Na WO2 emigreerden enkele honderden Aaltenaren naar Canada. Hier vind je een aantal krantenknipsels over dit onderwerp, waaronder advertenties van emigranten die afscheid namen van hun geliefden in Nederland.




































Erfgoed is van ons allemaal
Na WO2 emigreerden enkele honderden Aaltenaren naar Canada. Hier vind je een aantal krantenknipsels over dit onderwerp, waaronder advertenties van emigranten die afscheid namen van hun geliefden in Nederland.
Na WO2 emigreerden honderden Aaltenaren naar verre oorden, op zoek naar een beter bestaan. Hoewel het merendeel daarvan naar Canada vertrok, gingen sommige Aaltenaren naar andere landen, waaronder Australië.
Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Australië zijn geëmigreerd, geschikt en goedgekeurd voor publicatie op Oud Aalten? Liefst vergezeld van één of enkele foto’s.
Stuur ons een bericht!
In de 19e eeuw emigreerden veel Aaltenaren naar het buitenland. De emigratiegolf begon rond 1844. Onder de eerste groep landverhuizers bevonden zich veel Afgescheidenen die om geloofsredenen vertrokken. Onder invloed van mislukte oogsten vertrokken later ook veel anderen om economische redenen. Alleen al uit de Achterhoek emigreerden in vijftig jaar tijd zes- tot zevenduizend mensen, bijna een derde van de plattelandsbevolking.
De meeste emigranten kozen in die periode voor Noord-Amerika. Tussen 1835 en 1880 vertrokken echter ook 204 personen uit Gelderland naar Brazilië. Een groot deel hiervan had de zuidelijke deelstaat Rio Grande do Sul als bestemming.
Ook enkele tientallen Aaltense landverhuizers pakten hun biezen om hun geluk te beproeven in Brazilië. Deze worden, voor zover bekend, hieronder weergegeven.
Achternaam | Voornaam | Geb.datum | Emigratie | Laatste NL adres | Graf |
---|---|---|---|---|---|
Daniels | Maria Elisabeth | 16-12-1815 | 29-08-1858 | Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7) | |
Hendriksen | Frederika Geertruida | 30-03-1818 | 29-08-1858 | Aalten 211a (Nieuwstraat) | |
Hendriksen | Hendrik Jan | 03-03-1843 | 29-08-1858 | Aalten 211a (Nieuwstraat) | |
Hendriksen | Willemina | 22-11-1821 | 29-08-1858 | Aalten 211a (Nieuwstraat) | |
Huning | Hanna Frederika | 09-03-1857 | 12-07-1859 | Aalten 77 (Hogestraat 35) | |
Huning | Johann | 11-09-1843 | 12-07-1859 | Aalten 77 (Hogestraat 35) | |
Huning | Johann Heinrich | 06-10-1852 | 12-07-1859 | Aalten 77 (Hogestraat 35) | |
Huning | Ludwig | 27-06-1849 | 12-07-1859 | Aalten 77 (Hogestraat 35) | |
Huning | Wilhelmus | 19-11-1810 | 12-07-1859 | Aalten 77 (Hogestraat 35) | |
Jansen | Aleida | 13-03-1851 | 08-07-1858 | Aalten 260a (Bredevoortsestraat) | |
Jansen | Dersken | 26-08-1812 | 08-07-1858 | Aalten 260a (Bredevoortsestraat) | |
Jansen | Harmina | 10-10-1835 | 08-07-1858 | Aalten 260a (Bredevoortsestraat) | |
Kalb | Elisabeth | 28-12-1856 | 29-08-1858 | Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14) | |
Kalb | Johanna | 11-07-1853 | 29-08-1858 | Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14) | |
Kalb | Johanna Geertruida | 17-04-1858 | 29-08-1858 | Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14) | |
Kalb | Johanna Margaretha | 04-08-1848 | 29-08-1858 | Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14) | |
Kalb | Johannes | 07-01-1850 | 29-08-1858 | Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14) | |
Kalb | Mina | 05-12-1854 | 29-08-1858 | Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14) | |
Kalb | Peter | 12-08-1842 | 29-08-1858 | Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14) | |
Kalb | Peter | 30-12-1818 | 29-08-1858 | Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14) | |
Kempers | Berendjen | 26-06-1842 | 08-07-1858 | Aalten 260a (Bredevoortsestraat) | |
Kempers | Garritdiena Hendrika | 20-11-1838 | 08-07-1858 | Aalten 260a (Bredevoortsestraat) | |
Kempers | Manus | 03-04-1845 | 08-07-1858 | Aalten 260a (Bredevoortsestraat) | |
Kempers | Willem | 10-11-1847 | 08-07-1858 | Aalten 260a (Bredevoortsestraat) | |
Loohuis | Harmen Jan | 08-12-1813 | 29-08-1858 | Aalten 175? (Kattenberg) | |
Meinen | Gerrit Jan | 15-04-1856 | 29-08-1858 | Aalten 211a (Nieuwstraat) | |
Meinen | Gesina | 29-12-1857 | 29-08-1858 | Aalten 211a (Nieuwstraat) | |
Meinen | Grada | 03-12-1851 | 29-08-1858 | Aalten 211a (Nieuwstraat) | |
Meinen | Jan Willem | 16-03-1823 | 29-08-1858 | Aalten 211a (Nieuwstraat) | |
Meinen | Joanna Geertruid | 19-01-1847 | 29-08-1858 | Aalten 211a (Nieuwstraat) | |
Meinen | Willemina | 24-04-1849 | 29-08-1858 | Aalten 211a (Nieuwstraat) | |
Nieuwenhuis | Antonij | 27-07-1833 | 08-07-1858 | Aalten 201a (Achterstraat) | |
Ritters | Berendina Theodora | 27-04-1847 | 29-08-1858 | Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7) | |
Ritters | Catharina Elisabeth | 30-01-1842 | 29-08-1858 | Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7) | |
Ritters | Frederikus Hendrikus | 28-01-1857 | 29-08-1858 | Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7) | |
Ritters | Hendrik | 16-11-1813 | 29-08-1858 | Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7) | |
Ritters | Hendrik Lambertus | 09-07-1840 | 29-08-1858 | Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7) | |
Ritters | Johannes | 10-09-1850 | 29-08-1858 | Aalten 170a (Lichtenvoordsestraatweg 7) | |
Ruessink | Hendrikus Christoffel | 04-09-1834 | 29-08-1858 | IJzerlo 39 (De Woerd) | |
Straks | Hendrika | 27-10-1805 | 29-08-1858 | Aalten 175? (Kattenberg) | |
Tjallings | Johanna | 15-06-1815 | 29-08-1858 | Aalten 208 (Bredevoortsestraatweg 14) | |
Vogel | Elisabeth | 1810 | 12-07-1859 | Aalten 77 (Hogestraat 35) |
Na WO2 emigreerden enkele honderden Aaltenaren naar Canada. Een belangrijke reden was de bevolkingsaanwas in Nederland; het land raakte vol!
Ook in de Achterhoek was zowat alle grond al in cultuur gebracht. De oudste zoon kon het bedrijf van zijn vader voortzetten, zoals vroeger gebruikelijk was, maar de andere jongens konden geen eigen bedrijf beginnen, omdat daarvoor de landbouwgrond ontbrak. Als zij hun vleugels wilden uitslaan, moesten zij hun geluk dus elders beproeven.
Hieronder hebben we een aantal artikelen verzameld over dit onderwerp. Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd die wij mogen delen? Liefst vergezeld van één of enkele foto’s. Wij horen het graag!
Na WO2 emigreerden honderden Aaltenaren naar verre oorden, op zoek naar een beter bestaan. Hoewel het merendeel daarvan naar Canada vertrok, gingen sommige Aaltenaren naar andere landen, waaronder Zuid-Afrika.
Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Zuid-Afrika zijn geëmigreerd, geschikt en goedgekeurd voor publicatie op Oud Aalten? Liefst vergezeld van één of enkele foto’s.
Stuur ons een bericht!
De familienaam Walvoort/Walvoord is afkomstig van havezathe ’t Walfort in Aalten. Scott Anthony Walvoord, woonachtig in de Verenigde Staten en nazaat van emigranten uit de Achterhoek, heeft jarenlang onderzoek gedaan naar zijn ‘roots’. Op zijn website heeft hij een enorme hoeveelheid informatie verzameld over de families Walvoort/Walvoord, in Nederland en de VS.
Onderstaande informatie is merendeels afkomstig van Scott Walvoord’s website.
Scott heeft vijf takken van de familie Walvoort weten te onderscheiden die naar Amerika zijn geëmigreerd. Hij noemt deze de ‘Founding Five’. Zij zijn allen kleinzonen van Derk en Janna Walvoort, drie broers en twee van hun neven. De meeste Walvoords en Walvoorts die tegenwoordig in Amerika wonen stammen af van deze ‘Founding Five’.
Salomon Walvoord (Winterswijk, 21 april 1778) trouwde in 1801 met Maria Elisabeth Klumpenhouwer (Dinxperlo, 21 juni 1781). Zij gingen wonen op boerderij Gantvoort in Barlo en kregen daar tien kinderen. Maria overleed op 6 januari 1840 op 58-jarige leeftijd. Salomon verhuisde daarop met zijn jongste dochter, Janna Diena (1825) naar de naastgelegen boerderij Leeland. Op 1 mei 1846 verhuisde Salomon opnieuw, hij trok in bij zijn oudste zoon Hendrik (1802) die op een boerderij in Vragender woonde. Daar overleed hij op 8 juni 1848 op 70-jarige leeftijd.
Hendrik (Aalten, 21-03-1802) was als jonge man lang, donker en slank. Hij trouwde drie keer, waarvan tweemaal met zusjes, dochters van Garrit Doornink en Dersken Wesselink. Zijn eerste huwelijk was met Teunisken Doornink (Vragender, 16-02-1800). Zij trouwden in 1824 en hij trok bij zijn schoonouders in. Samen kregen zij twee kinderen, Gerrit Jan (Vragender, 22 januari 1826) en Derk Antoni (Vragender, 24 juli 1827). Derk Antoni stierf op 24 januari 1828, zes maanden oud. Vijf maanden later overleed Teunisken op 22 juni 1828, nog maar 27 jaar oud.
Hendriks oudste zoon Gerrit Jan werd in dezelfde wieg gewiegd als Hendriks jongste zus, Janna Diena (Gerrit Jan’s tante, slechts één jaar eerder geboren).
Hendrik hertrouwde op 24 juli 1829 met Teuniskens zus, Johanna Berendina Doornink (1806). Samen kregen ze een zoon, Antoni (Tonie) (Vragender, 29 april 1830). Maar Tonie stierf op 23 januari 1833 op tweejarige leeftijd, terwijl hij bij zijn opa en oma in Barlo (Gantvoort) verbleef. Wellicht hadden zij Tonie tijdelijk opgevangen vanwege het overlijden van zijn moeder, tien dagen eerder, op 13 januari 1833 in Vragender, op de leeftijd van slechts 26 jaar.
Hendrik’s derde huwelijk vond plaats op 4 mei 1833 met Johanna Berendina Walvoord (1816). Zij was een dochter van Antonij Walvoord en Willemina Geertruid Konings. Hendrik en Johanna kregen samen twee dochters, Johanna Wilhelmina (1834) en Theodora Maria (1835). Theodora overleed op vijfjarige leeftijd op 29 november 1840. Moeder Johanna overleed op 27 juli 1839 in Vragender, 27 jaar oud.
Na de dood van zijn ouders verliet Hendrik Walvoord, driemaal weduwnaar, Nederland in 1849 voor Amerika. Hij had wat investeringen gedaan met zijn erfenis voordat hij de Atlantische Oceaan overstak en had zesduizend dollar bij zich.
Hendriks neef Gerrit Jan Walvoord (Lichtenvoorde, 1816), niet te verwarren met Hendriks gelijknamige zoon, nam de familieboerderij in Vragender over. Later, in 1870, emigreerde Gerrit Jan ook met zijn gezin naar Amerika waar hij zich bij zijn zoon Toni Willem (William) Walvoord (Lintelo, 1843) in Nebraska voegde. William was zijn vader voorgegaan en had enthousiaste berichten teruggestuurd van overvloedig prairieland.
Hendrik vertrok met zijn jongste zus, de 24-jarige Janna Diena Walvoord, op het zeilschip Hektor van Rotterdam naar New York en arriveerde op 16 september. In Amerika voegde hij zich bij zijn zoon Gerrit Jan in Pittsburgh, Pennsylvania. Gerrit Jan was zijn vader en zus een paar jaar eerder voorgegaan. Onmiddellijk daarna verhuisde de hele familie naar Holland, Sheboygan County in Wisconsin, waar Hendrik 65 hectare bebost land kocht en begon met de ontwikkeling van een boerderij, die hij van tijd tot tijd uitbreidde. Kort na aankomst in de VS, verwierf hij 49 aandelen in de Holland Trading Company, die zich bezighield met de handel en het transport van hout.
Na zijn komst naar Wisconsin verkocht Hendrik percelen land aan nieuwe immigranten in een regio die hij Amsterdam had genoemd. Het zou even duren voordat de autoriteiten deze naam officieel erkenden. Elk perceel dat hij verkocht had uitzicht op Lake Michigan. Hendrik werd ook bekend als houthandelaar. Hij had een aanlegsteiger nodig voor boten, die het hout kwamen ophalen. Hij huurde een baggerschip van de regering en baggerde een kleine haven van twee meter diep uit. Daar wachtten stapels hout op boten.
Elke dag verlieten twee of drie schepen de aanlegsteiger, geladen met hout. Er lagen gewoonlijk vier of vijf schepen tegelijk in de baai. Zeven of acht teams met mannen sleepten het hout naar de pier (aldus Tony Walvoord, 80+ jaar oud, die dit alles vertelde aan Louise Walvoord). Hoewel de oorspronkelijke pier is verdwenen, zijn de houten palen van Walvoords pier nog steeds zichtbaar. Hendrik bezat niet alleen aandelen in het houtbedrijf en de aanlegsteiger, hij had ook een winkel en grote stukken grond gekocht in de buurt van Amsterdam.
Hendrik Walvoord was in 1853 medeoprichter van de Presbyteriaanse kerk in Cedar Grove en diende jarenlang als ouderling. Op 17 maart 1855 werd Hendrik Amerikaans staatsburger. Twee dagen later deed zijn zoon Gerrit Jan hetzelfde.
Op 11 juli 1856 verloor Hendrik zijn enige zoon Gerrit Jan, die op dertigjarige leeftijd verdronk in Lake Michigan. Hendrik kocht een perceel grond voor een begraafplaats die nu in het dorp Cedar Grove ligt (Walvoord Cemetery) en begroef daar zijn zoon.
Hendrik Walvoord stierf op 21 december 1865. Na zijn dood werd zijn land geërfd door de kinderen van Gerrit Jan (Henry, Jane, Mary, Tonia en Delia). Henry, zijn kleinzoon, erfde 32 hectare en de kleindochters erfden elk 16 hectare. Bovendien kreeg Henry alle roerende goederen van zijn grootvader, namelijk: paarden, runderen, wagens en meubels. De vier kleindochters kregen elk 15 dollar voor een koe en nog eens 300 dollar toen ze eenentwintig werden. Toen hij eenentwintig werd, ontving Henry de rest van het bezit van zijn grootvader (hypotheken, bankbiljetten, effecten, kredieten en geld). Toen Tonia stierf, kocht haar broer Henry haar land.
Gerrit Jan Walvoord (Vragender, 22 januari 1826) was kwiek en slim, een man van snelle actie. Hij was lang en slank, had zwart haar en zag er goed uit. Op twintigjarige leeftijd verliet hij zijn geboorteland om zijn fortuin te zoeken in de Nieuwe Wereld. Zijn vader, Hendrik, zou hem later volgen. Gerrit Jan is mogelijk met het schip Garrone van Rotterdam naar Baltimore gevaren. Hij vestigde zich eerst in Pittsburgh, Pennsylvania, waar hij boerde en ook in de kolenmijnen werkte. Daar trouwde hij in 1846 met een Duits meisje, Anna Maria Engel Nolten, die met haar broer naar Amerika was geëmigreerd.
