Klooster Schaer

Kloosterdijk, Aalten

Het klooster Schaer was een klooster nabij Bredevoort, gesticht in 1429 en behorend tot de orde van de Moderne Devotie. Het lag in de buurtschap ’t Klooster, ongeveer twee kilometer ten noorden van Bredevoort, aan de linkeroever van de Schaarsbeek.

De vrome edelman Derck van Lintelo en Conraedt Slindewater, schrijver van de drost te Zutphen en afkomstig uit een voornaam patriciërsgeslacht uit de Hanzestad, schonken in 1429 grond en boerderijen aan verdreven kloosterlingen uit Windesheim bij Zwolle.

De Windesheimers behoorden tot de laatmiddeleeuwse beweging van de Moderne Devotie, die was ontstaan onder leiding van Geert Grote (1340–1384) in Deventer. Vanuit de IJsselsteden verspreidde deze hervormingsbeweging zich over West-Europa en leidde tot de stichting van ruim honderd kloosters. De Moderne Devotie streefde naar vernieuwing van kerk en maatschappij en vormde daarmee een overgang tussen de middeleeuwen en de nieuwe tijd.

Stichting

De Windesheimers vestigden zich bij voorkeur op afgelegen plaatsen. De schenking van de grond bij de Schaersvoorde — in de huidige buurtschap ’t Klooster — in 1429 sloot daar goed bij aan. Het betrof een hooggelegen gebied aan de rand van de uitgestrekte Schaersheide, grenzend aan het laaggelegen en drassige Bredevoortse Broek. Met de klei die vlak onder het oppervlak aanwezig was, bakten de kloosterlingen hun eigen kloostermoppen.

Het klooster Domus Beatae Mariae in Nazareth (Huis van de Gelukkige Maria in Nazareth) verrees kort daarna. In de volksmond stond het bekend als klooster Schaer, naar de heide waarop het lag. Al spoedig hielden de bewoners zich actief bezig met de zorg voor studerende jongeren en de verbetering van de leefomstandigheden van de bevolking.

Bidden en werken bepaalden ook bij de Windesheimers het dagelijks leven. Door noeste arbeid wisten de monniken de directe omgeving van het klooster te ontginnen. Rond 1500 was er sprake van een vruchtbare, ei-vormige oase in de eenzaamheid, met Nazareth als middelpunt, omgeven door een buitengracht.

In 1522 bracht men nog diverse verbeteringen aan. Het uurwerk en de klepklok van het klooster werden in 1596 overgebracht naar de Sint-Joriskerk in Bredevoort — waar de klepklok nog altijd hangt.

Legende en goudschat

In 1597, toen het leger van prins Maurits op weg was naar Bredevoort, sloeg de laatste prior van klooster Schaer op de vlucht. Ook de overige kloosterlingen vonden het veiliger hun toevlucht elders te zoeken. Kort daarna werd het verlaten klooster door rondtrekkende soldaten verwoest.

Sindsdien doet het verhaal de ronde dat de vluchtende monniken een schat hebben verborgen in de grond — onder de derde hulststruik achter de schaapskooi. Niemand weet echter meer waar die schaapskooi precies heeft gestaan. Volgens de legende zal de schat ooit weer gevonden kunnen worden, aangewezen door ‘hemelse tekenen’: er zal een vreemd licht aan de hemel verschijnen, tot een zwarte haan kraait.

In de nacht van 13 op 14 september 1943 werd er inderdaad een ongewoon licht waargenomen: een nachtregenboog. Er waren die nacht veel bommenwerpers in de lucht, waardoor nog velen wakker waren die dit zeldzame verschijnsel hebben gezien. Of er toen ook een zwarte haan kraaide, is niet bekend.

Omvang

Uit veld- en archiefonderzoek blijkt dat het klooster Schaer van bescheiden omvang was. De omtrek van het kloostergebied is goed te traceren: veldnamen zijn nog herkenbaar en op een boerenerf zijn nog restanten te vinden. Begin twintigste eeuw vond men bij graafwerkzaamheden een kruisbeeld en een schedel. Op het terrein bevindt zich bovendien nog de zogenoemde Kloosterschans. In 1978 werden de laatste bovengrondse muurresten gesloopt, maar onder de boerderij ter plaatse bevindt zich nog een kloosterkelder met tongewelf.

Het ovale kloostergebied — ook wel corpus genoemd — besloeg circa 118 hectare en vertoonde van west naar oost een hoogteverschil van ruim tien meter. De monniken maakten optimaal gebruik van het reliëf, het water en de bodemgesteldheid. Kwel- en regenwater, maar ook het water dat vanaf de hoge Schaerheide toestroomde, bewoog zich vlak onder de oppervlakte over ondoordringbare kleilagen richting het Bredevoortse Broek. Dwars door het gebied wierpen de kloosterlingen een dijk op om het water te stuwen en te benutten voor de aandrijving van een koren- en oliemolen.

Met een stelsel van waterlopen en vijvers, onderling verbonden, hielden de kloosterlingen de voeten droog en voorkwamen zij dat het water ongebruikt naar de lage broekgronden wegstroomde. Aan de oostzijde van het kloostercomplex creëerde men een opmerkelijk aardwerk: de Eremus in Aquis — letterlijk ‘de wildernis in de wateren’ — een kluizenaarsplaats tegen de rand van het drassige Bredevoortse Broek. De grachten rond deze hermitage diende als waterberging.

Restanten

Na de verwoesting van het klooster in 1597 raakten de landerijen overwoekerd door heide en hakhout. De kloostermoppen van het complex werden deels hergebruikt voor het herstel van fortificaties en woningen in Bredevoort. De bezittingen van het klooster werden geconfisqueerd door het hertogdom Gelre. De Eremus in Aquis werd in latere jaren mogelijk gebruikt als schans tijdens de krijgshandelingen rond Bredevoort. In 1672 stond de westelijke vleugel van het rechthoekige kloostercomplex nog overeind.

Met de inbeslagname van het kloostergebied kreeg het landschap een tweede historische laag: de aanleg van houtplantages. Gelre verpachtte de gronden voor de productie van eikenhout. Rond 1700 ging men aan de slag met de nodige ontwatering. Rechte watergangen voerden het water snel af naar de Schaarbeek, en dezelfde beek — ooit deel van de buitengracht — werd kaarsrecht doorgetrokken naar Bredevoort om daar de grachten van water te voorzien. De waterlopen bij de Eremus in Aquis verzandden, en op het voormalige kloosterterrein legde men zogenoemde rabatten aan, smalle ophogingen waarop men de jonge eiken plantte.

Door enkele zeer strenge winters mislukten de eerste aanplantingen. Gelre besloot daarop het kloostergebied te verkopen. De nieuwe eigenaren zetten de houtteelt voort volgens hetzelfde systeem van rabatten en afwateringen. Het huidige Kloosterbos, 25 hectare groot, bewaart nog altijd de sporen van de laatmiddeleeuwse waterhuishouding die ooit door de kloosterlingen van Schaer werd aangelegd.


Archieven

Verpondingskohier 1647

t’Clooster te Schaer en sijn becirck?, Geestl.
2 Huisen, met etlicke koolhoven, 3 sch.
Boulant 27 mdr., 3de gerve 225 – 0 -.
Inslagh en hoeijmate van 4 daghen meijens, slechten waterigen gront.

Fouten voorbehouden. Heb je aanvullingen of correcties? Reageer dan onderaan deze pagina, bij voorkeur met bronvermelding.

Kenmerken


FunctieKlooster
Stichting1429
Verwoesting1597