Anton Driessen

Textielfabrikant

Johan Bernard Anton (roepnaam: Anton) Driessen (Bocholt, 05-12-1797 – Aalten, 07-03-1879) was een belangrijke textielfabrikant in Aalten. Anton stamde uit een Bocholts textielgeslacht. Vader Herman (1765-1817) was eveneens textielfabrikant, net als diens broer Peter Driessen (1756-1843), die tevens schepen en tweede burgemeester van Bocholt was.

Na de dood van hun vader stichtten Anton en zijn jongere broer Joseph het textielbedrijf ‘Gebrüder Driessen‘. In 1826 richtten Anton en Joseph Driessen een verzoek aan koning Willem I om in Aalten een textielfabriek te vestigen. De motieven voor het verzoek van de gebroeders Driessen waren de verhoogde invoerrechten in Nederland. Zij hadden Aalten uitgekozen ‘als zijnde deze plaats hiertoe het best geschikt‘.

Zij vroegen vergunning tot oprichting van een bombazijnweverij en -blekerij, alsmede van een katoenspinnerij en ververij. De gebroeders Driessen kregen toestemming voor de vestiging onder de voorwaarde dat deze binnen de kom van Aalten zou worden gevestigd.

Niet veel later vroeg ook hun neef Heinrich Driessen toestemming aan de koning, dat eveneens werd gehonoreerd.

In Aalten

Anton verhuisde in 1826 naar Aalten. Hij woonde aanvankelijk bij Meijerink in de Kerkstraat. Zijn broer Joseph bleef in Bocholt waar ze een filiaal hielden.

Het bedrijf startte “in de Schuur en Tuinkamer van den heer Bonninghoff”. Hoogstwaarschijnlijk bedoelde men daarmee het huis Markt 18 van de vrederechter G.J. te Gussinklo, die in 1804 de boerderij Borninkhof had gekocht. Men noemde de bezitter vaak naar zijn boerderij.

Voor het verwerken van het garen was Anton Driessen aangewezen op de vele thuiswerkers die hier woonden. Overigens vermeldt het gemeenteverslag over 1826 onder meer: “Eenige huisgezinnen hebben zich hier met der woon nedergezet, voornamelijk van Boekholt“. Het verslag over 1827 meldt voor het eerst dat, naast de landbouw als voornaamste bron van bestaan, men veel bombazijn weefde voor de fabrikanten afkomstig uit Bocholt. Er zijn dan ongeveer 218 bombazijnwevers, “het werk in hunne huizen verrigtende”.

Op 22 november 1827 trouwde Anton Driessen in Bocholt met Isabella Dees.

In datzelfde jaar verplaatste men de katoenspinnerij vanuit de schuur en tuinkamer van Bonninghoff naar een beter ingericht pand in het centrum van het dorp. Driessen had daar een huis van Manus Scholten gekocht dat stond op de plaats van het tegenwoordige adres Landstraat 25.

Maar de verplaatsing ging niet geruisloos. Twee buren, de schoolmeester H. Schotman en de landbouwer W. Obrink, dienden bij het gemeentebestuur een bezwaarschrift omdat zij vreesden voor geluidsoverlast en brandgevaar. De gemeente wees hun bezwaren echter af. De beide buren lieten het daar niet bij zitten en richtten hun bezwaren vervolgens tot de gouverneur van de provincie Gelderland. Echter, ook de gouverneur zag geen aanleiding om aan hun bezwaren “eenig gevolg” te geven.

Eind 1827 kon Anton Driessen beginnen met de verbouw van het huis tot spinnerij. Het nieuwe onderkomen had een verdieping, die met het benedengedeelte tot bedrijfsruimte werd bestemd. Zowel beneden als boven werden machines geplaatst.

Beekhuize

In 1833 wilde Anton een nieuw woonhuis bouwen. Hij had daartoe aan het einde van de Landstraat – tegenwoordig heet het hier Dijkstraat – van de erven Degenaar een huis gekocht. Hij wilde dat huis afbreken en op die plaats een nieuw modern huis bouwen met pakhuis, schuur en stalling. Daarvoor had hij echter meer ruimte nodig dan de bestaande huisplaats. Anton Driessen diende een plan in bij het gemeentebestuur met het verzoek, “daar de verfraijing van een Dorp altijd een der aangenaamste verrichtingen van een Plaatselijk bestuur is het zelve goed gunstig te willen accordeeren, en dien ten gevolge de ondergetekende in Zijn voorneemen zoo veel mogelijk te ondersteunen”.

Om de plannen van Anton te kunnen realiseren, moest zowel de beek als de straat worden verlegd. Bovendien moest er een nieuwe brug komen. Omdat de palen van de oude brug bijna waren vergaan, was de bouw van de nieuwe brug niet alleen hoogstnoodzakelijk, maar de verplaatsing volgens Driessen ook minder kostbaar. Naast de verlegging van de beek en de bouw van een nieuwe brug had Driessen voor zijn plannen ook grond nodig. Hij ruilde daartoe een stuk grond met de gemeente. De onderhandelingen over deze zaken duurden enige jaren.

In maart 1835 kon Driessen met de bouw beginnen. Hij had voor de productie van de benodigde stenen inmiddels toestemming gevraagd voor het oprichten van een steenbakkerij op de Schaarsheide en het aftichelen van een terrein van drie hectare. Door de slechte staat van de wegen in Oost-Gelderland was het in die tijd handiger en voordeliger om in de buurt van de bouwplaats een veldoven op te richten dan de stenen elders te kopen.

De statige villa die Anton Driessen aan de huidige Dijkstraat liet bouwen kent iedere Aaltenaar als Beekhuize.

Graf

Anton Driessen is begraven op de oude R.K. begraafplaats aan de Piet Heinstraat in Aalten.

Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina. Bij voorkeur voorzien van bronvermelding.

Bronnen


  • Delpher
  • ‘Geweven goed. De textielgeschiedenis van Aalten en Bredevoort’, H. de Beukelaer en J.G. ter Horst