Hun oudste zoon, Henry, werd in 1847 in Pittsburgh geboren. Toen Henry ongeveer twee jaar oud was, in de herfst van 1849, verhuisde het gezin Walvoord naar Sheboygan County, Wisconsin. Zij vestigden zich in de kleine nederzetting Amsterdam aan Lake Michigan, ten zuidoosten van het dorp Cedar Grove. Daar hadden de Walvoords een winkel en verscheepten ze hout vanaf de pier.
Gerrit Jan Walvoord mocht niet lang genieten van zijn nieuwe woning. Terwijl hij hout aan het meten was op bovengenoemde pier, verdronk hij per ongeluk, dertig jaar oud. Niemand heeft het ongeval gezien. Hij is gevonden in het water. Volgens één verhaal hoorde Gerrit Jan een schip aankomen terwijl hij aan het eten was. Hij sprong van de tafel, rende naar de haven, klom over het hout op de pier en verloor zijn evenwicht. Hij viel in het water, dat erg koud was, en hoewel hij een goede zwemmer was, hield het hout dat ook in het water was gegleden hem beneden en hij verdronk. Gerrit Jan stierf in Lake Michigan op 11 juli 1856 en werd begraven in Walvoord Cemetery.
Bij zijn overlijden liet Gerrit Jan een gezin met vijf kinderen achter. Zoon Henry was acht op het moment van het ongeval. De dochters van Gerrit Jan waren Jane, Mary, Tonia en Delia. Delia, de jongste, was pas drie maanden oud toen haar vader stierf. Spoedig daarna zou de zaak aan de pier de familie Walvoord nog meer leed bezorgen. In januari 1857 brandden de winkel en woning af en verloor de familie het grootste deel van hun bezittingen en bijna alles wat ze daar hadden geïnvesteerd.
De oudere Hendrik Walvoord had geld en kocht wat land. Zowel zijn gezin als het gezin van Gerrit Jan verhuisden naar een boerderij in de buurt van Amsterdam. Het huis was gebouwd voor de twee gezinnen en zij hebben daar enige tijd samen gewoond. Henry Walvoord (zoon van Gerrit Jan) is daar getrouwd.
Janna Diena (Jane) Walvoord (Barlo, 27 juni 1825) was de jongste zus van Hendrik Walvoord. Jane kwam in 1849 met haar broer Hendrik naar Amerika. Nadat ze in Amerika was aangekomen, trouwde ze met een man die ook Walvoord heette: Derk Antonij (Dirk Tony) Walvoord (Lichtenvoorde, 1820). Jane overleed op 8 oktober 1894 in Holland, Sheboygan. Jane en Dirk Tony kregen drie zonen: Garrett, Tony en William.
Garrett trouwde in 1886 met Delia Huenink en kreeg zes kinderen: Jennie, Minnie, Anna, Elmer, Alice en Della. Tony trouwde in 1886 met Janna Pot en kreeg vier kinderen: Antoinette, Mabel, Agnes en Alvin. Tony’s tweede huwelijk in 1900 met Sarah Hilbelink bracht geen kinderen voort. William trouwde in 1892 met Jennie Flipse, een oudere zus van Mary Flipse die later trouwde met een verre neef van William, John Garrett Walvoord. William en Jennie kregen vijf kinderen: Louis, Clarence, Marion, Esther en Harvey.
Op 11 juli 1856 verloor Hendrik Walvoord (1802-1865) zijn enige zoon Gerrit, die op dertigjarige leeftijd was verdronken in het Michiganmeer. Hendrik reserveerde in zijn testament een acre grond voor een familiebegraafplaats in sectie 26 van Holland Township. Zoals vermeld in het testament:
“Ten eerste, geef en legateer ik aan de kinderen van mijn zoon Gerrit Jan Walvoord (overleden) en aan hun kinderen die mogelijk geboren worden en hun kleinkinderen, achterkleinkinderen, met één woord aan het nageslacht van de genoemde kinderen van mijn zoon Gerrit Jan Walvoord (overleden), een acre land liggend en zich bevindende in de County Sheboygan en de Staat Wisconsin, bekend en beschreven als volgt te weten: …” (vervolgens wordt de exacte locatie beschreven).
Dus volgens Hendriks testament kon elke afstammeling van Gerrit Jan Walvoord (“tot in het nageslacht”) op dit familieperceel worden begraven. Na verloop van tijd werd de Walvoord Cemetery omringd door Cedar Grove naarmate het dorp groeide. Tegenwoordig ligt de begraafplaats in het centrum van Cedar Grove aan Main Street.
Zutphens Dagblad, 4 februari 1956
Winter 1951 in Nederland, een belangrijke vergadering over een brandende kwestie. Een vergadering die misschien aan de aandacht van het Nederlandse volk is ontgaan en zeker niet een verslag in de pers heeft gehad, maar waarvan de resultaten daarom niet minder ingrijpend zijn geweest in het leven van een gezin, door generaties vastgeworteld in de vertrouwde omgeving van onze mooie Graafschap. De vergadering was een familie-bijeenkomst van de Kortens op het ouderlijk bedrijf „Lensink” onder Aalten.
Het onderwerp is vertrouwd in vele gezinnen op het Nederlandse platteland: wat te doen wanneer de kinderen opgroeien, gaan trouwen en een keer op eigen benen willen staan, een eigen boerderij willen hebben? Een probleem, weliswaar niet nieuw, maar steeds actueler naarmate de bevolking toeneemt, land verloren gaat door de bouw van industrieën en het aanleggen van wegen, uitbreiding van steden en vliegvelden. Een probleem waar geen inpolderingen een oplossing voor kunnen geven, tragisch door de onoplosbaarheid in eigen land.
„Lensink” is een boerderij, twaalf hektaren groot, waar vader Korten met zijn gezin al uithaalden wat er in zat. Een boerderij, welke een bestaan geeft aan één gezin, maar zich verder niet meer laat verdelen. Onder het dak van de vertrouwde boerderij werd op die dag van 1951 een beslissing genomen. Als in eigen land geen oplossing gevonden kon worden dan zou men het over de grenzen proberen. Velen waren reeds voor gegaan, o.a. naar Canada, ook uit eigen omgeving. En de berichten, die van overzee werden gehoord over de ervaringen daar, wekten de hoop dat wellicht een oplossing voor hun probleem zou worden gevonden.
Het zal een weemoedig afscheid zijn geweest in de herfst van dat jaar. Afscheid van de boerderij, de vertrouwde omgeving, van de kinderen die achterbleven omdat andere banden hen in het oude land bonden. Een weemoedigheid misschien verscholen achter de opwinding van het grote gebeuren en de zenuwachtigheid van de voorbereidingen, maar ook verguld door de verwachtingen van een ongewisse toekomst. Zijn die verwachtingen vervuld? Werd in Canada de oplossing gevonden die in Nederland niet meer lag?
In de herfst van 1955, vier jaren na het vertrek uit Nederland, zal Korten op die vraag wel bevestigend antwoorden. Op zijn voorzichtige manier zal hij wijzen op wat er in die tijd werd bereikt, met open oog voor de moeilijkheden die nog in de toekomst liggen, maar tevens met vertrouwen in eigen kunnen en dankbaar voor de horizonten, die voor hem en speciaal zijn kinderen zijn opengelegd. Misschien zullen er zijn, die, de resultaten ziende, zeggen dat het met zo’n stel grote kinderen makkelijk valt succes te boeken. Maar maakt dat enig verschil? In Nederland zou het misschien slechts ten dele of nooit zijn bereikt. De jonge gezinnen zullen langer moeten ploeteren om het zo ver te brengen, er zich misschien meer offers voor moeten getroosten en moeilijker beginjaren hebben. Maar zij hebben de kracht van de jeugd.
In oktober 1951 arriveerde het gezin in Canada en reisde door naar een klein plaatsje in Zuid Ontario, niet ver van Hamilton. Een oude kennis uit Aalten zorgde er voor dat het gezin werk en onderdak vond op een fruitbedrijf, terwijl voor het gezin van een getrouwde zoon een plaats werd gevonden op een boerderij in de buurt. Korten bleef daar twee jaar. De kinderen kregen werk in de fruit- en tabaksteelt, waar gedurende de zomer door lange dagen goede lonen worden verdiend. De gezamenlijke inkomsten werden opgespaard en in de zomer van 1953 was het al zo ver dat eens rondgekeken werd naar te koop staande bedrijven.
Tegen die tijd zal Korten wel gewend zijn geraakt aan dat grote verschil tussen Nederland en Canada, waar boerderijen te kust en te keur voor verkoop worden aangeboden. Goede en slechte, goedkope en dure, grote en kleine. Heel wat uren heeft hij met zijn zoons rondgereden, bedrijven bezichtigend, alvorens hij zijn keus had bepaald. De beschikbare financiële middelen legden beperkingen op, het bedrijf moest groot genoeg zijn voor zijn gezin en ontwikkelingsmogelijkheden voor de toekomst bieden…
Als iemand Korten voor zijn vertrek uit Nederland had verteld dat hij nog eens een uitgestrekte wijngaard zijn eigendom zou kunnen noemen, zou hij hem hebben uitgelachen. Maar dat onverwachte is gebeurd, want in November, amper twee jaar na zijn vertrek, betrok het gezin een bedrijf, groot 45 hektaren, waarvan de helft met druiven; het bedrijf, waar Korten zijn keus op had laten vallen. Men kan zich voorstellen dat het voor een Nederlandse boer van het gemengde bedrijf een hele verandering betekent wanneer hij zijn plaats tussen de koeien verwisselt voor een leven temidden der wijnstokken, vooral wanneer hij geen ervaring heeft met de druiventeelt.
In die positie verkeerden de Kortens. Veel aanpassing werd weer van hen geëist, veel werd en moet nog worden geleerd. Buren in deze streek, waar veel druiven worden geteeld, gaven advies en Korten weet nu ook dat hij bij de Voorlichtingsdienst om raad kan aankloppen. Het snoeien in de winter, aanbinden in het voorjaar, het sproeien en de grondbewerking, de oogst, alles was nieuw en vreemd. Langzamerhand groeien ze er in en leren de knepen van het vak en de eisen, die het stelt.
Warden’s en Niagara’s, Concords, Fredonia’s en Diamond’s, druiven-variëteiten die elk hun eigen verzorging behoeven, zijn namen die hen nu niet vreemd meer in de oren klinken. En dat is wat dit bedrijf meer dan iets anders nodig heeft: vakkennis. Enkele malen gedurende de laatste jaren is het van eigenaar verwisseld, het was verwaarloosd en vervuild toen het werd betrokken. De produktie ligt nog beneden normaal, wat niet alleen een gevolg is van het feit dat het grootste gedeelte van de wijngaard nog jong en niet op volle produktie is. Door snoeien moet worden verbeterd en oude stammen worden verwijderd. De gebouwen behoren opgeknapt te worden, maar dat kan in de ogen van Korten wel even wachten. Eerst moet de produktie op peil worden gebracht. En dat vereist al voldoende tijd en kapitaal.
Voor zijn afzet heeft Korten een contract met een wijnfabriek in de buurt. De prijs, welke hij voor zijn druiven ontvangt wordt in het voorjaar vastgesteld en is verschillend voor de soorten. Het afgelopen jaar varieerden deze prijzen van $ 80 tot $ 100, per ton. Deze druiven worden verwerkt tot wijnen en druivensappen. Enkele variëteiten zijn daarvoor meer in trek dan andere en Korten kan zich gelukkig prijzen met een behoorlijke variatie in de soorten op zijn bedrijf, waardoor hij meer verzekerd is van een goede afzet dan wanneer slechts enkele soorten worden geteeld. Een klein deel van de oogst verkoopt hij als handdruiven aan de groothandel of direct aan het publiek. Hoewel hij hier meer voor kan vragen, kost het ook meer werk en tijd om de mandjes klaar te maken. Bovendien is deze afzet zeer beperkt.
De druiventeelt is onderhavig aan belangrijke risico’s, zoals vorst- en hagelschade, plantenziekten, vogel- en insektenschade, waartegen de teler zich slechts gedeeltelijk kan verzekeren of wapenen. De afzet kost Korten geen hoofdbrekens en hij krijgt een goede prijs voor zijn produkt. Voor de afzet is de Canadese druiventeler voor een niet onbelangrijk deel aangewezen op export naar de Verenigde Staten, waar de produktie regelmatig toeneemt. Veel is echter reeds gedaan op het gebied van afzet-organisatie door druiventelers-verenigingen.
Het ziet er echter niet naar uit dat in de toekomst grote moeilijkheden bij de afzet zullen rijzen. Op het Niagara-schiereiland, waar de Canadese druiventeelt is geconcentreerd en Korten zijn bedrijf heeft, doet zich n.l. eenzelfde verschijnsel voor dat ons eigen land zo goed kent: meer en meer grond wordt hier voor industrialisatie in beslag genomen en ook de met druiven beteelde oppervlakte gaat achteruit. Deze streek, door klimaat en grondsoort zo bij uitstek geschikt voor, heeft door haar ligging in een dicht bevolkt gedeelte van dit land en de aanwezigheid van uitstekende transportfaciliteiten een grote aantrekkelijkheid voor de industrie. Hoewel deze ontwikkeling niet in het algemeen belang van de fruitteelt in deze streek is en men over het instellen van streekplannen spreekt om dit in goede banen te leiden, betekent het voor de teler een garantie voor afzet in de toekomst.
Behalve de wijngaarden telt het bedrijf ruim 20 hektare bouwland en grasland. Oorspronkelijk lag dit allemaal in gras, maar Korten heeft maar twee melkkoeien en twee vaarzen en besloot een gedeelte van het grasland te scheuren. Op het bouwland teelt hij nu tarwe, haver, mais en tomaten, het laatste gewas op een leveringscontract met een conservenfabriek. Ook met het vee is het zo gesteld, dat hij graag meer koeien zou willen houden, vooral omdat hij de mest zo nodig heeft op het bedrijf. Maar hij zit nog niet voldoende ruim in zijn middelen om hier nu al geld in te kunnen steken. Het is nog „alle hens aan dek” om aan de verplichtingen, die met de koop van het bedrijf zijn aangegaan, tegemoet te komen en daarnaast het bedrijf nog te ontwikkelen.
De jongens werken wanneer ze maar even gemist kunnen worden bij anderen, hetzij in het bouwbedrijf of inde tabaksteelt. Ondanks de zware lasten is er echter de voldoening van de opbouw van een bestaan en het vertrouwen in een toekomst zonder vrees voor het probleem dat hen naar Canada dreef: wat moeten de jongens gaan doen? Op eigen boerderij en daarbuiten ligt nu voldoende ruimte voor ontplooiing. Moeder Korten maakt nu haar eigen wijn, niet veel maar van „eigen teelt” en goed van smaak, om zo bij bijzondere gelegenheden eens te proeven. En bij die gelegenheden zullen zij en haar man wel eens herinneringen ophalen aan de tijd in Aalten, op de „Lensink’’, waar nu een zoon de scepter zwaait en een jong gezin opgroeit.
Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!
Dagblad Tubantia, 1955
Vier jaar geleden is Marinus Rhebergen uit Aalten naar Canada vertrokken en momenteel is hij enkele maanden met vacantie in zijn geboorteplaats.
„Canada is, wordt gezegd, het land van de onbegrensde mogelijkheden, maar denk nou maar niet, dat iedere immigrant in Canada in enkele jaren rijk wordt. Denk zelfs maar niet dat ieder, die naar Canada emigreert, daar binnen een paar jaar zich een positie heeft verworven, zoals dat in Nederland nooit mogelijk zou zijn geweest. Er zijn uitzonderingen, er zijn mensen, die het buitengewoon treffen en binnen enkele jaren zich een stevige positie hebben verworven, maar…. het blijven exceptionele gevallen.”
Dit zegt Marinus Rhebergen uit de Richterinkstraat te Aalten, die vier jaar geleden naar Canada emigreerde en gisteren terugkeerde voor een vacantieverblijf in Aalten, waar zijn ouders en verdere familieleden wonen. Vier jaar geleden is Marinus vertrokken, samen met zijn vriend Constant de Jong, ook uit Aalten. Het was eigenlijk een tikkeltje een avontuur voor Marinus en Constant. Beiden hadden werk en beiden waren vrijgezel. Veel zorgen hadden zij niet. Het onbekende trok hen wel en aan ondernemingslust ontbrak hen het niet. Op een goede dag zijn we vertrokken, zomaar, op hoop van zegen.
