnent mitteilt, das Vergnügen, die von Bocholt nach der Grenze per Rad zurückkehrenden Arbeiter zu zählen. Auf seinem Wege von der Kreuzkapelle bis zum Holtwicker Bach zählte er nicht weniger als 276 Radfahrer, auch begegnete ihm ein großer Wagen, der gleichfalls Arbeiter beförderte, nach Schätzung vielleicht 40-50. Die Kleinbahn Bocholt-Aalten hat schon in dieser Hinsicht demnach gar keine so schlechte Frequenzaussichten, zumal sich dann sicherlich noch viel mehr Arbeiter finden werden, die hier in Arbeit gehen wollen.”

    Een jaar later, op 4 november 1908 schreef dezelfde krant:

    Dampfeisenbahn Bocholt-Aalten

    „Nach langen Verhandlungen ist es endlich den Bocholter Fabrikanten und anderen Interessenten durch Zeichnung großer Geldsummen gelungen, daß die Kleinbahn Bocholt-Aalten jetzt gebaut wird. Sie ist nun unter Geldersch-Westfälische Dampfeisenbahn-Gesellschaft AG zu Lichtenvoorde im Königreich der Niederlande mit einer Zweigniederlassung in Bocholt in das Handelsregister des hiesigen Amtsgerichts eingetragen worden. In den hiesigen Fabriken sind Hunderte von holländischen Arbeitern beschäftigt, welche jeden Morgen und Abend bei Wind und Wetter den ca. 3 Stunden langen Weg nach Holland zu Fuß oder mit dem Rad zurücklegen mussten. Der Bau der Bahn wird sofort in Angriff genommen werden.”

    Feestelijke opening

    In 1909 begon men met de aanleg van de tramlijn. De werkzaamheden liepen echter veel vertraging op, als gevolg van een grote overstroming bij Bredevoort dat jaar. Uiteindelijk werd de tramlijn op 29 april 1910 feestelijk geopend.

    Al spoedig bleek dat slechts het traject Aalten-Bocholt een succesvol deel van de GWSM was. Echter vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd de grensovergang gesloten, waardoor er geen vervoer meer mogelijk was van Aalten naar Bocholt. Toen men dit traject in 1915 hervatte waren er veel minder reizigers dan voorheen en werd in 1916 daarom zelfs geheel stopgezet.

    Vanaf de jaren twintig werden de reizigerdiensten tussen Aalten en Lichtenvoorde veelal met motortrams uitgevoerd. Tot 1933, toen er bussen van de firma Veldhuis gingen rijden. Na de jaren dertig van de 20e eeuw bleek (behalve tussen Aalten en Bocholt) slechts het goederenvervoer succesvol.

    In 1953 kwam een einde aan de tramlijn en werden de rails opgebroken.

    Haltes

    Lijst met haltes tussen Lichtenvoorde en Bocholt die zich op het grondgebied van de gemeente Aalten bevonden (klik hier voor een lijst met alle haltes):

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Kenmerken


    FunctieTramlijn
    Opening1910
    Opheffing1953

    Bronnen


  • Ziekenverpleging zoekt steun

    Ziekenverpleging zoekt steun

    Aaltensche Courant, 23 maart 1910

    Ingezonden, buiten verantwoordelijkheid der redactie.


    Geachte Redactie!

    Wilt U zoo vriendelijk zijn het onderstaande te plaatsen? Bij voorbaat hartelijk dank.

    Daar zijn in de gemeente heel veel menschen – gelukkig – die door een jaarlijksche bijdrage de zaak der Ziekenverpleging steunen. Door al die jaarlijksche bijdragen kan de zaak in stand blijven. Maar daar zijn onder die vele menschen ook nog velen, die hun jaarlijksche bijdrage beschouwen als een contributie, waardoor zij zich het recht verzekerd hebben op de hulp van de Zuster in geval van ziekte en ongeval. En die beschouwing is beslist verkeerd.

