Begraven in Aalten

Rond 800 na Christus

Archeologische vondsten wijzen erop dat de vroege bewoners van Aalten al rond 800 na Christus hun doden begroeven in een grafveld aan de huidige Damstraat. Tijdens graafwerkzaamheden in de late 19e en vroege 20e eeuw werden daar sporen van een Merovingisch-Frankisch grafveld ontdekt. Opvallende vondsten, zoals speerpunten, stijgbeugels, een schildknop en zilveren gordelschakels, suggereren dat hier mogelijk een krijgsman begraven lag.

Op De Hoven zijn sporen van bewoning uit dezelfde periode gevonden, bestaande uit diverse zogenoemde hutkommen – rechthoekige kuilen die dienden als werk- of opslagruimtes. Aardewerkfragmenten die hier werden gevonden, komen overeen met de vondsten van het grafveld aan de Damstraat.

De kerstening van Aalten

Na de onderwerping van de Saksen door Karel de Grote rond 785 begon de kerstening van Aalten en omgeving. Missionaris Liudger, later bisschop van Münster, speelde een belangrijke rol in de stichting van kerken in de regio, waaronder vermoedelijk de eerste kerk in Aalten.

Deze kerk, oorspronkelijk waarschijnlijk een eenvoudige houten kapel, werd gesticht op een strategische en symbolische plek: de verhoogde locatie waar nu de huidige Oude Helenakerk staat. Deze plek werd het religieuze en sociale centrum van de gemeenschap.

Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de bewoners van De Hoven die plek rond het jaar 1000 hebben verlaten. Mogelijk besloten zij, nadat zij waren bekeerd tot het Christendom, om dichterbij de recent gestichte kerk te gaan wonen, om de bescherming van het geloof te genieten. Ook werden de doden vanaf toen vermoedelijk in en rond de kerk begraven.

Kerkhof

Rond de kerk ontstond een kerkhof dat in de middeleeuwen een belangrijke rol speelde in het leven van de gemeenschap. Het kerkhof in Aalten was oorspronkelijk veel groter dan het huidige perceel rondom de Oude Helenakerk. Het diende niet alleen als begraafplaats, maar ook als plek voor sociale en religieuze bijeenkomsten. Mensen woonden in die tijd zelfs rondom of op het kerkhof, vaak functionarissen zoals kosters of geestelijken die direct betrokken waren bij de kerk.

De afgelopen eeuwen zijn tijdens graafwerkzaamheden regelmatig botresten aangetroffen in de grond rondom de kerk, zoals op de Köstersbulte, het pad langs Elim, maar ook aan de Kerkstraat, waar nu bebouwing staat. De oorspronkelijke begraafplaats rondom de kerk was dus veel groter dan het huidige terrein waarop de kerk staat.

Tot in de 19e eeuw werden doden voornamelijk in en rondom de kerk begraven. Het begraven in de kerk zelf was gereserveerd voor mensen van aanzien, zoals geestelijken, edelen en weldoeners. Men geloofde dat een graf in de kerk een betere positie in het hiernamaals garandeerde. De meeste mensen werden echter op het kerkhof rondom de kerk begraven. Individuele grafstenen waren in de middeleeuwen zeldzaam; veel mensen werden in naamloze graven begraven.

Gezondheidsrisico’s

Het begraven in de kerk bracht echter grote problemen met zich mee. Ruimtegebrek en de ontbinding van lichamen leidden tot gezondheidsrisico’s; kerkhoven raakten overvol, en de situatie werd onhoudbaar.

Regelmatig ontstonden in de kerk verzakkingen in de vloer en bleven de eigenaren van de betreffende graven, wat het herstel betreft, in gebreke. De lijklucht was dan in de banken bij het betreffende gat soms wekenlang ondraaglijk, vooral tijdens de zomermaanden.

Epidemieën zoals de pest verergerden dit probleem. Er kwam dan ook een regeling tot stand waarbij bepaald werd dat de kerkmeesters, in geval van nalatigheid, de nodige herstelwerkzaamheden mochten aanbesteden waarbij de betreffende plaats aan de kerk verviel.

Ook op de begraafplaats rond de kerk was de toestand vaak slecht. Doordat lange tijd niet op genoegsame diepte begraven was kwamen regelmatig beenderen aan de oppervlakte. Een beenderoplezer verzamelde, voor twee schepel rogge per jaar, deze beenderen van tijd tot tijd en wierp ze in de beenhalle (ook wel knekelhuisje genoemd), een huisje op het kerkhof aan de Markt-zijde. Werd de voorraad te groot dan ruimde men deze op.

Koninklijk Besluit van 1827

In 1827 bepaalde Koning Willem I bij wet, dat vanaf 1829 de begraafplaatsen buiten de bebouwde kom moesten worden ingericht. Voor veel mensen was dit een grote stap, om te breken met alle tradities en de doden, buiten het dorp “zo maar ergens in de grond” achter te laten.

De praktijk van begraven in en rondom de kerk symboliseerde een tijdperk waarin religie, dood en gemeenschap nauw met elkaar verweven waren. Het verbod daarop was een keerpunt dat niet alleen de volksgezondheid ten goede kwam, maar het markeerde ook een verschuiving in de omgang met de dood: individuele graven kregen meer ruimte, er kwamen meer grafmonumenten, en begraafplaatsen werden landschappelijk ingericht.