„Toen we in Canada aankwamen moesten we”, vertelde ons Marinus, „natuurlijk zien wat geld op zak te krijgen. Nadat we aan land waren gekomen, besloten we de eerste de beste fabriek maar eens binnen te stappen. Het was een textielfabriek. Vooraf hadden we „getosst”, waarbij het zo was uitgevallen, dat, mocht er maar één man nodig zijn, ik het eerst aan beurt zou zijn. In die eerste fabriek trof ik het. De directeur – een Engelsman – kon wel mensen gebruiken. Hij gaf hoog op over de goede verhoudingen, die er steeds hadden bestaan tussen het Engelse en het Nederlandse volk. Natuurlijk was ik wel zo wijs niet over de oorlogen met Engeland te praten. Na een paar dagen kwam de directeur mij vertellen dat hij ook voor mijn vriend werk had. Zo kwamen wij beide in hetzelfde bedrijf aan de slag.”
Marinus had echter geen zin om in de textielfabriek te blijven. Hij zocht een betrekking op een kantoor en slaagde tenslotte in een plaats in ’t Noorden van Ontario. „Een beste baan had ik daar”, vertelde Marinus. „Eén bezwaar was er aan verbonden; ik was in die plaats de enige Nederlander en dat was niet prettig. De mentaliteit van de Canadezen is heel anders dan die van de Nederlanders en als puntje bij paaltje komt, blijf je ginds toch altijd Nederlander. Je houdt, of je wilt of niet altijd je Nederlandse gevoel voor gezelligheid en gemeenschapsbeoefening.”
Marinus is nu maar eens naar Aalten getrokken. Voor hoe lang? Och dat weet hij zelf nog niet. Hij is nergens aan gebonden. De baan in Canada heeft hij opgezegd. Zijn baas daar heeft hem een prachtig getuigschrift gegeven en gezegd dat te allen tijde de kantoorstoel weer voor hem klaar staat. Marinus heeft echter geen zin om weer als Nederlander geïsoleerd tussen de Canadezen te zitten. Ergens anders in Canada zal hij straks zijn geluk wel eens weer proberen.
Tal van Nederlanders heeft Marinus in de afgelopen vier jaar in Canada gesproken, ook verschillende oud-Aaltenaren. Het gaat hen behoorlijk goed, natuurlijk de een beter dan de ander. „In het algemeen”, zegt Marinus, „moet iemand, die in Nederland een klein bedrijfje of een kleine boerderij heeft, niet denken dat hij in Canada binnen een paar jaar onder de pannen is. Velen, die in Nederland zgn. kleine zelfstandigen waren, zijn dat in Canada ook. Wil men met reuze schreden de weg naar het fortuin op, dan moet men zich volledig aanpassen bij de Canadezen. Dat betekent, hun goede eigenschappen overnemen, maar ook de slechte. Dan krijgt men veel relaties en dat is van enorm belang, echter niet moreel.
Constant de Jong, die gelijk met Marinus is vertrokken, werkt nog steeds in dezelfde fabriek. Hij is minder goed dan Marinus in de gelegenheid geweest te veranderen, omdat hij enkele jaren na aankomst in Canada daar is getrouwd. En Constant is een man met Nederlandse verantwoordelijkheid; een getrouwd man moet niet gaan avonturen. Marinus is het vrijgezellenleven trouw gebleven.
Marinus Rhebergen bezocht in Canada dikwijls het gezin Voortman. Dat vond niet alleen zijn oorzaak in het feit dat er vier jongens in dit gezin zijn, waarmee het gezellig praten is, de vrouw van Voortman Sr. is uit Aalten afkomstig. De heer Voortman, die weduwnaar was, is namelijk in Hamilton hertrouwd met mej. Cato te Brake, die enkele jaren geleden naar Canada vertrok. Het gezin Voortman heeft, vertelt Marinus Rhebergen, eerst ’n aantal jaren in Picton gewoond. Na enkele jaren van hard werken en van flink sparen, besloot de heer Voortman een eigen huis te kopen.
Hij slaagde in Hamilton, waar in het centrum van de stad een groot huis te koop was. De heer Voortman werd eigenaar van dit pand en besloot het gedeeltelijk als pension in te richten. De zaken gingen vrijwel vanaf het begin heel goed. Dit was, aldus Marinus Rhebergen, vooral te danken aan de goede naam, die het pension kreeg. Het waren voornamelijk ongehuwde Nederlandse immigranten, die bij de familie Voortman in de kost gingen.
Ze hadden het er best. Niet alleen dat gezorgd werd voor goed eten en drinken, ook aan het scheppen van een gezellige sfeer werd veel aandacht besteed. In het algemeen munten de Canadese kosthuizen niet uit door gezelligheid. De Canadezen zijn minder gesteld op huiselijk verkeer dan de Nederlanders en dat blijkt ook uit de inrichting van hun woningen.
Vooral de ongehuwde Nederlandse immigrant heeft het in Canada niet gemakkelijk. Financieel kan hij zich, als hij tenminste van aanpakken weet, wel redden, doch het verdienen van geld alleen maakt de emigratie niet geslaagd, men moet zich ook in de nieuwe omgeving thuis voelen.
Ongehuwden zijn in Canada aangewezen op kosthuizen. „Dat is niet alles”, zegt Marinus. „Er is bijna geen huiselijk verkeer en je mist de gezellige sfeer van de Nederlandse gezinnen. De Nederlandse immigranten hebben ook veelal kostgangers, doch een bezwaar is, dat een Nederlands gezin soms acht tot tien kostgangers heeft. Daar wordt de spoeling wel eens dun van.”
De jongelui, die bij de familie Voortman hun kosthuis hebben, voelen zich stuk voor stuk in Canada op hun gemak en dat is ook het geval met de jongemannen, die hier ’s avonds na het werk enkele gezellige uren door brengen.
Ook met tal van andere immigranten heeft Marinus Rhebergen in Canada kennis gemaakt. Uiteraard heeft hij hoofdzakelijk bezoeken gebracht aan uit Aalten afkomstige Nederlanders. De heer J. Bierman uit Lintelo heeft aanvankelijk een paar jaar in het zuiden van Ontario op een boerderij gewerkt. Enkele jaren geleden heeft hij in Cochrane, in het noorden van Ontario, een boerderij gekocht. De grond was goedkoop en is goed. Een nadeel is dat men in het noorden vrij eenzaam woont en dat de winter daar lang is. De heer Bierman verbouwt vooral veel aardappels. De boerderij is ongeveer 500 ha groot.
De heer G.C. Stronks, voorheen wonende aan de Hogestraat te Aalten, werkt in Burlington op een tuinderij. Hij is momenteel bezig met het zelf bouwen van een huis.
De heer Ant. Lammers, die in Aalten een boekhandel had aan de Landstraat, woont met zijn gezin in Hamilton. De heer Lammers is eerst enkele jaren aan het pionieren geweest, doch heeft thans vast werk in een drukkerij en boekhandel. Hij is dus weer in zijn eigen branche beland.
De heer J. Wiggers, in Aalten een der directeuren van meubelfabriek Luimes en Wiggers, woont sedert enkele jaren in Smithfield bij Trenton. De heer Wiggers is een vakman, die ook in Canada veel waardering voor zijn werk ondervindt. Hij heeft zich vooral toegelegd op het verzorgen van interieurs van woningen. Voor zijn eigen gezin heeft hij een prachtig huis gebouwd. De heer Wiggers neemt in Canada het afwerken van woningen aan.
De heer H. Winkelhorst, die in Aalten woonde aan de Koopmanstraat, bezit thans een boerderij in Smithfield. Het bedrijf, dat hij eerst enkele jaren had gehuurd, heeft hij thans gekocht.
De heer Bertus Prinzen, die op de Hogestraat in Aalten een kruidenierswinkel dreef, en één der eerste emigranten uit Aalten was, heeft in Jarvis een grote boerderij – een veebedrijf. De heer Prinsen heeft in Jarvis tal van functies in het openbare leven. Hij is een vraagbaak voor veel immigranten.
De heer Bernard Prinsen uit IJzerlo, heeft in Bloomfield bij Picton een goede boerderij. Het is een gemengd bedrijf. Zijn zoon werkt ook op de boerderij, nadat deze eerst enkele jaren bij de General Motors had gewerkt.
De heer Willem Prinzen, die in Aalten aan de Willemstraat woonde, werkt bij een bouwonderneming, samen met een van zijn zoons. Ook zijn andere zoons hebben goed werk. Het gezin W. Prinsen woont in Bloomfield, waar zij een huis hebben gekocht. In Aalten was de heer Prinsen grossier in textiel.
De broers Geert, Arie en Wim Lammers uit Aalten hebben in Canadese fabrieken goed betaald werk gevonden.
Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!
Even kras en even opgewekt als ze een half jaar geleden uit Aalten vertrok voor een bezoek aan haar familieleden in Canada, is gisteravond mevr. wed. Lammers-Bulsink, in Aalten beter bekend onder de naam „opoe Lammers”, weer in haar woning in de Willemstraat aangekomen.
Op 30 November van het vorige jaar vertrok deze energieke vrouw, van wie men nauwelijks kan geloven dat zij dit jaar 84 wordt, met de Rijndam naar Canada om haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen te bezoeken, die na de oorlog naar Canada emigreerden en in brieven verschillende keren hadden geschreven: „opoe, U moest eens kunnen zien, hoe wij het hier hebben”.
Opoe Lammers heeft, na enig overwegen, deze uitnodiging aanvaard en eind vorig jaar vertrok zijn naar Canada. Zij heeft daar haar vele familieleden, die het zich maar moeilijk konden voorstellen dat „opoe” werkelijk kwam kijken, bezocht en haar ogen ook verder goed de kost gegeven. Ook met andere oud-Aaltenaren heeft zij in Canada kennis gemaakt. Het bezoek van hun oude moeder en grootmoeder was voor de kinderen en kleinkinderen in Canada een verrassing, groter dan men zich daar had kunnen voorstellen.
Opoe Lammers, die een prettige tijd heeft gehad in Canada is op 14 Mei j.l. terug gereisd met de Rijndam. Gisteren kwam zij in Rotterdam aan, waar zij door haar kinderen werd afgehaald. Per auto is ze daarna naar Aalten gereden, waar ze gisteravond tegen zeven uur arriveerde. Vele handen van familie, buren en kennissen moest zij bij aankomst schudden. Ze had het best naar de zin gehad in Canada, vertelde ze.
Gisteravond kwam de in Nederland wonende familie Lammers in gebouw „Irene” in intieme kring bijeen. Daar heeft opoe verteld van haar belevenissen en ze wist dit op zeer onderhoudende wijze te doen, zodat ieder zich een beeld kon vormen van de omstandigheden, waaronder de „Canadese tak” van de familie Lammers leeft.
Toen opoe Lammers uit Aalten vertrok nam zij voor de familie in Canada een geluidsband mede, waarop door de Aaltense familieleden gesproken woorden waren opgenomen. Het afdraaien van deze band veroorzaakte in de Canadese familiekring veel blijdschap en verrassing. Opoe Lammers bracht uit Canada ook weer een geluidsband mee. Zo hoorde men gisteravond in de familiesamenkomst de stemmen van de familieleden in Canada. Het bleek dat velen het Aaltense dialect nog niet hadden verleerd.
Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!
Dagblad Tubantia, 26 april 1955
„Dat is dan de laatste koffie, die ie van ons kriegt”, zegt Herman Prinzen uit IJzerlo bij Aalten, en hij zet een dampende kop koffie op tafel. Het is stil in de grote keuken van boerderij „Linquenda”, de keuken, die groter schijnt dan ooit tevoren, omdat er practisch geen schilderijen meer aan de muur hangen. Met een oude, verweerde spiegel is nog getracht de wand enigermate te sieren, wat niet bijster is gelukt en verder hangt slechts eenzaam de Bijbelse dagkalender op het behang.
Door het keukenraam kan men uitzien over de IJzerlose es, die vlak en kaal in magere zonnestralen zich probeert te koesteren. De wind blaast het mul geworden zand van de akkers driftig over het geploegde land. Herman Prinzen, de 48-jarige boer, staart naar buiten. „Hier hebben wij nu ongeveer achttien jaar gewoond”, zegt hij, misschien meer tot zichzelf dan tot ons. „Wij zullen er nu geen achttien dagen meer zijn, zelfs geen acht meer….”
„In Argentinië praot ze Spaans!”, zegt een dochtertje van Prinzen. „Heb ie wal es Spaans heuren praoten?” „Nee,” moeten we bekennen. „Is Sunterklaos dan nooit bie oe ’ewest, den kump toch oet Spanje?” „Spaans is een moeilijke taal,” zegt Prinzen. „Leerink, Wim Leerink zogezegd uit de Kerkstraat in Aalten heeft ons wat Spaans geleerd. Tjonge, ’t viel niet mee en we kennen er nog niet veel van.” „Maar kom,” vervolgt hij en hij wendt zijn blik af van de uren aaneen, in stuifzand gehulde es – „daar is mijn werk gedaan” – ik zal u vertellen van onze a.s. emigratie.”
En dan begint boer Herman Prinzen zijn verhaal. Het is een verhaal, waarvan het wezen der dingen een radicale omkeer zal brengen in zijn leven en niet alleen in het zijne, maar in dat van zijn vrouw, mevr. Prinzen-Kämink en van hun zeven kinderen, waarvan de oudste zestien en de jongste nog geen jaar is en in de kinderwagen ligt te kraaien van plezier. „U kent opa Brunsveld,” stelt Prinzen vast. „ledereen hier kent immers opa Brunsveld. Hij is een geboren en getogen IJzerloër en als hij jarig is, dan komen veel mensen op visitie.
Dat was op 24 November van het vorige jaar. De vrouw en ik zaten, het was laat in de namiddag, bij hem te praten, toen ook de heer Kämink, een neef van mijn vrouw, binnen kwam. Kämink is hoofdbestuurslid van de Chr. emigratiecentrale en u begrijpt dat het gesprek al spoedig over de emigratie ging. Nog niet lang geleden had Kämink Argentinië en nog enkele andere landen bezocht om zich op de hoogte te stellen van de immigratiemogelijkheden daar.” „Misschien is daar voor jullie ook wel perspectief,” zei hij.
„We dachten er verder niet zo diep over na, maar een paar dagen later kregen wij een brief van hem. Hij had er namelijk wel over nagedacht. Om kort te gaan, hij schreef dat er in Argentinië bij de prot. chr. school een internaat is, waarvoor men een conciërge zoekt. „Is dat niets voor jullie?” schreef hij. Die vraag was niet zo heel vreemd, als ze op het eerste gezicht wel lijkt. Ik ben hier immers in IJzerlo wel in hoofdzaak boer, maar tien jaar lang ben ik ook conciërge geweest van het verenigingsgebouw „Ons aller belang”, ’t Witte kieltje zat al in de koffer….
Die brief van Kämink heeft mijn vrouw en mij niet weer losgelaten; Er is, schreef Kämink dringend behoefte aan een conciërge – We zijn er geen mensen naar – mijn vrouw en ik evenmin – die bang zijn om naar een ander land te vertrekken of een ietwat onbekende toekomst tegemoet te gaan. We hebben de brief van Kämink principieel bezien. Zo: „Is het misschien ook zo, dat onze taak hier, in de Aaltense buurtschap IJzerlo, is afgelopen en dat er voor ons in een ander en een vreemd land een nieuwe toekomst en een nieuwe taak wacht?” „Ja,” zegt mevrouw Prinzen, „zo hebben wij ons voor deze zaak gesteld.”
„Nu moet u niet denken,” vervolgt Prinzen, „dat het probleem voor ons eenvoudig was. Wij hebben vele jaren, samen met de ouders van mijn vrouw, die nu oud zijn geworden, in deze boerderij gewoond. Zou het nu goed zijn, dat wij gingen vertrekken en onze ouders in de avond van hun leven eenzaam achterlieten?” „U begrijpt, dit is een „zware” zaak om te overwegen.