    En weet u, wat van die beschouwing het gevolg is? Dit: dat als zulke menschen voor korte of lange tijd de hulp van de Zuster genoten hebben, zij er nooit eens aan denken om het Comité voor Ziekenverpleging door een extra-gift als een offer van dankbaarheid te verblijden. Waarom zouden wij dat doen? zeggen dezulken dan; wij betalen immers ieder jaar, als de lijsten ons gepresenteerd worden!

    Deden zoo alleen degenen, die het niet betalen kunnen, dan zou er niets op te zeggen zijn. Maar ook die ruimer en zelfs zeer ruim met aardsche goederen bedeeld zijn, doen aldus. Begrijpen zulke menschen niet, dat op die manier het Comité voor Ziekenverpleging altijd door met een tekort worstelen moet? En als dan dit tekort aangevuld wordt door de diaconie van de Herv. kerk, is dan de rekening zoo moeielijk te maken, dat die ruimer met aardsche goederen bedeelde menschen, die de hulp der Zusters soms weken, ja maanden genieten, ten slotte een bedeeling ontvangen uit de kas der diaconie? En willen zij dat?

    Ziet, het werk der ziekenverpleging is een noodig werk, maar ook een kostbaar werk. Wanneer alle menschen in Aalten naar hun vermogen geven – en wanneer degenen, die geholpen zijn, een extra-gave geven aan het Comité – dan kan het werk in het Ziekenhuis en in de wijk gemakkelijk voortgang hebben. Maar dat kan niet, wanneer er zijn, die zich om allerlei redenen onttrekken; en ook niet, zoolang er zijn, die meenen, dat zij voor een enkele mark als jaarlijksche bijdrage zich 3 en meer maanden dagelijks door de Zusters aan huis kunnen laten helpen.

    De Zusters zien er niet tegen op naar de uiterste grenzen der gemeente te gaan, doch de afstanden zijn groot; de Zusters hebben maar één lichaam ieder; en dus kan iedereen wel begrijpen dat het onmogelijk is de werkkrachten te verminderen, maar ook, dat het beslist noodig is bij het geven niet te vragen of er ook nog kleiner geldstukken bestaan dan halve centen, doch veelmeer, of het niet mogelijk is voor deze goede zaak eens wat meer te geven dan men gewoon is, vooral wanneer de Zusters aan ons of ons huis veel hulp bewezen hebben.

    En als ik niet te veel plaats vraag, ook dit nog: Als de wegen slecht zijn, en als het weêr slecht is, en als dan bij slechte wegen en slecht weêr de komst der Zusters op de buurten gewenscht wordt, zou het dan niet mogelijk zijn hun met rijtuig te laten halen of haar verlof te geven met rijtuig te komen? Ook voor Zusters kan weêr en weg te slecht zijn om te fietsen. Een zuster zei onlangs: „Dit heb ik al gauw gemerkt, dat de menschen hier in Aalten er vriendelijk en hulpvaardig zijn”. Zouden de menschen in Aalten dat ook niet willen toonen, door rijtuig te sturen of te geven, bij slecht weer en slechte weg?

    En dan ten slotte. Is er in Aalten geen oud linnen meer voor de Zusters? Tot heden is nog niets in het Ziekenhuis ontvangen. Toe, huismoeders, ziet uw kasten nog eens na en verblijd de Zusters in het Rusthuis met oud linnen.

    En als allerlaatste. Er is ook geen geld meer voor de linnenkast. En de linnenkast moet aangevuld.

    Ik hoop, dat velen eens rustig willen lezen wat in dit stuk geschreven is. De Heer schenke allen, die dit lezen, een gezegend Paaschfeest.

    Namens het Comité voor Ziekenverpleging:
    BARNEVELD, Secretaris.
    Aalten, Maart 1910.

    P.S. Met blijdschap kan ik melden de ontvangst van: 2 pakjes oud linnen, f 6.– voor gebruik van de operatiekamer en f 18.– van een patiënt, die eenigen tijd onder behandeling der Zusters geweest is. Zou er verandering ten goede komen?

    Bronnen


  • De Krankenkasse-kwestie

    De Krankenkasse-kwestie

    Aaltensche Courant, 23 maart 1910

    Ingezonden, buiten verantwoordelijkheid der redactie.


