Fragment kadastrale kaart, 1895Fragment kadastrale kaart, 1956 (perceel I-2144). De contouren van het oude huis én de huidige dubbele woning is zichtbaar.
Voormalige spekslagerij met rokerij, café en woonhuis op de hoek van de Prinsenstraat (voorheen Achterstraat) en de Landstraat.
Het huidige pand werd gebouwd tussen 1880 en 1890 in een sobere stijl met invloeden uit het neoclassicisme zoals bijvoorbeeld de pilasters en het hoofdgestel. In 1901 kocht slager J.H. Prinsen het pand. Hij liet vermoedelijk rond 1912 de winkelpui met art nouveau- invloeden bouwen. Na aansluiting op het elektriciteitsnet installeerde de slagerij als één van de eersten een koelinstallatie. In 1927 liet Prinsen een compleet winkelinterieur van de Duitse firma Bröcker uit Elberfeld komen.
Het interieur van de slagerij is tot 1976 in gebruik geweest en zowel het interieur als de inventaris is volledig bewaard gebleven. Opmerkelijk is onder meer het glazen plafond, de betegelde wanden met figuratieve tableaus, een met porselein beklede spiegel en de toonbank. In de kelder zijn de spekkuipen bewaard gebleven en in de werkplaats (voormalige slachterij) bevinden zich de vleeshaken en de plaats van de kookketel en op de kleine binnenplaats de rookoven.
De panden Dijkstraat 18, 20 en 22 zijn omstreeks 1979 afgebroken om plaats te maken voor de doorbraak van de Admiraal de Ruyterstraat tussen Dijkstraat en Stationsstraat.
Hiermee verdween ook het ‘gängeske‘, het pad tussen smederij Heijnen (Dijkstraat 20), en het woonhuis van de buren (nummer 22). Dit pad was eigendom van de familie Heijnen, maar werd dankbaar door de Aaltense bevolking gebruikt als verbindingspad. De pastoor kwam ieder jaar met een schaaltje perzikken naar de smederij als dank, want ook kerkgangers gebruikten het paadje op zondag.
De familie Heijnen liet het graag toe. Men had tenslotte een onderneming en voor de klandizie en de goede naam had men dat er wel voor over. Eens in de dertig jaar ging het pad echter dicht, een gebeurtenis die zelfs notarieel werd vastgelegd. Dat was bedoeld om te voorkomen dat het eigendomsrecht van het pad door publiekelijk gebruik zou verjaren.
Bernard Heijnen
Bernard Heijnen kwam op éénjarige leeftijd in het smederijpand te wonen. Tot kort voor de sloop oefende hij er het oude ambacht uit, dat hij van zijn vader leerde. Het was zwaar werk, maar Bernard vond het fijn. Zijn vader zei altijd tegen hem: “Eerst zorgen dat er wat op de boterham komt, dan pas naar de meisjes kijken”.
In 1938 kreeg Bernard zelf het beheer over de zaak. De werkzaamheden liepen in die tijd uiteen van schoppen uitslaan en hoefijzers maken tot de fabricage van hoepels en bijlen. De klantenkring van Heijnen bestond voornamelijk uit boeren van de Heurne en de Haart. Niet altijd de makkelijkste klanten, want het kwam wel eens voor, dat Heijnen in de stromende regen moest doorwerken aan een boerenwagen, die per se klaar moest. Nat en bezweet in de kille buitenlucht.
De inventaris van de smederij is behouden gebleven en overgebracht naar museum ’t Frerikshuus aan de Markt: het smidsvuur met kap, een hoepelwals, slijpstenen, een oude werkbank en verschillende soorten gereedschap. Met de sloop van deze smederij was wederom een karakteristiek stukje Aalten verleden tijd.
Uit kadastrale gegevens blijkt dat dit boerderijtje omstreeks 1933 is gebouwd. Omstreeks 1974 is de boerderij alweer afgebroken, rond de tijd dat de Keizersbeek werd verlegd. Daarna werden hier de eerste woningen van de Smitskamp gebouwd. Een boom die destijds bij de boerderij stond is behouden gebleven en staat anno 2025 nog steeds in een plantsoentje.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1928
I-2194
Wessel Johannes Becking, fabriekant of kunstdraaijer
Hendrik Jan Visscher (Wierden, 11-01-1852), onderwijzer (hij wordt in 1889 uitgeschreven, er staat bij ‘krankzinnig’ en nog iets. Hij overlijdt in 1928 in Warnsveld) Hermina Hendrika Johanna Mierdink (Aalten, 05-08-1841), zij vertrekt in 1887 naar Brummen, maar overlijdt een jaar later in Aalten (nr. 370)
Bovenstaande tekening is gemaakt door de in 2018 overleden Aaltense tekenaar Willy Walvoort. Hij schreef erbij: “De dorpsschool in 1824. Boven: de ingang was op de kerkheuvel. Onder: aan de Landstraat de nachtwacht, gevangenis en brandweer.”