Onze ouders hebben echter gezegd „Als jullie menen, dat er voor jullie en de kinderen een toekomst ligt in Argentinië, dan moet je dat om ons zeker niet laten. Wij mogen jullie niet tegenhouden, ook al zijn we oud. Wij vertrouwen, dat als jullie een taak wordt gegeven in Argentinië, er ook voor ons zal worden gezorgd ’’ Toen onze ouders dit zo gelovig opvatten, heb ik ’s avonds gezegd: „Wat dunkt je vrouw, hoe moeten wij er mee aan?” „We moesten maar gaan ” Herman,” zei ze. „Alles wordt ons licht gemaakt….” Dat was tegen Kerstmis.
We hebben toen geschreven aan Kämink in Hoogeveen en hij heeft verder alles geregeld. Donderdag a.s. vertrekken we met de boot. Ongeveer vier weken zijn we onderweg. Dan komen we in Buenos Aires, de hoofdstad van Argentinië aan. Acht uur moeten we dan nog reizen met de bus voor we in Tres Arroyos, onze nieuwe woonplaats, zijn. Ik zal daar dus, zoals ik al zei, conciërge worden van een internaat. Dat staat 50 meter van de school af en tien minuten van de kerk. We komen dus niet in een onbewoonde streek.
In Tres Arroyos wonen trouwens veel immigranten. Het zijn geen immigranten van de laatste tijd. Er zijn er heel wat, wier ouders of grootouders reeds naar Argentinië immigreerden, doch zij hebben, zoals ik heb gelezen in brieven, die ik uit Argentinië ontving toch altijd nog de Nederlandse volksaard behouden. Zelfs op school wordt nog enkele uren per week les in de Nederlandse taal gegeven. Dat schreef het hoofd van de school mij.
In het internaat verblijven doorgaans zo’n tachtig kinderen. De afstand van huis naar school is te groot om dagelijks af te leggen en daarom blijven de kinderen van April tot December in het internaat. Vier maanden hebben zij vacantie, van December tot en met Maart. Dan gaan ze naar huis. Dat zijn in Argentinië de zomermaanden. In die vacantie heb ik in Argentinië gelegenheid om in de landbouw te gaan werken. Twee van onze dochters, Christina en Johanna, gaan in Tres Arroyos in het internaat werken. Een blijft thuis moeder helpen en de anderen gaan of naar school of blijven thuis, omdat ze nog te jong zijn voor de school. We hebben vier meisjes en drie jongens. Dat is ’t hele verhaal.”
„Of we er niet tegenop zien?” „Neen, nu niet meer,” zegt Prinzen. „We hebben het besluit genomen en geloven nu dat onze levensweg ginds, in Argentinië zal worden voortgezet. Daar schijnt dezelfde zon als hier in de IJzerlose es en daar regeert ook dezelfde God als in Nederland. We hebben een paar drukke dagen achter de rug. Bijna alles is nu echter ingepakt. Nog een paar dagen en dan gaan we.” „O ja, u wilt misschien weten hoe het met onze ouders zal gaan? Ook voor hen wordt gezorgd. Ons vertrouwen is niet beschaamd geworden, want een neef van ons, Wim Kämink gaat 6 Mei trouwen en komt dan hier op de boerderij te wonen. Hij zal niet alleen voor het bedrijf, maar ook, samen met zijn vrouw, voor zijn opa en oma zorgen. Zo zal, ook in dit opzicht, alles goed komen. We zijn daarvoor erg dankbaar.”
Leestip: blog door Lara Droogleever Fortuyn uit 2017: “In Tres Arroyos komen kaas en vlees samen”
Trouw, 25 juli 1953
HARRY KRAAYENBRINK uit Sioux Center in Amerika, een van de stevigst gebouwde korporaals uit het Amerikaanse bezettingsleger in Duitsland, is in het burgerleven boer. Voordat hij in dienst kwam werkte hij op het bedrijf (160 ha) van zijn vader in Sioux Center. In het Amerikaanse leger zullen meer soldaten zijn, die de ploeg goed in de handen ligt, maar er zullen er niet veel zijn die, zoals Harry Kraayenbrink, zonder enige moeite een praatje kunnen maken met een collega uit de Achterhoek.
Dat zit zo met Harry: Eenenveertig jaar geleden emigreerden uit Sinderen bij Varsseveld Hendrik Kraayenbrink en Leide Nijman. Het echtpaar had zeven kinderen, vijf jongens en twee meisjes en vader Kraayenbrink meende, dat er voor zijn jongens geen werk in Nederland zou zijn te vinden, ten minste als ze boer wilden worden.
Daarom liep bij reeds jarenlang met het plan rond, naar Amerika te emigreren, maar zijn vrouw verzette zich tegen dit voornemen. Tot 1912. Toen kon zij het niet langer bolwerken en gaf toe: het gezin Kraayenbrink ging naar Amerika. Moeder Leide (geboren in IJzerlo) had er echter allerminst schik in. Zij ging mee naar Amerika omdat haar man het wilde en omdat ze bij haar kinderen wilde blijven, maar zin had ze er helemaal niet in.
Eenmaal in Amerika aangekomen, ging het vader Kraayenbrink en zijn gezin goed. Na verloop van jaren had men een eigen bedrijf. Doch, hoe voorspoedig het ook ging, moeder Leide kon Sinderen en de Achterhoek maar niet vergeten. Voor haar was er geen beter land dan Nederland en geen voortreffelijker streek dan de Gelderse Achterhoek. Moeder Leide nam zich voor nooit haar mooie Achterhoek te vergeten, evenmin als het Achterhoekse dialect. Zij nam zich ook voor nooit Engels te zullen leren spreken en daar heeft zij tot haar dood – nu vier jaar geleden – de hand aan gehouden.
Moeder Kraayenbrink blééf het Gelderse dialect spreken. Wie met haar wilde praten, moest maar Achterhoeks leren en anders… wel, dan ging het gesprek niet door.
Het jongste zoontje van de familie Kraayenbrink was, toen men uit Sinderen vertrok, ongeveer zestien maanden. Het was geboren als Bernard Willem Kraayenbrink, maar men noemde hem Benjamin of Ben.
Benjamin moest in Amerika met zijn broertjes en zusjes naar een school. Het was een school, waar in het Engels les werd gegeven. De kinderen begonnen dus Engels te praten, doch dat weerhield moeder Kraayenbrink er niet van thuis Achterhoeks te blijven spreken. Daarom spraken de kinderen ook twee talen: Engels en Achterhoeks dialect.
Benjamin Kraayenbrink werd een man. Toen kwam de dag, dat Benjamin zijn ouders vroeg om toestemming om met Jeanette van Roekel te mogen trouwen. Jeanette was een meisje, wier ouders in Amerika woonden, doch wier voorgeslacht uit Nederland stamde. Dit laatste droeg er in niet in geringe mate toe bij dat moeder Leide toestemming gaf tot het huwelijk. Jeanette was in ieder geval van Nederlandse komaf.
De jaren regen zich aaneen. Benjamin en Jeanette, die niet ver van de boerderij van Hendrik Kraayenbrink een eigen boerderij begonnen waren, kregen een gezin: zeven kinderen werden er geboren: vier meisjes en drie jongens. Harry Kraayenbrink was de oudste.
Vooral de oudste kinderen gingen veel naar hun grootmoeder en zij vertelde haar kleinkinderen van Nederland, van de Gelderse Achterhoek, van Sinderen en van Aalten, waar familie woonde. Maar grootmoeder bleef Achterhoeks spreken, ook tegen haar kleinkinderen, die langzamerhand ook het Gelders dialect leerden tijdens „privélessen” die zij onopgemerkt van hun grootmoeder kregen van hun grootmoeder.
De kleinkinderen meenden, dat zij de Nederlandse taal spraken, doch het viel hen wel eens op, dat grootmoeder ook nog een andere taal sprak. Dat hoorden zij, wanneer zij voorlas uit de Bijbel.
Vier jaar geleden is grootmoeder gestorven en wanneer de oudste kleinkinderen aan haar denken, dan denken zij aan het Achterhoekse dialect en aan de mooie bossen en de prachtige korenvelden in de Gelderse Achterhoek, waarover zij zo vaak en zo mooi heeft verteld.
Het vorige jaar moest Harry in dienst. Hij werd naar Duitsland gestuurd en dankzij het feit, dat een tante – tante Hanne – door briefwisseling de relatie met de familie in Aalten en Sinderen in stand had gehouden, kreeg Harry adressen mee. Wie weet, misschien was hij eens in de gelegenheid naar Nederland te gaan. Die gelegenheid kwam. Harry kreeg verlof van dertien dagen. Hij stapte in Frankfurt op de trein en via Arnhem reisde hij naar Aalten, waar hij met de laatste trein, midden in de nacht arriveerde. Hij vond het te raar om zo laat nog zijn familie op te zoeken. Harry overnachtte in een hotel en de hotelhouder zorgde er de volgende morgen voor, dat een der familieleden, de heer H.A. Nijman uit Aalten, werd opgebeld, die Harry kwam afhalen.
In de afgelopen dagen heeft Harry de Achterhoek bekeken. Hij heeft gezien waar zijn grootouders hebben gewoond en waar ze naar de kerk zijn gegaan, waar zijn vader is gedoopt en waar zijn grootmoeder op het land heeft gewerkt. Harry heeft ook ontdekt, dat hij niet het Nederlands, maar het Achterhoekse dialect spreekt. Hij heeft er veel gemak van gehad, dat zijn grootmoeder halsstarrig aan haar eigen streektaal heeft vastgehouden.
Harry vindt de Achterhoek mooi, even mooi als zijn grootmoeder altijd heeft gezegd. Volgende week gaat hij een paar dagen naar Amsterdam. Hij wil de hoofdstad van Nederland zien, waar het, zoals grootmoeder altijd heeft verteld, even druk is als in de grote steden van Amerika…
Nog een halfjaar en dan heeft Harry de militaire dienst er op zitten. Dat spijt hem niet. „Ik wil geerne weer naor huus en mien vader helpen op de boerderie”. Maar eerst wil Harry Amsterdam nog zien. Hij hoopt maar, dat hij de mensen daar kan verstaan, want ze praten daar natuurlijk geen Achterhoeks en Nederlands verstaat Harry niet zo best, maar hij zal proberen met het Achterhoekse dialect zich in Amsterdam te redden.
„Misschien lacht ze mien uut in Amsterdam en denkt ze, wat veur boer is dat, die neet ens Hollands kan praoten. Ze hebt dan nog geliek ok, want ik bun ok een boer, een Amerikaanse boer…”
Harry Lester Kraayenbrink werd geboren op 20 februari 1930 in Sioux Center, Iowa, als zoon van Ben en Jeanette (Van Roekel) Kraayenbrink. Hij groeide op op een boerderij nabij Sioux Center en behaalde in 1947 zijn diploma aan de Sioux Center High School.
Op 26 februari 1952 trad Harry in dienst bij het Amerikaanse leger tijdens het Koreaanse Oorlog en was gestationeerd in Duitsland. Na zijn eervolle ontslag op 9 februari 1954 keerde hij terug naar zijn geboorteplaats.
Op 20 april 1956 trouwde Harry met Wilma Cleveringa. Hij werkte bij de Sioux Center Co-op en de Sioux Center Lumberyard. In 1959 verhuisde het echtpaar naar Maurice, waar Harry zes jaar boerde voordat ze naar een boerderij ten noorden van Sioux Center verhuisden. Hier brachten Harry en Wilma hun vier dochters groot.
In 1988 ging Harry met pensioen. Hij had vele hobby’s en interesses, waaronder houtbewerking, timmerwerk, golfen, vissen, fietsen, poolen en kaarten in het Senior Center. Hij en Wilma genoten ook van reizen om familie te bezoeken en trips naar de meren.
Harry overleed op 15 december 2017 op 87-jarige leeftijd in het Royale Meadows Care Center in Sioux Center. Hij werd begraven op Memory Gardens Sioux Center Cemetery.
Dagblad Tubantia, 23 mei 1953
„I zal vinden het erg prettig, wanneer U try met mij in het Nederlands to speak” zei Wilhelmina te Slaa uit Lyndhurst – een stad in de Verenigde Staten – tegen ons, toen we vier jaar geleden met haar zaten te praten in de huiskamer van de familie Somsen, Hogestraat Aalten. Dat was Vrijdag 5 Augustus 1949. Een paar dagen daarvoor was mej. Wilhelmina te Slaa in Nederland aangekomen en omdat het juist in de periode was, waarin in Nederland, maar ook in het buitenland de kwestie Indonesië in het centrum van de belangstelling stond, wilden wij van mej. te Slaa wel eens weten hoe men in Amerika over Nederland en de verhoudingen tot Indonesië dacht.
Wat mej. te Slaa toen heeft verteld, doet hier niet ter zake. We zijn het vrijwel vergeten en ook het beeld van miss te Slaa is in onze gedachten vervaagd. Slechts af en toe, wanneer wij in ons fotoalbum bladeren, herinnerden wij ons plotseling deze forse dame met donkere bril, fonkelende ogen, deze dame die zo gemoedelijk praten kon en zo leuk het Engels en het Nederlands door elkaar kon spreken.
In 1911 is Wilhelmina te Slaa, samen met haar ouders en haar zusters Grada, Hanna, Betje en Drika en haar broer Dirk naar Amerika gegaan. In 1949 is zij een paar weken in Nederland geweest en daarna ging zij weer terug naar haar school in Lyndhurst, waar zij de Amerikaanse jeugd onderwijst.
Dat zij echter Nederland niet vergeten is bewijzen verschillende belangrijke gebeurtenissen uit haar leven en dat is ook nog kort geleden weer gebleken. Miss Wilhelmina te Slaa heeft namelijk, onmiddellijk na het bekend worden van de ramp, die Nederland heeft getroffen op 1 Februari j.l. in Amerika een hulpactie voor de getroffenen in Nederland georganiseerd. In de Washington School te Lyndhurst hield zij een toespraak tot de jeugd. Zij vertelde van het leed, dat velen in Nederland heeft getroffen en zij hield een enthousiast betoog over het kleine land aan de zee, haar geboorteland.
„Wij moeten kleren bijeen brengen voor de mensen in Nederland”, zei mej. te Slaa en dat hoefde zij geen twee keer te zeggen. Alle leerlingen van de school voelden voor het plan en zij gingen aan het werk. Een inzameling van kleren begon in Lyndhurst. Miss te Slaa nam persoonlijk de leiding. Iedereen, die kleren wilde missen kon het opgeven aan een der leerlingen en er waren velen in Lyndhurst, die aan de oproep van miss te Slaa gevolg gaven. „Operation Holland” noemde mej. te Slaa de actie. De plaatselijke pers in Lyndhurst verleende alle mogelijke medewerking ter stimulering van de „Operation Holland” en ging in haar ijver zelfs zo ver, dat zij schreef dat de populaire miss te Slaa was geboren in de streek, die door de ramp onder water was komen te staan… Dat laatste was wel wat overdreven, want Aalten ligt nog steeds hoog en droog aan de rustig voortkabbelende Slinge.
Het resultaat van de actie was dat de ene kist na de andere kon worden volgepakt met goederen. Dit werk werd door de leerlingen van miss te Slaa gedaan in een der bij-lokalen van de Washington School en toen alle kisten volgepakt waren – Ja, aan wie moest het toen gestuurd worden? Miss te Slaa wist het niet. Zij weet nog wel heel wat van de toestanden in Nederland, maar het is tenslotte 42 jaar geleden dat zij als een meisje van amper elf jaar Nederland verliet. Zoveel wist miss te Slaa echter wel, dat de overstroomde gebieden in de buurt van Rotterdam waren en daarom verzond zij de kisten aan de diaconieën van verschillende kerkgenootschappen in de Maasstad.
Miss te Slaa heeft getoond dat ze, hoewel ze in haar hele doen en laten Amerikaanse is, toch altijd in haar hart nog een grote plaats voor Nederland heeft behouden. Het is overigens niet de eerste keer in de afgelopen twee en veertig jaar dat miss te Slaa een hulpactie voor Nederland heeft georganiseerd. Zij weet ook van aanpakken en in dat opzicht geeft ze er blijk van evenveel ondernemingsgeest te bezitten als haar vader, Berend te Slaa, de Aaltense timmerman van de Hoogestraat die in 1911 het onderwerp van gesprek werd in vele gezinnen in Aalten omdat hij het in zijn hoofd had gehaald met vrouw en kroost naar de Verenigde Staten te gaan.