    M. de R.

    De „dokterskwestie”, welke reeds zoovele pennen in het binnen- en buitenland in beweging en zooveel hoofden en harten in beroering bracht, oorspronkelijk thuis behoorende te Bocholt, is van daar overgebracht voornamelijk naar Aalten, en is heusch van feller karakter geworden dan het gros der menschenkinderen heeft kunnen denken.

    Op 13 dezer werden wij in kennis gesteld met een schrijven van den volgenden inhoud:

    Wir erklären dasz wir van 15 März 1910 an, die Nothfalle der mitglieder und derer angehörige Ihrer kasse nur gegen fünffacher Kampfestaxe, behandlen wollen.

    Aalten, 10 März 1910. (w. g.) WEDUWEN, E.J.A. MELSTER, VAN LEUVEN.

    Naar aanleiding hiervan verzochten en verkregen wij een onderhoud met onze bovengenoemde dokters, op Maandag 14 dezer. Wij verzochten de heeren ons te willen vermelden wat wel en wat geen „Nothfalle” waren. Dr. der Weduwen verklaarde, dat dit alleen door deskundigen kon beslist worden; dr. Melster gaf te verstaan dat daarop niet goed antwoord gegeven kon worden, wijl daarover wel een boek vol te schrijven was. Verder bleek dat er geen volkomen overeenstemming daaromtrent tusschen de drie genoemde heeren bestond, wijl toch door dr. van Leuven meerdere gevallen als „Nothfal” werden aangenomen dan door zijn collega’s alhier.

    Wij drongen er op aan dat aan ons zou worden verstrekt een lijstje van „Nothfalle”, opdat wij aan onze medeleden zouden kunnen zeggen: „in de genoemde gevallen kunt gij u tot de plaatselijke artsen wenden, dan wordt gij, zij het dan ook tegen een krankzinnig hoogen prijs, behandeld.” Hieraan werd geen gevolg gegeven, dr. der Weduwen verklaarde zelfs dat zij daartoe ook niet eens bevoegd waren, dat daaromtrent de maatschappij van geneeskunde en het Leipziger Verband uitspraak moesten doen.

    Een onzer stelde de vraag of de betrokken arbeiders dan niet voor eigen rekening konden behandeld worden, waarop wederom door dr. der Weduwen, werd te verstaan gegeven dat ook dit niet kon, want, zoo verklaarde deze heer, wij voeren strijd tegen de krankenkassen en kunnen dat niet anders doen dan door te strijden tegen de leden dier kassen.

    Dit gaf een der onzer aanleiding om te constateeren, dat wij, leden der krankenkassen, in nog slechter conditie verkeerden dan de hond en het varken van een boer. Wordt toch een dezer dieren krank, dan begeeft de eigenaar zich tot den veearts en… behandeling heeft plaats. Voor ons eerlijke ijverige arbeiders, was behandeling buitengesloten.

    Op de vraag van een onzer, of de krankenkassen of wij, de doktoren een stroobreed in den weg hadden gelegd, waardoor zij gerechtigd waren ons hunne hulp te weigeren, werd ontkennend geantwoord en daaraan toegevoegd „wij kunnen niet anders”, waarop door ons geantwoord werd: „gij kunt wel, doch gij wilt niet”. Wij hebben ten slotte aan de conferentie een einde gemaakt omdat wij de overtuiging verkregen hadden, dat er met deze onwillige dokters geen resultaat te bereiken valt.

    Zaterdag 19 Maart werden wij in kennis gesteld met een officieel afschrift van het volgende schrijven:

    Abschrift

    Die unterzeichneten erklären, dasz sie seitens der in den Bocholter Fabriken beschäftigten, Holländischen arbeiter, besonders in den letzten woche auszerordentlich viele klagen vernomen haben, über die art der ärztlichen behandlung und versorgung der Holländischen fabrikarbeiter seit anfang dieses jahres. Die leute beklagen sich darüber, dasz die qualität der neuen ärzte eine mangelhafte sei, und das sie aus diesem grunde kein vertrauen mehr zu diesen haben könnten. Sie bedauern weiterhin lebhaft, dasz es ihnen unmöglich geworden ist, sich von ihnen alten vertrauten ärzten behandeln zu lassen.