In 1937 beschreef G.H. Rots in een serie artikelen hoe het er in vroeger tijden in Aalten aan toeging. Zo schreef hij over de school:
“In het dorp Aalten gingen de kinderen allen naar één school. Splitsing kende men niet. De kinderen van alle godsdienstige richtingen zaten naast elkaar op de schoolbanken. De school was gevestigd in een gebouw aan de Landstraat naast de Herv. Kerk. Beneden was de wacht en op de verdieping was de school. Meester Stegeman zwaaide er den scepter. Met nog 2 hulponderwijzers werd aan de Aaltensche jeugd onderwijs gegeven. Met zes kinderen in een bank, had men ’s winters zoo’n 60 à 70 leerlingen per onderwijzer. Elken morgen werden de lokaaldeuren opengezet, en deed het hoofd der school een gebed.
De orde in de klas werd gehouden met de roede, want wie niet wilde luisteren, werd met een eindje hout bewerkt. En meester Stegeman had de schrik er in. Maar hij was een werkzaam man en spaarde zich geen moeite om het onderwijs zoo goed mogelijk te doen zijn. De avondschool was nog een goede gelegenheid om kinderen, die al vroegtijdig van school moesten, nog een beetje kennis bij te brengen. Dan had meester een kleinere klas en was het onderwijs geven gemoedelijker.”
Het benedendeel van het gebouw lag op het niveau van de Landstraat en was grotendeels ingegraven in de kerkheuvel. Hierin waren het wachtlokaal van de nachtwacht, het lokaal voor de brandspuiten, een kelder en de prison (het arrestantenlokaal) gevestigd. Boven was het schoollokaal van ca. 9×15 meter, met acht grote ramen, waarvan er vier konden worden opengeschoven voor de ventilatie. De ingang bevond zich in de oostgevel, aan de kant waar nu het gebouw Elim staat en was bereikbaar over een pad direct langs het kerkhof. De twee toiletten waren ook buiten tegen de oostgevel aangebracht.
Het pand kwam in 1886 te koop, vermoedelijk vanwege de ingebruikname van de nieuwe Openbare Lagere School aan de Herenstraat.
Tegenwoordig heeft de voormalige school een woonbestemming en vinden we op de benedenverdieping van dit pand Kapsalon Ter Maat.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-1265
de Gemeente van Aalten
123 m² huis en erf
1882
I-3736
de Gemeente Aalten en de Hervormde Kerk
170 m² school
1887
I-4187
Gerrit Willem Vaags, winkelier
233 m² huis en erf
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
De Freriksschure is een oude Saksische dorpsboerderij, gelegen achter het pand Markt 14, dat direct aan de Markt staat.
De Freriksschure dankt zijn naam aan Harmen Jan Freriks, ‘heel- en vroedmeester’, die jarenlang in het herenhuis Markt 14 heeft gewoond en de schuur als koetshuis gebruikte. Sinds 1985 is de ruimte ingericht als agrarisch museum, en is tegenwoordig onderdeel van het Nationaal Onderduikmuseum.
Er is gereedschap te zien dat door boeren rond 1900 gebruikt werd. Tot de deelcollectie behoort gereedschap men gebruikte voor agrarische ambachten, zoals melkverwerking, huisslacht, grondbewerking en de oogst. Ook is er gereedschap opgesteld die een beeld geven van de ambachten die nauw verbonden waren met het boerenbedrijf, zoals een zadelmakerij, radmakerij en klompenmakerij.
Er zijn karren en rijtuigen te zien. Bovendien wordt getoond welke werkzaamheden er in de huisnijverheid werden uitgevoerd, zoals het verwerken van vlas tot linnen en de ‘wasstraat’ (het wassen van textiel). Tenslotte is er een huiskamer en een ‘rommelzolder’ ingericht. Topstuk is de radmakerij die in zijn compleetheid heel zeldzaam is.