„Ik vond dat toen helemaal niet prettig”, vertelde miss te Slaa ons vier jaar geleden en mijn broer en zusters evenmin. „Ik had in Nederland juist zes klassen van de lagere school doorlopen en in Amerika moest ik, omdat ik geen woord Engels kende – uitgezonderd dan yes en no – weer in de eerste klas beginnen. Na twee jaar had ik echter de hele school doorlopen en ik sprak Engels als de beste. Ik volgde een opleiding voor onderwijzeres, slaagde en werkte achtereenvolgens in verschillende scholen. Het bevalt me best. In mijn vrije tijd ga ik naar een universiteit, want ik wil proberen nog een doctorsgraad te halen”.
Zoals gezegd, miss te Slaa draagt Nederland een warm hart toe. Dat bleek o.m. wel op 10 Mei 1940, de dag waarop Nederland door de Duitsers werd overweldigd. Nauwelijks had miss te Slaa in de V.S. door de radio het bericht van de overval gehoord of zij belde de Nederlandse ambassade op. „Nederland is overvallen”, zei ze tegen de ambassadeur, „wat hebt u voor mij te doen?”
„U bent de eerste, die hierover belt” antwoordde de ambassadeur. Lang wachten tot er een georganiseerde hulpactie zou komen, deed miss te Slaa niet. Zij begon ogenblikkelijk te organiseren. Vrienden en kennissen werden voor haar plan enthousiast gemaakt en begonnen onder haar leiding met het vervaardigen van kledingstukken voor de koopvaardij. Miss te Slaa breidde de actie voortdurend uit. Steeds meer vrouwenclubs en organisaties uit geheel Amerika werden ingeschakeld, zodat de hulpactie een geweldige omvang aannam. De koopvaardij had alles lang niet nodig, wat er werd vervaardigd. Miss te Slaa remde het enthousiasme echter niet af, zij moedigde het eerder aan. En zo was het mogelijk dat, kort na de bevrijding van Nederland kisten vol kledingstukken naar Nederland konden worden gezonden, die hier dankbaar werden aanvaard.
Het werk van miss te Slaa trok niet alleen de aandacht van tal van vrouwenorganisaties in de V.S., ook de Nederlandse regering wist van haar werk en het was voor „deze Nederlandse Amerikaanse” een grote voldoening, toen H.M. Koningin Wilhelmina haar het „Insigne voor maatschappelijk werk” vanuit Londen deed toekomen. Het bleef echter niet alleen bij dit insigne. Prinses Juliana kwam in de oorlogsjaren persoonlijk met miss te Slaa spreken over haar werk. Deze ontmoeting vond plaats in New York. Ook met koningin Wilhelmina had miss te Slaa naderhand een ontmoeting, waarbij over het hulpverleningswerk en de organisatie daarvan werd gesproken. Miss te Slaa is geheel het type van een Amerikaanse vrouw; een vrouw, die doelbewust door het leven gaat, maar na 42 jaar in Amerika te hebben gewoond, klopt haar hart nog even sterk voor Nederland als vroeger, toen Willemientje te Slaa op een Aaltense school zong: „Kent gij het land, der zee ontrukt…”
Wilhelmina te Slaa werd 12 november 1899 geboren aan de Hogestraat 24 in Aalten, dochter van timmerman Berend te Slaa en Berendina Gezina Somsen. Op 24 november 1911 verliet het gezin Te Slaa Aalten en emigreerde naar de Verenigde Staten.
Wilhelmina te Slaa overleed op 25 september 1981 in Ridgewood, New Jersey. De plaatselijke krant schreef na haar overlijden:
MIDLAND PARK – Wilhelmina te Slaa, 81, died Friday at the Valley Hospital, Ridgewood. Born in the Netherlands, she came to the United States at age 11, living for many years in Prospect Park before moving to Midland Park five years ago. She was a retired teacher of the Eastern Christian system for 23 years. She was a member of the Midland Park Christian Reformed Church and was a graduate of Calvin College, Michigan, and had attended Columbia and Rutgers universities. She also taught the blind at the North Jersey Training School, Totowa. She is survived by several nieces and nephews. Arrangements are by J.H. Olthuis Funeral Home, 159 Godwin Ave. John Goodrich Sr.
In 1951 keerden Johan Bosman en Riek Kraaijenbrink uit Canada even terug naar hun geboortestreek voor de kerkelijke inzegening van hun huwelijk in de Oosterkerk in Aalten.
We zitten tegenover Johan Bosman uit Barlo, een buurtschap in de gemeente Aalten. Ruim 2½ jaar is hij weg geweest, als emigrant in Canada; voor korte tijd is hij terug in zijn geboortestreek. Men kan ’t hem aanzien dat hij buiten de grenzen is geweest. Men merkt dat aan de royale snit van zijn kleding; men merkt ’t ook aan de opslag van zijn ogen, die kennelijk gewend zijn aan grotere verhoudingen…
Kenmerkend is in dit verband wat hij ons vertelt over zijn aankomst, enkele weken geleden, met de bus in Aalten: „Geweldig klein leek alles; de wegen waren zo smal en kronkelig… Ik dacht eerlijk dat de huizen allemaal bij elkaar geschoven waren…”
Vandaag is Johan Bosman de bruidegom! En Riek Kraayenbrink uit Varsseveld, het meisje dat hij al vóór zijn vertrek naar Canada had leren kennen, is de bruid. Beiden waren enkele jaren geleden – afzonderlijk – naar Canada geëmigreerd. Samen zijn ze teruggekomen om hier, in hun geboorteland, hun huwelijk kerkelijk te laten bevestigen.
Er is landhonger in Aalten en de omliggende buurtschappen. Voor vele boerenzoons is er geen land meer, en dus geen bestaansmogelijkheid. Er zijn dan ook uit Aalten en omgeving al zeer vele mannen en jonge gezinnen geëmigreerd. En ook thans staan er weer velen klaar om straks in het voorjaar te vertrekken.
Johan Bosman ging in April 1948, alleen. Het afscheid van thuis, en van zijn meisje, was hem zwaar gevallen. Maar het vooruitzicht dat Riek met haar ouders ook spoedig zou overkomen, gaf hem moed. Afwisselend werkte Johan, in los verband, dan op het land, dan op de fabriek. „Je verandert daar nogal gemakkelijk van betrekking of van beroep”, zegt Bosman. „Hier kom je er niet zo gauw toe.”
Ondertussen was in 1949 Riek met haar ouders en zes broers naar Canada overgestoken. Zo spoedig mogelijk maakten de jonggeliefden een afspraak voor een ontmoeting. Maar dat is nu eenmaal niet zo eenvoudig in een vreemd en groot land. De liefde maakt echter vastberaden. Chatham, in Zuid-Ontario was de ontmoetingsplaats. Hij reisde er van Montreal heen per trein, zij liftte per auto!
Het meisje vond een betrekking in Chatham, waar ze meteen gelegenheid had de Engelse taal te leren. Johan ging werken „in de buurt”. In de familiekring van Riek vierden zij hun verloving.
Hun plan was in het najaar van 1951 te trouwen. Maar dan in Aalten! Want zij wilden deze grote gebeurtenis beleven in de vertrouwde omgeving van hun geboortestreek, temidden van Johans familie en wederzijdse vrienden. Bovendien vonden zij de tijd nu nog ’t best geschikt voor een bezoek aan Nederland. Zou ’t over een paar jaar nog kunnen, als ze misschien meer in de zorgen zaten?
Johan verzocht zijn ouders de nodige formaliteiten voor hun huwelijk in Aalten in orde te maken. Hij ontving echter bericht terug, dat de burgerlijke huwelijkssluiting voor hem, als niet-ingezetene, niet meer mogelijk was in Nederland. Het jonge paar besloot toen, in ieder geval het kerkelijk huwelijk in Aalten te doen plaats vinden.
Op 27 October j.l. trouwden zij voor de wet, in Chatham. Daarna reisden ze zo spoedig mogelijk af naar Nederland, waar ze op 22 November aankwamen.
En op een stormachtige donkere najaarsmiddag in December, heeft het paar de kerkelijke bevestiging van het huwelijk ontvangen in de Oosterkerk in Aalten. „Welgelukzalig hij, die de God Jacobs tot zijn hulpe heeft”, was de tekst die ds. A.A. Oostenbrink, Geref. predikant te Varsseveld, had gekozen voor zijn huwelijkspredicatie.
Wat zal er omgegaan zijn in deze jonge mensen in dit plechtige uur! Zal de bruid niet gedacht hebben aan haar moeder, die in de verte met haar meeleefde, en aan haar vader die deze dag niet meer heeft mogen beleven? En zal de bruidegom, rondziende in de kerk, niet een ogenblik hebben beseft, dat deze dag, en dit korte verblijf in Nederland, een laatste weerzien betekent met velen die hier rondom hem zitten?…
Ja, want ze gáán terug! Ze vonden ’t fijn ouders en vrienden weer te zien; maar hier blijven, nee, dat kon niet meer. De bruid bevalt het huishouden in Canada best. „Het gaat daar allemaal meer met electriciteit” zegt ze. „Het is alles veel practischer ingericht.”
Op onze vraag of het echtpaar al voorzien is van een huis in Canada, antwoordt de bruidegom: „We hebben nog geen huis. Als ik een geschikte boer kan vinden die werk voor me heeft, dan vinden we wel onderdak op de boerderij. Kan ik een goeie baan vinden op de fabriek, dan huren we in de stad een paar kamers. Voor pas getrouwden zijn er, wat dit betreft, nog wel mogelijkheden in Canada. Maar eens hoop ik toch zelf een boerderij te kunnen kopen, want daar ben ik uiteindelijk voor geëmigreerd.”
Deze woorden tekenen de man die ze spreekt. Ze tekenen de man Johan Bosman, die uit ’t harde emigratiehout gesneden is. Ze tekenen ook de situatie in een land waar mogelijkheden zijn, waar nog een toekomst is voor jonge mensen…
Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!
Dagblad Tubantia, 12 mei 1951
De laatste tijd wordt veel gesproken over emigratie. Het is een zucht naar avontuur, die talrijken doet uitzien naar een nieuw vaderland! Emigratie kan bittere noodzaak zijn. Welke factoren spelen een rol bij het opkomen van de plannen om te emigreren? Uit de gemeente Aalten in Oost-Gelderland vertrekken zeer velen naar een ander land. We hebben oorzaken en motieven onderzocht en naar aanleiding daarvan schreven wij dit artikel.
Toen kort na de bevrijding ons volk begon in te zien, dat met de huidige bevolkingsaanwas er op de duur voor velen geen emplooy meer zou kunnen zijn in ons eigen land, heeft de regering geruststellende woorden gesproken en betoogd dat dé oplossing van het probleem voor een groot deel was gelegen in de industralisatie. Het woord industrialisatie werd een soort toverwoord, waarmede het opdoemende werkloosheidsspook zou kunnen worden bestreden. Er zijn inderdaad nieuwe industrieën gevestigd, ook op het platteland, doch een afdoende oplossing brengt deze industrievestiging niet.
Een van de oorzaken hiervan is, dat er niet genoeg fabrieken worden gevestigd om allen werk te verschaffen. De industrialisatie op het platteland verloopt eigenlijk niet naar wens. Het aantal werkkrachten, dat in de dorpen en op de buurtschappen in feite overtollig is, is veel groter, dan men wel zou denken op het eerste gezicht. In de afgelopen halve eeuw zijn de boerenbedrijven verschillende keren gesplitst, soms in tweeën, doch ook wel in drieën, al naar gelang het aantal kinderen, dat in de agrarische sector aan de slag moest komen. Nu is men, wat splitsing betreft, practisch aan het eind van zijn latijn. Er zou dus, zo redeneerde men, ander werk moeten komen, vooral voor de boerenzoons.
Zo ontstond het denkbeeld van de industrievestiging op het platteland. Deze industrialisatie is slechts voor een klein gedeelte gelukt en zal, naar velen verwachten, ook in de toekomst de oplossing niet brengen, want waar, vraagt men zich af, moet het geld voor de grote investeringen vandaan komen? Het is immers heden ten dage zo, dat men het grote risico, verbonden aan de vestiging van een nieuwe industrie, zelf moet dragen, terwijl, wanneer er winsten worden gemaakt, de fiscus hier een niet onbelangrijk deel van opeist. Industrialisatie wordt zo allerminst een aantrekkelijke zaak.
Een andere kant van het geval is, dat overheveling van werkkrachten uit de agrarische sector naar de industrie niet gemakkelijk is. Velen van het platteland huiveren er voor terug, om in een fabriek te gaan werken, waar men practisch de gehele dag binnen moet verblijven en waar, naar men vreest, een belangrijk deel van de eigen zelfstandigheid verdwijnt. In Dinxperlo bijv. zijn na de oorlog verschillende industrieën gevestigd, maar er zijn niet voldoende werkkrachten in de eigen plaats te vinden, hoewel deze er volgens de statistieken wel zijn.
Hier raken wij vanzelf een andere kant van het probleem aan, nl. dat op veel kleine landbouwbedrijven meer werkkrachten zijn dan noodzakelijk is voor het verrichten van de werkzaamheden op die bedrijven. Het gevolg daarvan is, dat de inkomsten van het bedrijf moeten dienen voor ’t levensonderhoud van vier of vijf volwassen personen, terwijl er normaal slechts een lonend bestaan is te vinden voor ten hoogste twee volwaardige werkkrachten.
Het is, economisch gezien, geheel logisch, dat emigratie het uitvloeisel is van de hierboven omschreven gang van zaken. Men ziet aankomen dat er, vooral in kinderrijke gezinnen, op de duur geen boterham meer te verdienen is in de landbouw, terwijl men voor de industrie terugschrikt of daarin, gezien de huidige financiële moeilijkheden en de politiek der regering geen perspectief ziet.
Wanneer men nu nog weet dat in 1886 de doleantie in Aalten velen uit de Ned. Herv. kerk naar de latere Geref. kerk deed overgaan, dan begrijpt men des te beter, waarom wij hierboven bepaalde conclusies trokken.
In Aalten is op het ogenblik emigratie aan de orde van de dag. Van heel veel gezinnen zijn na de bevrijding een of meer personen vertrokken. Zij schreven brieven over hun bevindingen in het nieuwe vaderland en het gevolg is dat familieleden, zowel als buren ook op de idee werden gebracht om te emigreren. Ook zorgen de reeds geëmigreerden dikwijls voor werk in het nieuwe land.
Velen zijn dit jaar reeds uit Aalten naar Canada vertrokken, doch, naar men ons mededeelde, zullen nog wel ruim 200 personen in 1951 volgen. Dit zijn niet alleen boeren, doch ook zakenmensen. Deze laatsten voelen er niet langer voor te werken voor de fiscus, zoals enkelen hunner ons toevertrouwden. Daar komt wederom bij dat men geen toekomstmogelijkheden meer ziet voor de kinderen en men tenslotte zelf voor deze toekomst wil zorgen en dit niet wil zien als een taak van de staat.
De meeste emigranten zijn tot op heden vertrokken naar Canada, doch verschillenden gingen ook reeds naar Nieuw-Zeeland en naar Australië. In de regel gaan naar deze laatst genoemde landen de mannen eerst alleen, zoeken daar werk en een woning en laten dan vrouw en kinderen overkomen. Volgend jaar zullen nog veel meer Aaltenaren vertrekken. Indien de voorwaarden voor emigratie niet veranderd worden zal er, naar wordt verwacht, in 1952 een grote uittocht uit Aalten plaats vinden.
Het is opvallend dat in bepaalde streken van ons land de emigratie groter is dan in andere gebieden. Oorzaak? Het blijkt dat in Oost-Gelderland de laatste jaren de meeste emigranten zijn vertrokken uit Aalten. Aalten is, hoewel er ook verschillende belangrijke industrieën worden gevonden, voor het grootste deel agrarisch. Bedrijfssplitsing is er niet meer mogelijk. Emigratie is er het gesprek van de dag.
Het valt bij een nauwkeurige beschouwing op dat practisch alle emigranten uit Aalten behoren tot de Gereformeerde kerken welke in deze plaats van ongeveer 14.000 inwoners meer dan 5.000 leden telt. Echter ook in andere plaatsen in Oost-Gelderland behoren de meeste adspirantemigranten tot de Gereformeerde kerken. Zijn ook hier voor zijn oorzaken aan te wijzen?
