De Grondwet, 4 juli 1854
Aalten, 30 Junij – Onlangs werden hier door vier gewapende Pruissische boeren aan de politie overgeleverd, twee personen van een zeer ongunstig voorkomen, die zich in Pruissen en ook op ons grondgebied en wel in de Buurtschap de Haart, schuldig hadden gemaakt aan bedelarij, terwijl zij dit gepaard deden gaan met dringende eischen.
Onze kantonregter vermeende geene termen te zien, om hen naar Zutphen te zenden, maar leverde hen over aan den commissaris van policie te Winterswijk, die hen dadelijk over de grenzen liet brengen, daar zij zeiden van Vreeden (Pruissen) herkomstig te zijn, zoodat hen dadelijk de gelegenheid weder open stond, op een ander punt van ons grondgebied te komen.
Te bejammeren is het, dat er somtijds door HH. regters met zooveel toegevendheid wordt gehandeld; want dit blijkt uit dit geval ook al weer: naar men verneemt, moeten deze personen toch uitgebroken dieven van Pruissen zijn, staande zij ook al gesignaleerd in het Politieblad. De Heer Officier van de Regtbank te Zutphen moet onderzoek naar deze zaak doende, zijn leedwezen te kennen gegeven hebben, dat deze personen niet aan hem zijn opgezonden.
De zachtmoedigheid van meerderen heeft natuurlijk invloed op minderen; want onze agenten van policie, die niet tot de moedigsten en ijverigsten behooren, zijn in de laatste jaren niet in staat geweest de schuldigen aan kleinere of grootere misdrijven te betrappen, en onlangs gaven zij nog blijken dat hun ijver spoedig verflaauwd, daar zij, uitgezonden met den Pruissischen politiebeambte, om den ontsnapten koedief uit Bocholt op te sporen, met overhaasting en schijnbaren ijver de woning des kantonregters verlieten terwijl men hen eenige oogenblikken later terugvond in eene herberg, hebbende zij den dief zijn weg laten vervolgen, zoodat hij ook niet gevat is.
Onze opziener van de jagt, J.S. Schaars Prins, buitengewoon veldwachter, heeft, tijdens zijne kortstondige aanstelling reeds vele schuldige opgespoord en betrapt. Eere komt dezen ijverigen man dan ook toe, en wij hopen dat zijn ijver goeden invloed moge uitoefenen op de andere agenten van policie en navolging bij hen moge vinden!
Bron
- De Grondwet, 4 juli 1854 via delpher.nl
Plaats een reactie