    Die leute erklären fast ausnahmslos, dasz sie es nicht wagen dürften, sich über die bestehende zustände zu beschweren, weil sie der sicheren Uberzeugung sind dann gekündigt zu werden, oder sonst auf irgend welche weise schweren miszhelligkeiten ausgesetzt zu werden. Weiterhin beklagen sich die arbeiter darüber, dasz sie in fallen von vorhandener Unarbeitsfähigkeit, oder Wiedererlangung der arbeitsfähigkeit von die neuen ärzten in Bocholt keine bescheinigung hierüber erlangen könnte.

    In einer gestern stattgefundenen conferenz zwischen die Aaltener ärzten und einer deputation Holländischer, in Bocholt beschäftigter fabrikarbeiter, erklärten die letzteren, dasz zur zeit in den Holländischen grensbezirken Katzen und Hunden und Schweine besser ärztlich versorgt wurden als die menschen.

    Die unterzeichneten sind jederzeit bereit vorstehende angaben, eidlich zu erhärten und auf wunsch weitere einzelheiten mundlich zu protokoll zu geben.

    Aalten, den 15 März 1910.

    (gez.) WEDUWEN, Arzt
    „ MELSTER, „
    „ VAN LEUVEN, „
    Der Burgemeister
    J. No. 712 C.
    Bocholt, den 18 März 1910.

    De inhoud van bovenstaand afschrift is voor ons onaanneembaar. Wij zullen spoedig een ledenvergadering houden, daarbij mogen alle belangstellenden boven 18 jaar tegenwoordig zijn. Wij noodigen speciaal tot bijwoning dezer vergadering uit onze plaatselijke dokters.

    Wij hopen dat deze wetenschappelijk zóó hoog staande mannen niet door afwezigheid zullen schitteren. Uit het hoor en wederhoor zal dan duidelijk kunnen worden of er iets en zoo ja, wat er waar is van bovenstaand schrijven. Reeds nu verklaren wij dat de laatste bewering van dat schrijven een der meest grove leugens is welke sedert onze heugenis werd uitgesproken.

    Dankbaar voor de verleende plaatsruimte hebben wij de eer te zijn,

    Het Comité der Krankenkasse-leden te Aalten.

    Bronnen


  • Moord te Aalten

    Moord te Aalten

    21 november 1909

    Op zondagavond 21 november 1909 werd omstreeks half tien aan het begin van de Dijkstraat een jongeman om het leven gebracht. Vier jongens en twee meisjes stonden daar met elkaar te praten, toen de 23-jarige koperslager Bernadus Rietberg uit Dale zich bij het gezelschap voegde. Hij begon één van de meisjes lastig te vallen en een woordenwisseling volgde. Daarop stak Rietberg één van de jongens, de 20-jarige fabrieksarbeider Johann Heinrich Kalberg uit Liedern (bij Bocholt), met een mes in de borst.

    Terwijl de dader volgens de krantenberichten koelbloedig naar huis liep, strompelde het slachtoffer nog een eind de Kerkstraat in, maar zakte toen ineen. Zijn kameraden, waaronder zijn jongere broer, brachten hem bij het café van Bauhuis (Dijkstraat 1) naar binnen. In allerijl werd dokter Van Leuven opgetrommeld om hem te helpen. Kahlberg was echter dusdanig in zijn rechterlong getroffen dat deze niets meer kon betekenen. De zwaargewonde werd nog op een kar naar het ziekenhuis vervoerd. Daar blies hij een half uur later, na het ontvangen van de heilige sacramenten, zijn laatste adem uit. Doodgebloed.