In statistieken of uit opinie-onderzoek is geen materiaal betreffende deze aangelegenheid voorhanden, doch het blijkt dat de meeste emigranten uit bepaalde kringen komen. In het algemeen zijn de leden der Gereformeerde kerken lid van de A.R. partij, de partij, die de grootste oppositie heeft gevoerd tegen het na-oorlogse regeringsbeleid. Bovendien is ook hier de toekomst, van de kinderen een drijfveer. Deze argumenten, geen perspectieven en geen emplooy voor de kinderen komen telkens naar voren bij een onderzoek naar beweegredenen en oorzaken der emigratie.
Er is, althans voor wat betreft Aalten, nog een derde oorzaak bij. Deze ligt in de geschiedenis. Omstreeks het midden der vorige eeuw had een grote emigratie uit Oost-Gelderland plaats naar de Verenigde Staten van Amerika, voornamelijk uit Aalten en Winterswijk. De grootste oorzaken lagen toen in de grote verarming en werkloosheid in en na de Napoleontische tijd (het mislukken van de aardappeloogst, in 1845 en latere jaren was een ramp geweest), welke velen deed uitzien naar een beter bestaan. Men had gehoord dat in Amerika daartoe mogelijkheden bestonden, vooral door ontginning van daartoe van Staatswege uitgegeven gronden.
Verder namen velen uit Aalten en Winterswijk, behorende tot de „Afgescheidenen” aan de emigratie deel wegens de beperking van de geloofsvrijheid, welke hun van regeringswege werd opgelegd en om de bejegening, welke zij uit hoofde van hun godsdienstig standpunt van vele medeburgers ondervonden. Zo werd meermalen aan de „Afgescheidenen” de pacht van boerderij of grond opgezegd.
Een grote groep van hen vertrok in 1845. Op het Eriemeer is hun schip echter in brand geraakt en alle opvarenden zijn in de vlammen of in het water omgekomen. Bijna hadden zij het doel van hun tocht bereikt. Een groot aantal leden van de afgescheiden gemeente van de Keurhorst bij Varsseveld bevond zich onder deze emigranten.
In 1853 vertrokken uit Aalten 25 emigranten. In 1854 bedroeg het aantal echter reeds 194, terwijl er in 1855 39 vertrokken. Wij geven hieronder nog enkele cijfers van de daaropvolgende jaren: 1856: 62, 1857: 50, 1858: 44, 1868: 118, 1869: 206, 1870: 36 en 1879: 84. Het inwonertal van de gemeente Aalten bedroeg in die tijd ongeveer 5000. Het is dus geen wonder, dat vrijwel alle oude Aaltense ingezetenen familie in Amerika hebben.
De Volksvriend, 12 oktober 1950
Reisverslag van een Nederlandse emigrant, Hendrik Jan Tuininga, die met zijn vrouw en dochter het oude vaderland – en ook Aalten – bezoekt.
De laatste 4 jaren hebben vele oud-Hollanders in Amerika woonachtig, deze reis gedaan, ’t zij over Engeland of per “Holland America Line“. Velen van dezen hebben geen aandrang om er in een courant van te melden, welke reis ze hadden, of hoe ze het oude vaderland met hun familie en vrienden weer vonden. En toch, indien er iemand is die het genoegen den “Volksvriend” wil doen om iets te melden dienaangaande, sla ik nooit zulke reisbeschrijvingen over met lezen. Om laatstgenoemde reden en omdat de Volksvriend ook wel van zulken aard haar lezers wil, geven, ben ik er ook maar toe overgegaan om onze reis, die mijn vrouw en ik en onze jongste dochter Gertrude, met zijn drieën deden, hier weer te geven.
Op Vrijdagmiddag goed 2 uur gingen we uit Orange City, toen onze zoon Harry van Boyden ons haalde en ’s avonds op de trein bracht, die 6.01 van Sheldon vertrok. In Madison stopte de trein 20 minuten voor koffie, het was toen 5.10 a.m. Het was overal nat op het land. We stopten een paar dagen bij onzen zoon in Chicago en na wat bijzonderheden te hebben gezien, gingen we per trein naar Hoboken en stopten ook nog een nacht in Paterson, en zagen New York wat en gingen 28 April aan boord van de “Nieuw Amsterdam“, een ontzaglijk groot schip, 700 voet lang en 108 voet breed. Ik denk deze boot is van stuurbrug tot de waterlijn wel 60 a 70 voet hoog.
We hoorden dat de Maatschappij 16 millioen had gemaakt verleden jaar. De reiskosten zijn hoog, maar het eten en de bediening is naar rata. In 1908 gaven we voor een ticket per persoon van Rotterdam naar Rock Valley, lowa, 200 gulden, toen 80 dollars en per tweede klas. Het weer was ook mooi en dit heeft men kosteloos en dan kan men zoo van ’t andere genieten. Men maakt dan met veel passagiers aangenaam kennis, met enkelen zoo, dat men elkaar nooit weer vergeet. We hadden zondags voormiddag dienst des Woords, door een zakenman.
Het was Zaterdagmorgen 6 Mei toen we meerden aan de pier te Rotterdam van de Holland America Line. Eerst onze bagage nagezien door de kommiezen en toen onze retour-reisbiljetten in orde laten maken. Toen zagen we mijn zuster Mrs. W. Obbink van Aalten al spoedig en na het middagmaal in een café te hebben genomen, gingen we tezamen naar het Maasstation per taxi, om ’s middags 4 uur te Aalten, Gelderland uit te stappen.
We zagen in Aalten en omliggende dorpen vele huizen tusschen de anderen missen, die gebombardeerd waren en vele waar men aan het opbouwen was en vele waren ook klaar. De verordeningen zijn daar zoo, dat wanneer men een nieuw huis bouwt moet het beslist modern zijn. Maar in oude huizen al zijn het ook nette huizen, is bijna alles nog primitief. In Arnhem, waar ook zooveel gebombardeerd was, is bijna alles weer opgebouwd.
In Aalten kerkten we ’s zondags, waar zooveel jongens op een zondagmiddag door de Duitschers werden opgehaald voor de werkkampen. In Aalten worden des zomers elke zaterdagavond om half negen straatpredikaties gehouden, om de beurt; de eene zaterdagavond door de predikant der Geref. Kerk, den heer Jan Nawijn en de volgende zaterdagavond door een der Darbisten broeders. Ik heb van beiden genoten.
Er zijn in Aalten drie groote kerkgebouwen die aan de Gereformeerden toebehoren; een groote Hervormde kerk; een Darbisten bijeenkomst en een Roomsche kerk en een Synagoge. Zoover ik weet zijn er in Aalten geen die bij de uitgetredenen behooren. Aalten is alleszins godsdienstig.
De omgeving van Aalten is prachtig. Ik heb nog nergens zoo’n boomengroei gezien. Eikenboomen zoo mooi en recht en een geheele prachtlaan.
Des werkmans toestanden zijn enorm verbeterd bij 50 jaar geleden. Op een zekere ouderdom worden ze voorzien van pensioen. De Rijksbeambten met 55 jaar, de gewone werkman 60 en 65 en dan mag er niet gewerkt worden bij anderen, dat betaald wordt. Ook heeft men in Nederland een vrije Zaterdagmiddag. Bijna alles kan weer vrij gekocht worden, alles, behalve koffie. Er wordt weer royaal geleefd, een groot verschil bij vroeger. Koek en candy wordt er goed gebruikt. Koffie is schaarsch en wordt daarom gedronken met 8/10e heete melk.
Er was een zenuwachtige gedachte over de Communisten. En men wilde allemaal gaarne naar Amerika. We hebben het weinigen aangeraden.
We bezochten de hoofdstad van Nederland, Amsterdam. Dit is een der mooiste steden van Holland, met haar vier groote lange grachten, Prinsen-, Keizer-, Heerengracht en Singel en met haar vele bruggen. Zou er wel een stad in de wereld zijn die zooveel bruggen telt? Amsterdam kan haar eigen waterpeil regelen, doordat ze een compleet sluizen systeem heeft.
Amsterdams Jodenbuurt is uitgestorven. Men vertelde me, menschen die in die buurt woonden, dat men ’s avonds en des nachts vrouwen en kinderen kon hooren schreeuwen, wanneer door de Duitschers autovrachten werden opgehaald naar Duitschland. En onderweg, zoo vertelde men me deden ze een slang in de tank of truck waar ze zaten en lieten die vol gas, zoodat ze dood in Duitschland aankwamen, en daar direct in ovens werden verteerd.
De huizen in de Jodenbreestraat staan er nog. Men kan zien, wat branden wilde is er uitgesloopt in de oorlogsjaren. En nog is Israël blind, en heeft het een deksel op haar aangezicht. Hoopt op den Heer, gij overblijfsel, is Israël in nood, er zal verlossing komen. Zijn goedheid is zeer groot. Hij maakt op de gebeden van het overblijfsel gansch Israël eens vrij van ongerechtigheden, (uit Ps. 130).
Op een zondagmorgen gingen we per bus naar Makkum ter kerk. Hier zagen we een nogal beroemde scheepswerf, welks directeur zaken deed met Palestina Joden. Er werden nu vier 70 ton visscherschepen gemaakt. Een was gereed en zou de volgende dag op eigen kracht naar Palestina varen, met Joodsche bemanning en Joodsche Davids vlag op.
Veel waren we in Bolsward, daar daar familie woonde en veel vrienden uit mijn schooljeugd en ook tot mijn achttiende jaar, waar we toen als beurtman op Amsterdam voeren. Waar nu de heer Jurian Kok kaptein is en eigenaar. Het schip dat Kok van mijn vader kocht en nu 50 jaar oud is, vaart nog. Het was me een groot genoegen het vooronder en de achteronder kajuit nog even voor het laatst te zien.
We waren ook een dag bij Ulbe Faber en gade te Wieringermeer. Veel is daar geleden, maar ook hielp God daar weer uit, door de onder water gezette polder weer te herstellen en weer rijke gewassen te doen groeien.
Na veel genoten te hebben bij mijn vrouws broer Klaas van der Kooi en vrouw te Longerhou, gingen we in ’t laatst van Juni daar vandaan naar Aalten en toen weer op de Holland America Line te Rotterdam aan, om 30 Juni met de Veendam, ’s middags 3 uur te vertrekken. We hadden op de heenreis fijne vrienden. Op de terugreis vergeten we vrienden Mr. Bakker van Amsterdam en Mrs. van der Lely van Naaldwijk niet spoedig.
We zijn weer in Orange City. Als we het eens weer kunnen doen, gaan we het niet laten. Het was ook op zee mooi de beide reizen. Als ge gaat en kunt, ga in ’t voorjaar. Holland is een prachtig land en haar voorjaar is teekenend.
Boerengezin van veertien personen gaat er zijn geluk beproeven
Het was 1949 en de familie Scholten, bestaande uit vader Hendrik Willem Scholten, moeder Grada Everdina Scholten-Kemink en hun twaalf (!) kinderen woonden op boerderij „Lankhof” in Barlo. Van de twaalf kinderen, zeven jongens en vijf meisjes, was de oudste 22 en de jongste 7 jaar oud.
Zoon Roelof, geboren in 1940, vertelde in een interview in 2015 dat hij zich de nervositeit herinnerde die er tijdens de Tweede Wereldoorlog in de familie heerste. Het was een zeer gevaarlijke tijd. Ze verstopten ook mensen op zolder. Vaak kwamen de Duitsers controleren of ze iemand konden vinden. Als er ’s nachts bommen vielen, gingen ze allemaal naar de schuilkelder en beschermden zichzelf zo goed als ze konden.
Na de oorlog rees bij het echtpaar Scholten de wens om hun geluk in Canada te zoeken, niet in de eerste plaats met het oog op hun eigen toekomst, maar vooral voor die van hun kinderen. Een belangrijke reden was de bevolkingsaanwas in Nederland; het land raakte vol!
Ook in de Achterhoek was zowat alle grond al in cultuur gebracht. De oudste zoon kon het bedrijf van zijn vader voortzetten, zoals vroeger gebruikelijk was, maar de andere jongens konden geen eigen bedrijf beginnen, omdat daarvoor de landbouwgrond ontbrak. Als zij hun vleugels wilden uitslaan, moesten zij hun geluk dus elders beproeven.
In 1949 besloot het gezin Scholten de sprong te wagen en te emigreren naar Canada. Hendrik Willem verhuurde het bedrijf in Barlo, want je kon nooit weten. Stel ze zouden heimwee krijgen, dan was het goed om niet alle schepen achter zich te verbranden.
In de nacht van zondag op maandag 7 maart 1949 vertrok het echtpaar Scholten uit Barlo met twaalf kinderen per trein naar Rotterdam. Het was het eerste deel van de lange reis die zij nog voor de boeg hadden. Bij de verhuizing namen ze een legertruck en een trailer mee. Daarop stonden drie houten containers met hun overige bezittingen.
In de loop van de ochtend scheepten zij zich in op de „Prinses Beatrix”, de veerboot naar Harwich. Zij maakten deel uit van een gezelschap van 220 personen, afkomstig uit alle delen van het land. Het waren voornamelijk agrariërs met hun gezinnen, die aan de overzijde van de Atlantische Oceaan een nieuw leven gingen beginnen.
Van Harwich reisden ze verder met de trein naar Londen, waar het ondernemende gezelschap overnachtte. Vervolgens ging het per schip naar Southampton om daar over te stappen op de „Aquitania”, een groot passagiersschip van de Cunard White Star Line.
De „Aquitania” was een schip van 46.000 ton en was, na de „Queen-schepen”, eveneens van de Cunard White Star Line, het grootste schip ter wereld. Het kon 1500 passagiers vervoeren en de overtocht naar Halifax in Canada duurde ongeveer zes dagen. Het was het enige stoomschip ter wereld met vier schoorstenen. Een bijkomstige omstandigheid? Zeker niet! Er is een tijd geweest, dat emigranten per se met schepen met veel schoorstenen wilden varen. Sommige reisbureaus lieten de gegadigden foto’s zien, waarop op een schip een schoorsteen bijgemaakt was… Hoe meer schoorstenen, des te groter veiligheid, meenden de in het reizen onervaren emigranten.
In elk geval zouden de 220 Nederlanders in de toeristenklasse, met slaapzaaltjes voor zes tot twaalf personen, een behoorlijke overtocht hebben. Vanaf Halifax zou de familie Scholten dan nog vijf dagen in de trein moeten zitten om via Medicine Hat en Lethbridge hun plaats van bestemming te bereiken: het plaatsje Picture Butte in de Canadese provincie Alberta.
Het gezin Scholten arriveerde op 18 maart per trein in Picture Butte. Het was erg koud. Bij aankomst leek het wel alsof alle 500 inwoners van het plaatsje aanwezig waren. Wellicht dachten ze dat de Derde Wereldoorlog begon, toen er een legertruck uit de treinwagon rolde. Ze vestigden zich in twee barakken net ten noorden van Picture Butte, op de boerderij van J.E. Lawlor.
De omstandigheden in die barakken waren niet ideaal. Het was binnen net zo koud als buiten. In één van de barakken sliepen vader en moeder en daar was ook de keuken. De kinderen sliepen allemaal in de andere barak. Vader plaatste tweepersoonsbedden boven elkaar met ongeveer 60 centimeter ertussen. De meisjes sliepen aan de ene kant en de jongens aan de andere kant. Voorin was een kleedruimte.
In het begin was het moeilijk. Het loon bedroeg ongeveer $0,25 per uur. Vader en moeder maakten zich in die jaren veel zorgen hoe ze genoeg eten konden kopen voor het gezin. Hoewel de plaatselijke supermarkten, Woodruff en Stella-Lacey, zeer behulpzaam waren. Ze konden daar op rekening kopen en soms kregen ze zelfs iets gratis. Maar in de winter was er heel weinig werk. De jongens gingen naar Burmis en werkten daar op de houtwerf. Ook al verdienden ze nauwelijks geld, ze hadden tenminste een plek om te verblijven, kleding en eten.