Begraafplaatsen in Aalten

Grafheuvel Nannielaantje

Christiaan Caspar Stumph, sinds 1811 burgemeester van Aalten, ergerde zich aan het begraven binnen het dorp. In 1818 liet hij daarom voor zichzelf en zijn familie een ‘buitenbegraafplaats’ aanleggen op zijn landgoed Het Smees. Zijn zoon Abraham Anthony werd hier als eerste begraven, gevolgd door Stumph zelf in 1820. In totaal rusten zeven personen op deze bijzondere grafheuvel, die nog altijd zichtbaar is aan het Nannielaantje in Aalten.

Oude Begraafplaats

Na het koninklijk besluit van 1827 werd in Aalten een terrein aan de Varsseveldsestraatweg aangewezen als begraafplaats. Door de groei van het dorp raakte deze begraafplaats begin 20e eeuw steeds meer ingesloten. In 1923 werd begraafplaats Berkenhove in gebruik genomen. Hoewel de Oude Begraafplaats inmiddels de functie van stiltepark heeft gekregen, wordt deze nog steeds sporadisch gebruikt voor het bijzetten van overledenen in bestaande graven.

Oude R.K. begraafplaats Varsseveldsestraatweg

Bij de aanleg van de begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg kreeg de katholieke gemeenschap een eigen vak aan de overzijde van de straat, op de hoek met de Molenstraat. Deze begraafplaats raakte al na dertig jaar vol, waarna in 1868 een nieuwe R.K. begraafplaats aan de Piet Heinstraat in gebruik werd genomen. Het oude begraafplaatsje kreeg later de functie van plantsoen.

Joodse begraafplaats

Aan de Haartsestraat in Aalten, net buiten het dorp, ligt de Joodse begraafplaats van Aalten. Hoewel het terrein in 1852 officieel eigendom werd van de Joodse gemeenschap, zijn er aanwijzingen dat de begraafplaats al vanaf circa 1820 in gebruik was. Op het terrein staan ongeveer zeventig grafstenen, die variëren in ouderdom en ontwerp. Bij de ingang aan de Haartsestraat staat een metaheerhuis, een ritueel gebouw dat gebruikt wordt voor de reiniging van overledenen volgens Joodse tradities.

R.K. begraafplaats Piet Heinstraat

Toen de katholieke begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg vol raakte, schonk textielfabrikant Anton Driessen in 1868 een stuk grond aan de huidige Piet Heinstraat om in te richten als begraafplaats. Ook schonk hij een ijzeren Calvariekruis en een ijzeren poort. Het baarhuisje dateert uit 1888.Een eeuw later raakte ook deze begraafplaats vol. Vanaf 1960 werden katholieke overledenen daarom begraven op het nieuwe rooms-katholieke gedeelte van begraafplaats Berkenhove.

Algemene Begraafplaats Berkenhove

Nadat de Oude Begraafplaats aan de Varsseveldsestraatweg vol raakte, werd in 1923 begraafplaats ‘Berkenhove’ aan de Romienendiek in gebruik genomen. Het oorspronkelijke gedeelte ligt ingesloten tussen de Romienendiek, de Barloseweg en de Koningsweg. Door de jaren heen is de begraafplaats regelmatig uitgebreid. In 1960 werd een katholiek gedeelte toegevoegd, omdat de RK-begraafplaats aan de Piet Heinstraat vol was. Bij Berkenhove bevindt zich een modern uitvaartcentrum en crematorium.

Begraafplaatsen in Bredevoort

Oude Begraafplaats

De Oude Begraafplaats aan de Prins Mauritsstraat werd rond 1830 aangelegd, gelijktijdig met de naastgelegen Joodse Begraafplaats. Het terrein kwam beschikbaar na de ontmanteling van de vestingwerken aan de oostzijde van het stadje. In 1925 werd een nieuwe toegangspoort geplaatst, en enkele jaren later werd een baarhuis gebouwd.

Oude Joodse Begraafplaats

Bredevoort had ooit twee Joodse begraafplaatsen. De oudste was gelegen op het voormalige kasteelterrein achter Hozenstraat 5. In 1953 werd dit terrein verkocht aan de gemeente Aalten ten behoeve van woningbouw. De stoffelijke resten en grafzerken werden toen overgebracht naar de tweede begraafplaats aan de Prins Mauritsstraat.

Joodse Begraafplaats

De Joodse Begraafplaats aan de Prins Mauritsstraat werd rond 1830 aangelegd, gelijktijdig met de naastgelegen algemene begraafplaats. De laatste Bredevoortse Joden die op deze begraafplaats werden bijgezet zijn broer en zus Levi en Sara Sander. Beiden overleden in 1938, kort na elkaar. De begraafplaats is niet toegankelijk voor het publiek.

Begraafplaats Kloosterhof

De begraafplaats Kloosterhof aan de Kloosterdijk in Bredevoort werd aangelegd in 1862-1863 en diende oorspronkelijk als rooms-katholieke begraafplaats. Het oudste, centraal gelegen deel heeft een symmetrische indeling met een karakteristieke toegangspoort, een baarhuis en een Calvariekruis. In de jaren 80 van de vorige eeuw werd de begraafplaats uitgebreid met een algemeen gedeelte. In 1989 verrees tevens een mortuarium.

Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.