    Café Bauhuis, Dijkstraat 5, Aalten
    Café Bauhuis, Dijkstraat 5 (rechts)

    Rechtszaak

    Rietberg werd diezelfde nacht nog door de politie van zijn bed gelicht en naar de gevangenis overgebracht. De volgende dag kwamen gerechtsmedewerkers uit Zutphen naar Aalten voor onderzoek. Eind van de middag keerden zij met de trein van zes uur terug, ditmaal in gezelschap van de geboeide verdachte. Toen de trein vertrok gaf het aanwezige publiek door luid geschreeuw zijn woede te kennen.

    De verdachte ontkende aanvankelijk dat hij de dader was en verklaarde ook dat hij het slachtoffer niet kende. Dat laatste werd wel in twijfel getrokken. De Twentsche Courant schreef enkele dagen later namelijk dat Rietberg een oogje zou hebben gehad op een zuster van Kalberg, maar dat laatstgenoemde zich daartegen had verzet. Dat zou een mogelijk motief zijn. Maar of dat feit is of enkel een gerucht, wordt niet duidelijk. Het verslag van de rechtszaak in de Graafschapbode van 15 januari 1910 vermeldt er in ieder geval niets over.

    De kranten wisten destijds wel te melden dat Rietberg in Duitsland al met justitie in aanraking was geweest. Ook was hij al eerder veroordeeld voor mishandeling. Het mag dan ook geen wonder heten dat hij in Aalten als ‘zeer ongunstig’ bekend stond. Naar verluid zou hij op de avond van het misdrijf om negen uur uit het café van Bauhuis zijn gezet. Volgens getuigen kwam hij echter niet over als ware hij onder invloed van alcohol.

    Rietberg werd op 19 januari 1910 veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor het om het leven brengen van Johann Heinrich Kalberg.

    Landelijk nieuws

    De moord in Aalten was destijds landelijk nieuws. Onderstaande fragmenten geven een vrij compleet beeld van wat er gepubliceerd werd.

  • Wondervogel doodgeschoten

    Wondervogel doodgeschoten

    Het Volksdagblad, 10 augustus 1907

    De heer P. te Aalten, had in zijn bezit een pracht exemplaar van een papegaai, die de kunst van spreken goed verstond. Het dier vloog voor eenige dagen weg en hield zich in de nabijheid eener boerenwoning op. Het praten van den vogel bracht den boer in den waan, dat een „wondervogel” zijn boerderij bedreigde en daarom maakte hij door middel van zijn geweer maar voorgoed aan het „lekker hé” van den vogel een einde!

    De Graafschapbode, 31 augustus 1907

    Voor eenige weken maakten we ook melding van een papegaai, die den heer P. uit Aalten ontvlucht was en later door eenen landbouwer, die haar voor eenen wondervogel aanzag, doodgeschoten werd. — Het bericht deed in meerdere couranten de ronde en als gevolg daarvan ontving de heer P. deze week een brief uit Den Haag van eene dame, die in het bezit was van eene „lorre”, waarvan ze gaarne afstand wilde doen. Zij schreef toen op het adres: — „Aan den heer P….. te Aalten, waar voor 3 weken de papegaai van doodgeschoten Is.” — De post, snugger als zij is, bezorgde den brief aan het juiste adres en de dame in kwestie werd van de goede overkomst op de hoogte gesteld.

    Wondervogel blijkt papegaai
    Foto van een papegaai, ter illustratie

    Bronnen


    • Het Volksdagblad, 10 augustus 1907 (via Delpher)
    • De Graafschapbode, 31 augustus 1907 (via Delpher)
  • Woningonderzoek

    Woningonderzoek

    Arnhemsche Courant, 15 februari 1907

    De gezondheidscommissie voor het district Winterswijk heeft het rapport over het Woningonderzoek in de gemeente Aalten in druk doen verschijnen. Dit onderzoek heeft zich bepaald tot 312 woningen, alle van 3 of minder vertrekken, nl. 49 met één, 180 met twee en 83 met drie vertrekken. Van deze lagen 61 aan zandwegen, 19 aan pleinen en 232 aan straten. Slechts 95 woningen daarvan vormden een afzonderlijk perceel.

    De dakbedekking van alle woningen bestaat uit pannen, meest met stroo gedekt. Bij 17 was geen bijruimte, zooals schuurtje, stal, loods of bergplaats aanwezig.