Ongeveer drie jaar na aankomst in Canada verhuisde de familie Scholten naar een andere boerderij, net ten oosten van Picture Butte. Daar bleven ze een jaar en verbouwden er bieten. Toen kocht Hendrik Willem in 1953 een boerderij, ongeveer zeven kilometer van Picture Butte, met ongeveer 130 hectare land. Roelof ging in Picture Butte naar school en hielp daarnaast zijn vader op de boerderij. Sommige van zijn broers werden ook boer, en sommigen kozen voor een ander beroep. Twee werden leraar en verhuisden naar een ander deel van Alberta. Roelof bleef op de boerderij van zijn ouders en hielp zijn vader bij het boerenwerk.
Hendrik Willem Scholten overleed in 1965 aan een longontsteking. Grada Everdina overleed in 1987, op de respectabele leeftijd van 89 jaar.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
De Graafschapper, 29 april 1948
Aan de Exodus van Hollandse emigranten naar Canada schijnt voorlopig nog geen einde te komen. Al deze mensen worden hier uit hun enge begrenzing geperst en opgeslokt door het grote land aan de overzijde van de Oceaan, met zijn geweldige oppervlakte, voor wie deze bevolkingsaanwas niet meer dan een druppel in een emmer betekent.
Het is een sterk geloof in een goede toekomst en een onverwoestbaar enthousiasme voor Canada met zijn enorme mogelijkheden, dat het vertrek van deze Hollandse boeren stimuleert. Maar het is ook de geest van hun voorvaderen, de pioniers van het Oosten en het Westen, die in deze stoere werkers van polderland en akker voort leeft en waarin het ware trekkersbloed van de Hollander zich niet verloochent.
Telkenmale als er een schip met emigranten vertrekt en wij van dit vertrek getuige zijn, moeten wij denken aan het bekende gezegde: „Afscheid nemen is een weinig sterven.” Want voor de meesten van deze emigranten betekent dit vertrek een afscheid voor altijd van het land waar hun wieg eens gestaan heeft. En daar het niet het slechtste deel van ons volk is dat emigreert, voelt men het vertrek als een verlies.
Heel wat hartroerende tonelen spelen zich dikwijls hierbij af. Wenende moeders die zich slechts met moeite van hun zoons, kunnen losscheuren, wanneer deze zich moeten inschepen, maar ook vaders die met tranen in de ogen afscheid nemen van hun kinderen, terwijl de overige familieleden zich meestal slechts met moeite kunnen bedwingen. Dit is geen overdreven sentimentaliteit. Het is veeleer een demonstratie van aanhankelijkheid welke aan echtheid niets te wensen overlaat.
Ditmaal is het de „Tabinta” van de Mij. Nederland, die een groot contingent emigranten naar Canada zal brengen. Het is de tweede afvaart in een maand naar Canada, wel een bewijs, dat er schot begint te komen in het uitvoeren van de emigratieplannen. Dit jaar hoopt men 10.000 mensen met de „Kota Inten” en de „Tabinta” naar Canada te brengen en het volgend jaar wil men dit aantal zelfs verdubbelen.
Het is vandaag een bijzondere mooie dag voor de afvaart. Uit alle delen van het land zijn de emigranten naar Rotterdam gekomen en ook de Achterhoek is weer vertegenwoordigd.
Hendrik Winkelhorst uit Aalten wil de grote stap wagen en in Canada een bestaansmogelijkheid zoeken. Z’n vrouw Grada gaat natuurlijk mee, evenals de drie kinderen: Willemien, Arie en Wim. Hun bestemming is Ontario en zij komen op een gemengd bedrijf van 50 H.A. Hendrik heeft zijn broer, waar hij de laatste tijd als chauffeur werkzaam was in de steek gelaten en hij hoopt z’n wagen daar voor een tractor te verwisselen. Hier in Holland werd het hem te eng. Te veel ambtenarij. In Canada zal het wel beter gaan, meent hij. Hij zal z’n familieleden schrijven als het hem goed gaat, maar ook als het hem slecht gaat. Hij is echter vol goede moed. Wat anderen lukt, zal ook hem wel lukken.
De 22-jarige Albert te Winkel uit Barlo komt ons vrolijk lachend tegemoet. Hij is niet het minst onder de indruk van dit vertrek. De boerderij Oosterink in Barlo zal het nu wel zonder hem moeten stellen. Hij heeft daar niet minder dan 4½ jaar gewerkt. Hij weet dus wel van aanpakken, trouwens hij is een van de tien thuis en dan leer je dat al vroeg, vertelt hij. Hij weet nog niet bij welke boer hij daar te werk zal worden gesteld. Wel weet hij de plaats van bestemming en dat is West Meath, in Ontario. Hij vertelt ons voorts, dat hij in Canada wel een vrouw zal zoeken. Hij meent, dat er daar genoeg zijn. We wensen hem hiermede veel succes.
Smid Klein Nibbelink uit Bredevoort heeft vandaag z’n smederij in de steek gelaten – om z’n zoon Hendrik uitgeleide te doen. Hendrik is reeds op het schip, doch zijn vader vertelt ons dat Hendrik 24 jaar oud is en in Bredevoort een eigen bedrijfje had. Hendrik zag hier echter weinig toekomst, maar hoopt die te vinden in Duchess in Alberta. Hendrik is nog niet getrouwd, dus hij heeft alleen maar voor zichzelf te zorgen. Vader Nibbelink gelooft wel dat hij daarin zal slagen.
Jan Hendrik Geurkink van de Krosenbrink in Miste, is de Benjamin van de Achterhoekers. Hij is pas 18 jaar, heeft thuis op de boerderij gewerkt en de landbouwschool gevolgd. Het wordt hem hier te benauwd en hoewel hij nog erg jong is, wil hij het toch proberen in Canada. Z’n zuster is er nog niet zo zeker van dat dit zal lukken, maar in dit geval kan hij altijd nog terug komen, zegt ze. Bovendien komt Jan Geurkink op dezelfde boerderij als Hendrik Klein Nibbelink. Daar is werk genoeg voor hen beiden, want het is een gemengd bedrijf van 285 H.A. Ze vinden het prettig om samen te gaan.
Er is ook nog een Aaltense onderduiker op de boot. Het is Maarten Schinkelshoek uit Rotterdam, die in Aalten geruime tijd was ondergedoken op de boerderij van de Wed. Luiten, „’t Olde Mulder”. Hij heeft daar veel geleerd en wil dat in Canada in de practijk brengen. Hij heeft reeds vriendschap gesloten met de andere Aaltense jongens. Ze kunnen het met hun drieën best vinden.
Omstreeks 5 uur blaast de „Tabinta” voor de derde keer op z’n stoomfluit. Dit is het sein tot vertrek. Wanneer het schip zich van de kade losmaakt wordt het Wilhelmus gespeeld. Zoals altijd weer een plechtig en ontroerend moment, dat de emigranten niet licht zullen vergeten. Langzaam wordt de afstand tussen het schip en de achterblijvenden groter, totdat het voorgoed uit het gezicht verdwijnt. Daar gaan ze, de voor hun onbekende verten tegemoet. Onze beste wensen vergezellen hen hierbij.
Onze streek heeft ook vandaag wederom zijn tol aan de emigratie betaald. Nog verscheidene andere Achterhoekers zijn met de Tabinta naar Canada vertrokken, doch ’t was ons niet mogelijk met allen een persoonlijk onderhoud te hebben, terwijl wij ook niet de beschikking hadden over de namen van alle Achterhoekse emigranten.
Heeft u interessante verhalen over familieleden die uit Aalten naar Canada zijn geëmigreerd? Stuur ons een bericht!
De Graafschapper, 30 maart 1948
Enige maanden geleden werkte Johan Hoftiezer uit de Aaltense Heurne nog in de Noord-Oostpolder en omstreeks die tijd molk z’n neef Jan Hoftiezer, eveneens uit de Heurne, nog rustig de koeien van boer Westerveld uit IJzerlo. Thans bekijken deze beide Aaltense jongens de wit-zwarte lijnen van de „Nieuw-Amsterdam”, het vlaggeschip van de Holland-Amerika Lijn, dat hen naar Amerika zal brengen. Ter gelegenheid van hun vertrek zijn de beide families Hoftiezer van „Meirika” en „’t Oude Hondorp” j.l. vrijdag per bus van Aalten naar Rotterdam gekomen, om Johan en Jan uitgeleide te doen.
Zij staan nog een beetje onwennig op de Wilhelminakade, verwonderd over de geweldige afmetingen van dit trotse zeekasteel, dat hun beide verwanten straks naar de overzijde van de oceaan zal brengen, naar Amerika, het land van de onbegrensde mogelijkheden. Met de hand boven het hoofd turen zij over het water van de Maas, dat als een zilveren slang Rotterdam in tweeën snijdt en hun ogen zoeken het drukke scheepvaartverkeer op Rotterdams grote rivier. Intussen is de inscheping in volle gang en ook Jan en Johan maken aanstalten om zich aan boord te begeven. „Het valt niet mee”, zegt moeder Hoftiezer, „om je kind af te staan, maar het is voor z’n toekomst en er zijn daar veel meer mogelijkheden”.
Even later gaan ook wij aan boord, want wij willen Johan en Jan nog wat vragen. Door een labyrint van gangen en trappen bereiken wij eindelijk het sloependek en vinden daar onze toekomstige emigranten. Johan heeft 2½ jaar in de Noord-Oostpolder gewerkt. „Het was daar wel goed”, zegt hij, „maar het zou toch nog 5 of 6 jaar geduurd hebben, voordat ik in aanmerking zou zijn gekomen om een boerderij te pachten en in Aalten heb je zeker geen kans”.
Jan is altijd boerenknecht geweest, maar heeft het nooit zover gezocht als z’n neef. „In de oorlog moest ik onderduiken en na de oorlog ik in IJzerlo gewerkt. Natuurlijk heb ik ook geen kans hier in Holland. Wij zijn niet getrouwd en niet eens verloofd ook, dus wenende vrouwen of verloofden laten wij niet achter”.
Zij vertellen ons verder, dat zij naar Woodstock, in de staat Minnesota, gaan. Zij hebben vooraf gecorrespondeerd met de fam. Kruisselbrink, die vroeger op „Groot Kappers” woonde en deze hebben zich borg voor hen gesteld. Zij zullen te werk gesteld worden op een gemengd bedrijf van 200 hectaren. „Dat is tenminste wat groter dan bij ons, want wij hebben thuis maar 7 hectaren”, zegt Johan laconiek.
Als de bel gaat, moeten de bezoekers het schip verlaten en wij nemen afscheid van de beide neven. „Doe ze via de krant allemaal de groeten van ons in Aalten”, vraagt Johan en wij bevestigen dit. Langzaam beginnen 2 sleepboten de kolos naar het midden van de rivier te trekken. De achterblijvenden op de kade wuiven met dassen en zakdoeken en de „Nieuw-Amsterdam” verdwijnt in een nevel van rook. Voor de twee Aaltense jongens is de reis naar Amerika begonnen. Zij zullen daar moeten aanpakken, maar wij zijn er van overtuigd, dat zij de naam van hun dorp Aalten in Minnesota zullen hoog houden. Goede reis, behouden vaart en veel succes toegewenst.
Onderstaande lijst bevat landverhuizers uit de gemeente Aalten die naar Canada zijn geëmigreerd, de meesten na de Tweede Oorlog. Een deel van hen is inmiddels overleden. We proberen zoveel mogelijk hun graf te vinden op findagrave.com. Deze lijst is bij lange na (nog) niet compleet. Werk in uitvoering, fouten voorbehouden, aanvullingen en correcties zijn welkom!
