De verponding was een belasting op onroerende goederen die in 1651 in Gelderland werd ingevoerd ter vervanging van de oudere schildschatting. Deze belasting werd geheven over landerijen, boerderijen, huizen en molens die inkomsten genereerden, met als doel de provinciale financiën te versterken. Woeste gronden, zoals onontgonnen markegronden, vielen buiten deze heffing. De verponding bleef als belastingstelsel in Gelderland gehandhaafd tot en met 1805.

Administratie en registratie

De term ‘verponding’ of ‘pondschatting’ verwijst waarschijnlijk naar een belastingaanslag die oorspronkelijk in de rekeneenheid pond werd uitgedrukt. Gegevens over de verponding werden vastgelegd in zogenoemde verpondingskohieren. Deze registers werden opgesteld door lokale functionarissen, zoals voogden, ondervoogden en rotmeesters, die verantwoordelijk waren voor het vastleggen van alle onroerende goederen en hun geschatte waarde. De kohieren bieden waardevolle historische informatie over het aantal huizen per plaats en de eigenaren daarvan: adel, kerk of burgers. Daarnaast bevatten ze gegevens over de grootte van het bezit, pachtconstructies en eigendomsverhoudingen.

Berekening

In het Kwartier van Zutphen, waartoe Aalten en Bredevoort behoorden, werd de hoogte van de verponding bepaald op basis van de pacht- of huurwaarde en de lasten die op een goed rustten. Voor landerijen en erven bedroeg de belasting een zesde penning (oftewel 1/6) van de belastbare pachtwaarde; voor huizen en molens was dit een negende penning (1/9) van de belastbare huurwaarde. Indien een onroerend goed niet werd verpacht of verhuurd maar door de eigenaar zelf werd gebruikt, werd de waarde bepaald aan de hand van vergelijkbare goederen die wel verpacht of verhuurd waren. Iedereen was verplicht juiste inlichtingen te verstrekken en eventuele huurcontracten te tonen; bij nalatigheid kon een boete worden opgelegd.

Inning en betaling

De inning van de verponding kende een strak tijdschema: de aanslag, ook wel ‘maning’ genoemd, vond plaats in november, en de betaling diende vóór eind februari te zijn voldaan. De belasting kon op verschillende manieren worden berekend, en er waren diverse aftrekposten mogelijk, bijvoorbeeld voor onderhoud. Belastingplichtigen ontvingen maancedulen, waarin het verschuldigde bedrag stond vermeld. De geïnde penningen werden door de collecteurs afgedragen aan de ontvanger van het Kwartier. Daarnaast konden zowel het ambt als de stad en het Kwartier extra opcenten heffen bovenop het basisbedrag.

Verpondingskohier van 1647

Het Verpondingskohier van 1647 is een veelgebruikte bron voor historisch onderzoek. In de tijd dat de verpondingskohieren werden opgesteld, was Gerhard Kreynck (1612-1692) burgemeester van Zutphen. Kreynck had een grote interesse in historische documentatie en maakte afschriften van belangrijke archieven, waaronder het verpondingskohier, stadsrekeningen en leenregisters.

Het Verpondingskohier van 1647 werd door Kreynck omstreeks 1650 in verkorte vorm overgeschreven, wat later bekend werd als het Afschrift van Kreynck. De historische betekenis van het kohier ligt in het feit dat het een van de eerste systematisch aangelegde belastingregisters van Gelderland is. Het register biedt inzicht in de economische situatie van de regio in het midden van de 17e eeuw. Het originele kohier is bewaard gebleven en te vinden in het Rijksarchief in Arnhem.

Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

Bronnen en literatuur


  • Erfgoedcentrum Zutphen.
  • Genealogiedomein: afbeeldingen en transcripties van de verpondingskohiers voor Aalten en Bredevoort.
  • R. Wartena e.a., Boerderijnamen in de Achterhoek. Uit het verpondingskohier van ca. 1650, afschrift Kreynck, publicatie Oost Gelders Tijdschrift voor Boerderijonderzoek (link).
  • H.K. Roessingh, Hoe zijn de Gelderse verpondingskohieren uit het midden van de 17de eeuw ingericht? Bronnen voor het lokaal-historisch onderzoek, Bijdragen en Mededelingen van Gelre LXIII (Arnhem 1968/1969), pag. 61-71.
  • H.K. Roessingh, Garfpacht, zaadpacht en geldpacht in Gelderland in de 17e en 18e eeuw, Bijdragen en Mededelingen van Gelre LXIII (Arnhem 1968/1969), pag. 72-98.