    Voor de drinkwatervoorziening wordt uitsluitend van grondwater gebruik gemaakt, door het aanleggen van welputten of het slaan van pijpwellen. Meerdere malen maakt een welput of pomp de watervoorziening van verschillende gezinnen uit. Ook werd veelal de pomp aan de openbare straat daarvoor gebezigd, die dikwijls onbruikbaar drinkwater bevat. De grootste afstand van woning tot watervoorziening bedroeg 95 M. In het algemeen laat zij veel te wenschen over; want slechts 22 woningen bezitten eene afzonderlijke welput of pomp. De overige 29 moeten ze gemeenschappelijk gebruiken.

    Ook de toestand der privaten is slecht. Meermalen doet een oude ton, waarover een bril gelegd is, dikwijls zonder eenige afdekking, als privaat dienst, zoodat bepaald goed ingerichte privaten niet aangetroffen worden. Slechts 2 woningen hebben geen privaat, 14 bezitten dit gemeenschappelijk en de rest kan zich van een afzonderlijk privaat bedienen.

    Het huishoudwater wordt voor het meerendeel op de openbare straat geloosd. Eenen reinigingsdienst bezit de gemeente niet.

    Bronnen


  • Schuttersfeest 1904

    Schuttersfeest 1904

    Aaltensche Courant, 24 september 1904

    AI was het wat laat in den tijd, er zou toch dit jaar weer een Schuttersfeest gehouden worden, wat sinds 1900 niet het geval was geweest. In 1901, 1902 en 1903 was het de wielerclub „Houd Moed”, die óf alleen óf in samenwerking met „Floralia” nog eens een feestje organiseerde. Doch daar de wielerclub, naar wij hoorden, ontbonden is, was van dien kant geen feestelijkheid te verwachten.

    Het was daarom van eenige werklieden een goede gedachte om te trachten een Schuttersfeest te organiseeren en door de flinke medewerking van de burgerij, die daarvoor milde bijdragen schonk, en door de aanmelding vaneen groot aantal liefhebbers van schieten was dat mogelijk. Het getal schutters was dan ook meer dan het dubbele van het laatst gehouden schuttersfeest.

    De optocht, die Woensdagmorgen door het dorp trok, had dan ook veel bekijk en mocht best gezien worden. Met een goed muziekkorps voorop ging het in goede orde door de verschillende straten en werd voor de huizen van den Burgemeester, den Pastoor en enkele particulieren het vaandel geslagen. Op het feestterrein stonden de masten reeds klaar, met den vogel en den fladder in top, waar de schutters hun geoefendheid op konden toonen.

    De vogel was zeer zwaar gemaakt en daardoor duurde het verbazend lang, voordat bekend werd, wie als koning van het Schuttersfeest moest worden gehuldigd, Ten laatste werd de vogel toch bij de verschillende gedeelten afgeschoten en werd de eerste prijs voor de romp toegekend aan A. H. Huinink, die daardoor koning werd. De 2e prijs voor het afschieten der rechtervleugel verkreeg D. Dibbets. De 3e prijs voor den linkervleugel viel bij loting ten deel aan J.H. Papenborg, terwijl de 4e prijs voor den kop aan J. Walvoort en de 5e prijs voor de staart aan G.J. Wensink werd toegekend.

    Bij het fladderschieten bleken de knapste schutters te zijn: H.J. Degenaar, die dele, G.W. van Eerden, die de 2e, H.A. Hoopman, die de 3e, G.J. Brunink, die de 4e, en Chr. Bijen, die de 5e prijs bekwam. Bij het ringrijden te paard werden de prijzen gewonnen als volgt: H. Bouhuis dele, W. H. Veldkamp de 2e, J. Heersink de 3e, J.B. Bouhuis de 4e, en A. J. Mateman de 5e prijs.