Achternaam | Tussenv. | Voornaam | Geb.datum | Emigratie | Laatste NL adres | Graf |
---|---|---|---|---|---|---|
Aalbers | Gerhard H | 1952 | ||||
Aalbers | Gerharda A | 1952 | ||||
Aalbers | Jan Gerhard | 23-12-1913 | 1952 | Bowmanville, Ontario, CA | ||
Aalbers | Liza J | 1952 | ||||
Bierman | Derk Jan | 22-08-1910 | 1947 | Zoerens, Lintelo | ||
Bokkel | te | Wander | 06-04-1932 | 1952 | Brandon, Manitoba, CA | |
Bosman | Gerharda | 1951 | ||||
Bosman | Hendrika Willemina | 26-04-1935 | 1954 | Stoney Creek, Ontario, CA | ||
Bosman | Johan Bernard | 09-02-1928 | 1948 | Wallaceburg, Ontario, CA | ||
Brake | te | Catharina | 18-02-1905 | Burlington, Ontario, CA | ||
Brake | te | Fredrika | 16-04-1905 | 1948 | Oonk, Barlo | Grande Prairie, Alberta, CA |
Brederode | van | H F | 1953 | |||
Brusse | Gesina Hendrika | 06-05-1892 | 1951 | Edmonton, Alberta, CA | ||
Buesink | Johan | 29-03-1906 | 1951 | Strathroy, Ontario, CA | ||
Bulsink | Gerhard Willem Adolph | 03-02-1912 | 1949 | Mississauga, Ontario, CA | ||
Bussink | Herman | 22-05-1931 | 1952 | Brantford, Ontario, CA | ||
Bussink | Hermina | 20-09-1924 | 1951 | |||
Bussink | Jan H | 14-08-1929 | 1952 | |||
Debbink | Hendrik | 1948 | ||||
Demkes | Bernard | 18-01-1915 | 1952 | Langley, British Columbia, CA | ||
Duenk | Arent Jan | 23-02-1927 | Leamington, Ontario, CA | |||
Duenk | Arent Jan | 15-09-1930 | 1953 | Romienendiek 9 | Acton, Ontario, CA | |
Duenk | Gerrit Jan | 01-06-1901 | 1953 | Romienendiek 9 | Acton, Ontario, CA | |
Duenk | Jan Hendrik | 12-01-1922 | 1953 | Brooks, Alberta, CA | ||
Duenk | Johan Antoni | 14-12-1919 | 1953 | Romienendiek 9 | Palmerston, Ontario, CA | |
Duenk | Johannes | 21-12-1927 | Brooks, Alberta, CA | |||
Ebbers | Johanna Elizabeth | 28-07-1913 | 1947 | Bloomfield, Ontario, CA | ||
Eeden | van der | Jan H | 1952 | |||
Eelink | Janna Catharina | 02-12-1861 | 1912 | Haart 87 (Zigtvree) | Edmonton, Alberta, CA | |
Eenink | Berendina | 12-07-1925 | 1951 | |||
Eerden | van | Christina Gesina | 14-05-1926 | 1951 | Calgary, Alberta, CA | |
Eerden | van | Jan Hendrik | 25-09-1932 | Calgary, Alberta, CA | ||
Eerden | van | Johannes | 03-04-1924 | 1948 | La Glace, Alberta, CA | |
Groot Nibbelink | Willem Bernard | 03-01-1926 | 1952 | Bloomfield, Ontario, CA | ||
Grotenhuis | te | Abraham | 29-03-1906 | South Gower, Ontario, CA | ||
Haar | ter | Dina | 04-11-1905 | 1953 | Wellington, Ontario, CA | |
Haar | ter | Gesina Christina | 10-02-1917 | 1952 | Bowmanville, Ontario, CA | |
Harbers | Johan | 29-10-1921 | 1952 | Westville, Nova Scotia, CA | ||
Haverkamp | Arend Jan | 09-11-1929 | 1954 | |||
Haverkamp | Reinder | 1954 | ||||
Heersink | Geertruida | 07-10-1929 | 1954 | |||
Heideman | Johan | 1951 | ||||
Heij | Cornelis Hendrik Jan | 24-08-1904 | 1952 | Bredevoortsestraatweg | Kitchener, Ontario, CA | |
Heij | Johan Herman | 1946 | 1952 | Bredevoortsestraatweg | ||
Heijink | Gerrit Jan | 08-12-1897 | 1949 | De Hare, Haart | Mitchell, Ontario, CA | |
Heijink | Mina | 01-05-1922 | Clinton, Ontario, CA | |||
Heinen | Gerrit Jan | 1950 | Klein Hengeveld, Lintelo | |||
Heinen | Gesina Johanna | 02-04-1908 | 1954 | Burlington, Ontario, CA | ||
Heinen | Jan | 09-11-1928 | 1952 | Bloomfield, Ontario, CA | ||
Helmink | Johanna | 1951 | ||||
Hengeveld | Cornelis W | 1953 | ||||
Hennepe | te | Evert Hendrik | 29-02-1908 | 1948 | ||
Hennepe | te | Johan | 30-05-1910 | Abbotsford, British Columbia, CA | ||
Hiddink | Johannes | 1951 | ||||
Hoftijzer | Alida | 1948 | Hondorpweg 4 | |||
Hoftijzer | Arnold Christiaan | 15-07-1904 | 1958 | Port Perry, Ontario, CA | ||
Hoftijzer | Bertram Korts | 28-03-1935 | Whitby, Ontario, CA | |||
Hoftijzer | Bertram Korts | 10-03-1933 | 1948 | Hondorpweg 4 | Bayside, Ontario, CA | |
Hoftijzer | Bertus Johannes | 15-03-1919 | Ventnor, Ontario, CA | |||
Hoftijzer | Dora Geertruida | 26-06-1937 | 1948 | Hondorpweg 4 | ||
Hoftijzer | Frans Hermanus | 31-01-1939 | 1958 | |||
Hoftijzer | Gerard | 1948 | Hondorpweg 4 | |||
Hoftijzer | Gerard Willem | 19-03-1908 | 1948 | Hondorpweg 4 | Stockdale, Ontario, CA | |
Hoftijzer | Hendrik Willem | 07-01-1939 | 1948 | Hondorpweg 4 | ||
Hoftijzer | Johannes | 08-11-1909 | 1958 | Trenton, Ontario, CA | ||
Hoftijzer | Johannes Jacobus | 24-02-1936 | 1948 | Hondorpweg 4 | Stockdale, Ontario, CA | |
Hoftijzer | Roelof | 10-06-1934 | 1948 | Hondorpweg 4 | ||
Houwer | Gerda | 1948 | ||||
Houwers | Johanna Hendrika | 18-05-1900 | Fingal, Ontario, CA | |||
Huiskamp | Gerhard Willem | 17-06-1909 | 1947 | Bloomfield, Ontario, CA | ||
Huiskamp | Hendrik Willem | 05-12-1935 | 1947 | Bloomfield, Ontario, CA | ||
Hunink | Rieka B | 1951 | ||||
Jansen | Johannes T | 1952 | ||||
Janssen | Johanna | 16-03-1923 | Ventnor, Ontario, CA | |||
Jentink | Christiaan Johan | 1942 | 1948 | Oonk, Barlo | ||
Jentink | Christine | 1946 | 1948 | Oonk, Barlo | Grande Prairie, Alberta, CA | |
Jentink | Hendrik Jan | 18-12-1902 | 1948 | Oonk, Barlo | Grande Prairie, Alberta, CA | |
Jentink | Hendrika Christina | 1934 | 1948 | Oonk, Barlo | ||
Jentink | Jan Hendrik | 27-03-1929 | 1948 | Oonk, Barlo | ||
Jentink | Johanna Everdina | 06-01-1904 | 1953 | Acton, Ontario, CA | ||
Jonge | de | Constant | 1951 | |||
Kämink | Derk Arent Jan | 18-02-1907 | Bloomfield, Ontario, CA | |||
Kämink | Dirk | 24-04-1946 | Belleville, Ontario, CA | |||
Kämink | Wilhelmina | 24-06-1932 | 1954 | |||
Kemink | Grada Everdina | 22-06-1898 | 1949 | Lankhof, Barlo | Iron Springs, Alberta, CA | |
Klein Nibbelink | Hendrik | 1948 | ||||
Klijn Hesselink | Hendrik Willem Antonie | 07-09-1924 | 1951 | |||
Klomps | Gerrit Jan | 17-03-1927 | 1952 | London, Ontario, CA | ||
Klomps | Johannes G | 1952 | ||||
Kok | de | Simon | 1952 | |||
Konink | Liza Catharina | 01-02-1926 | Leamington, Ontario, CA | |||
Korent | J J | 1951 | ||||
Korten | Anna Geertruida | 26-04-1926 | 1951 | Klokkemakersweg 10 | ||
Korten | Gerhardus Hendrikus | 27-03-1935 | 1951 | Klokkemakersweg 10 | Leamington, Ontario, CA | |
Korten | Gesinus Albertus | 23-08-1931 | 1951 | Klokkemakersweg 10 | Vineland, Lincoln, Ontario, CA | |
Korten | Hendrik W | 1951 | ||||
Korten | Jan W | 1952 | ||||
Korten | Johannes Bernardus | 16-09-1895 | 1951 | Klokkemakersweg 10 | ||
Kuiperij | Hendrik W | 1951 | ||||
Lammers | Antonius | 22-05-1911 | 1952 | Hamilton, Ontario, CA | ||
Lammers | Dina Willemina | 10-04-1927 | Blenheim, Ontario, CA | |||
Lammers | Evert J | 1951 | ||||
Lammers | Geert | 31-05-1926 | 1951 | Fonthill, Ontario, CA | ||
Lammers | Gerrit J | 20-04-1935 | 1954 | |||
Lammers | Gesina | 23-06-1931 | 1952 | |||
Lammers | Hendrik Jan | 10-06-1937 | 1952 | Burlington, Ontario, CA | ||
Lammers | Herman | 1948 | ||||
Lammers | Willem | 27-12-1927 | 1951 | |||
Lammers | Willem | 1952 | ||||
Lichtenberg | Bernarda Antonetta | 03-02-1915 | 1949 | Landstraat 27, Aalten | Mississauga, Ontario, CA | |
Lichtenberg | Henk | 1949 | Landstraat 27, Aalten | |||
Lievers | Aleida Grada | 27-11-1916 | 1953 | Palmerston, Ontario, CA | ||
Lievers | Berend | 30-12-1885 | 1911 | Aalten B398 (Bredevoortsestraatweg 97) | Neerlandia, Alberta, CA | |
Lievers | Gerharda Johanna | 10-10-1909 | 1913 | Haart 91b | Burnaby, British Columbia, CA | |
Lievers | Gerrit Jan | 29-04-1912 | 1913 | Haart 91b | Neerlandia, Alberta, CA | |
Lievers | Hendrik | 18-07-1888 | 1913 | Haart 91b | Neerlandia, Alberta, CA | |
Lievers | Jan Willem | 29-07-1908 | 1913 | Haart 91b | Ponoka, Alberta, CA | |
Lievers | Jansjen | 14-02-1891 | 1913 | Haart 91b | Neerlandia, Alberta, CA | |
Lievers | Johanna | 18-05-1909 | 1911 | Aalten B398 (Bredevoortsestraatweg 97) | Neerlandia, Alberta, CA | |
Lievers | Wilhelmina Hendrika | 13-01-1911 | 1911 | Aalten B398 (Bredevoortsestraatweg 97) | Neerlandia, Alberta, CA | |
Linde | te | Berendina | 04-08-1926 | 1948 | La Glace, Alberta, CA | |
Linde | te | Gerrit Jan | 10-12-1921 | 1951 | Calgary, Alberta, CA | |
Luijmes | Engelina | 07-08-1921 | 1948 | ’t Boveldt, Dale | Maple Ridge, British Columbia, CA | |
Luijmes | Gerrit T | 03-07-1932 | 1952 | |||
Luijmes | Willem | 1952 | ||||
Luimes | Engelina Johanna | 04-07-1906 | Duncan, British Columbia, CA | |||
Mateman | Hendrika Johanna | 19-04-1904 | South Gower, Ontario, CA | |||
Meerdink | Derk Jan Gerhard | 20-02-1915 | 1949 | Lubbers, Barlo | Surrey, British Columbia, CA | |
Neerhof | Albert Johan | 25-04-1927 | 1948 | Romienendiek 14 | Owen Sound, Ontario, CA | |
Neerhof | Antoon Christiaan | 28-03-1896 | 1948 | Romienendiek 14 | Tara, Ontario, CA | |
Neerhof | Arnold Christiaan | 11-11-1930 | 1948 | Romienendiek 14 | Trenton, Ontario, CA | |
Neerhof | Gesina Berendina | 10-11-1935 | 1948 | Romienendiek 14 | ||
Neerhof | Jan Bernard | 22-02-1933 | 1948 | Romienendiek 14 | Owen Sound, Ontario, CA | |
Neerhof | Willemina Aleida | 28-08-1921 | 1948 | Romienendiek 14 | Clinton, Ontario, CA | |
Nijman | Johanna Harmina | 21-08-1881 | 1911 | Polstraat 47a | ||
Nijman | Linus Johan | 17-05-1935 | 1958 | |||
Onnink | Gesina Aleida | 06-02-1932 | 1952 | Listowel, Ontario, CA | ||
Ormel | Geertruida Willemina | 30-04-1909 | 1953 | Iron Springs, Alberta, CA | ||
Pennings | Willemina | 1904 | Colwood, British Columbia, CA | |||
Prinsen | Aleida Harmina | 25-04-1898 | 1949 | De Hare, Haart | Mitchell, Ontario, CA | |
Prinsen | Bernard | 1952 | ||||
Prinsen | Evert | 16-01-1937 | ||||
Prinsen | Willem | 1952 | ||||
Prinzen | Bernard | 13-01-1899 | 1948 | Somsenhuus, IJzerlo | Picton, Ontario, CA | |
Prinzen | Bertus | 03-01-1906 | 1947 | Hogestraat 7, Aalten | Jarvis, Ontario, CA | |
Prinzen | Jan | 1951 | ||||
Prinzen | Willem | 17-07-1897 | Picton, Ontario, CA | |||
Rensink | Grada W | 11-10-1936 | 1958 | |||
Rensink | Hendrika Johanna | 28-01-1927 | Georgetown, Ontario, CA | |||
Rhebergen | Marinus Bernhard | 05-10-1918 | 1951 | Whitby, Ontario, CA | ||
Rosier | A | 1954 | ||||
Rosier | Aaltje | 18-03-1928 | 1954 | |||
Ruesink | M J | 1951 | ||||
Scholten | Arnold Gerhard | 03-06-1928 | 1949 | Lankhof, Barlo | Collingwood, Ontario, CA | |
Scholten | Dirk Willem | 01-05-1931 | 1949 | Lankhof, Barlo | Iron Springs, Alberta, CA | |
Scholten | Grada Everdina | 13-02-1935 | 1949 | Lankhof, Barlo | ||
Scholten | Grada Johanna | 26-02-1930 | 1949 | Lankhof, Barlo | ||
Scholten | Hans | 1949 | Lankhof, Barlo | |||
Scholten | Hendrik Willem | 07-05-1898 | 1949 | Lankhof, Barlo | Iron Springs, Alberta, CA | |
Scholten | Hendrik Willem | 23-06-1936 | 1949 | Lankhof, Barlo | Granum, Alberta, CA | |
Scholten | Hendrika Everdina | 18-09-1932 | 1949 | Lankhof, Barlo | ||
Scholten | Hermanus Theodorus | 13-02-1927 | 1949 | Lankhof, Barlo | ||
Scholten | Ina | 1949 | Lankhof, Barlo | |||
Scholten | Jan Willem Antonie | 09-11-1933 | 1949 | Lankhof, Barlo | ||
Scholten | Roelof | 1940 | 1949 | Lankhof, Barlo | ||
Scholten | Wilma | 1949 | Lankhof, Barlo | |||
Sikking | Adriana Johanna | 26-02-1910 | ||||
Smees | Gerrit | 1952 | ||||
Smees | Johan H | 1952 | ||||
Smees | Theodora Hendrika | 15-12-1924 | 1952 | Westville, Nova Scotia, CA | ||
Stronks | Derk Jan | 10-12-1931 | 1954 | |||
Stronks | Gerrit Christiaan | 27-01-1905 | 1954 | Burlington, Ontario, CA | ||
Stronks | Gerrit Hendrik | 29-09-1906 | 1953 | Iron Springs, Alberta, CA | ||
Teeuwsen | Johannes Christiaan | 04-01-1897 | 1951 | Edmonton, Alberta, CA | ||
Teeuwsen | Johannes Hendrik | 04-02-1931 | 1951 | Edmonton, Alberta, CA | ||
Teeuwsen | Wilhelmina Johanna | 18-10-1906 | 1958 | Port Perry, Ontario, CA | ||
Tolkamp | Hendrik Johan | 05-09-1903 | 1953 | Wellington, Ontario, CA | ||
Tolkamp | Hendrika Gezina | 05-12-1909 | Bloomfield, Ontario, CA | |||
Tolkamp | Willem J | 07-07-1935 | 1954 | |||
Vaags | Grada Dela | 29-03-1915 | 1948 | Trenton, Ontario, CA | ||
Veldhuis | Aleida | 01-02-1906 | 1948 | Hondorpweg 4 | Stockdale, Ontario, CA | |
Vreeman | Aleida C | 1951 | ||||
Vreeman | Herman B | 1952 | ||||
Vrieze | Hendrik J | 1952 | ||||
Walvoort | Aaltjen | 22-05-1883 | 1911 | Aalten B398 (Bredevoortsestraatweg 97) | Neerlandia, Alberta, CA | |
Wassink | Lamberdina Willemina | 12-03-1906 | 1947 | Hogestraat 7, Aalten | Jarvis, Ontario, CA | |
Weenink | Tjitske Jacoba | 03-03-1931 | 1954 | Brampton, Ontario, CA | ||
Wesseling | Tieme | 1951 | ||||
Westerveld | Bernardus | 1918 | Clinton, Ontario, CA | |||
Westerveld | Catrinus Willem | 01-02-1924 | 1952 | |||
Westerveld | Dora Johanna | 12-01-1902 | 1948 | Somsenhuus, IJzerlo | Picton, Ontario, CA | |
Westerveld | Gerrit H | 08-12-1919 | 1954 | |||
Westerveld | Hendrik Willem | 17-09-1922 | Georgetown, Ontario, CA | |||
Westerveld | Johanna Geertruida | 09-01-1897 | 1951 | Klokkemakersweg 10 | ||
Westerveld | Johannes Willem | 12-05-1930 | Iona Station, Ontario, CA | |||
Westervelt | Hendrika Grada | 09-10-1930 | 1952 | Bloomfield, Ontario, CA | ||
Wiggers | Jan Hendrik | 06-03-1919 | 1952 | |||
Wijnveen | Aleida D | 03-05-1934 | 1954 | |||
Wikkerink | Albert Hendrik | 11-06-1946 | Colwood, British Columbia, CA | |||
Wikkerink | Berendina Hendrika | 14-02-1927 | 1953 | |||
Wikkerink | Dela Gesina | 20-04-1934 | ||||
Wikkerink | Geziena Berendina | 23-09-1929 | Taber, Alberta, CA | |||
Wikkerink | Hendrik | 26-02-1900 | Colwood, British Columbia, CA | |||
Wikkerink | Hendrik Jan | 07-09-1927 | 1954 | Brampton, Ontario, CA | ||
Wikkerink | Jan Hendrik | 23-07-1926 | Abbotsford, British Columbia, CA | |||
Wikkerink | Jan Hendrik | 30-12-1934 | Shawnigan Lake, British Columbia, CA | |||
Wikkerink | Jan Willem | 06-02-1907 | Duncan, British Columbia, CA | |||
Wikkerink | Jantje Gerharda | 02-06-1932 | 1951 | Fonthill, Ontario, CA | ||
Wikkerink | Lena Fredrika | 03-02-1931 | Taber, Alberta, CA | |||
Wikkerink | Reind Gerrit | 03-08-1930 | 1953 | Stoney Creek, Ontario, CA | ||
Wikkerink | Wesselina | 06-09-1934 | Brighton, Ontario, CA | |||
Wilde | de | Mietje | 1912 | 1952 | Bredevoortsestraatweg | Kitchener, Ontario, CA |
Winkel | te | Albert | 27-05-1925 | 1948 | Fitzroy Harbour, Ontario, CA | |
Winkel | te | Jan Derk | 28-02-1925 | Blenheim, Ontario, CA | ||
Winkelhorst | Arie | 1948 | ||||
Winkelhorst | Gerrit J | 1951 | ||||
Winkelhorst | Hendrik Jan | 09-08-1910 | 1948 | Koopmanstraat 39, Aalten | ||
Winkelhorst | Willemina | 20-03-1942 | 1948 | |||
Winkelhorst | Wim | 1948 | ||||
Wubbels | Hendrika Aleida | 27-05-1909 | 1948 |
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.