De textielnijverheid in Aalten wortelde diep in de eeuwenoude traditie van huisweverij en vlasbewerking. In de 19e eeuw groeide dit ambacht uit tot een bloeiende industrie, mede dankzij de vestiging van Duitse textielfamilies zoals de Driessens.
Eeuwenlang werd in de Achterhoek en het aangrenzende Westfalen vlas verbouwd, waarvan op boerderijen linnen werd geweven. Deze huisnijverheid leidde tot een levendige grensoverschrijdende handel in geweven stoffen.
Tal van Aaltense boerderij- en straatnamen herinneren nog aan deze tijd, bijvoorbeeld: de Weversborg, de Pellewever, de Bleeke, de Vlasspreideweg en – vanwege het zuivere water – de Zilverbekendijk.
De komst van de Driessens
De invoerrechten op buitenlandse stoffen werden in 1823 verhoogd om de Nederlandse industrie te beschermen. Duitse textielbedrijven, waaronder de firma’s Gebrüder Driessen en Peter Driessen & Sohn in Bocholt, weken uit naar de Achterhoek. In 1826 vestigden zij zich in Aalten.
Met hun komst arriveerden er in 1826 ook 56 weefgetouwen en ongeveer twintig gezinnen uit Pruisen mee naar Aalten. De meesten vestigden zich hier permanent.

Groei van werkgelegenheid
Het aantal thuiswevers groeide gestaag. Bedroeg het aantal in 1828 nog 292, een jaar later was dit gestegen tot 352 en over 1833 wordt vermeld: ‘De bombazijnfabrieken sterk voortgezet, houdende de fabrieken in Aalten volgens opgaaf gewoonlijk bezig ongeveer 630 wevers. Zo in deze als in de omliggende gemeenten Winterswijk. Dinxperlo, Varsseveld, Lichtenvoorde, enz.’
De eerste fabrieken
In 1829 waren er in Aalten twee katoenspinnerijen ‘welke omstreeks 40 menschen werk verschaffen’, waaronder die van de gebroeders Driessen. In 1830 waren het er drie, met ongeveer zestig werknemers.
Op 15 augustus 1829 had Jan Gerard Kraak ten Houten ‘gepatenteerd winkelier en koopman te Aalten’ aan de gouverneur van Gelderland te kennen gegeven in zijn woonplaats te willen oprichten ‘een bombazijnfabriek, spinnerij, verwerij en bleekerij’ waarvoor hij toestemming vraagt. De gemeenteraad heeft geen bezwaren tegen deze vestiging, ‘in aanmerking nemende dat het voornemen van den rekwestrant is om alleen bombazijn te doen fabriceeren door de wevers aan de huizen, zonder een spinnerij, bleekerij of verwerij op te rigten. Daardoor wordt genoegzaam werk aan den ambachtsman verzekerd’, terwijl er geen andere belangen worden geschaad. Uiteindelijk moest de koning daarover beslissen. Door alle raadgevers was een gunstig advies gegeven. Hoe lang dit bedrijf heeft bestaan en waar het was gevestigd, is niet bekend.
Bronnen
- Geweven goed, de textielgeschiedenis van Aalten en Bredevoort
H. de Beukelaer, J.G. ter Horst – Fagus, 1992