Eigenaren
Kadaster 1832
Aalten I1064 Jan Willem Arentzen gem. ontvanger te Aalten
In februari 1963 werd dit boerderijtje op de hoek van Polstraat en de Bonifaciusstraat door de gemeente Aalten aangekocht van de weduwe Scholten, waarschijnlijk al met de bedoeling om het te slopen en op het terrein een nieuw politiebureau te realiseren alsmede woningen. Het politiebureau kwam begin jaren 1970 gereed en bleef hier gevestigd tot 2018. Tegenwoordig zit er in het voormalige politiebureau een tandartsenpraktijk.
In het voorjaar van 1968, kort voor de sloop van de Hoop was vrijwel alle hout op het terrein rond de molen al verdwenen. (Foto Staring Instituut)
Beschrijving
Meer dan honderd jaar domineerde molen De Hoop het beeld van de Molenstraat in Aalten. In het voorjaar van 1968 was het echter definitief gebeurd. De wieken waren al lang verdwenen, de bovenste twee meter van de romp waren geofferd voor het bouwen van een woning en toen er in de loop van de jaren zestig ook geen markt meer was voor de laatst overgebleven functie, het zagen van boerengeriefhout, gingen de molen met bijgebouwen tegen de grond. Vier nieuwbouwwoningen kwamen ervoor in de plaats.
Oprichting
Op 2 november 1852 besprak de Aaltense gemeenteraad een bouwaanvraag van de heren Freriks en Buenk voor een “steen-, wind-, koren-, mout- en schorsmolen”. Dit laatste duidt op het malen van eikenschors, bestemd voor de leerlooiers. Er waren geen bezwaren en de vergunning werd verleend. De bouw van de molen vond plaats op een stuk grond, noordwestelijk van Aalten.
Nog tijdens de bouw dienden genoemde heren een verzoek in om de molen “ook te mogen inrichten tot het schellen van garst en giers en het slaan van olie”. Ook dit werd toegestaan. De molen kreeg de naam ‘De Hoop’. Zes jaar later verkocht Derk Jan Buenk zijn onverdeelde helft van de molen “annex getimmert, erf en verder toe en aanbehooren” voor ƒ 2500 aan zijn compagnon Johannes Theodorus Freriks.
De molen werd aanvankelijk gebruikt voor het malen van graan en het persen van olie uit rapen. Later kwam de houtzagerij er bij. Berend Willem Klomps nam de molen in 1923 over van Lammers. Hij bleef tot eind jaren vijftig molenaar. In de laatste jaren voor de sloop was het gebouw eigendom van de Coop. Landbouwvereniging.
In de loop der jaren werden nog diverse andere energiebronnen ingezet om de machines in beweging te krijgen. Een tijdlang heeft het bedrijf gedraaid op een gasmotor, die werkte op stadsgas. Later was er een dieselmotor voor het zware werk. De laatste jaren gebeurde alles elektrisch.
Sloop
In de Graafschapbode van mei 1968, aan de vooravond van de sloop, wordt de historie van de molen beeldend beschreven.
„Eerst ruisten zijn ranke wieken door de lucht, voortgedreven door de wind om met hun kracht de oude houten tandwielen in beweging te brengen, die op hun beurt zorgden voor de voortbeweging van de werkmechanismen. Maar toen de tijd haastig werd en men niet langer afhankelijk kon zijn van de grillen van het weer, besloot de toenmalige molenaar, de heer Lammers, dat de wieken eraf gehaald zouden worden. Van toen af werd het bedrijf beheerst door het dreunen van de locomobiel, een verplaatsbare stoommachine.”
Vóór 1930 werd de molen al gemechaniseerd. De overgebleven romp werd in 1968 gesloopt.
In 1969 werd er op het terrein van de voormalige molen een diepe waterput gevonden.
Hoewel de molen zelf al vele decennia uit het straatbeeld is verdwenen, leefde de naam nog lange tijd voort. De bijnaam van de familie Lammers aan de Varsseveldsestraatweg luidde vele jaren later nog steeds ‘Lammers van de Hoopmölder’.
Archieven
Bevolkingsregister 1910-1920
Aalten B274 > Aalten B279
Adresboek 1934
Aalten B279 > Molenstraat 5
Molen
Adresboek 1967
Molenstraat 5
Molen
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.