    Tegen 6 uur, toen de wedstrijden waren afgeloopen, trok men weer in optocht door het dorp naar het feestgebouw van den heer P. Lelivelt bij het station, waar de prijzen met een toepasselijk woord door den voorzitter der feestcommissie, de heer de Wit, aan de winners werden uitgereikt, en waar men nog lang in opgewekte stemming bij elkaar bleef. Daar het feest goed is geslaagd en alles in de beste orde afliep, mag het bestuur van het Schuttersfeest met trots op haar arbeid terugzien, aan welken arbeid altijd veel moeite en opofferingen verbonden zijn. Zij heeft velen een prettige dag bezorgd en dit is voor haar al een mooie belooning.

    Bronnen


  • NH Gasthuis / Armenhuis

    NH Gasthuis / Armenhuis

    Haartsestraat 14-18, Aalten

    Beschrijving

    Het Gasthuis of Armenhuis was een instelling van de hervormde diaconie aan de toenmalige Gasthuisstraat, tegenwoordig Haartsestraat, in Aalten.

    Op de kadasterkaart uit 1832 rechts (klik om te vergroten) zien we de exacte locatie, tegenwoordig ongeveer op de plek van Haartsestraat 14 t/m 18.

    Bovenstaande foto toont de Gasthuisstraat rond 1900. Rechts, voorbij de burgemeesterswoning – het latere postkantoor – zien we nog net een gedeelte van het Gasthuis. Helemaal achteraan zien we ook nog net het Luutenshuus.

    Het Gasthuis telde aan de straatzijde en aan de tuinzijde elk tien vertrekken, elk met een oppervlakte van 17 tot 22 m². Elk vertrek telde twee bedsteden. Men had met een aantal vertrekken samen een privaat (toilet). In de tuin had menigeen dan nog een ‘sikkestal’.

    De bewoners behoorden niet alleen tot de meest arme bevolking, maar ook doorgaans tot de minst ontwikkelden. Om en in het Gasthuis hoorde men dan ook nog al eens scheldpartijen, onderlinge ruzietjes en dergelijke. De bewoners waren vaak mikpunt van pesterijen door de Aaltense jeugd.

    Eén van de bewoners bezorgde voor een cent huis aan huis een kruiwagen fijn wit zand om de stenen vloeren mee te bestrooien. Had hij een paar centen, dan werd er gauw een borrel voor gehaald om vervolgens weer te gaan ‘sparen’ voor de volgende.

    In 1904 werd het Gasthuis afgebroken. De oudjes er op dat moment nog woonden verhuisden naar het Rusthuis aan de Hogestraat.

    Eigenaren

    Overzicht is niet volledig.

    JaarPerceelEigenaarOmschrijving
    1832I1116 – I1135de Hervormde Armen van Aalten

    Huisnummering

    In het bevolkingsregister wordt iedere kamer / huishouden op een aparte gezinskaart vermeld. Onderstaand overzicht bevat voor iedere periode een link naar de eerste gezinskaart in het bevolkingsregister waarvan wij denken dat het bij het armenhuis aan de Haartsestraat hoort. Van daaruit kun je verder bladeren om alle bewoners in de betreffende periode te vinden.

    We willen later nog een meer uitgebreide tabel maken waarin alle bewoners worden vermeld, zodat het – voor bijvoorbeeld genealogen – nog eenvoudiger is om te zien wie er hebben gewoond. Fouten voorbehouden!

    18231838185018601870188018901900
    235263263263290333329395

    Katholiek Gasthuis

    Aalten had vroeger ook nog een katholiek gasthuis. Het Armenpad tussen de Hogestraat en de Stationsstraat, één van de typisch Aaltense Gängeskes, herinnert hier nog aan.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Kenmerken


    Kadastraal nr.I-8761/8762/
    13144/13140
    FunctieArmenhuis
    Bouwjaaronbekend
    Sloop1904

    Bronnen


    • Aaltensche Courant, 9 juli 1904 (Delpher)
    • ‘Aalten in oude ansichten’ – deel 2, E.M. Smilda
    • ECAL
    • Kadastrale kaart
    • Nieuwe Winterswijksche courant, 25 mei 1904 (Delpher)
    • ‘Uit Aalten’s verleden’, G.H. Rots, Aaltensche Courant, 19 november 1937 (Delpher)